Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat studentgegevens ondanks kritiek massaal in de cloud zijn gezet
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat studentgegevens ondanks kritiek massaal in de cloud zijn gezet (ingezonden 18 oktober 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 november
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 643.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de cloud
gezet»?1
Antwoord 1
Ik herken de bezorgdheid die uw Kamer hierover uit. Het gebruik van clouddiensten
is sterk groeiend vanwege de voordelen die het biedt. Er zijn internationaal vele
aanbieders, en het is afhankelijk van de leverancier en contractbepalingen of de privacy
in het geding zou zijn of niet. Net als bij andere vormen van uitbesteding is het
nodig de voordelen en de risico’s af te wegen. Dat is een afweging die een kennisinstelling
zelf maakt. Dat maakt dat ik over digitale veiligheid, privacy en de daarbij horende
risico’s al langer in gesprek ben met de sector.
Vraag 2
Waarom hebben het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, universiteiten
en hogescholen de waarschuwingen van experts in de wind geslagen en driekwart van
hun studentgegevens opgeslagen bij datacenters van Microsoft en Amazon?
Antwoord 2
Ik deel de stelling niet dat universiteiten en hogescholen de waarschuwingen in de
wind hebben geslagen. In de gesprekken die ik met de sector voer, merk ik dat digitale
veiligheid serieus wordt genomen. We maken gezamenlijk werk van digitale veiligheid.
Een belangrijk voorbeeld zijn Data Protection Impact Assessments (DPIA’s). Dit zijn
risicoanalyses die we samen met SURF, Kennisnet en SIVON faciliteren2 op producten die in het onderwijs veel gebruikt worden. Daardoor kunnen instellingen
beter geïnformeerde afwegingen maken over de privacy van leerlingen en studenten.
Een eerder uitgevoerde DPIA van Microsoft maakte duidelijk dat er voor het gebruik
van bepaalde Microsoft-producten geen grote risico’s overblijven, mits de gebruiker
een aantal mitigerende maatregelen neemt. Bij het assessment van Google zijn privacyrisico’s
geconstateerd, met name over hun omgang met metadata. Vervolgens zijn met Google afspraken
gemaakt over het mitigeren van deze geconstateerde risico’s. In algemene zin is het
beheersen van risico’s ook een essentieel onderdeel in de Nederlandse Cybersecuritystrategie
(NLCS) 2022–2028 die recent is gepubliceerd.3
In meerdere Kamerbrieven heb ik uiteengezet welke maatregelen (hoger) onderwijsinstellingen
precies nemen om de digitale veiligheid en de cyberweerbaarheid van de sector te vergroten,
zo ook in mijn laatste Kamerbrief over digitale veiligheid4. Bij die maatregelen ligt prioriteit op het vergroten van bewustzijn rondom cyberdreigingen,
het borgen van risicomanagement om meer inzicht te krijgen in de risico’s en deze
op kosteneffectieve wijze te mitigeren én aandacht voor (keten-) samenwerking om kennis-en
informatiedeling over risico’s, monitoring en detectie te vergroten. Verder is in
de Nationale Leidraad Kennisveiligheid een hoofdstuk over cyberveiligheid opgenomen.
Tot slot werkt SURF met de aangesloten instellingen, onderwijskoepels, ketenpartners
en marktpartijen doorlopend aan het verbeteren en waarborgen van de digitale veiligheid.
Vraag 3
Erkent u dat het cloudgebruik omstreden is, omdat de privacy in het geding is? Welke
mogelijke gevaren liggen op de loer door dit cloudgebruik?
Antwoord 3
Zoals ik bij vraag 1 schreef zijn er internationaal vele aanbieders, en het is afhankelijk
van de leverancier en contractbepalingen of de privacy in het geding zou zijn of niet.
Net als bij andere vormen van uitbesteding is het zinvol de voordelen en de risico’s
af te wegen en dat doen de instellingen ook.
Om de veiligheid van gegevensverwerkingen te waarborgen en te voorkomen dat een verwerking
inbreuk maakt op de AVG, moet de verwerkingsverantwoordelijke de aan de verwerking
inherente risico’s beoordelen. Zo kan die op grond van een objectieve en zo concreet
mogelijke risicobeoordeling passende technische en organisatorische maatregelen nemen.
Die maatregelen moeten passen bij de grootte van het risico. Als een verwerking toch
een hoog risico blijft inhouden, dan is voorafgaand aan de verwerking een DPIA verplicht,
zodat op basis daarvan maatregelen kunnen worden genomen om die risico’s te voorkomen
of te reduceren.
Mocht de verwerking van persoonsgegevens door Clouddiensten van buiten de Europese
Unie plaatsvinden, dan is het verder belangrijk dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe
dit rechtmatig plaatsvindt. Een dergelijke verwerking kan rechtmatig zijn, mits voldaan
aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Daarbij is het van belang dat de richtsnoeren
die op 18 juni 2021 zijn vastgesteld door het Europees Comité voor Gegevensbescherming
(EDPB) worden gevolgd. Deze richtsnoeren beogen bedrijven en organisaties conform
de AVG handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen
treffen bij de verwerking van persoonsgegevens door derden.
Vraag 4
Waarom kiezen hogescholen en universiteiten ervoor om studentgegevens op te slaan
bij datacenters van buitenlandse techreuzen? Bent u bereid om hier een stokje voor
te steken?
Antwoord 4
Instellingen zijn zelf eigenaar van data en «verwerkingsverantwoordelijke» zoals bedoeld
in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ze zijn dan ook vrij en zelf
verantwoordelijk voor het vormgeven en aangaan van samenwerkingen op het gebied van
ICT en het gebruik van clouddiensten.
Instellingen moeten zeer zorgvuldig met persoonsgegevens omgaan en zij moeten de juiste
technische en organisatorische maatregelen nemen om risico’s voor betrokkenen zoveel
mogelijk te beperken. Daarbij moet geldende wet- en regelgeving worden nageleefd.
Dat wordt onder andere geëffectueerd met de eerdergenoemde DPIA’s en geborgd met de
implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid. Zoals ik eerder noemde moeten
instellingen gedetailleerde risicoanalyses uitvoeren. Op basis van die analyses kan
SURF onderhandelen met leveranciers, om te borgen dat met name niet-Europese leveranciers
zich aan Europese (en Nederlandse) wetgeving houden.
De Nederlandse onderwijswereld gebruikt, net als de rest van de maatschappij, op grote
schaal de digitale diensten van een beperkte groep van grote Amerikaanse techbedrijven.
In ons veld helpt SURF met het bevorderen of onderzoeken van mogelijke Europese alternatieven
onder meer om vendor lock-in te voorkomen. Zo is SURF actief in de European Open Science
Cloud van de EU en lid van GAIA-X. Daarnaast draait bijvoorbeeld SURFdrive, voor het
opslaan en delen van data, op daar onderliggende Europese open software zoals ownCloud.
Ook wordt momenteel, in het kader van de Cyberbeveiligingsverordening (Cyber Security
Act), een Europees certificatieschema ontwikkeld voor de clouddiensten. De cyberbeveiligingsverordening
is een Europese verordening, die een Europees kader introduceert op het gebied van
cyberbeveiligingscertificering.
Vraag 5
Klopt het dat Amerikaanse opsporingsdiensten toegang kunnen hebben tot de studentgegevens
van Nederlandse studenten? Welke andere (buitenlandse) instanties hebben inzage in
deze gegevens?
Antwoord 5
Onder de AVG (GDPR) is doorgifte van persoonsgegevens naar een land buiten de Europese
Economische Ruimte (EER) alleen toegestaan als dat land persoonsgegevens even goed
beschermt als landen binnen de EER.5 Nationale wetgeving in de VS kent bevoegdheden voor inlichtingendiensten om toegang
te verkrijgen tot persoonsgegevens van EU-burgers. Datadoorgifte tussen de EU en de
Verenigde Staten (VS) was mogelijk via de EU-VS Privacy Shield afspraken. Op 16 juli
2020 heeft het Hof van Justitie van EU deze afspraken echter ongeldig verklaard. Het
beschermingsniveau was onvoldoende. Dit betekent dat voor doorgifte van persoonsgegevens
aan de VS, het EU-VS privacy shield niet meer gebruikt mag worden en de gegevensverantwoordelijke
aanvullende waarborgen moet treffen.
Op 25 maart 2022 maakten president Von der Leyen en president Biden bekend dat ze
een principeakkoord hebben bereikt over nieuwe afspraken voor datadoorgifte. Op 7 oktober
2022 ondertekende president Biden een Executive Order voor implementatie van deze
afspraken. De Executive Order introduceert nieuwe bindende waarborgen om alle door
het Hof van Justitie van de EU aan de orde gestelde punten aan te pakken, de toegang
tot EU-gegevens door Amerikaanse inlichtingendiensten te beperken en een Data Protection
Review Court in te stellen.6
SURF werkt ook actief aan dit onderwerp. Binnen de Taskforce Beyond Privacy Shield
werkt SURF samen met de onderwijs- en onderzoekssector om te bepalen hoe de sector
het beste met deze situatie kan omgaan. Er wordt gezamenlijk gewerkt aan aanbevelingen
en best practices voor een veilige internationale uitwisseling van persoonsgegevens
en alternatieven voor het EU-VS Privacy Shield. SURF en de leden kunnen deze aanbevelingen
en best practices gebruiken binnen de eigen organisatie.7
De Cloud Act en wet- en regelgeving uit andere landen maakt het in theorie mogelijk
dat opsporingsdiensten toegang krijgen tot deze gegevens. Een risicobeoordeling kan
als uitkomst hebben dat dat risico niet onacceptabel groot is. Echter, het is niet
uitgesloten dat nadere regelgeving dit anders maakt. Aan het einde van dit jaar wordt
namelijk onder meer nadere guidance verwacht van de EDPB (privacytoezichthouders van
de EU lidstaten) aangaande internationale doorgifte van persoonsgegevens. Onder meer
het Strategisch Leveranciersmanagement Microsoft (SLM) Rijk volgt deze ontwikkelingen
op de voet.
Vraag 6
Bent u van mening dat studentgegevens niet door commerciële partijen bewaard moeten
worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Universiteiten en hogescholen zijn vrij om de softwareleveranciers te kiezen die het
beste bij hun activiteiten passen, of deze partijen nu een winstoogmerk hebben of
niet. Uiteraard zijn de eerder genoemde waarborgen en risicoanalyses belangrijk bij
het kiezen van leveranciers.
Vraag 7
Van welke andere commerciële bedrijven zijn universiteiten en hogescholen nog meer
afhankelijk? Vindt u dat deze commerciële afhankelijkheid onwenselijk is en de vrije
keuze van universiteiten en wetenschappelijke integriteit ondermijnt?
Antwoord 7
Een lijst van alle commerciële bedrijven waarmee instellingen zaken doen kan ik niet
te geven. De keuze voor leveranciers is onderdeel van de autonomie die universiteiten
en hogescholen hebben. Bij elke afspraak tot commerciële dienstverlening bestaat een
zekere afhankelijkheid. Deze is niet inherent beperkend voor de vrije keuze van universiteiten,
en ondermijnt niet inherent de wetenschappelijke integriteit. Dergelijke risico’s
moeten onderdeel zijn van de afweging van de instelling, voordat en terwijl de dienst
wordt afgenomen. Dit geldt voor commerciële en voor niet-commerciële dienstverlening.
Verder is het belangrijk om open source alternatieven te verkennen, op nationaal en
Europees niveau. Dit heeft mijn voorganger ook eerder in Brussel aangekaart bij de
Europese Commissie en hen verzocht om de ontwikkeling van openbare opensource alternatieven
voor grote particuliere digitale platforms te ondersteunen.
Vraag 8
Bent u bereid om in samenspraak met deskundigen en onderwijsinstellingen de mogelijkheid
van een alternatief in eigen beheer te onderzoeken, zodat hogescholen en universiteiten
niet meer afhankelijk zijn van techreuzen?
Antwoord 8
Zoals ik bij vraag 4 benoemde voert SURF projecten uit waarin wordt gekeken naar open
source alternatieven, o.a. voor open source leeromgeving, open source samenwerkingsomgeving
(waar de bekende officeapplicaties incl. videobellen een subonderdeel van kunnen zijn),
open source enquête tools en meer keuzes in grafische software, ook in open source
varianten. De verkenningen moeten antwoord geven op vragen over o.a. de gebruiksvriendelijkheid,
de toepasbaarheid binnen een bestaande organisatie, support en ondersteuning, beheer,
security, privacy, betrouwbaarheid en kansen van die software in relatie tot andere
onderwijssystemen.
Mijn voorganger heeft de Europese Commissie verzocht om de ontwikkeling van openbare
opensource alternatieven voor grote particuliere digitale platforms te ondersteunen.8 Vooralsnog heeft dit in EU-verband niet tot concrete vervolgacties op onderwijsgebied
geleid.9 Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen. Ook zal Nederland een gezonde(re)
marktwerking, publieke waarden en onderwijskwaliteit blijven agenderen in het Europese
debat.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van de bedragen die worden overgemaakt naar deze techreuzen
door hogescholen en universiteiten voor de data-opslag?
Antwoord 9
Het is niet mogelijk om een dergelijk overzicht te geven, omdat het veld decentraal
georganiseerd is en de instellingen autonoom keuzes maken. Dergelijke afspraken worden
niet bij OCW gemeld.
Vraag 10
Bent u bereid om met hogescholen en universiteiten in gesprek te gaan om een einde
te maken aan het opslaan van studentgegevens bij techreuzen?
Antwoord 10
In dit vraagstuk vind ik het niet zozeer van belang of de gegevens bij een «techreus»
zijn opgeslagen of bij een andere commerciële of niet-commerciële aanbieder. Het opslaan
van gegevens in de cloud kent, naast risico’s, ook voordelen voor de instellingen.
Ik ben bereid om, naast de inspanningen die ik eerder noemde, in de periodieke gesprekken
die ik met de instellingen voer, het gesprek aan te gaan over het opslaan van studentgegevens
bij derden. Een einde maken aan het extern opslaan van gegevens is daarbij echter
geen uitgangspunt door de autonomie die instellingen hebben en de risicoanalyses en
maatregelen die door de instellingen worden toegepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.