Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de NZa-publicatie 'stand van de zorg 2022'
2022D49909 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de publicatie «Stand van de zorg 2022» van de Nederlandse Zorgautoriteit.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
9
II.
Reactie van de Minister
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse de publicatie Stand van de Zorg
2022 van de Nederlandse Zorgautoriteit gelezen (NZa) en zij danken de NZa voor dit
rapport. Het is een bevestiging van eerdere verwachtingen dat de zorg anders ingericht
moet worden om deze toegankelijk en van hoge kwaliteit te houden. Genoemde leden onderschrijven
de conclusies uit dit rapport en hebben hierbij nog enkele vragen.
Zij ontvangen veel signalen van mensen die zich zorgen maken over de stijgende zorgkosten,
de hoge werkdruk in de zorg, de tekorten aan personeel en de lange wachtlijsten. De
leden van de VVD-fractie delen dan ook de oproep dat stevige keuzes nodig zijn om
de zorg nu en in de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden voor iedereen. Zij
vinden het van belang dat de samenleving goed meegenomen wordt in deze keuzes. Deze
leden vragen de Minister wat de stand van zaken is met betrekking tot de maatschappelijke
gesprekken die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op dit moment voert over
de toekomstbestendigheid van onze zorg.
In het rapport is ook te lezen dat de overheid, zorgaanbieders en zorgverzekeraars
mensen moeten voorbereiden op de noodzaak en de consequenties van passende zorg, waarbij
een burgerberaad als voorbeeld wordt genoemd. Uit ervaring met soortgelijke initiatieven
met actief betrokken burgers weten deze leden dat een groot risico van een burgerberaad
is dat het extra bureaucratie optuigt, leidt tot extra complexiteit en niet noodzakelijkerwijs
tot keuzes of prioritering. Genoemde leden vragen wat het concrete doel is van een
eventueel burgerberaad en hoe de Minister voorkomt dat extra bureaucratie en complexiteit
ontstaat.
Deze leden lezen dat het landelijk aan goede data ontbreekt om per regio inzichtelijk
te maken wat de zorgvraag is, hoe deze zich ontwikkelt en hoe deze zich verhoudt tot
het beschikbare aanbod. Hoe en op welke termijn zijn regio’s in staat om de zorgvraag
in kaart te hebben en welke databronnen hebben ze daarbij nodig? Hoe zorgt de Minister
dat beter in kaart is/wordt gebracht hoe de zorgvraag in regio’s zich ontwikkelt?
Hoe ziet de Minister de rol van innovaties (technologie, digitalisering, maar ook
sociale innovaties rondom multidisciplinaire zorg) als het gaat om de gewenste ontwikkelingen
op het gebied van toegankelijkheid?
De leden van de VVD-fractie zijn overtuigd dat de zorgverzekeraars een rol kunnen
en moeten pakken als het gaat om preventie. Zij lezen echter dat afspraken tussen
zorgaanbieders en zorgverzekeraars over de bekostiging van preventie-initiatieven
nog moeizaam tot stand komen. Dit komt onder andere door de onduidelijkheid over de
effectiviteit van innovatieve interventies en over de vraag of een interventie binnen
het zorgdomein of het sociaal domein bekostigd moet worden. Genoemde leden vinden
het goed te lezen dat vanuit het Zorginstituut Nederland dit jaar verschillende documenten
zijn uitgebracht om deze vragen te beantwoorden, zoals de duiding van valpreventie
en de wegwijzer voor leefstijlinterventies. Hoe wordt duidelijk of het beantwoorden
van deze vragen ook effect gaat hebben op de inzet van verzekeraars op preventie?
Genoemde leden willen weten hoe zorgbemiddeling meer gepromoot en geïntensiveerd kan
worden in relatie tot de wachtlijsten en inhaalzorg. Deze leden hebben verscheidene
keren naar voren gebracht dat een combinatie van organisatie, versnippering en achterstand
in digitalisering de problematiek rondom de wachtlijsten verergert. Hoe staat het
met de uitvoering van de motie Bikker-Van den Hil1 over het uitwerken van de mogelijkheid dat zorgverzekeraars wachtenden zo vroeg mogelijk
in beeld krijgen en hen zelf mogen benaderen?
Ten aanzien van de zich ontwikkelende zorgkosten lezen genoemde leden in zowel het
Integraal Zorgakkoord (IZA), als in de Stand van de zorg 2022 de stappen die gezet
zullen en moeten worden om de risicoverevening te verbeteren. Zij lezen in het IZA
dat alle partijen ervan overtuigd zijn dat nieuwe bronnen van data die voorspellend
zijn voor de toekomstige zorgkosten van verzekerden zeer welkom zijn, zeker naarmate
die data dichter aansluiten bij de gezondheid van de verzekerde en minder een weerslag
zijn van de behandeling van de verzekerde. Data die dicht bij gezondheid aansluiten,
zouden minder gevoelig zijn voor het risico dat vanuit de risicoverevening belemmeringen
op de prikkels tot passende zorg zouden uitgaan. De leden van de VVD-fractie vragen
hoe werk gemaakt zal worden van het aanboren van nieuwe databronnen om toekomstige
zorgkosten voor verzekerden beter te voorspellen.
Zij willen graag weten hoe de Minister deze Stand van de zorg ziet in relatie tot
de ambitie om de gezondheidsverschillen tussen (groepen) Nederlanders te verkleinen.
In het rapport valt te lezen dat de solidariteit steeds meer onder druk komt te staan.
Genoemde leden zijn benieuwd naar wat de visie van de Minister is als het gaat om
solidariteit en de druk daarop. Hoe definieert de Minister het eventueel verdwijnen
van solidariteit? Hoe ziet dat eruit in de praktijk?
De leden van de VVD-fractie lezen dat zorgprofessionals het voortouw zouden moeten
nemen en krijgen als het gaat om prioriteren van zorg. Hoe ziet de Minister een plek
hierbij voor de initiatiefwet Ellemeet/Tielen2 die inmiddels door beide Kamers is aangenomen? Hoe komt de zeggenschap uit deze wet
tot uitvoering? Wat wordt vanuit het ministerie gedaan om in gesprek te zijn met zorgprofessionals
over hun visie op de druk op de zorg en hun ideeën om het anders in te richten?
De NZa roept de Minister van VWS als stelselverantwoordelijke op om samen met «het
zorgveld» per zorgsector, en waar nodig sectoroverstijgend, beleid te ontwikkelen
voor het toegankelijk houden van de zorg in plotselinge situaties van krapte. Hoe
en op welke termijn is de Minister voornemens om op die oproep in te gaan?
Het rapport gaat uitgebreid in op de brede stand van de zorg en bevat diverse constateringen,
verwachtingen en verbeterpunten. Genoemde leden willen graag weten waar de Minister
de grootste zorg over heeft en op welke manier hij die zorg aanpakt. Met andere woorden:
waar ligt wat betreft de Minister de absolute prioriteit om de zorg toegankelijk en
van hoge kwaliteit te houden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de publicatie
van de NZa. Zij onderschrijven grotendeels de analyse die van de huidige zorg wordt
gemaakt. Deze leden hebben naar aanleiding van de publicatie een aantal vragen en/of
opmerkingen voor de Minister.
De NZa schrijft dat een kritisch punt is bereikt in de zorg. Er moeten keuzes worden
gemaakt. Genoemde leden delen de bevinding van de NZa en menen dat de Minister met
het IZA op veel van de besproken onderwerpen stappen heeft gezet. De richting waar
de NZa voor pleit, namelijk meer samenwerking en regionaal maatwerk, lezen deze leden
ook terug in de bewoordingen van het IZA. Desalniettemin roept de NZa ook op tot een
bepaalde bewustwording. Een appél op zelfredzaamheid en op verantwoordelijkheid. De
leden van de D66-fractie pleiten ook voor een eerlijk verhaal over de zorg en de bijbehorende
(on)mogelijkheden. Deelt de Minister de opvatting van deze leden dat een inspanning
nodig is vanuit de overheid (bijvoorbeeld middels een publiekscampagne) om het zorgveld
én de zorggebruiker mee te krijgen in deze nieuwe richting?
Genoemde leden zien in financiering en contractering een belangrijke knop waaraan
gedraaid kan worden om de juiste beweging op gang te brengen. Financering sluit nu
ook vaak nog niet aan bij hoe we ons zorgstelsel willen inrichten. Voor de leden van
de D66-fractie is het duidelijk dat op specifieke gebieden alternatieve methodieken
ontworpen moeten worden. Bijvoorbeeld de risicoverevening. De NZa schrijft dat het
voorkomt dat zorgverzekeraars nu minder worden gecompenseerd bij de inzet van passende
zorg. Onlangs is het vereveningsmodel naar aanleiding van een jaarlijks onderzoek
weer aangepast. Genoemde leden willen van de Minister weten of deze verkeerde prikkel
(terughoudendheid bij het inkopen van zorg) in 2023 niet meer van invloed is.
De leden van de D66-fractie hopen dat de Minister urgentie voelt bij het zoeken naar
alternatieve bekostigingsmechanismen. Zo wordt nog maar weinig gebruikgemaakt van
bundelbekostiging in de medisch-specialistische zorg. Is de Minister het met deze
leden eens dat pilots met alternatieve bekostiging breder uitgerold kunnen worden?
Ook blijkt er een brede belangstelling3 voor een sectoroverstijgende betaaltitel. Genoemde leden willen graag van de Minister
weten hoe hij hierover denkt en wat zijn plannen in dit kader zijn.
Voor veel van de geschetste adviezen uit de publicatie van NZa vragen genoemde leden
wie hierop controleert en wie een doorzettingsmacht heeft. De NZa wijst bijvoorbeeld
op een verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars bij de inkoop en bij zorgaanbieders
bij het opstellen van regionale plannen. Maar het zorgveld heeft zelf vaak ook een
belang. Ziet de Minister het als zijn rol om op de voortgang te controleren en zijn
doorzettingsmacht te gebruiken waar nodig?
Er zijn enkele trends waar genoemde leden nog vragen over hebben. Zij willen zich
graag uitspreken voor het potentieel van kortdurende zorg. Helaas blijkt uit de publicatie
van de NZa dat dit nog maar weinig wordt ingezet. Welke mogelijkheden ziet de Minister
om dit uit te breiden?
Ook blijkt uit de publicatie dat er in 2022 niet is geslaagd om de zorgachterstand
weg te werken die tijdens de pandemie is opgelopen. Genoemde leden hebben eerder benadrukt
dat private zorginstellingen hierin een rol kunnen vervullen. Deelt de Minister deze
opvattingen en wat zijn eventuele stappen die de Minister daarin kan nemen?
Tenslotte zijn de zorgpremies voor 2023 bekendgemaakt. Ondanks de oproep van de NZa
om het aantal polissen terug te dringen, is het aantal polissen dit jaar met bijna
10% gestegen. Deelt de Minister de opvatting van de leden van de D66-fractie dat het
voor de consument beter zou zijn om deze «wildgroei» aan polissen terug te brengen
tot een kleiner aantal? Ziet de Minister een rol voor zichzelf om deze markt meer
te reguleren en welke opties heeft hij daartoe?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de NZa-publicatie: «Stand van
de zorg 2022» en wensen hierover enkele vragen te stellen aan de Minister. Genoemde
leden lezen in de NZa-publicatie dat mensen niet meer altijd de zorg krijgen die zij
nodig hebben. Hoewel deze leden hier al jaren voor waarschuwen, is het uitermate zorgelijk
dat de NZa dit nu onomwonden constateert. Deelt de Minister deze zorgen? Als oorzaak
wordt het personeelstekort in de zorg genoemd. Is de Minister het daarmee eens? Zo
ja, wat zegt dit dan over het zorgbeleid het afgelopen decennium, dat massaontslagen
in de zorg veroorzaakte en een rem zette op zorgopleidingen? Wordt het geen tijd om
het afbraakbeleid in de zorg onder kabinet-Rutte II als oorzaak aan te wijzen van
de huidige problemen?
Deelt de Minister de mening van genoemde leden dat personeelstekorten in de zorg nooit
gezien mogen worden als een gegeven omdat zorgvragers dan zonder zorg komen te zitten?
Er werken ongeveer 1,4 miljoen mensen in de zorg en ze werken gemiddeld 24,5 uur per
week. Verschillende onderzoeken tonen aan dat het tekort van 50.000 zorgmedewerkers
ingelost kan worden als dit gemiddelde 26,5 uur per week wordt. Deelt de Minister
de mening dat personeelstekorten in de zorg oplosbaar zijn? Zo nee, waarom niet? Welke
acties heeft de Minister ondernomen om personeelstekorten op te lossen, zonder dat
er meer zorgmedewerkers bij hoeven te komen? Bij een tekort van 50.000 zorgmedewerkers
en een gemiddelde loonsom van 65.000 euro (Centraal Planbureau (CPB)) heeft de Minister
3,25 miljard euro nodig als extra loonsom voor extra uren gemaakt door de 1,4 miljoen
zorgmedewerkers die reeds in de zorg werken. Is de Minister bereid dit geld extra
beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom niet? Het verzamelinkomen voor de zorgtoeslag
ligt op ruim 41.000 euro. Is de Minister bereid uit te laten zoeken hoeveel zorgmedewerkers
hoeveel uur meer gaan werken als de Minister deze grens optrekt naar 50.000 euro?
Zo nee, waarom niet? Welke regels zijn sinds het laatste debat over de arbeidsmarkt
in de zorg4 geschrapt?
De leden van de PVV-fractie zijn geschokt dat in een welvarend land als Nederland
nu wordt gesproken over schaarste: schaarste in het zorgaanbod en dat men daar maar
aan moeten wennen. Genoemde leden vinden dat onacceptabel. De schaarste is veroorzaakt
door beleid. Wijzig dat beleid en hef de schaarste op in plaats van een beroep te
doen op de zelfredzaamheid van patiënten. Genoemde leden willen weten of de Minister
de waarschuwing van de NZa ter harte neemt dat er tweedeling dreigt in de zorg. Want
dat is waar deze inzet op zelfredzaamheid voor het gaat zorgen. Namelijk: een tweedeling
in de zorg tussen degenen die zichzelf inderdaad weten te redden of daar de middelen
voor hebben, en degenen die dat niet voor elkaar krijgen. Hoe gaat de Minister deze
laatste groep helpen en ondersteunen? Want de tijd dringt, zoals ook de NZa aangeeft:
«We zijn veel dichter bij dit punt dan menigeen denkt. Beleid om keuzes te maken en
zorg te prioriteren is inmiddels noodzaak».
De leden van de PVV-fractie zijn verbijsterd dat in de publicatie wordt gesteld dat
als patiënten zichzelf niet kunnen redden, dat ze het dan maar moeten leren en dat
ze alleen hulp kunnen krijgen als ze dat niet kunnen. Deze leden vinden dit een gotspe,
dat men moet aantonen dat men zichzelf niet kan redden, dat men geen familie, buren
of vrienden heeft die kunnen helpen, dat men het ook niet kan leren en dat men dan
pas zorg kan krijgen. En dat wordt passende zorg genoemd. Deze leden hopen dat de
Minister hier afstand van neemt, evenals van de oproep van de NZa om voorwaarden te
gaan stellen aan welke zorg wel of niet gegeven gaat worden in de toekomst. Medische
zorg dient altijd gegeven te worden, volgens deze leden. Is de Minister het hiermee
eens?
Genoemde leden lezen in de publicatie dat contractering tussen zorgverzekeraars en
zorgaanbieders wederom als oplossing naar voren wordt geschoven. Eerst werd benadrukt
dat contractering de kwaliteit van zorg zou verbeteren, en nu dat niet bewezen kan
worden, wordt contractering genoemd als oplossing voor het personeelstekort. Deze
leden vinden dit onbegrijpelijk. Gaat de Minister hier in mee? Deze leden begrijpen
overigens heel goed waarom zorgaanbieders liever zonder contract werken en dus zonder
allerlei niet-medisch opgelegde eisen en verantwoordingsformulieren. Zij achten het
dan ook een zinloos traject om deze zorgaanbieders tot contractering te dwingen. De
kans is groot dat ze de zorg dan eerder verlaten en nieuwkomers zal het weerhouden
in de zorg te beginnen en daarmee is het personeelstekort helemaal niet opgelost.
Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de publicatie «Stand van de zorg
2022» van de NZa. Voor deze leden hoort solidariteit aan de basis van het zorgstelsel
te staan. Dat de NZa nu concludeert dat op een harde tweedeling wordt afgestevend
in de zorg, is dan ook meer dan zorgelijk. Genoemde leden hebben daarom enkele vragen
aan de Minister.
Deze leden vragen ten eerste of de Minister het beeld herkent dat door de NZa geschetst
wordt, dat de zorg een kritisch punt heeft bereikt waarbij mensen lang niet altijd
meer de zorg krijgen die zij nodig hebben. Deelt de Minister daarnaast ook het beeld
dat het zorgaanbod niet in elke regio hetzelfde of gelijk is? De NZa wijst er terecht
op dat er een appèl moet komen op mensen die dat kunnen, dat zij of hun eigen netwerk
meer zelf moeten gaan doen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister dit
voor zich ziet. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat er een sterker appèl komt op
zelfredzaamheid en weerbaarheid? De NZa wijst er echter ook terecht op dat mensen
die het niet zelf kunnen, geholpen moeten worden. Genoemde leden vragen hoe de Minister
voornemens is de ondersteuning voor deze kwetsbare mensen te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het met de NZa eens is dat zorgverzekeraars
minder moeten concurreren bij het investeren in gezondheid. Zo nee, waarom niet? Zo
ja, op welke wijze gaat de Minister er dan voor zorgen dat het beleid van de dominante
zorgverzekeraar in een regio in het vervolg gevolgd wordt?
De NZa wijst er in paragraaf 2.1 over toegankelijkheid op dat bij plotselinge schaarste
maatwerk in de regio nodig is. Om ook in plotselinge situaties van krapte de zorg
toegankelijk te houden, zal het nodig zijn om keuzes te maken over hoe de zorg wordt
geleverd en/of welke zorg wel en welke zorg even niet geleverd kan worden, zo schrijft
de NZa. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij dit voor zich ziet.
Op welke wijze moeten hier in de toekomst regionale afspraken over gemaakt worden?
Wie moet hierbij de regierol hebben als het aan de Minister ligt? Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat administratieve lasten in een snel tempo lager worden zodat er meer
ruimte is om zorg te leveren? Hoe gaat de Minister zorgen dat bewezen niet-effectieve
zorg niet meer vergoed wordt en niet meer kan worden verleend? Hoe gaat de Minister
zorgen dat bewezen tijdbesparende innovaties (GUPTA-rapport) eenduidig worden toegepast?
Hoe gaat de Minister zorgen dat meer voorwaarden gesteld kunnen worden bij toelating
in het pakket5 zodat onder andere informatie beschikbaar komt over werkelijke effectiviteit van
een behandeling en niet alleen op basis van clinical trials?
De NZa vraagt aan de bewindspersonen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport om met hen te onderschrijven dat de arbeidsmarktkrapte nu al consequenties
heeft voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van zorg. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister of hij dit daadwerkelijk onderschrijft. Zo nee, waarom niet? Zo
ja, hoe reageert de Minister op de oproep van de NZa dat het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport als stelselverantwoordelijke op korte termijn samen met het zorgveld
per zorgsector, en waar nodig sectoroverstijgend, beleid moet ontwikkelen voor het
toegankelijk houden van de zorg in plotselinge situaties van krapte?
Genoemde leden vragen de Minister tevens om te reageren op de aansporing van de IGJ
tot realistische verwachting en heldere communicatie over kwaliteit van zorg6. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het voor burgers helder is dat het streven
naar optimale kwaliteit van zorg geplaatst moet worden naast wat mogelijk is?
In paragraaf 2.2 over passende bekostiging en contractering schrijft de NZa dat de
financiële effecten van het huidige risicovereveningsmodel belemmerend kunnen werken
voor de inzet van preventie, innovatieve behandelingen of substitutie naar eerstelijnszorg.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister van plan is de risicoverevening
aan te passen zodat het inkopen van passende zorg geen nadelige financiële gevolgen
zal hebben voor zorgverzekeraars.
Zij vragen op welke termijn de Minister verwacht het geplande onderzoek naar verbetering
van de risicoverevening ten behoeve van de groep ouderen en chronische zieken naar
de Kamer te kunnen sturen. Aan welke ex ante maatregelen denkt de Minister om vanaf
2024 de compensatie van gezonde en chronisch zieke verzekerden in de risicoverevening
structureel te verbeteren?
De NZa schrijft dat zij in het najaar focusgroepen organiseert om met veldpartijen
de haalbaarheid en voor- en nadelen te verkennen van enkele ideeën over de vraag hoe
via bekostiging de beschikbaarheid van uitkomstinformatie vergroot kan worden. De
leden van de CDA-fractie vragen welke veldpartijen bij deze focusgroepen aansluiten.
Deze leden vragen tevens of de Kamer geïnformeerd wordt over de resultaten van deze
focusgroepen en of de beschikbaarheid van deze informatie openbaar zal zijn, dus ook
voor patiënten.
Ondanks goede voorbeelden worden nog heel beperkt afspraken gemaakt over alternatieve
bekostigingsvormen zoals bundelbekostiging, terwijl de NZa juist hoopt dat met prospectieve
bundelbekostiging de huidige volumeprikkel in het stelsel sterk kan worden gereduceerd.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister van plan is ervoor te gaan zorgen
dat er geen vrijblijvendheid meer is in het overnemen van goede voorbeelden, zodat
er bijvoorbeeld meer gebruikgemaakt wordt van bundelbekostiging.
De NZa geeft in paragraaf 2.3 over samenwerken aan passende zorg aan dat regioplannen
een belangrijk stuurmiddel zijn voor de transitie naar passende zorg. Om een betrouwbaar
beeld te krijgen, is volgens de NZa een uniforme digitale infrastructuur voorwaardelijk.
De leden van de CDA-fractie steunen dit en vragen daarom de Minister welke stappen
hij onderneemt om een dergelijke uniforme digitale infrastructuur op te zetten. Kan
de Minister daarbij een tijdlijn geven wanneer deze uniforme digitale infrastructuur
klaar moet zijn?
In de derde paragraaf over trends in sectoren staat dat tussen 2019 en 2021 bijna
40.000 mensen hebben deelgenomen aan een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI).
De NZa geeft echter aan dat deze vormen van zorg nog niet overal in het land beschikbaar
zijn. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven in welke regio’s
de GLI nog niet wordt aangeboden, en wat hiervan de reden is. Kan de Minister daarnaast
aangeven wat de resultaten zijn?
Ten opzichte van vorig jaar is het aantal polissen toegenomen van 57 naar 60. Ook
het aantal polissen met beperkende voorwaarden is gestegen van 16 naar 21. De NZa
geeft aan dat per 2023 maatregelen worden getroffen om een verdere segmentering van
de markt te stoppen. De leden van de CDA-fractie vragen aan welke maatregelen de Minister
denkt om deze verdere segmentering te stoppen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de publicatie «Stand van de zorg
2022» van de NZa. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden
maken zich zorgen over de door de NZa geschetste tweedeling in de zorg. Zij constateren
echter ook dat de Minister niet bereid lijkt te zijn om te komen tot de fundamentele
keuzes die nodig zijn om dit tegen te gaan, zoals het afschaffen van het eigen risico,
het fatsoenlijk belonen van zorgverleners en het afschaffen van de marktwerking in
de zorg. Hoe verwacht de Minister om deze tweedeling tegen te gaan, als de keuzes
die nodig zijn om klassenzorg tegen te gaan, taboe worden verklaard?
Genoemde leden lezen in het rapport dat het aantal polissen met beperkende voorwaarden
en het aantal mensen met zo’n polis opnieuw is gestegen. Zij constateren dat dit de
toegang tot de zorg van deze mensen verslechtert. Zij vragen de Minister daarom wat
hij van plan is om te doen om deze ontwikkeling tegen te gaan. Voorts vragen deze
leden of de bestaande «polisjungle» de oorspronkelijke bedoeling van de Zorgverzekeringswet
was. Kan de Minister toelichten in hoeverre de enorme verscheidenheid aan polissen
bijdraagt aan betere, betaalbare en toegankelijke zorg? Daarnaast constateren deze
leden dat de stijging van het aantal mensen met een polis met beperkende voorwaarden
ook te maken heeft met de forse stijging van de zorgpremie, waardoor deze voor steeds
meer mensen lastig te betalen is. Zij stellen dat dit de huidige financieringssystematiek
van de zorgverzekering steeds lastiger houdbaar maakt. Daarom vragen zij of de Minister
bereid is om te onderzoeken op welke manier het mogelijk zou zijn om de zorgverzekering
meer uit de belastingen te betalen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met grote zorgen kennisgenomen van de publicatie
«Stand van de zorg 2022» van de NZA. Zorgen omdat de NZa waarschuwt voor een tweedeling
tussen mensen die de weg weten te vinden in het zorglandschap en over voldoende middelen
beschikken en mensen voor wie dat niet geldt. Maar ook zorgen omdat de NZa waarschuwt
voor de verschillen in beschikbare zorg tussen regio’s. Het lid van de BBB fractie
heeft daarom een aantal vragen.
Genoemd lid wil weten hoe de Minister de uitspraak vanuit de NZa: «we stevenen af
op een harde tweedeling», beoordeelt. Het lid van de BBB-fractie is van mening dat
inderdaad steeds grotere verschillen ontstaan in de toegankelijkheid van zorg tussen
verschillende bevolkingsgroepen. Door middel van de zorgtoeslag wordt getracht om
voor de laagste inkomens wat pijn te verzachten maar in de praktijk blijkt dat deze
mensen toch moeite hebben om eigen bijdrages en eigen risico te betalen. Genoemd lid
denkt dat dit probleem door de hoge inflatie verder zal groeien. Deelt de Minister
deze zorgen?
Het lid van de BBB-fractie denkt dat het steeds ophogen van de zorgtoeslag ter compensatie
van hogere zorgkosten een doodlopende weg is. Niet alleen kan de zorgtoeslag bijvoorbeeld
ook gebruikt worden om andere financiële gaten te dichten, maar daarnaast ontstaan
steeds meer problemen bij de groep die geen zorgtoeslag krijgt: de middeninkomens.
Genoemd lid denkt dat het stelsel fundamenteel anders moet en ziet veel voordelen
in het concept zoals de SP-fractie voorstelt: een nationaal zorgfonds. In hoeverre
heeft de Minister hier al eens serieus naar gekeken? Zou de Minister deze mogelijkheid
serieus willen onderzoeken?
Het genoemde lid wil graag weten hoe de Minister «zelfredzaamheid» gaat bevorderen.
Hoe ziet de Minister de rol van mantelzorgers in relatie tot zelfredzaamheid? De Europese
Commissie vindt de mantelzorgers van groot belang en wil meer financiële en sociale
zekerheid voor deze groep. Hoe denkt de Minister dit in te gaan vullen? Het lid van
de BBB-fractie wil erop wijzen dat mantelzorg veel vraagt van mensen. Het is logisch
dat bij een steeds minder toegankelijke zorg, steeds meer mensen (noodgedwongen) mantelzorger
worden. Maar dit eist vaak een hoge tol van deze mantelzorgers. Genoemd lid is dan
ook van mening dat problemen in de beschikbaarheid en toegankelijkheid van zorg niet
afgeschoven mogen worden op mantelzorgers. Deze mensen moeten gefaciliteerd worden.
Daarbij gaat het niet alleen over financiële middelen, maar ook het mogelijk maken
van de combinatie zorg en werk bijvoorbeeld. Graag ontvangt genoemd lid een reflectie
van de Minister hierop.
Het lid van de BBB-fractie heeft ook vragen over het verschuiven van het thema «ziekte»
naar «gezondheid», waar ook NZa naar verwijst. Zij onderschrijft dit uitgangspunt
van harte, maar denkt dat het makkelijker gezegd dan gedaan is. In de praktijk zijn
protocollen leidend. Als voorbeeld: een jonge vrouw krijgt een hartinfarct en herstelt
daar goed van. Er is geen hartschade, ze was in goede conditie en heeft deze conditie
snel weer terug. Dan wordt toch verplicht hartrevalidatie gestart, omdat dat nu eenmaal
«hoort». De vrouw ziet de toegevoegde waarde niet, voelt zich niet gehoord, maar start
het traject, omdat ze anders niet terug naar haar werk mag. Een andere hartpatiënt
in dezelfde groep wordt na de standaard hartrevalidatie «ontslagen», maar heeft nog
een slechte conditie, is onzeker en wil graag door. Dit kan niet, want het traject
heeft het maximaal aantal keren bereikt. De vrouw wil de haar nog resterende afspraken
graag aan de man gunnen, zij heeft het toch niet nodig. Ook dat kan niet. Als het
gaat om passende zorg en focus op gezondheid dan is daar in dit voorbeeld toch echt
geen sprake van. Hier anders mee om gaan vergt een totaal andere manier van kijken
naar de zorg. Het vergt dat de patiënt echt centraal staat. Dat er ook naar de patiënt
geluisterd wordt. Het lid van de BBB-fractie denkt dat passende zorg start bij zorg
die past bij de patiënt. Uiteindelijk is dat ook de meest efficiënte zorg. De Minister
regelt de zorg nu in passend bij het systeem. De patiënt moet zich aanpassen aan het
systeem. De NZa schrijft «niet beginnen bij het systeem, maar bij de vraag wat nodig
is.» De NZa ziet dit meer op populatieniveau, door uitgaande van de gezondheidsstatus
van de populatie, de vraag naar ondersteuning en zorg in kaart te brengen. Het lid
van de BBB-fractie denkt dat dit vooral een slag is voor beleidsmakers, maar dat de
echte omslag op de werkvloer plaats moet vinden: bij de artsen en de verpleegkundigen.
Zij willen dit wel, maar worden daarin vaak belemmerd door regelgeving, vanuit het
Rijk maar ook vanuit de zorgverzekeraars. Genoemd lid wil daarom weten hoe de Minister
deze omslag concreet gaat maken. Is de Minister voornemens om dit inderdaad via zorgverzekeraars
in te gaan zetten? Beseft de Minister dat het niet zo is dat de zorgverzekeraars verandering
moeten bewerkstelligen bij de zorgverleners, maar dat juist verandering bewerkstelligd
moet worden bij de zorgverzekeraars?
Het lid van de BBB-fractie kan zich vinden in de definitie die NZa hanteert voor passende
zorg: «Passende zorg is zorg die samen met de patiënt tot stand komt, is de juiste
zorg op de juiste plek en gaat niet over ziekte, maar over gezondheid en preventie.»
Maar genoemd lid heeft nog steeds grote moeite met hoe de Minister «de juiste zorg
op de juiste plek» invult. Zij vraagt daarom of de Minister de aangenomen motie van
het lid van den Berg7 inzake kwaliteit van de zorg, actief betrekt bij het nader invullen van het Integraal
Zorgakkoord en de werkagenda’s, zodat nabijheid van zorg onderdeel is van passende
zorg.
Het lid van de BBB-fractie vraagt verder of de zorgverzekeraars de aangewezen organisaties
zijn om te investeren in gezondheid zoals de NZa adviseert. Hoe ziet de Minister dit?
Op welke wijze zou dit moeten gebeuren? Genoemd lid denkt dat het integraal benaderen
van gezondheid, zoals ook in het Integraal Zorgakkoord wordt omschreven, van groot
belang is. Waarbij gezondheid niet los gezien kan worden van andere beleidsterreinen,
zoals armoede, schulden, huisvesting en werk. Hoe ziet de Minister de rol van de zorgverzekeraars
in dit geheel?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de NZa voorstelt dat zorgverzekeraars elkaar
niet beconcurreren op het thema gezondheid. Ook hierin ziet genoemd lid ondersteuning
voor het anders inrichten van het stelsel, bijvoorbeeld volgens het eerder genoemde
nationale zorgfonds. De NZa schrijft: «(...) Die heeft alles te maken met het huidige
financieringsmodel. Als je betaalt voor productie krijg je productie. Als je betaalt
voor gezondheid krijg je gezondheid. Betaal dus voor gezondheid.» Welke aangrijpingspunten
ziet de Minister in deze opmerking van de NZa en gaat de Minister daar wat mee doen?
Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie aandacht voor de opmerking van de NZa,
dat passende zorg inkopen voor een zorgverzekeraar niet altijd loont. Dit heeft te
maken met de zogenaamde risicoverevening. Hoe ver staat de Minister met het onderzoek
naar risicoverevening en een eventuele aanpassing van dit systeem?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.