Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het falen van het Nederlands aalbeheerplan
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het falen van het Nederlandse aalbeheerplan (ingezonden 8 september 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 25 november
2022).
Vraag 1
Kent u het opinieonderzoek dat aantoont dat 79% van de Nederlanders vindt dat de overheid
in actie moet komen om de paling van uitsterven te redden en dat 85% voor een stop
is op alle palingvisserij? Zo ja, wat is uw reactie op dit opinieonderzoek?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u dat het uw taak is om te voorkomen dat de paling uitsterft? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Het is een taak van de overheid om diersoorten voor uitsterven te behoeden, waar dat
binnen haar mogelijkheden ligt. De Europese aalstand staat ernstig onder druk. Daarom
is het goed dat al sinds 2008 er in Europees verband op basis van de Aalverordening
(de EU-verordening 1100/2007) afspraken zijn waarbij alle lidstaten maatregelen moeten
treffen ter bescherming van de aalstand. Dat gaat over visserijbeperkende maatregelen,
maar ook nadrukkelijk om bijvoorbeeld het aanpakken van migratiebelemmeringen. Dit
is van belang omdat meerdere oorzaken een rol spelen in de achteruitgang van deze
soort. Over mijn inzet hieromtrent heb ik u eerder geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1361 en 1365).
Als onderdeel van deze aanpak heeft Nederland sindsdien substantiële visserijmaatregelen
ingesteld, te weten een 3-maands sluiting van de aalvisserij in de belangrijkste uittrekperiode,
sluiting van de volledige aalvisserij in de rivieren en van de recreatieve visserij
op aal. Daarbij is de inzet er in de afgelopen periode steeds op gericht geweest om
in Europees verband tot een verdere versterking van de afspraken te komen: effectieve
maatregelen in alle lidstaten, heldere doelstellingen en een stevige aanpak van illegale
vangst en handel.
Vraag 3
Erkent u dat Nederland jaarlijks verantwoordelijk is voor de vangst van honderdduizenden
volwassen palingen en van miljoenen glasalen (jonge palingen) die naar zogenaamde
«kwekerijen» gaan (waar de uit het wild gevangen glasaaltjes worden vetgemest) en
dat Nederland hiermee de grootste palingvisser en -opmester is in de wereld?2
Antwoord 3
In de gezamenlijke Europese aanpak is afgesproken dat binnen de ingestelde beperkingen
er nog vangst van aal kan plaatsvinden. In Nederland wordt binnen deze afspraken gevist
op volwassen aal. Over de laatste evaluatieperiode van het aalbeheerplan (2018–2020)
is ingeschat dat in totaal 479 ton aal is gevangen. Of dit de hoogste palingvangsten
ter wereld zijn is niet bekend. Binnen de kaders van de Aalverordening mag daarnaast
in Zuid-Europa gevangen glasaal worden ingezet voor uitzet in Noordwest-Europese wateren
en daarnaast voor een deel ten behoeve van de aalkweek. Voor de toegestane visserij
op glasaal stellen wetenschappers jaarlijks het glasaalbestand vast, op basis waarvan
een quotum wordt bepaald van glasaal die mag worden gevangen. U bent hierover ook
geïnformeerd in de beantwoording van Kamervragen op 13 april van dit jaar (Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2404). De binnen het quotum gevangen glasaal komt, naast uitzet, daarbij dus voor een
deel ter beschikking aan de aquacultuurbedrijven in Nederland. Daarnaast zijn er ook
in andere lidstaten zoals bijvoorbeeld Duitsland, Denemarken en Zweden palingkweekbedrijven.
Binnen Europa zijn Nederland en Duitsland hierbij de grootste spelers met een ongeveer
vergelijkbare productie van kweekpaling.
Vraag 4
Erkent u dat Nederland in de afgelopen jaren méér volwassen palingen is gaan vangen?
Namelijk van 352 ton in 2012 naar 475 ton in 2020? Wat is hierop uw reactie?3
Antwoord 4
De visserij op volwassen aal in Nederland en in Europees verband is sterk teruggebracht
met de implementatie van de Aalverordening en de op basis hiervan ingestelde gesloten
periode en gebieden. De totale visserijinspanning (aantal vissers, aantal toegestane
netten) is daarbij, sinds de beperkingen van kracht werden, niet meer toegenomen.
De hiermee gerealiseerde vangsten verschillen echter van jaar tot jaar, ook afhankelijk
van het natuurlijk aanbod van aal en de seizoensomstandigheden. In de looptijd van
de Aalverordening zijn er daarbij periodes met lagere vangsten en periodes waarin
de vangsten hoger liggen. Over de laatste evaluatieperiode van het aalbeheerplan (2018–2020)
ligt de totale ingeschatte vangsthoeveelheid (479 ton) daarbij hoger dan in de hieraan
voorafgaande periode. Behalve door natuurlijke variatie hangt dit mogelijk ook samen
met de ingeschatte hoeveelheid aal in een deel van de beviste wateren. Zo is bijvoorbeeld
in het IJsselmeergebied in de recente periode sprake van een hoger ingeschat aalbestand,
en worden daar ook hogere vangsten gerapporteerd.
Vraag 5
Klopt het dat een recente evaluatie van Wageningen Universiteit aantoont dat het Nederlandse
aalbeheerplan te weinig resultaten boekt? Zo ja, wat is uw reactie hierop?4, 5
Antwoord 5
De evaluatie van Wageningen Universiteit is een evaluatie van de «Aalverordening».
Het doel in deze verordening is het bereiken van 40% schieraaluittrek op de lange
termijn ten opzichte van vroeger. Gelet op de lange levenscyclus van de aal, waarbij
de dieren pas na meer dan tien jaar gaan bijdragen aan de voortplanting, is aan het
bereiken van deze doelstelling geen specifieke termijn verbonden. De aalsterfte is
behoorlijk afgenomen ten opzichte van voor de implementatie van de Aalverordening.
De schieraalbiomassa is sinds de implementatie ook toegenomen.
Herstel van de hoeveelheid glasaal die aankomt bij de Europese kusten vindt echter
nog onvoldoende plaats. In die zin wordt in Europees verband nog onvoldoende progressie
geboekt in de verbetering van de aalstand. Dit is een Europees probleem dat om actie
in alle lidstaten vraagt. Immers, slechts een beperkt deel van de Europese aalpopulatie
bevindt zich in Nederland. Om die reden is mijn inzet erop gericht om in Europees
verband tot een verdere versterking van de aanpak te komen middels wijziging van de
Europese Aalverordening.
Vraag 6
Klopt het dat wetenschappers hebben aangetoond dat het huidige vangstverbod van drie
maanden per jaar onvoldoende is om de migratie van volwassen palingen naar zee te
ondersteunen en dat ICES (International Council for the Exploration of the Seas) daarom
adviseert voor een algeheel verbod op alle palingvangst? Zo ja, bent u bereid om in
lijn met de wetenschap het vangstverbod van drie maanden tijdelijk uit te breiden
naar een jaarrond vangstverbod? Zo nee, waarom niet?6
Antwoord 6
De Europese aal komt voor van IJsland tot Noord-Afrika. Door het grote verspreidingsgebied
is herstel in Nederland niet alleen afhankelijk van de situatie in Nederland en hebben
maatregelen van een enkele lidstaat slechts beperkt effect op het hele bestand. Aan
herstel van de aal moet daarom internationaal, door de landen in het gehele verspreidingsgebied,
worden gewerkt zoals de EU Aalverordening ook beoogt. Zoals ik in de beantwoording
van de vragen 2 en 5 heb toegelicht zal aanscherping van de Aalverordening daardoor
het meeste effect hebben. Ik onderschrijf de conclusie dat een verdere versterking
van de Europese aalaanpak noodzakelijk is. Daarbij is mijn insteek dat er in alle
lidstaten een duidelijke aanpak komt die getoetst wordt aan meetbare reductiedoelstellingen
van door menselijk handelen veroorzaakte (antropogene) sterfte van aal (visserij,
migratie). De huidige doelstellingen verbonden aan een uittrekpercentage schieraal
in de ongestoorde situatie (zonder enige menselijke invloed) is complex en modelmatig,
en maakt het in de praktijk erg lastig om tot een uniforme beoordeling van de aanpak
in de verschillende lidstaten te komen. Daarom zet ik in op eenduidigere doelstellingen
en op een versterking van de aanpak, inclusief effectieve visserijmaatregelen. Een
totaalverbod op alle visserij is daarbij voor dit moment niet mijn inzet. Indien de
Europese Commissie desondanks wilt inzetten op een verlenging van het huidige vangstverbod
in de kustwateren in de TAC- en Quota-verordening, zal ik zo goed mogelijk de sociaaleconomische
gevolgen mee nemen in de discussies hierover in Brussel.
Vraag 7
Klopt het dat het succes van terugplaatsen van glasalen in Nederlandse wateren nog
nooit is aangetoond en dat ICES adviseert om hiermee te stoppen, aangezien schade
bij vangst wel is aangetoond? Zo ja, waarom houdt u vast aan dit beleid? Zo nee, op
welke wetenschappelijke bronnen baseert u het Nederlandse beleid?7, 8
Antwoord 7
Voor het antwoord hierop verwijs ik uw Kamer naar de brief
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2404) waarin ik heb aangegeven dat het in wetenschappelijke zin nog onduidelijk is of
uitzet nu juist wel of niet bijdraagt aan een succesvolle migratie naar de paaigrond
van schieraal en hiermee een bijdrage zou kunnen leveren aan het herstel van de aalpopulatie.
Hiervoor is nog onderzoek nodig en dat geldt ook voor de vraag of opvissen in Zuid-Europese
landen en vervolgens uitzetten in Noordwest-Europese landen schadelijk zou zijn voor
het herstel van de aalstand.
Vraag 8
Wanneer bent u van plan gehoor te geven aan het wetenschappelijke advies van ICES,
die pleit voor een algehele stop op de palingvangst (inclusief glasalen) en palingkweek
om de soort te redden, gezien de impact Nederland heeft op de paling? Zo ja, per wanneer?
Zo nee, waarom niet?9
Antwoord 8
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 9
Wat bent u verder voornemens om te doen om de paling voor uitsterven te behoeden?
Antwoord 9
In de beantwoording van de vragen 2, 5 en 6 heb ik mijn inzet ten aanzien van de bescherming
van de aal toegelicht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.