Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen die het lid Van der Lee over het duurzaamheidsrisicobeheer van banken
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Financiën over het duurzaamheidsrisicobeheer van banken (ingezonden 8 november 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 29 november 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de resultaten van het ECB-onderzoek (European Central Bank)
naar het duurzaamheidsrisicobeheer van Europese banken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie van de ECB dat het glas langzaam voller wordt, maar nog
niet eens halfvol is? En bent u het met GroenLinks eens dat het zeer zorgelijk is
dat 96% van de banken blinde vlekken heeft in het beheer van duurzaamheidsrisico’s?
Antwoord 2
De ECB heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop banken aan klimaat gerelateerde
financiële risico’s en andere aan het milieu gerelateerde risico’s, zoals biodiversiteitsverlies,
identificeren en beheersen. Uit dit onderzoek blijkt dat 85% van de banken in ieder
geval een basis heeft gelegd voor de beheersing van aan klimaat gerelateerde financiële
risico’s, door bijvoorbeeld het in kaart brengen van deze risico’s en het gebruik
van risico-indicatoren. Echter blijkt ook dat vrijwel alle banken nog belangrijke
stappen dienen te zetten in het gebruik van meer geavanceerde methodes, zoals vooruitkijkende
analyses, voor goede identificatie en beheersing van deze risico’s. De ECB is daarnaast
bezorgd over de uitvoering van het duurzaamheidsrisicobeleid bij banken. Hierdoor
blijven banken, volgens de ECB, milieurisico’s onderschatten en heeft 96% van de banken
blinde vlekken in de identificatie van risico’s voor bijvoorbeeld belangrijke sectoren
of regio’s.
Zoals ik ook in mijn beleidsagenda duurzame financiering schrijf, is het van belang
dat banken en andere financiële ondernemingen duurzaamheidsrisico’s op goede wijzen
identificeren en beheersen. Een adequate beheersing van duurzaamheidsrisico’s door
financiële instellingen is van belang voor de financiële stabiliteit en zorgt ervoor
dat financiële instellingen hun maatschappelijke rol kunnen blijven vervullen en de
transitie naar een duurzame economie kunnen blijven financieren. Ik vind het zorgelijk
dat de ECB op basis van dit onderzoek concludeert dat veel banken dit nog onvoldoende
doen. Ik verwelkom dan ook de aangekondigde vervolgacties van de ECB om de identificatie
en beheersing van milieurisico’s op de bankbalans te verbeteren. De ECB verwacht dat
aan het einde van 2024 alle banken aan haar verwachtingen ten aanzien van aan klimaat
en milieu gerelateerde risico’s voldoen. Deze risico’s dienen volledig geïntegreerd
te worden in het bedrijfsmodel, de bedrijfsvoering en de risicobeheersing van banken.
Ik steun de ECB ook in haar aankondiging om dit waar nodig te handhaven via het proces
voor beoordeling en evaluatie door de toezichthouder.
Daarnaast zie ik de resultaten van dit onderzoek als ondersteuning voor mijn inzet
voor de betere integratie van duurzaamheidsrisico’s in de toezichtraamwerken voor
financiële instellingen, bijvoorbeeld in het prudentiële raamwerk voor banken.
Vraag 3
Klopt het dat dit onderzoek is uitgevoerd door de gezamenlijke toezichtteams van nationale
centrale banken en de ECB? In hoeverre heeft De Nederlandsche Bank (DNB) op basis
van dit onderzoek een beeld verkregen van de mate waarin Nederlandse banken duurzaamheidsrisico’s
adequaat beheersen?
Antwoord 3
Het onderzoek is uitgevoerd door de ECB en 21 nationale toezichthouders. DNB was één
van deze nationale toezichthouders. In het onderzoek zijn 186 banken bekeken. Van
deze banken kwamen er 28 uit Nederland. Dit waren zeven zogeheten significante instellingen
en 21 zogeheten minder significante instellingen. DNB heeft op basis van dit onderzoek
een beter beeld gekregen van de mate waarin Nederlandse banken aan klimaat en milieu
gerelateerde risico's adequaat beheersen.
In de rapportage wordt aangegeven dat de ECB de resultaten van het onderzoek heeft
besproken met de desbetreffende banken en de gemeenschappelijke toezichtteams, waar
DNB voor de Nederlandse banken ook onderdeel van uitmaakt. Deze gemeenschappelijke
toezichtteams zullen waar nodig actie ondernemen.
Vraag 4
In hoeverre geven deze onderzoeksresultaten aanvullend inzicht op de resultaten uit
het DNB-onderzoek «Naar een duurzame balans»2? Zijn er ook nieuwe inzichten?
Antwoord 4
In haar rapportage «Op weg naar een duurzame balans» heeft DNB de integratie van duurzaamheidsrisico’s
in de kernprocessen van de financiële sector onderzocht. Op basis van dit onderzoek
concludeerde DNB eind 2021 dat financiële instellingen nog maar in beperkte mate duurzaamheidsrisico’s
meenemen. De resultaten van dit ECB-onderzoek bevestigen voor mij het beeld dat banken
nog belangrijke stappen dienen te zetten voor de integratie van aan duurzaamheid gerelateerde
financiële risico’s. Ik vind het waardevol dat in het onderzoek specifieker geïdentificeerd
wordt waarin deze stappen gezet dienen te worden, zoals bijvoorbeeld het gebruik van
meer geavanceerde methodes voor goede identificatie en beheersing van deze risico’s.
Vraag 5
Bent u van plan de resultaten van het onderzoek voor Nederlandse banken met DNB te
bespreken? En wat zijn de mogelijkheden om op geaggregeerd, geanonimiseerd niveau,
de onderzoeksresultaten voor Nederlandse banken te publiceren? Bent u daartoe bereid?
Antwoord 5
Het Ministerie van Financiën spreekt regelmatig met DNB over duurzaamheidrisico’s
in de financiële sector. Het ligt hierin voor de hand dat het onderzoek van de ECB
ook wordt besproken.
De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op toezichtvertrouwelijke informatie en daarover
beschik ik niet. De eventuele publicatie van informatie is daarom een vraag voor de
toezichthouders. DNB heeft aangegeven dat vanwege de vertrouwelijke aard, deze informatie
niet kan worden gedeeld.
Vraag 6 en 7
Op welke manier bent u van plan de onderzoeksresultaten mee te nemen in de monitoring
van de voortgang van het klimaatakkoordcommitment van de financiële sector? Bent u
dit van plan door bijvoorbeeld extra aandacht te geven aan tussendoelen, hetgeen waar
het volgens de ECB-onderzoeksresultaten nog te vaak aan ontbreekt?
Op welke manier heeft u het onderzoek van het NewClimate Institute van juli dit jaar3, die de kwaliteit van de klimaatplannen van acht grote Nederlandse financiële instellingen
als laag of zeer laag beoordeelde, meegenomen in de monitoring van de voortgang van
het commitment?
Antwoord 6 en 7
Het klimaatcommitment ziet primair op de bijdrage van de ondertekenaars aan de klimaattransitie,
het meten van het CO2-gehalte van relevante financieringen en beleggingen en het opstellen van actieplannen
om dit CO2-gehalte terug te brengen. De beheersing van aan klimaat gerelateerde financiële risico’s
is dan ook niet het doel. Ik verwacht wel dat met name door de afspraak om klimaatactieplannen
op te stellen de klimaatrisico’s waaraan de deelnemers aan het commitment zijn blootgesteld,
beter beheerst zullen worden. In mijn beleidsagenda schrijf ik onder andere dat ik
van financiële instellingen verwacht dat zij in hun actieplannen voldoende inzichtelijk
maken op welke wijze hun maatregelen in de praktijk leiden tot het bereiken van de
CO2-reductiedoelstellingen. In dat kader verwacht ik van financiële instellingen kwantitatieve
reductiedoelstellingen voor 2050 en 2030 en tussentijdse doelstellingen om hier te
komen. In de monitoring van het klimaatcommitment houd ik dus ook aandacht voor tussendoelstellingen.
Eind dit jaar en begin volgend jaar zullen twee voortgangsrapportages verschijnen
in het kader van het klimaatcommitment. Op korte termijn zal ik aan uw Kamer een brief
sturen met daarin mijn reactie op de eerste voortgangsrapportage over het meten en
rapporteren over het CO2-gehalte van relevante financieringen en beleggingen over boekjaar 2021. Op basis
van de inhoud van beide voortgangsrapportages zal ik, samen met de Minister voor Klimaat
en Energie, de collectieve voortgang ten aanzien van het klimaatcommitment van een
reactie voorzien. Bevindingen uit andere recente onderzoeken op dat gebied, zoals
dat van het New Climate Institute, kunnen bij de weging die aan deze reactie voorafgaat
een rol spelen.
Vraag 8
Kunt u op deze plek, ofwel in de beantwoording van de vragen die gesteld zijn tijdens
het schriftelijk overleg over de strategie voor duurzame financiering, een inhoudelijke
update geven over hoe het staat met de voortgang in het klimaatakkoordcommitment richting
het einde van 2022, als de actieplannen met doelen voor 2030 gepresenteerd moeten
worden?
Antwoord 8
De voortgang van het klimaatcommitment wordt gemonitord op basis van voortgangsrapportages
die worden voorbereid door adviesbureau KPMG. Ik verwacht voor het kerstreces de voortgangsrapportage
die zich met name richt op de afspraak uit het klimaatcommitment om de CO2-uitstoot van relevante financieringen en beleggingen met uw Kamer te kunnen delen.
In het voorjaar zal deze opgevolgd worden door een voortgangsrapportage die betrekking
heeft op de afspraak om uiterlijk in 2022 actieplannen met reductiedoelstellingen
voor 2030 te presenteren. Ik wil daar niet op vooruit lopen.
Vraag 9
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek van Milieudefensie naar de (indirecte)
uitstoot van de Nederlandse financiële sector?
Antwoord 9
Milieudefensie kijkt in haar rapport «Gefinancierde uitstoot van de Nederlandse financiële
sector» naar de gefinancierde uitstoot van zestien Nederlandse banken, verzekeraars
en pensioenfondsen. De wereldwijde uitstoot van deze partijen schat Milieudefensie
op 244 miljoen ton CO2.4 In haar onderzoek wordt dit per sector en per instelling uitgesplitst. Het onderzoek
beveelt aan dat meer financiële instellingen over een groter deel van hun balans de
CO2-intensiteit rapporteren. Dit zouden ze ook op een meer gestandaardiseerde wijze moeten
doen. Hierdoor wordt het gemakkelijker om te volgen in hoeverre instellingen hun balans
in lijn brengen met het 1,5 graden scenario van het Klimaatakkoord van Parijs.
Zoals ik noem in de beleidsagenda voor duurzame financiering, onderschrijf ik het
belang van transparantie over de uitstoot van financiële instellingen en zet ik in
op een ambitieuze invulling van Europese regelgeving betreffende het rapporteren van
duurzaamheidsfactoren.5 Daarnaast vind ik het van belang dat financiële instellingen hun balans in lijn brengen
met het Klimaatakkoord van Parijs. Dit onderzoek van Milieudefensie benadrukt dit
nogmaals voor mij. De financiële sector speelt een grote rol in de financiering van
de duurzame transitie. In de beleidsagenda heb ik aangegeven samen met de Minister
voor Klimaat en Energie te verkennen of eventueel overheidsoptreden gepast en mogelijk
is indien de voortgang binnen het klimaatcommitment onvoldoende blijkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.