Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Grinwis, Bontenbal, Erkens en Valstar over versnelling geothermie
Vragen van de leden Grinwis (ChristenUnie), Bontenbal (CDA), Erkens (VVD) en Valstar (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over versnelling geothermie (ingezonden 19 september 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Minister voor Klimaat en Energie (ontvangen 29 november 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 296.
Vraag 1
Deelt u de mening dat de noodzaak om van het aardgas af te komen groter is dan ooit,
en dat lopende aardwarmteprojecten niet spaak mogen lopen?
Antwoord 1
Die mening deel ik en dit is ook de inzet van het kabinet. Hierbij wordt nadrukkelijk
bekeken hoe de warmtevraag verduurzaamd kan worden met geothermie als een belangrijke
optie. Ik span me daarom ook in om de ontwikkeling van geothermie te ondersteunen
binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. En zoals u weet is de Mijnbouwwet
specifiek voor geothermie aangepast opdat het wettelijk kader beter aansluit op deze
activiteit. De wet is recent door de Eerste Kamer aangenomen. Daarnaast blijf ik samenwerken
met de sector om te zien welke wettelijke en financiële kaders mogelijk aangepast
zouden moeten worden om de verduurzaming van warmte verder te optimaliseren. Dit doe
ik mede op basis van het «Actieplan versnelling geothermie», dat ik onlangs uit handen
van de sector heb ontvangen.
Vraag 2
Deelt u de mening van dat specifiek op warmte een versnelling moet komen op opschaling
van duurzame alternatieven, en dat deze zich alleen al daarop onderscheidt van andere
projecten binnen de SDE++? Waarom kan een uitzondering in verlenging van de realisatietermijn
voor geothermie in de nieuwe SDE-beschikking wél, maar is een uitzondering met terugwerkende
kracht volgens u niet mogelijk? (Kamerstuk 31 239, nr. 364) Bent u bereid, gezien de gascrisis, de motie-Grinwis/Erkens over maatwerkafspraken
voor bestaande geothermieprojecten alsnog uit te voeren? (Kamerstuk 31 239, nr. 357) Zo nee, kunt u aangeven hoe u dan wel gaat zorgen voor een maatwerkoplossing voor
deze projecten?
Antwoord 2
De SDE++ is een generieke regeling, die geldt voor een brede set aan technieken voor
de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte
en andere CO2-reducerende technieken. Op al deze vlakken is verdergaande ontwikkeling noodzakelijk,
in die zin is de opschaling van duurzame warmte-alternatieven geen uitzondering. Wel
wordt daarbij in de gaten gehouden of de SDE++ ook de ontwikkeling stimuleert die
we nodig hebben. Daarom wordt er met de invoering van hekjes in de SDE++ 2023 geborgd
dat verschillende domeinen van technieken aan bod komen, in dit geval lage temperatuur-warmte.
Ook is er in het klimaatfonds een perceel voor de opschaling van enkele (nog niet
kosteneffectieve) technieken, waaronder waterstof en groen gas. In de SDE++ concurreren
projecten binnen deze technieken met elkaar in een tender. Het is van belang dat de
spelregels van de tender aan de voorkant duidelijk zijn. Een aanpassing na afloop
van de tender – met terugwerkende kracht – raakt om twee redenen aan de gelijke behandeling
van projecten en daarmee ook aan de betrouwbaarheid van de overheid. Ten eerste is
het niet eerlijk ten opzichte van andere projecten die destijds in de tender hebben
ingediend en afhankelijk van de concurrentie wel of niet een beschikking hebben gekregen.
Ten tweede is het niet eerlijk ten opzichte van, in dit geval, duurzame warmteprojecten
die niet hebben ingediend, omdat de voorwaarden niet aantrekkelijk genoeg waren. Een
verlenging van de realisatietermijn voor toekomstige projecten was wel mogelijk, omdat
dit voor de start van de tender kon worden doorgevoerd.
Voor wat betreft de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 31 239, nr. 357) kunnen, zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 364), initiatiefnemers van geothermieprojecten die met hun realisatietermijn in de knel
komen hun beschikking inleveren en opnieuw een aanvraag voor SDE++-subsidie indienen
tegen de nieuwe voorwaarden. Zij kunnen dan ook gebruik maken van de verbeteringen
die onlangs voor geothermie zijn doorgevoerd: 1) de verlenging van de realisatietermijn
van geothermie van vier naar vijf of zes jaar, 2) een langere berekende economische
levensduur van 30 jaar, waardoor geothermie in de rangschikking van technieken eerder
aan bod komt, 3) verdere differentiatie in het aantal geothermie-technieken in de
gebouwde omgeving, waardoor meer soorten projecten een passend subsidiebedrag kunnen
krijgen en 4) het hogere openstellingsbudget van € 13 miljard (voor alle technieken)
voor zover zij uiterlijk 6 oktober 2022 een aanvraag hebben ingediend.
Vraag 3
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Grinwis/Erkens over het in het leven
roepen van een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte? (Kamerstuk 29 023, nr. 322) Deelt u de zorg van de vragenstellers dat de duurzame warmtetransitie nog verder
achter dreigt te lopen door de huidige energiecrisis? Welke aanknopingspunten geeft
de huidige crisis om flexibeler om te gaan met de SDE-systematiek, aangezien een strikte
interpretatie reden was voor u om de motie te ontraden? Wat is uw reactie op het versnellingsplan
voor de geothermie richting 2030, gelanceerd en aangeboden op 15 september 2022? Hoe
gaat u het versnellingsplan verankeren in lange- en korte termijnbeleid voor geothermie
om zo de bijdrage van geothermie aan de warmtetransitie te optimaliseren?
Antwoord 3
Over de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 29 023, nr. 322) ben ik op dit moment in overleg met de betrokken partijen, waaronder Glastuinbouw
Nederland. Deze motie verzoekt de regering om «te bezien wat nodig is om te voorkomen
dat onnodig extra aardgas wordt verbrand en de warmtetransitie in de glastuinbouw
stokt door bijvoorbeeld een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven
te roepen». Een tijdelijke correctieregeling is nadrukkelijk één van de mogelijkheden
en wordt nu samen met andere opties verkend. Hierbij is een van de overwegingen om
een negatieve invloed van de huidige energiecrisis zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals
eerder in het antwoord op vraag 2 toegelicht geldt ook hierbij dat het doen van aanpassingen
aan bestaande beschikkingen problematisch is. Voor eventuele oplossingsrichtingen
kijk ik daarom ook breder dan naar strikt de SDE++-systematiek. Dit moet bovendien
in samenhang worden bekeken met de effecten op de lange termijn en in samenhang met
andere maatregelen die al ook in het Coalitieakkoord zijn aangekondigd. Ik verwacht
uw Kamer op korte termijn hierover nader te kunnen informeren.
Het actieplan van de sector bevat acht denklijnen om de ontwikkeling van geothermie
te versnellen. Op basis hiervan ga ik in de komende tijd samen met de sector bekijken
wat de bijdrage van de overheid hierin kan zijn. Om dit proces verder te ondersteunen
zal ik een Taskforce inrichten, waarin o.a. mijn ministerie, de branchevereniging,
EBN en de regionale overheden vertegenwoordigd zullen zijn. De denklijnen zullen voor
zowel de korte termijn als lange termijn invulling moeten krijgen.
Vraag 4
Hoe gaat u de kansen die de sector ziet voor versnelling en een grotere groei van
duurzame warmte in deze tijd van energiecrisis en afschaling van gas maximaal ondersteunen?
Bent u met de aardwarmtesector in gesprek over wat daar voor nodig is? Zo nee, bent
u bereid dit op korte termijn te doen? Welke mogelijkheden ziet u om, net zoals eerder
is gebeurd met gaswinning op zee, een iets andere benadering van de vergunningssystematiek
te kiezen om zo sneller aardwarmteprojecten in gebruik te nemen?
Antwoord 4
Ja, mijn ministerie is hierover in gesprek met de sector o.a. in het kader van het
in 2021 gezamenlijk opgestelde «Adviesrapport Geothermie in de Gebouwde Omgeving».
Het actieplan van de sector is hier een verbreding van. Zie ook mijn antwoord op vraag
3.
Het voorstel voor de wijziging van de Mijnbouwwet voor de herziening van het vergunningsstelsel
voor geothermie, dat naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden,
is juist bedoeld om het vergunningenproces te versnellen. Een goede vergelijking met
de voorgenomen versnelling van het vergunningenproces op zee is lastig. Op land is
het draagvlak voor ontwikkelingen zoals geothermie bij burgers en overheden van primair
belang. Het vooraf goed informeren van de omgeving over geothermie en de rol daarvan
in de energietransitie is heel belangrijk. De Mijnbouwwet en Omgevingswet zijn ook
zo ingericht dat burgers en overheden een duidelijke rol hebben in het proces van
vergunningverlening. Deze stappen kosten weliswaar extra tijd, maar zijn van groot
belang voor acceptatie en draagvlak.
Vraag 5
Deelt u de mening dat reeds succesvolle aardwarmteprojecten op aanpalende locaties
een nieuwe bron moeten kunnen aanboren zonder daarbij het gehele vergunningstraject
opnieuw zouden moeten doorlopen?
Antwoord 5
Nee, deze mening deel ik niet zondermeer. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag
4, is het belangrijk dat er ruimte is in het proces voor omwonenden en de betrokken
regionale overheden om zich te kunnen uitspreken. Een nieuwe locatie betekent mogelijk
andere omwonenden of een ondergrond die een andere bestemming heeft. Daarnaast zullen
voor elke nieuwe locatie de potentiële risico’s en mogelijke overlast in kaart gebracht
moeten worden.
Wel is het in de nieuwe vergunningensystematiek – na inwerkingtreding van de gewijzigde
Mijnbouwwet – mogelijk dat een houder van een toewijzing zoekgebied een tweede startvergunning
in het gebied kan aanvragen. Ook is geregeld dat een houder van een toewijzing zoekgebied
een zogenaamde spontane startvergunning kan aanvragen in een aangrenzend open gebied
of een concurrerende aanvraag voor een startvergunning kan doen indien de toewijzing
zoekgebied bij een ander ligt. In die gevallen kan stap 1, het aanvragen van een toewijzing
zoekgebied, overgeslagen worden.
Vraag 6
Wanneer verwacht u de uitwerking van een wettelijk kader voor het zogenaamde «uitkoelen»,
waarmee een grote bijdrage geleverd kan worden aan het besparen van aardgas? Kunt
u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de noodzaak tot het besparen van gas,
binnen vier weken met een kader komen?
Antwoord 6
Het vernieuwde kader hiervoor is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging
van de Mijnbouwwet- en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar
van 2023 in werking zal treden. Het kader voor «uitkoelen» heeft mogelijk direct effect
op de economie van aardwarmte projecten en daarom zal ik bekijken of de vaststelling
en implementatie ervan versneld kan worden. Het is wel van belang om dit te doen met
de benodigde zorgvuldigheid, omdat extra uitkoeling risico’s met zich mee kan brengen.
Vraag 7
Wanneer verwacht u een uitwerking van een wettelijk kader voor risico’s van aardwarmte
(zoals seismologie of restschade), welke door de Kamer is verzocht tijdens de plenaire
behandeling van Mijnbouwwet? Kunt u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de
noodzaak tot het besparen van gas, binnen vier weken met een kader komen?
Antwoord 7
Ook nu al worden vergunningaanvragen conform de vigerende wet- en regelgeving getoetst
op basis van een seismische risicoanalyse. Op basis van voortschrijdende kennis is
afgelopen jaar gewerkt aan een vernieuwde, meer op geothermie toegespitste methodiek.
Dit kader is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging van de Mijnbouwwet-
en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking
zal treden. De contouren voor dit kader heb ik geschetst in mijn brief «verantwoord
omgaan met fysieke risico’s en onzekerheden bij geothermie» van 20 oktober 2022 aan
uw Kamer (Kamerstuk 31 239, nr. 366).
De nieuwe methodiek voor de risicoanalyse voor aardwarmte heeft geen direct effect
op de versnelling van geothermie.
Vraag 8
Wanneer gaat u perspectief geven aan de glastuinbouw in Noord-Limburg voor wat betreft
de warmtevoorziening waar ze niet eens aan de slag mogen met aardwarmte? Kunt u binnen
vier weken met een brief daarover komen?
Antwoord 8
Mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft uw Kamer hierover op 19 oktober
2022 geïnformeerd (Kamerstuk 32 627, nr. 41).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.