Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de ontwikkelingen ouderenzorg - kwaliteit van zorg (Kamerstuk 31765-651)
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 695
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 november 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief
van 7 juli 2022 over de ontwikkelingen ouderenzorg – kwaliteit van zorg (Kamerstuk
31 765, nr. 651).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 september 2022 aan de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport voorgelegd. Bij brief van 23 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
11
II
Reactie van de Minister
12
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de Kamerbrief
van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) van 7 juli 2022 (Kamerstuk 31 765, nr. 651). Het is goed te zien dat er slagen worden gemaakt in de doorontwikkeling van het
Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Zorg is er over de ontwikkeling van het woondomein; bij de doorontwikkeling, bij de
bouw van verpleeghuisplekken en bij het programma wonen en zorg voor ouderen. Nederland
vergrijst. Alleen al het aantal 75-plussers neemt toe tot een kleine drie miljoen.
Het versnellen van de bouw van geschikte locaties en het stimuleren van doorstroom
zijn daarom van het grootste belang. Op andere fronten in het woondomein stokt de
groei, ondanks de regie van de Minister voor VRO. Wat betekent dit voor de ambities
van de Minister voor LZS?
NZa-verkenning naar het gebruik van het volledig pakket thuis (vpt) in de sector verpleging
en verzorging (V&V)
Genoemde leden lezen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aangeeft dat de inzichten
die men in de verkenning heeft opgedaan ook bruikbaar zijn voor de verdere beleidsontwikkeling
bij het scheiden van wonen en zorg. Zij bevelen aan te bepalen op basis van welke
waarden wordt beoordeeld of het scheiden van wonen en zorg een succes is. Hoe ziet
de Minister de uitvoering hiervan? Ook is het een aanbeveling dat er meer regie nodig
is vanuit het woondomein. Hoe wordt dit proces vormgegeven en hoe zal de beoordeling
eruitzien? Wanneer kan de Kamer van de Minister voor LZS en de Minister voor VRO de
aangekondigde beleidsbrief verwachten over wonen, zorg en ondersteuning voor ouderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het WOZO-programma wordt gewerkt aan thema’s
die de NZa benoemt, zoals de regievoering op het woondomein. Zij vragen de Minister
op welke manier zij daar rekening mee heeft gehouden.
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan aangeven hoe het wordt gewaarborgd
dat bij de bouwplannen tot 2026 rekening wordt gehouden met het voornemen in het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) om het scheiden van progr door te voeren bij nieuwe capaciteit in traditionele verpleeghuizen.
Op welke wijze zal zij deze totstandkoming accommoderen?
Genoemde leden vinden het goed om te horen dat de bevindingen van de NZa de urgentie
van de afspraken in het coalitieakkoord onderstrepen.
Reactie op verzoek vaste commissie voor VWS over de uitzending omroep MAX «Afschaffen
verzorgingshuizen»
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in haar Kamerbrief van 17 juni 2022
heeft aangegeven open te staan voor de mogelijkheid om familieleden de Wet langdurige
zorg (Wlz)-aanvraag te laten ondertekenen. Zij vragen de Minister wat de stand van
zaken is nu de voorbereidingen van een wetsvoorstel zijn gestart en vragen de Minister
tevens wanneer een dergelijk voorstel wordt verwacht.
Bouwplannen intramurale zorg
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister duidelijkheid te geven over de aanvankelijke
uitbreiding van 25.000 verpleeghuisplekken. Er is onduidelijkheid ontstaan omdat betrokkenen
dachten dat dit intramurale verpleeghuisplaatsen betrof, maar er bleek volledig pakket
thuis (vpt) bedoeld te worden. De cliënt betaalt de huur dan zelf en krijgt volwaardige
verpleeghuiszorg via de Wlz. Er zijn echter ouderenzorgorganisaties die al bezig waren
met uitbreiding van intramurale plekken. Uit een inventarisatie van Bureau HHM blijkt
dat het om 8.800 verpleeghuisplekken gaat, waarvan 4.800 plekken niet meer zijn terug
te draaien. Kan de Minister aangeven hoe zij hier mee omgaat, zodat organisaties niet
onnodig in de problemen komen?
Is de Minister het met genoemde leden eens dat een stabiele Normatieve Huisvestingscomponent
(NHC) nodig is om het vastgoed langdurig te exploiteren, ook in relatie tot de realisatie
van de genoemde 4.800 verpleeghuisplaatsen?
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een vraag over de voorgenomen herijking
in 2024 van de NHC door de NZa. Elke vijf jaar wordt de NHC herijkt, maar de voorgenomen
herijking dreigt nu erg negatief uit te vallen vanwege onder andere lage rentes van
de afgelopen jaren. Op dit moment stijgen de bouw- en energiekosten tot grote hoogte.
Is de Minister bereid deze ontwikkeling met de NZa te bespreken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het
Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en andere onderwerpen op het terrein van de ouderenzorg.
De doorontwikkeling van het kwaliteitskader, de WOZO en het scheiden van wonen en
zorg zijn voor genoemde leden belangrijke maatregelen die in het coalitieakkoord zijn
gerealiseerd om de ouderenzorg ook voor in de toekomst goed te regelen. Zij vragen
de Minister dan ook om snelheid te maken met deze maatregelen en de Kamer goed te
blijven mee te nemen in de voortgang hiervan.
Voor genoemde leden is het belangrijk dat er een goede invulling komt van het Kwaliteitskader
Verpleeghuiszorg, waarbij er oog is voor de kwaliteit van zorg, maar er ook rekening
wordt gehouden met de schaarste aan personeel. Voor deze leden is het belangrijk dat
er daarom ook snelheid wordt gemaakt met deze doorontwikkeling en zij vragen de Minister
hoe zij ervoor gaat zorgen dat er snelheid op dit proces blijft en welke stappen zij
neemt om regie te voeren op dit proces. Zij willen daarnaast graag weten hoe de Minister
erop gaat sturen dat het kwaliteitskader toekomstbestendig ingevuld wordt, zodat innovatie
en technologie hier ook een plek in kunnen krijgen. Deze leden vinden het ook belangrijk
dat werken in de ouderenzorg aantrekkelijk blijft, dus vragen zij de Minister hoe
ervoor gezorgd wordt dat het kwaliteitskader ook gaat bijdragen aan de verlaging van
de werklast en toename van werkplezier.
Met interesse hebben genoemde leden ook kennisgenomen van de brief van 30 mei 2022
aan het Zorginstituut Nederland (ZIN) over de doorontwikkeling van het kader. De leden
van de D66-fractie lazen daarin dat de Minister nadrukkelijk een rol wil spelen met
betrekking tot de normatieve elementen van de kwaliteit van verpleegzorg. Dat vinden
deze leden een positief signaal en zij vragen de Minister welke mogelijkheden zij
ziet om ook te sturen op de uitwerking van het kader, anders dan de randvoorwaarden
meegeven aan het ZIN en het ZIN hierin doorzettingsmacht te geven.
Daarnaast hebben zij ook vragen over de financiering van het kwaliteitskader. Zij
vragen de Minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat er zowel passende financiering is
voor de uitvoering van het kwaliteitskader, maar ook de houdbaarheid van de uitgaven
in de verpleeghuiszorg geborgd worden. Deze leden horen graag van de Minister hoe
de zogenaamde «noodrem-wet» geborgd is en er goede budgettaire besluitvorming plaatsvindt
als de kosten hoger uitvallen.
De leden van de D66-fractie hebben tevens kennisgenomen van de aanbevelingen van de
NZa, waarbij de NZa onder andere aangeeft dat het scheiden van wonen en zorg niet
binnen het huidige wettelijke kader tot stand komt. Deze leden horen graag van de
Minister hoe zij deze suggestie mee gaat nemen in de uitwerking en ontvangen graag
een tijdspad van de Minister over wanneer zij hier verder over geïnformeerd worden.
Zij ontvangen deze informatie graag voor het debat over de WOZO.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief met bijlagen over de
ontwikkelingen in de ouderenzorg en de kwaliteit van zorg en hebben daar nog enkele
vragen en opmerkingen over.
Doorontwikkeling Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
De leden van de PVV-fractie nemen aanstoot aan de misleidende voorstelling van zaken
die het begrip «doorontwikkelen» in zich houdt, in de context dat het kabinet 300
miljoen euro bezuinigt op personeel in de verpleeghuizen waardoor wederom 6.000 zorgmedewerkers
verdwijnen en de ouderenzorg nog verder door de bodem zakt. Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
is met bloed, zweet en tranen bevochten en staat voor het minimum van het minimum
dat in verschillende bewonerssamenstellingen nodig is aan personele ondersteuning,
met een gemiddelde van twee op acht tijdens piektijden. Dat het van de Minister nog
minder moet worden, vinden deze leden hardvochtig en onverantwoordelijk. Genoemde
leden zijn benieuwd naar wat acceptabele personeelsnormen zijn voor de Minister. Is
de Minister met de leden van de PVV-fractie eens dat medewerkers in de langdurige
zorg veel te veel tijd kwijt zijn aan administratieve lasten en dat het terugdringen
hiervan zorgt voor meer tijd voor de cliënt? Zo ja, wanneer gaat de Minister echt
werk maken van het terugdringen van administratieve lasten? Wordt dit ook meegenomen
in het kwaliteitskader? De Minister geeft aan dat doelgroep van verpleeg(huis)zorg
breder is dan alleen ouderen, denk aan jong dementerenden, patiënten met Korsakov,
Huntington en andere hoog complexe zorgvragen. Kan de Minister per doelgroep aangeven
hoe groot het percentage per doelgroep is? Hoe komt de Minister aan het wereldvreemde
idee dat de inzet van informele zorg door mantelzorgers en vrijwilligers nog verder
vergroot kan worden? Hoeveel Nederlanders doen vrijwilligerswerk? Hoeveel Nederlanders
zijn mantelzorger? Hoeveel mantelzorgers zijn zelf hulpbehoevend? Hoeveel mantelzorgers
zijn overbelast? Wat gaat de Minister doen om die overbelasting te verminderen? Is
het de bedoeling van de Minister dat mantelzorgers voorbehouden handelingen gaan uitvoeren?
Daar zijn zij toch niet voor opgeleid? Tot welke veiligheidsrisico’s leidt dit als
het gaat om het niet opgeleid zijn om een stoma te verzorgen, medicijnen uit te reiken,
wonden te verzorgen, sondes aan te leggen, steunkousen aan te trekken, et cetera?
De Minister zet in op het scheiden van wonen en zorg. Aan welk invoeringsplanning
denkt zij? Wanneer krijgt de Kamer de financiële details te zien, zoals consequenties
voor de huurtoeslag? Op welk niveau wil de Minister de kosten gaan scheiden als het
gaat om wonen, hotelkosten, voeding en zorg? Hoe gaan de algemene ruimtes zoals een
receptie bekostigd worden? Hoe gaat de Minister voorkomen dat er voor ouderen met
een kleine beurs enkel een betaalbare plek zal zijn in een oud verpleeghuis? Wanneer
ontvangt de Kamer de verdere concrete uitwerking van het scheiden van wonen en zorg?
NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de sector verpleging en verzorging
(V&V)
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister welk deel van de gebruikers kiest voor
een vpt vanwege het feit er geen plek is in een instelling. Hoe lang is de actuele
wachtlijst voor het verpleeghuis? En hoe lang voor de gehandicapteninstellingen? Genoemde
leden willen graag van de Minister weten waarom er niet meer keuzemogelijkheden voor
cliënten zijn ontstaan, terwijl dit vooraf bij de invoering van het vpt wel werd beoogd.
De cliënt behoudt het recht om te kiezen voor opname met verblijf. De leden van de
PVV-fractie vragen de Minister of er genoeg van deze plekken beschikbaar zullen blijven.
Hoe gaat de Minister voor tijdige en voldoende opnameplekken met verblijf zorgdragen?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de cliënt thuis dezelfde zorg geleverd krijgt
als in het verpleeghuis? Hoeveel tijd verleent een medewerker in een verpleeghuishuis
gemiddeld per dag hulp aan één cliënt? Hoeveel tijd verleent een wijkverpleegkundige
gemiddeld per dag hulp aan één cliënt thuis? Welke onderdelen van het pakket worden
vaak niet geleverd in de thuissituatie? Deze leden ontvangen graag een aantal concrete
voorbeelden van de Minister. Hoe vaak gebeurd het dat niet alle onderdelen geleverd
worden? Op wiens verzoek worden delen uit het zorgarrangement gelaten? Kan de Minister
per aanbeveling aangeven of en hoe deze overgenomen en uitgevoerd gaat worden? Zo
nee, waarom niet?
Een zorgaanbieder geeft aan dat het tarief VV4 in zowel vpt als zelfstandigen zonder
personeel (zzp) ontoereikend is om de zorg rendabel te kunnen leveren. Cliënten worden
daarom bewust langer in de Zorgverzekeringswet (Zvw) gehouden of via het modulair
pakket thuis (mpt) gefinancierd voor ze naar het wooninitiatief verhuizen. Genoemde
leden ontvangen in dit kader graag een reactie van de Minister. Uit het rapport blijkt
dat zorgkantoren alleen zorg via vpt willen inkopen of alleen vpt-zorg willen contracteren.
Vindt de Minister deze inmenging van het zorgkantoor wenselijk?
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector
Wordt de realisatie van de door aanbieders genoemde extra 12.015 intramurale verpleegzorgplekken
in 2025 behaald, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de Minister? Dit is toch
niet genoeg als er voor 2040 100.000 tot 164.000 nieuwe en vernieuwde verpleeghuisplekken
nodig zijn? Waarom laat de Minister deze ramp (het niet hebben van een plek voor hoogbejaarden)
gebeuren? Kan de Minister garanderen dat er voldoende woonvormen op basis van het
scheiden van wonen en zorg beschikbaar zijn voor ouderen met een kleine(re) beurs?
Wat zijn de gevolgen voor de eigen bijdrage van zorg met verblijf door de koppeling
van het wettelijke minimumloon (WML) aan de Algemene Ouderdomswet (AOW)? Heeft dit
ook effect op de eigen bijdrage voor vpt/mpt?
Hoeveel extra woonzorgplekken zijn er het afgelopen jaar gerealiseerd? Kan de Minister
voor de jaren 2010–2040 in een tabel aangeven hoeveel plekken in het verpleeghuis,
vpt en ouderenwoningen (nultreden) netto extra nodig zijn? Kan de Minister dit uitsplitsen
in seniorenwoningen (nul-treden woning), geclusterde setting en verpleeghuissetting
met en zonder de scheiding van wonen en zorg?
Is het de bedoeling dat nieuw te bouwen verpleeghuisplekken op basis van het scheiden
van wonen en zorg gebouwd worden? Op welke termijn zijn de verpleeghuisplekken waar
bewoners nu nog geen praktische zaken zoals een eigen deurbel, eigen meterkast en
eigen brievenbus hebben, omgebouwd? Op welke wijze komt het bedrag aan huur in een
woon-zorgcomplex tot stand? Wordt de ambitie uit de bestuurlijke afspraken uit 2021
om de komende vijf jaar 25.000 verpleeghuisplekken te realiseren, behaald?
In de periode 2026–2031 zal worden bezien of een deel van de bestaande capaciteit
binnen de verpleeghuizen kan worden opgezet in geclusterde woningen waarbij zorg en
verblijf zijn gescheiden. Hoe groot is dit deel? Hoeveel extra verpleeghuisplekken
op basis van zorg en verblijf wil de Minister realiseren? Hoeveel extra verpleegplekken
op basis van een scheiden van wonen en zorg wil de Minister realiseren? Hoe groot
zijn de wachtlijsten voor een verpleeghuis (zorg met verblijf) op dit moment? Wanneer
kan de Kamer de uitgewerkte plannen en doelstellingen met betrekking tot het scheiden
van wonen en zorg ontvangen?
Monitor ouderenzorg van de NZa
Hoe komt het dat het aantal ouderen dat gebruik maakt van de wijkverpleging tot en
met 2018 stijgt en daarna daalt, terwijl er een toename is in het gebruik van andere
soorten van zorg door ouderen?
Hoe lang is de gemiddelde verblijfsduur binnen de intramurale Wlz-zorg?
Reactie op verzoek vaste commissie voor VWS over de uitzending omroep MAX «Afschaffen
verzorgingshuizen»
Op dit moment is er een groot tekort aan geclusterde woonvormen/verpleeghuisplekken.
Is deze Minister bereid toe te geven dat het stoppen van de financiering van de verzorgingshuizen
(extramuraliseren zzp 1–3 en de helft van 4) per 1 januari 2013 en 1 januari 2014
een grote fout is geweest?
Het levert problemen op dat familieleden geen Wlz-aanvragen mogen tekenen. Wanneer
ontvangt de Kamer deze wetswijziging?
Hoe vaak komt het voor dat patiënten zorgverleners niet kunnen bereiken? Welke knelpunten
zijn er opgepakt door het praktijkteam? Hoeveel mensen hebben het afgelopen jaar geen
palliatieve zorg thuis kunnen ontvangen? Hoeveel mensen zijn tegen hun wil in niet
thuis overleden? Hoeveel jaar bestaat het probleem dat mensen niet kunnen kiezen waar
ze kunnen sterven al?
Al jaren is bekend dat burgers de juiste weg en de onafhankelijke cliëntondersteuner
niet kunnen vinden. Wanneer moet dit verbetertraject voelbaar zijn, vragen de leden
van de PVV-fractie tot slot aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele aanvullende
en verduidelijkende vragen te stellen naar aanleiding van de Kamerbrief van de Minister
voor LZS.
Naar aanleiding van de NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de V&V-sector
stellen genoemde leden de volgende vragen aan de Minister. Wat vindt de Minister ervan
dat het gebruik van het vpt zo is gestegen? Ziet de Minister het vpt in verband met
het scheiden van wonen en zorg als een oplossing of als een «bijkomend» probleem?
Kan de Minister nader duiden wat er wordt bedoeld met de zin die stelt dat gezien
de verschillende verschijningsvormen van het vpt gekeken moet worden of het instrument
van het vpt goed passend is? Voor wie moet het dan passend zijn? Wat vindt de Minister
van het punt van de NZa waarin zij stelt dat als zorg thuis als uitgangspunt in de
aanspraken van de Wlz moet worden opgenomen, scheiden van wonen en zorg waarschijnlijk
sterker gestimuleerd wordt dan onder de huidige situatie? Er worden een aantal aanbevelingen
nader uitgewerkt in het WOZO-programma. Genoemde leden vragen de Minister of bij verdere
uitwerking ook rekening wordt gehouden met mantelzorgers, specifiek gezien de positie
van mantelzorgers en het sociale netwerk bij de leveringsvorm vpt?
Naar aanleiding van het HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit
van zorgaanbieders in de VPT-sector stellen de leden van de CDA-fractie verder de
volgende vragen aan de Minister. Hoe verhoudt de demografische groei zich tot het
daadwerkelijke aantal bouwplannen (22.000 in 2026)? Hoe verhoudt dit zich tot de bestuurlijke
afspraken uit 2021 waarin is afgesproken dat er voor de komende vijf jaar 25.000 verpleeghuisplekken
moeten worden gerealiseerd? Begrijpen deze leden het goed dat het grootste deel van
deze plaatsen gezocht wordt in geclusterde woningen, dus ook in de leveringsvorm vpt?
En wordt er rekening gehouden of deze vorm passend is zoals de eerder in de brief
wordt gesteld? De Minister stelt dat voor een deel van deze plekken nog plannen moeten
worden opgesteld. Hoe groot is het deel waarvoor nog plannen moeten worden opgesteld
en voor welk deel zijn al wel plannen geconcretiseerd?
Naar aanleiding van de Monitor Ouderenzorg van de NZa stellen genoemde leden daarnaast
de volgende vragen aan de Minister. De NZa stelt dat door de dubbele vergrijzing de
toegankelijkheid van de ouderenzorg onder druk komt te staan en dat de komende jaren
keuzes nodig zijn om tot een meer integrale benadering te komen. Wat vindt de Minister
van de stellingname van de NZa? Onderschrijft de Minister deze stellingname? Denkt
de Minister dat het scheiden van wonen en zorg een oplossing kan bieden in verband
met de dubbele vergrijzing? Een belangrijk thema in het WOZO-programma is het eerder
aanbieden van zorg; hierdoor wordt zwaardere en duurdere zorg voorkomen. De Minister
stelt dat een betere samenwerking en een meer integrale benadering nodig zijn. Dat
delen de leden van de CDA-fractie, maar zij denken dan wel dat mantelzorgers meer
en beter ondersteund kunnen en moeten worden. Deelt de Minister deze zienswijze? Vallen
mantelzorgers ook onder de «integrale benadering» of heeft de Minister het dan alleen
over de professionele zorg? Hoe wil de Minister meer samenwerking bevorderen? Wordt
er dan gewerkt met reeds succesvolle projecten? Hoe verhoudt deze integrale benadering
en betere samenwerking zich tot andere delen van de zorg (met name in de thuissituatie)
die zich in de Zvw of in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 bevindt?
Naar aanleiding van de samenwerkingsafspraken tussen beroepsgroepen, brancheverenigingen
en stelselpartijen binnen de ouderenzorg en de uitvoering van de motie van het lid
Peters (Kamerstuk 31 765, nr. 651) vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of zij dit verder kan concretiseren.
«Het op de gespreksagenda houden» vraagt wat betreft deze leden om een nadere duiding
en uitleg.
Genoemde leden lezen tot slot dat de Minister gestart is met de voorbereidingen om
familieleden Wlz -aanvragen te laten ondertekenen. Onderhavige brief is van 7 juli
2022. Hoe staat het met de voorbereidingen van dit wetsvoorstel? Kan de Minister aangeven
wanneer dit naar de Kamer wordt gestuurd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
hierover nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zijn tegenstander van de versobering van de personeelsnorm
in de verpleeghuiszorg. Zij vragen de Minister daarom of zij zich herinnert waarom
de huidige personeelsnorm binnen het kwaliteitskader verpleeghuiszorg tot stand is
gekomen. Zo ja, is zij van mening dat het wenselijk is om weer terug te bewegen richting
de situatie voor de totstandkoming van deze personeelsnorm bestond?
Daarnaast vragen deze leden of de Minister zich beseft dat versobering van de bezettingsnorm
ervoor zal zorgen dat zorgverleners een nog hogere werkdruk krijgen, waardoor nog
meer zorgverleners de sector dreigen te verlaten? Zo ja, waarom blijft zij dan alsnog
achter deze versobering staan?
Waarom kiest de Minister er niet voor om te investeren in de verpleeghuiszorg, in
plaats van erop te bezuinigen?
De leden van de SP-fractie lezen voorts dat de Minister de intentie heeft om het aantal
verpleegzorgplekken met verblijf te stabiliseren, door wonen en zorg te scheiden.
Daarmee kiest zij ervoor om de toegang van ouderen tot verpleeghuizen verder in te
perken. Waarom maakt zij deze keuze, zo vragen deze de Minister?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de
voorliggende stukken. Zij vinden het belangrijk dat de ontwikkelingen in de ouderenzorg
door de NZa in kaart worden gebracht, zodat tijdig aandacht kan worden gevraagd voor
noodzakelijke aanpassingen.
Immers de vergijzing en daarmee de zorgvraag nemen toe, de Minister richt zich op
extramurale zorg, dan moet de vinger aan de pols gehouden worden of voldoende zorg
thuis beschikbaar en toegankelijk is.
Doorontwikkeling Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
De leden van de PvdA-fractie lezen dat «zelf als het kan; thuis als het kan; digitaal
als het kan» de nieuwe norm in het WOZO-programma wordt. In de begroting van het ministerie
voor 2023 lezen zij dat het Zorgkantoor gaat sturen op extramurale zorginkoop en dat
het aantal verpleeghuisplekken gelijk blijft. Zij vragen de Minister wat er gebeurt
met een oudere als hij of zij het zelf niet kan én thuis niet kan en in hoeverre deze
norm als sturingsmechanisme gaat functioneren. Hebben ouderen nog een keuze, wanneer
zij veel zorg nodig hebben, of wordt die keuze bepaald door de beschikbare capaciteit?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat een dergelijke beleidskeuze alleen
kan wanneer voldoende zorg thuis gegarandeerd kan worden. Kan de Minister aangeven
of zij deze mening deelt en dit uitgebreid toelichten?
Genoemde leden constateren dat intramurale verpleeghuisplekken voor ouderen met alleen
AOW of AOW en een klein pensioen financieel aantrekkelijker zijn dan (aangepast) thuis
wonen. Hoe worden de financiële gevolgen voor deze groep onderzocht en hoe wordt er
rekening gehouden met voldoende woonmogelijkheden voor deze groep?
NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de V&V-sector
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer en in hoeverre ieder van de
aanbevelingen van de NZa wordt overgenomen in beleid. Hoe kan bijvoorbeeld worden
beoordeeld of scheiden van wonen en zorg een succes is? Worden alle aanbevelingen
geheel overgenomen? Hoe wordt gecontroleerd dat overgenomen aanbevelingen ook daadwerkelijk
worden uitgevoerd?
Deze leden lezen dat de NZa aangeeft dat de toegankelijkheid van het wonen een risico
kan vormen voor de toegankelijkheid van de zorg. Hoe gaat de Minister dit risico voorkomen?
Hoe wordt meer regie vanuit het woondomein georganiseerd, gezien de huidige situatie
op de woningmarkt?
Hoe gaat de kwaliteit van zorg thuis worden gebruikt bij de herinterpretatie van het
Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg? Hoe wordt gegarandeerd dat zorgverzekeraars de afspraken
in het Integraal Zorgakkoord nakomen en nu wel voldoende wijkverpleging inkopen?
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer duidelijkheid wordt geboden
over de 4800 onomkeerbare nieuwe plekken, ook wat betreft de intramurale bekostiging
en de NHC?
Kan een overzicht gegeven worden van de 4800 onomkeerbare plekken, wat betreft een
overzicht van bouwprojecten, bij welke zorgorganisaties en in welke zorgkantoorregio’s?
Wat betekent het omzetten van de bestaande capaciteit binnen verpleeghuizen naar geclusterde
woningen en in welke mate is deze omzetting ook afgestemd op de toenemende vergrijzing
en zorgvraag en het zorgaanbod voor zorg thuis?
Monitor ouderenzorg van de NZa
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de NZa constateert dat ten gevolge van de dubbele
vergrijzing de toegankelijkheid van de ouderenzorg meer onder druk komt te staan en
dat politieke keuzes nodig zijn om tot een meer integrale benadering te komen. Zij
vragen welke concrete maatregelen in begroting en het Integraal Zorgakkoord er volgens
de Minister voor zullen zorgen dat de toegankelijkheid van de zorg voor ouderen wordt
gegarandeerd, zowel wat betreft financiële toegang als wat betreft capaciteit, en
daarbij aan te geven van welke partijen en welke inzet die garantie afhankelijk is.
De leden van de PvdA-fractie wijzen hierbij op de samenhang tussen de Wmo, Zvw en
Wlz, waardoor samenwerking tussen verschillende partijen een vereiste is. Hoe gaat
de Minister zorg voor de juiste prikkels? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat het
voor zorgverzekeraars voordelig is om onvoldoende systeemfuncties in te kopen, zodat
mensen minder lang thuis kunnen blijven? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat preventie
door de ene partij niet alleen financieel voordeel voor een andere partij oplevert?
Hoe wordt gezorgd voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijk belang?
En hoe wordt dit door het Ministerie van VWS gecoördineerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief
van de Minister van 7 juli 2022. De Minister geeft aan in grote lijnen de aanbevelingen
van de NZa met betrekking tot het gebruik van het vpt in de V&V-sector te onderschrijven.
Genoemde leden vragen de Minister welke aanbevelingen zij onderschrijft. Welke concrete
maatregelen zal de Minister nemen om de aanbevelingen in de praktijk toe te passen?
De NZa waarschuwt voor de toegankelijkheid van zorg door wonen en zorg te scheiden,
zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Toch blijkt dat volgend jaar al wordt
gestart met het scheiden van wonen en zorg. Dit terwijl de randvoorwaarde, voldoende
huisvesting voor ouderen, nog niet voldoende is ingevuld. Waarom wordt volgend jaar
al gestart met het scheiden van wonen en zorg als er nog niet voldoende geclusterde
woningen zijn? Genoemde leden vragen de Minister hoe het kan dat de plannen voor 50.000
verpleegzorgplekken in geclusterde woningen nog moeten worden gemaakt, maar dat wonen
en zorg nu wel al wordt gescheiden.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de ouderen met weinig
vermogen. Voor hen zal het erg moeilijk zijn om geschikte huisvesting te vinden voor
hun oude dag. Temeer omdat ouderenwoningen waar verpleegzorg gegeven kan worden aan
bepaalde eisen moet voldoen. Zo dient deze overal ruim genoeg te zijn voor een rollator
en gelijkvloers te zijn. Daarnaast is er ook aan deze woningen een enorm tekort, waarmee
de prijs nog verder wordt opgedreven. Deze leden hebben hier twee vragen over. Ten
eerste willen zij graag weten welke stappen de Minister zet om deze groep nu al gericht
te ondersteunen. Ten tweede vragen zij de Minister hoeveel van de 50.000 verpleegzorgplekken
beschikbaar komen als sociale huur.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens aan de Minister op basis van welke
waarden wordt beoordeeld of het scheiden van wonen en zorg een succes is, aangezien
de NZa ook aangeeft dat dit van tevoren dient te worden bepaald. Aangezien volgend
jaar wordt gestart met het scheiden van wonen en zorg, verwachten de genoemde leden
dat de Minister kan aangeven welke doelen hiermee bereikt dienen te worden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder dat de voorziene uitbreiding van verpleeghuisplekken
lager ligt dan de genoemde 12.000 en dat de Minister de komende periode zal bezien
op welke wijze zij de totstandkoming van de extra 4.800 plekken kan accommoderen.
Genoemde leden zijn benieuwd of de Minister al concrete ideeën heeft over de accommodatie
van de totstandkoming van de extra plekken. Daarnaast lezen zij dat de ambitie om
de komende vijf jaar 25.000 verpleegzorgplekken te realiseren op dit moment niet worden
aangepast. Deze leden vragen de Minister wat zij zal doen om ervoor te zorgen dat
deze 25.000 verpleegzorgplekken daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. En hoe verhoudt
dit voornemen zich tot de plannen uit de begroting van het ministerie, waaruit blijkt
dat wordt voorgenomen om het aantal verpleegzorgplekken gelijk te houden? Bovendien
lezen de genoemde leden dat voor een deel van de geclusterde woonplekken nog plannen
moeten worden opgesteld. Waarom zijn deze plannen nog niet opgesteld? Wat gaat de
Minister doen om ervoor te zorgen dat deze plannen zo snel mogelijk opgesteld zullen
worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister zich inzet voor preventie
van duurdere en zware zorg, onder andere door advance care planning, vervroegde aandacht
voor de ouder wordende burger en het versterken van het sociaal domein. Genoemde leden
vinden het belangrijk dat ook de meest kwetsbare groepen toegang hebben tot zorg en
hopen dat deze mening gedeeld wordt door de Minister. Zij vragen de Minister dan ook
of de eerdergenoemde middelen ter preventie, maar ook zorg, ingezet zullen worden
voor oudere vluchtelingen. Welke maatregelen zullen concreet genomen worden om ouderenzorg
voor oudere vluchtelingen mogelijk en toegankelijk te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg dat
het ZIN veel waarde hecht aan compassie voor de cliënt. Genoemde leden vinden compassie
voor de cliënt ook erg belangrijk. Is de Minister bekend met het probleem compassion fatigue, een situatie waarin de bronnen van een hulpverlener om empathisch te engageren met
andere personen uitgeput zijn, met onder andere als gevolg dat het lastiger wordt
om compassievolle zorg te leveren? Heeft de Minister inzicht in het aantal zorgverleners
binnen de ouderenzorg wat kampt met compassion fatigue? Zo ja, om hoeveel zorgverleners gaat dit? Zo nee, zou de Minister een inschatting
kunnen maken? Welke maatregelen gaan genomen worden om compassion fatigue bij zorgverleners binnen de ouderenzorg tegen te gaan? En hoe verwacht de Minister
dat de doorontwikkeling van het kwaliteitskader hier een positieve of negatieve invloed
op heeft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
Kamerbrief van de Minister en de onderliggende rapporten over ontwikkelingen in de
ouderenzorg. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
In de opdracht aan het ZIN voor de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de kwaliteit van de verpleeghuiszorg
de afgelopen jaren is verbeterd. Tegelijk is het budget voor verpleeghuiszorg de afgelopen
jaren met € 2,1 miljard toegenomen en is het aantal werknemers dat in de verpleeghuiszorg
werkt toegenomen. Deze leden onderschrijven de constatering van de Minister dat er
een grens zit aan het aantal mensen dat in de zorg werkt en dat dit een van de redenen
is om de kaders voor kwaliteit in de zorg te herzien. Tegelijkertijd vinden deze leden
het een opdracht voor de overheid om goede kwaliteit van zorg te bieden, zeker aan
de kwetsbaren in onze samenleving. Het is niet vanzelfsprekend dat dezelfde kwaliteit
geboden kan worden aan ouderen met minder geld en minder mensen. Welke reflectie geeft
de Minister verder op dit dilemma?
De leden van de ChristenUnie-fractie interpreteren de toelichting van de Minister
zo dat om de kwaliteit van zorg in de verdere toekomst te borgen, ook gevolgen kan
hebben voor de kwaliteit van zorg in de nabijere toekomst. Deze leden zien ook dat
er grenzen zijn aan wat mogelijk is in de zorg, voornamelijk door personeelstekorten.
Zij vinden het daarin belangrijk dat er een maatschappelijke dialoog wordt gevoerd
over de toekomst van de ouderenzorg, waarbij nadrukkelijk wordt bezien hoe de samenleving
gezamenlijk de opdracht ervaart om zich voor te bereiden op meer vergrijzing en goede
zorg voor elkaar. Het ZIN krijgt de opdracht mee om een maatschappelijke toetsing
van het nieuwe kwaliteitskader uit te voeren. Ziet de Minister voor zichzelf ook een
opdracht en verantwoordelijkheid om een maatschappelijke dialoog over de toekomst
van de ouderenzorg te starten? Hoe geeft de Minister vorm aan deze verantwoordelijkheid?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de plaats van de regiovisies in het
nieuwe kwaliteitskader. Deze leden vinden het belangrijk dat het verpleegzorgaanbod
in een nauw verbonden netwerk van andere zorgaanbieders is ingebed. Dit belang wordt
alleen maar groter als het nieuwe kwaliteitskader niet alleen over verpleeghuiszorg
maar over alle verpleegzorg gaat. Ten aanzien daarvan vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
of de Minister kan omschrijven welke cliënten met welke zorgbehoefte en woonsituatie
onder dit nieuwe kwaliteitskader vallen.
Is de Minister het met deze leden eens dat het onderscheid tussen verschillende vormen
van verpleging thuis, zoals wijkverpleging en vpt, op de inhoud nauwelijks meer te
maken is? Terwijl tegelijkertijd de doelgroepen sterk uiteen kunnen lopen, van een
levenslang en levensbreed beperkte cliënt die thuis woont en een toekomst wil opbouwen
tot een oudere in een verpleeghuis aan het einde van haar of zijn leven. Pleit deze
ontwikkeling volgens de Minister ook niet voor een andere benadering van langdurige
zorg en bijvoorbeeld voor één kwaliteitskader ouderenzorg? Op welke manier spant de
Minister zich in om hieraan te werken?
Ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg hebben de leden van de ChristenUnie-fractie
ook enkele vragen. De verkenning van de NZa over het gebruik van het vpt in de V&V-sector
heeft tot goede aanbevelingen geleid over het scheiden van wonen en zorg. Kan de Minister
aangeven of zij werk wil maken van de voorgestelde wetswijziging om zorg thuis als
uitgangspunt in de aanspraak op te nemen? En op welke termijn worden de aanbevelingen
van de NZa in het WOZO-programma uitgewerkt?
Kan de Minister aangeven hoe zij bij de invoering van de scheiding van wonen en zorg
rekening houdt met de financiële gevolgen voor ouderen? De leden van de ChristenUnie-fractie
zien namelijk dat nu een verpleeghuisplek een betaalbare plek is voor ouderen met
weinig financiële armslag, maar zien dat de betaalbaarheid onder druk kan komen te
staan als wonen en zorg van elkaar worden gescheiden.
Ten aanzien van de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie op welke manier en termijn duidelijkheid kan worden gegeven
aan zorgaanbieders of en welke bouwplannen doorgang kunnen vinden en welke niet. Waarom
kan er nog geen overzicht van bouwprojecten of zorgorganisaties gegeven worden die
horen bij de 4800 «onomkeerbare plekken» die Bureau HHM heeft berekend? De leden van
de ChristenUnie-fractie onderstrepen ten slotte dat het een randvoorwaarde is voor
het slagen van het scheiden van wonen en zorg dat er voldoende zelfstandige ouderenwoningen
in diverse vormen zijn. Op dit punt zullen zij de ontwikkeling van het scheiden van
wonen en zorg kritisch blijven volgen en de nauwe samenwerking tussen de Minister
voor VRO en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport aanmoedigen.
II. Reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling de inbreng en vragen van de facties gelezen. In het hiernavolgende
beantwoord ik de gestelde vragen, waarbij ik start met een korte parafrasering van
de gestelde vragen.
1. De leden van de VVD-fractie stellen dat de groei in het woondomein stokt en vragen
wat dit betekent voor mijn ambities?
2. De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van de verkenning van de NZa
over het Volledig Pakket Thuis (VPT) hoe de uitvoering van het scheiden van wonen
en zorg wordt vormgegeven?
3. De leden van de VVD-fractie vragen hoe in de verdere uitwerking van het WOZO-programma
rekening wordt gehouden met meer regievorming op het woondomein?
4. De leden van de VVD-fractie vragen hoe bij de bouwplannen rekening wordt gehouden
met het voornemen in het coalitieakkoord om het scheiden van wonen en zorg door te
voeren bij nieuwe capaciteit in verpleeghuizen?
Antwoord 1 t/m 4
Samen met de Minister voor VRO heb ik een programma voor wonen en zorg voor ouderen
opgesteld. Naast een opgave van reguliere woningen voor ouderen (in zogenoemde nultredenwoningen
en geclusterde woonvormen) is hierin ook een opgave meegenomen voor verpleegzorgplekken.
Deze uitbreiding van verpleegzorgplekken vormt een alternatief voor de intramurale
verpleeghuisplekken en zal op basis van het scheiden van wonen en zorg worden gerealiseerd.
De benodigde verpleegzorgplekken vormen onderdeel van de woondeals die regionaal worden
afgesloten en ook verder worden uitgewerkt tot opgaven per gemeente. Daarmee wordt
vanuit de diverse overheden (rijksoverheid, provincie en gemeenten) meer regie gevoerd
op de totstandkoming van diverse woonvormen (inclusief de verpleegzorgplekken).
Over de verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg zal ik uw Kamer informeren
voor het einde van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO.
5. De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van een Kamerbrief van 17 juni
2022 naar de mogelijkheid om familieleden de Wet langdurige zorg (Wlz)-aanvraag te
laten ondertekenen. Zij vragen de Minister wat de stand van zaken is?
Antwoord 5
Ik ben inmiddels bezig met het opstellen van het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt
dat ook familieleden voortaan de Wlz-aanvraag mogen ondertekenen in geval de cliënt
dit zelf niet meer kan en er ook geen wettelijk vertegenwoordiger of door de cliënt
eerder aangestelde gemachtigde is. Zoals ik in mijn brief van 17 juni 2022 (Kamerstuk
35 943, nr.7) heb aangegeven, is het van belang in de uitwerking zoveel mogelijk tegemoet te komen
aan het waarborgen van het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en te voorkomen dat
de waarborgen van de Wet zorg en dwang doorkruist worden. Met deze uitwerking, waarbij
ik ook de veldpartijen betrek, ben ik nu bezig. Ik vind het van belang het reguliere
wetgevingsproces te doorlopen (onder andere diverse toetsen, internetconsultatie en
advies van de Raad van State) en dat leidt ertoe dat ik verwacht het wetsvoorstel
eind 2023 te kunnen indienen bij de Tweede Kamer.
6. De leden van de VVD-fractie vragen hoe omgegaan wordt met de plannen voor uitbreiding
van 4.800 plekken verpleeghuiscapaciteit die volgens een inventarisatie van Bureau
HHM niet meer zijn terug te draaien.
Antwoord 6
In de kaderbrief Wlz die ik u op 29 september 2022 (Kamerstuk 34 104, nr. 363) heb toegestuurd zijn extra middelen beschikbaar gesteld om de komende jaren deze
4.800 verpleeghuisplekken daadwerkelijk te kunnen realiseren. In het inkoopoverleg
2023 tussen zorgkantoor en zorgaanbieders, dat op dit moment plaats vindt, kunnen
deze afspraken worden vastgelegd.
7. De leden van de VVD-fractie vragen of ik – mede in het kader van de realisatie
van de 4.800 onomkeerbare verpleeghuisplakken – van mening ben dat een stabiele Normatieve
Huisvestingscomponent (NHC) nodig is om vastgoed langdurig te exploiteren en vragen
of ik bereid ben om een voorgenomen herijking van de NHC door de NZa in 2024 te bespreken
i.v.m. de stijgende bouwkosten en energiekosten?
Antwoord 7
De ontwikkeling van de tarieven moet voorspelbaar zijn. Het onderhoud van de tarieven
is een onderdeel van het reguliere proces van de NZa, waarmee ik uiteraard regelmatig
overleg. De genoemde herijking reflecteert de lage kosten die zorginstellingen al
jaren maken voor hun geldleningen en stijgende kosten door meer eisen aan duurzaamheid
(isolatie).
Overigens merk ik over de bouwkosten op dat deze een conjuncturele slingerbeweging
zijn. Waar einde 2021 nog sprake was van ca. 5% voordeel op bouwkosten, is nu in korte
tijd gegaan naar een nadeel van 10%. De aanpassing van de normatieve huisvestingscomponent
past binnen de systematiek van periodieke herijking op basis van actuele informatie.
Door investeringen in extra duurzaamheid versneld in de NHC-vergoeding te verwerken
wordt een deel van de verlaging van de NHC-vergoeding gedempt.
De gestegen energieprijzen staan los van de herijking van de NHC-component en vormen
een reden tot zorg. Tegelijkertijd is het een impuls om ook te kijken hoe je als zorginstelling
je energieverbruik kan verminderen of in je eigen energievraag kan voorzien (bijv.
zonnepanelen). Ik beraad mij over mogelijkheden om aanbieders voor een deel van de
gestegen energiekosten te kunnen compenseren. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn
brief van 17 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 32).
8. De leden van de D66-fractie geven mee dat er snelheid gemaakt moet worden met de
doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en vragen de Minister hoe
zij ervoor gaat zorgen dat er snelheid in dit proces blijft en welke stappen zij neemt
om regie te voeren op dit proces?
Antwoord 8
Ik deel de urgentie die de leden van D66 aangeven. Ik heb daarom het Zorginstituut
verzocht om mij tijdens het proces van doorontwikkeling te informeren over de voortgang
en waar nodig te adviseren hoe de voortgang te bevorderen. Ik verwacht u begin 2023
over de voortgang te kunnen informeren. Het plan van aanpak van het Zorginstituut
zal ik u samen met de brief over de stand van zaken WOZO doen toekomen.
9. De leden van de D66-fractie willen weten hoe de Minister erop gaat sturen dat het
kwaliteitskader toekomstbestendig ingevuld wordt, zodat innovatie en technologie hier
ook een plek in kunnen krijgen en hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat het kwaliteitskader
ook gaat bijdragen aan de verlaging van de werklast en toename van werkplezier. Voorts
vragen zij welke mogelijkheden de Minister ziet om te sturen op de uitwerking van
het kader, anders dan de randvoorwaarden meegeven aan het ZIN en het ZIN hierin doorzettingsmacht
te geven.
Antwoord 9
Ook ik vind de genoemde onderwerpen van groot belang en heb in mijn verzoek aan het
Zorginstituut de maatschappelijke context geschetst die in de doorontwikkeling meegenomen
zou moeten worden zodat het kwaliteitskader toekomstbestendig zal zijn. In deze context
heb ik onderwerpen meegegeven zoals de inzet van informele zorg en technologie, maar
ook aandacht gevraagd voor regeldruk en goed werkgeverschap om personeel te behouden.
Ik heb als Minister geen wettelijke rol bij kwaliteitsstandaarden anders dan de toets
van kwaliteitsstandaarden met substantiële financiële gevolgen (de noodremprocedure).
Alleen tripartiete partijen dan wel de adviescommissie kwaliteit kunnen een kwaliteitsstandaard
voordragen bij het Zorginstituut.
Een nieuw of gewijzigd kwaliteitskader hoeft alleen aan de Minister te worden voorgelegd
indien er sprake is van een risico op substantiële financiële gevolgen (zie ook het
antwoord bij 10.) Over dit onderwerp heb ik u ook afzonderlijk geïnformeerd op 14 oktober
2022 (Kamerstuk 31 765, nr. 670).
10. De leden van de D66-fractie vragen hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat er zowel
passende financiering is voor de uitvoering van het kwaliteitskader, maar ook de houdbaarheid
van de uitgaven in de verpleeghuiszorg geborgd worden. Daarnaast willen de leden graag
horen hoe de zogenaamde «noodrem-wet» geborgd is en er goede budgettaire besluitvorming
plaatsvindt als de kosten hoger uitvallen?
Antwoord 10
Bij nieuwe of gewijzigde kwaliteitsstandaarden met mogelijke substantiële financiële
gevolgen voor de collectieve zorguitgaven is voorzien in een politieke toetsing.
Het gaat dan om kwaliteitsstandaarden die breed toepasbaar zijn en waarbij er sprake is van:
• een toename van het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners dan wel een verhoging van de kwalificaties van de in te zetten zorgverleners,
of
• een nieuwe wijze van zorgverlening of een andere organisatie van het zorgproces waarbij
bouwkundige, ruimtelijke, technische of organisatorische aanpassingen nodig zijn waarvoor
een financiële investering nodig is.
Op basis van deze toetsing kan de Minister opname van een dergelijke kwaliteitsstandaard
in het Register voor kwaliteitsstandaarden van het Zorginstituut verbieden en daarmee
een stijging van de collectieve zorguitgaven voorkomen.
Ten algemene geldt dat de NZa ten minste redelijkerwijs kostendekkende tarieven moet
stellen, waarbij zorg moet kunnen worden geleverd van voldoende kwaliteit. Dus waarbij
voldaan kan worden aan het kwaliteitskader.
11. De leden van D66-fractie vragen naar aanleiding van de aanbevelingen van de NZa,
waarbij de NZa onder andere aangeeft dat het scheiden van wonen en zorg niet binnen
het huidige wettelijke kader tot stand komt, wanneer zij geïnformeerd worden over
het meenemen van reactie hierop?
Antwoord 11
Over de verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg zal ik uw Kamer informeren
voor het einde van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO.
12. De leden van de PVV-fractie vragen of het terugdringen van de administratieve
lasten zorgt voor meer tijd voor de cliënt en of dit meegenomen wordt in het kwaliteitskader?
Antwoord 12
Het beperken van de administratieve lasten voor de zorgmedewerkers zien zowel de deelnemende
partijen, het Zorginstituut als ik als een leidend principe voor het nieuw te ontwikkelen
kwaliteitskader voor de verpleeghuissector. Daarbij wordt dus goed gekeken naar wat
nuttig en nodig is voor de zorg en voor het leren en verbeteren, en moet niet meer
vastgelegd worden dan noodzakelijk. Een goed voorbeeld is het leefplezierplan waarbij
de wensen van de cliënt en het werk van de professional centraal staan en minder hoeft
te worden vastgelegd. In het algemeen zal het terugdringen van regeldruk voor de zorgprofessional
bijdragen aan meer tijd voor de cliënt. Dit doe ik langs een aantal lijnen zoals de
aanpak van landelijke thema’s en de lokale aanpak waarbij zorgaanbieder worden ondersteund
bij het verminderen van regeldruk. Ik denk dat al deze acties noodzakelijk zijn om
écht iets te doen aan de administratieve lasten, zoals in mijn brief over het programma
Ontregel de zorg van 8 juni 2022 (Kamerstuk 29 515, nr. 480) is toegelicht.
13. De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister per doelgroep, zoals jong dementerenden,
patiënten met Korsakov, Huntington en andere hoog complexe zorgvragen kan aangeven
hoe groot het percentage per doelgroep is dat ook in verpleeghuizen verblijft?
Antwoord 13
In 2019 heeft mijn voorganger door KPMG-onderzoek laten doen naar specifieke groepen
in de Wlz. Hierin zijn de volgende aantallen per doelgroep geïnventariseerd:
– Ziekte van Huntington (300)
– Syndroom van Korsakov (1.500)
– Langdurige bewustzijnsstoornis (100–150)
– Kinderen/jongeren met NAH (aantal niet bekend)
– Multiple Sclerose (1.000)
– Gerontopsychiatrie (<1.000)
– Dementie met zeer ernstige gedragsproblemen (<1.000)
– Licht verstandelijke beperking met bijkomende problematiek (400–500)
– Matige of ernstige verstandelijke beperking met zeer ernstige gedragsproblematiek
(circa 100)
– NAH met bijkomende problematiek (300–500)
Dit onderzoek en de beleidsreactie zijn in 2019 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken
31 765 en 34 104, nr. 414 en Kamerstuk 31 765, nr. 434).
Ik heb op dit moment geen recentere data over deze doelgroepen in de verpleeghuizen
tot mijn beschikking. Ik verwacht dat het aantal dat in 2019 is geïnventariseerd stabiel
is.
Voor de groep jong dementerenden kan ik melden dat er ongeveer 2400 cliënten tussen
de 18 en 65 jaar een Wlz indicatie met grondslag PG hebben. Naar schatting verblijven
er 2000 cliënten uit deze groep in een instelling met een ZZP VV5 en VV7.
14. De leden van de PVV-fractie horen graag hoe de Minister denkt de inzet van informele
zorg door mantelzorgers en vrijwilligers nog verder te kunnen vergroten? En hoort
hierbij ook graag hoeveel Nederlanders vrijwilligerswerk doen, mantelzorger zijn en
zelf hulpbehoevend zijn. Ook horen de leden graag hoeveel mantelzorgers overbelast
zijn en wat de Minister gaat doen om die overbelasting te verminderen?
Antwoord 14
De Staatssecretaris van VWS heeft op 30 september 2022 (Kamerstuk 30 169, nr. 73) een brief aan uw Kamer gezonden over mantelzorg en informele zorg. In deze brief
is aangegeven dat de aanpak rust op drie pijlers: (1) de erkenning van mantelzorg
en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding en samenwerking met (het netwerk
van) de mantelzorger en (3) respijtzorg. Binnen deze pijlers is een aantal acties
op lange en korte termijn geformuleerd, zoals het opstellen van een visie over de
brede sociale basis. De gedachte hierbij is dat mensen omzien naar elkaar en dat met
inzet van mantelzorgers en vrijwilligers eenvoudige hulp- en ondersteuningsvragen
kunnen worden opgevangen in het sociaal netwerk. Hierbij kan gedacht worden aan het
herinneren van het slikken van medicatie, maar wordt niet verwacht dat medische handelingen
worden overgenomen. Om mantelzorgers en vrijwilligers meer ruimte te geven om deze
taken uit te voeren wordt met de Minister van SZW en de Minister voor Participatie
en Armoede overleg gevoerd of en hoe het mogelijk is om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt
en beroep op mantelzorg toekomstbestendig te houden. Tot slot wil ik de inzet van
respijtzorg verdergaand versterken en verbeteren. Er wordt onderzocht in hoeverre
het mogelijk is om zwaardere vormen van respijtzorg te organiseren op indicatie. In
de komende periode ga ik met alle partijen in gesprek om concrete uitvoering te geven
aan de gestelde doelen.
15. De leden van de PVV willen tevens graag weten of de Minister wil dat mantelzorgers
voorbehouden handelingen gaan uitvoeren en tot welke veiligheidsrisico’s dat leidt?
Antwoord 15
Voorbehouden handelingen zijn medische handelingen die alleen door bevoegde en bekwame
zorgverleners mogen worden uitgevoerd, anders zijn de risico’s voor de gezondheid
van de patiënt te groot. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) staan de voorbehouden handelingen beschreven en welke beroepsgroep ze zelfstandig
of onder toezicht mogen uitvoeren. Deze regels gelden alleen voor personeel in de
zorg dat beroepsmatig deze handelingen uitvoert. De regels uit de Wet BIG gelden niet
als er sprake is van het niet beroepsmatig uitvoeren van een voorbehouden handeling,
zoals in een privésituatie (mantelzorg). Om ook in deze situaties de patiënt te beschermen
is het belangrijk dat een voorbehouden handeling wordt uitgevoerd door een bekwame
mantelzorger. Bekwaam houdt in dat de persoon die de handeling moet uitvoeren kennis
heeft over de handeling, techniek, doel, anatomie, risico’s, voor- en nazorg en eventuele
complicaties en de handeling en bijkomede activiteiten (zoals beslissen en informeren)
goed uitvoert. Bekwaamheid kan worden opgedaan door onder andere scholing, training
en instructie. De mantelzorger is in eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn
of haar eigen bekwaamheid. Daarnaast is de patiënt of cliënt verantwoordelijk voor
de inzet van een bekwame mantelzorger.
16. De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de Tweede Kamer meer (financiële) details
ontvangt over het scheiden van wonen en zorg zoals bijvoorbeeld de consequenties voor
de huurtoeslag en de betaalbaarheid voor mensen met een kleine beurs. Tevens vragen
zij op welk niveau de kosten gescheiden gaan worden als het gaat om wonen, hotelkosten,
voeding en zorg.
Antwoord 16
Over de verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg zal ik uw Kamer informeren
voor het einde van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO. Het scheiden
van wonen en zorg geschiedt doordat bij de zorginkoop meer wordt ingezet op de inkoop
van extramurale leveringsvormen (VPT, MPT en eventueel pgb). Dit zijn leveringsvormen
die op dit moment ook al beschikbaar zijn binnen de Wlz.
17. De leden van de PVV-fractie vragen de Minister welk deel van de gebruikers kiest
voor een VPT vanwege het feit dat er geen plek is in een instelling. Tevens vragen
zij naar de lengte van de wachtlijst voor het verpleeghuis en voor de gehandicaptenzorg.
De leden van de Pvv-fractie willen graag weten waarom er niet meer keuzemogelijkheden
voor cliënten zijn ontstaan door het VPT, terwijl dat bij de invoering wel was beoogd?
Antwoord 17
De wachtlijsten worden maandelijks gepubliceerd op www.zorgcijfersdatabank. Op 1 september 2022 bedroeg de wachtlijst in de sector verpleging en verzorging
21.383 personen en 1.963 personen in de gehandicaptenzorg. Daarvan hadden 16.605 cliënten
in de sector verpleging en verzorging en 1.348 in de gehandicaptensector de status
«wacht op voorkeur». Daarmee is niet voor iedereen op de wachtlijst de situatie even
urgent en kunnen zij als zij op de wachtlijst staan overbruggingszorg vanuit de Wlz
ontvangen. Er is niet bekend welk gedeelte van de gebruikers kiest voor het VPT omdat
er geen plek in een instelling is. Cliënten met een Wlz-indicatie die een plek in
een instelling zoeken kunnen aangeven bij het zorgkantoor dat zij actief bemiddeld
willen worden voor een plek in een instelling. Ik ben van mening dat het VPT in veel
gevallen goed aansluit bij de wens van de mensen om meer zelfstandig te wonen en meer
regie te houden op het eigen leven. Ik ben van mening dat er door het VPT ook in de
afgelopen jaren al mooie tussenvormen zijn ontstaan tussen de zorg thuis en de zorg
in het verpleeghuis.
18. De leden van de PVV geven aan dat cliënten recht houden op een plek in een instelling.
Zij vragen hoe de Minister ervoor zorgt dat er voldoende plekken beschikbaar zullen
blijven? De leden vragen hoeveel in het verpleeghuis en thuis geleverd wordt en welke
onderdelen van het pakket in de thuissituatie niet geleverd worden?
Antwoord 18
Cliënten hebben in de Wlz recht op verblijf in een instelling. Over de wijze waarop
ik in de toekomst de beschikbare capaciteit aan verpleegzorgplekken zo goed mogelijk
wil bestemmen voor die cliënten die daarop zijn aangewezen zal ik u voor het einde
van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO informeren.
De Wlz kent diverse leveringsvormen. Bij intramurale opname in een instelling (bekostigd
op basis van een zorgzwaartepakket) is sprake van een integraal pakket aan zorg inclusief
wonen, huishoudelijke hulp en eten en drinken. Ook bij het VPT is sprake van een integraal
pakket (maar dan zonder de wooncomponent), maar wel inclusief huishoudelijke hulp,
zorgfuncties en eten en drinken.
Bij het Modulair Pakket Thuis (MPT) vormt het wonen geen onderdeel van de aanspraak.
Bij MPT vormt ook het eten en drinken geen onderdeel van de aanspraak. Bij het MPT
is geen sprake van een integraal pakket en wordt vanuit de Wlz aanvullend die zorg
en ondersteuning geleverd die nodig is. De clíënt neemt in het geval van het MPT geen
volledig pakket af omdat de cliënt (al dan niet samen met zijn omgeving) delen van
de zorg en ondersteuning voor hun rekening nemen. In de hoogte van de eigen bijdrage
wordt rekening gehouden met de verschillen in de aanspraak in de diverse leveringsvormen.
Binnen de Wlz heeft de cliënt recht om te kiezen voor een leveringsvorm (mits dat
doelmatig en verantwoord is).
19. De leden van de PVV-fractie geven aan dat cliënten soms langer in de Zvw worden
gehouden of een MPT ontvangen omdat het tarief voor VV4 niet toereikend zou zijn?
Daarnaast vragen zij naar het standpunt van de Minister op het sturen op inkoop van
meer VPT?
Antwoord 19
Het past in mijn plannen voor het scheiden van wonen en zorg dat zorgkantoren meer
sturen op het inkopen van extramurale zorgvormen (zoals het VPT) dan intramurale zorg.
In veel gevallen kan dat ook prima aansluiten bij de wensen van de cliënt. Ook een
client met een indicatie voor VV4 heeft het recht op opname in een intramurale instelling
en kan aan het zorgkantoor verzoeken om actief te bemiddelen bij het vinden van een
dergelijke plek. Het zorgkantoor heeft daarbij zorgplicht en moet zo goed mogelijk
voldoen aan de wensen van de cliënten. De NZa doet regelmatig kostprijsonderzoek en
dient te zorgen voor redelijkerwijs kostendekkende tarieven voor elk van de prestaties
in de Wlz; dat geldt ook voor het tarief van VPT VV4.
20. Wordt de realisatie van de door aanbieders genoemde extra 12.015 intramurale verpleegzorgplekken
in 2025 behaald, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de Minister? Dit is toch
niet genoeg als er voor 2040 100.000 tot 164.000 nieuwe en vernieuwde verpleeghuisplekken
nodig zijn? Waarom laat de Minister deze ramp (het niet hebben van een plek voor hoogbejaarden)
gebeuren? Wordt de ambitie uit de bestuurlijke afspraken uit 2021 om de komende vijf
jaar 25.000 verpleeghuisplekken te realiseren, behaald?
21. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel extra plekken op basis van scheiden
van wonen en zorg de Minister wil realiseren. Tevens vragen zij wanneer de Kamer uitgewerkte
plannen van het scheiden van wonen en zorg kan ontvangen?
Antwoord 20 en 21
Uit het HHM-onderzoek dat ik op 7 juli 2022 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 765, nr. 651) heb aangeboden blijkt dat de in 2021 geregistreerde voornemens voor nieuwe verpleeghuisplekken
(12.015) naar beneden zijn bijgesteld tot 8.800. Deze plekken zullen voor 4.800 plekken
worden gerealiseerd als verpleeghuisplek en bij 4.000 plekken zullen deze plaatsen
worden gerealiseerd via scheiden van wonen en zorg.
Daarnaast blijkt uit de monitor van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) uit 2021, die
ik op 13 april 2022 aan uw Kamer (Kamerstuk 34 104, nr. 354) heb aangeboden, dat er voornemens zijn om ruim 10.000 geclusterde verpleegzorgplekken
te realiseren de komende 5 jaar. In totaal gaat het daarmee om ruim 19.000 verpleegzorgplekken
waarvoor bouwplannen zijn voorgenomen. Gezien de ambitie van 25.000 plaatsen de komende
5 jaar zullen er nog voor 6.000 plekken bouwplannen moeten worden ontwikkeld door
de sector.
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is de bouwambitie voor de verpleegzorgplekken
voor de komende 10 jaar opgenomen, hetgeen vanaf 2023 zal leiden tot prestatieafspraken.
Over de verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg zal ik uw Kamer informeren
voor het einde van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO.
22. De leden van de PVV-fractie vragen hoe komt het dat het aantal ouderen dat gebruik
maakt van de wijkverpleging tot en met 2018 stijgt en daarna daalt, terwijl er een
toename is in het gebruik van andere soorten van zorg door ouderen? Tevens vragen
zij hoe lang de gemiddelde verblijfsduur binnen de intramurale Wlz-zorg is?
Antwoord 22
Vanaf 2019 is een afname zichtbaar in het aantal cliënten dat wijkverpleging ontvangt
en in het aantal uren zorg dat zij ontvangen. Uit onderzoek (Equalis, mei 2020) blijkt
dat er meerdere verklaringen zijn die met name relevant zijn, waaronder het inkoopbeleid
van zorgverzekeraars, de scherpe discussie die gevoerd wordt over rechtmatigheid in
combinatie met de verschuiving van «zorgen voor» naar «zorgen dat» en de toenemende
arbeidsmarktproblematiek.
In het Integraal Zorgakkoord zijn afspraken gemaakt over de contractering binnen de
wijkverpleging. Zorgverzekeraars bevestigen dat er geïnvesteerd moet worden in de
wijkverpleging. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en professionals gaan samenwerken
aan het versterkingsprogramma Passende Wijkverpleging.
De cliënten met een VV-indicatie die in 2021 zijn overleden in een instelling, waren
gemiddeld 993 dagen opgenomen ten laste van de Wlz. U treft de tabel van het CBS aan
op: Gemiddeld aantal Wlz-opnamedagen van personen die in 2021 overleden zijn met een ZZP
VV01 t/m VV09b, naar ZZP bij overlijden | Maatwerk publicatie | Monitor Langdurige
Zorg
23. De leden van de PVV-fractie vragen of deze Minister bereid is toe te geven dat
het stoppen van de financiering van de verzorgingshuizen (extramuraliseren zzp 1–3
en de helft van 4) per 1 januari 2013 en 1 januari 2014 een grote fout is geweest?
Antwoord 23
Met het extramuraliseren van de (relatief) lichtere zorgzwaartepakketten is aangesloten
bij een trend die al langer zichtbaar was, namelijk dat mensen langer zelfstandig
willen blijven wonen. Ook met het verdergaand scheiden van wonen en zorg wordt aangesloten
bij een trend die al langer zichtbaar is. Ook in de afgelopen jaren is de groei vooral
gerealiseerd in extramurale zorgvormen. Het is van belang dat er voldoende tussenvormen
ontstaan tussen thuis en het verpleeghuis. In het programma «Wonen en zorg voor ouderen»
dat de Minister voor VRO en ik aan uw Kamer hebben aangeboden, wordt uitgebreid ingegaan
op wonen en zorg voor ouderen en is aandacht voor het realiseren van voldoende voor
ouderen geschikte woningen in diverse verschijningsvormen, waaronder zogenoemde nultredenwoningen,
geclusterde woonvormen en verpleegzorgplekken. Hierover worden ook prestatieafspraken
gemaakt met woonzorgregio’s, gemeenten en woningcorporaties.
24. De leden van de PVV-fractie geven aan dat het problemen oplevert dat familieleden
geen Wlz-aanvragen mogen tekenen. Wanneer ontvangt de Kamer deze wetswijziging?
Antwoord 24
Ik vind het van belang het reguliere wetgevingsproces te doorlopen (onder andere diverse
toetsen, internetconsultatie en advies van de Raad van State) en dat leidt ertoe dat
ik verwacht het wetsvoorstel eind 2023 te kunnen indienen bij de Tweede Kamer.
25. Naar aanleiding van de uitzending van omroep MAX «Afschaffen verzorgingshuizen»,
vragen de leden van de PVV-fractie hoe vaak het voorkomt dat patiënten zorgverleners
niet kunnen bereiken.
Antwoord 25
Het is bekend dat patiënten en zorgverleners, bijvoorbeeld transferverpleegkundigen
of huisartsen, soms verschillende aanbieders van wijkverpleging moeten bellen voordat
een zorgaanbieder gevonden is die op dat moment tijd heeft om wijkverpleging te gaan
leveren. Om dit probleem op te lossen werken steeds meer regio’s met een herkenbaar
en aanspreekbaar team wijkverpleging. Patiënten en zorgverleners hoeven dan alleen
nog maar het herkenbaar en aanspreekbaar team wijkverpleging te benaderen, en vanuit
daar wordt dan een zorgaanbieder gezocht die de zorg kan gaan leveren. Het RIVM doet
onderzoek naar de implementatie hiervan, en hieruit blijkt dat patiënten in de regio’s
die hier al mee werken sneller passende zorg krijgen. Deze zogenaamde H&A teams zullen
naar verwachting in december van dit jaar landelijk dekkend zijn.
26. De leden van de PVV-fractie vragen welke knelpunten er zijn opgepakt door het
praktijkteam palliatieve zorg.
Antwoord 26
Knelpunten zoals hiervoor genoemd bereikbaarheidsknelpunt en andere knelpunten uit
de praktijk van de palliatieve zorg worden besproken in het praktijkteam palliatieve
zorg. Het praktijkteam is in 2016 opgericht en bestaat uit vertegenwoordigers van
PZNL, Zorgverzekeraars Nederland, netwerken palliatieve zorg, vertegenwoordigers van
zorgverleners in de palliatieve zorg en het Ministerie van VWS. Het praktijkteam onderneemt
zo nodig actie om knelpunten aan te pakken. Op die manier wordt het beleid en praktijk
meer met elkaar verbonden en wordt samengewerkt aan de verbetering van de kwaliteit
en toegankelijkheid van de palliatieve zorg. Naast dat het praktijkteam op casusniveau
de afgelopen jaren heeft kunnen helpen door de juiste informatie te geven (grotendeels
door Meldpunt Juiste Loket) of door te bemiddelen tussen betrokkenen, heeft het praktijkteam
een aantal grote knelpunten opgelost. Zoals het afschaffen van de terminaliteitsverklaring
en de vergoeding voor Nozinan. Eerder is de ZZP10 afgeschaft, een overzicht voor bestellen
van hulpmiddelen gemaakt en wordt jaarlijks de Handreiking financiering palliatieve
zorg uitgegeven (Praktijkteam palliatieve zorg – Palliaweb).
27. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel mensen het afgelopen jaar geen palliatieve
zorg thuis hebben kunnen ontvangen, hoeveel mensen tegen hun wil in niet thuis zijn
overleden en hoeveel jaar het probleem bestaat dat mensen niet kunnen kiezen waar
ze kunnen sterven.
Antwoord 27
Er wordt niet specifiek bijgehouden hoeveel mensen thuis geen palliatieve zorg hebben
ontvangen. In 7 van de 10 gevallen kunnen mensen sterven op de plek van hun voorkeur
bleek uit onderzoek onder nabestaanden (Raijmakers & Francke 2015). De meeste mensen
willen het liefst tot het eind van hun leven thuisblijven.
Het lukt inderdaad niet altijd dat patiënten op de plek van voorkeur overlijden. In
2015 stierf één derde van de patiënten thuis.
In 2021 zijn 170.000 mensen overleden, waarvan circa 106.000 mensen palliatieve zorg
en ondersteuning nodig hadden. Locatie van overlijden 40,8% thuis, 17,9% in een ziekenhuis,
32,9% in een verpleeg- of verzorgingshuis, en 8,4% anders (Kerncijfers behoefte aan palliatieve zorg – Palliaweb, 7 oktober 2022).
De plek van overlijden is ondanks iemands voorkeur om thuis te overlijden niet altijd
haalbaar en planbaar. Het stervensproces verloopt vaak grillig. Het kan zijn dat de
situatie van een patiënt in het ziekenhuis dusdanig verslechterd dat het niet mogelijk
is om een patiënt naar huis te verplaatsen. Ook kan het zijn dat iemand overlijdt
in een hospice of bijna thuis huis. Het is belangrijk dat iemand zich veilig voelt
op de plek van overlijden.
Het probleem dat mensen niet kunnen kiezen waar ze kunnen sterven bestaat al langer,
maar mij is niet bekend hoeveel jaar dit probleem al bestaat.
De mogelijkheid om te kunnen kiezen waar men wil overlijden, was in het Nationaal
Programma Palliatieve zorg I (2014–2020) al onderwerp van onderzoek en beleid. Het
Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (2021–2026) richt zich onder andere op proactieve
zorg en ondersteuning, zodat de patiënt passende zorg ontvangt. Het tijdig aangaan
van het vroegtijdige gesprek over de wensen ten aanzien van het levenseinde en plaats
van overlijden maakt hier een belangrijk onderdeel vanuit. Daarbij dient wel rekening
gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden in de thuissituatie.
28. Al jaren is bekend dat burgers de juiste weg en de onafhankelijke cliëntondersteuner
niet kunnen vinden. Wanneer moet dit verbetertraject voelbaar zijn, vragen de leden
van de PVV-fractie aan de Minister.
Antwoord 28
Onafhankelijke cliëntondersteuning via de gemeente (Wmo) of via het zorgkantoor (Wlz)
kan mensen verder helpen bij het formuleren van de zorgvraag en het vinden van zoveel
mogelijk bij hen passende voorzieningen. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd om
deze functie te versterken. Inmiddels doen 175 gemeenten mee aan het Koplopertraject
waarin zij lokaal aan de slag zijn gegaan met cliëntondersteuning. Ook heeft de beroepsgroep
van clientondersteuners een impuls gekregen. Onderdeel van de aanpak was een campagne
om de functie (in de Wmo en de Wlz) beter bekend te maken.
In 2020 is een campagne gelanceerd door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) om de bekend- en vindbaarheid van cliëntondersteuning
te vergroten. Dit heeft ook daadwerkelijk geleid tot een betere bekend- en vindbaarheid
van (reguliere) cliëntondersteuning Wlz. Dat blijkt ook uit de vraag naar deze functie
en de navenante groei van het budget: werd in 2020 nog € 13,1 miljoen hieraan uitgegeven,
in 2022 is het beschikbare budget voor cliëntondersteuning Wlz toegenomen tot € 20,8
miljoen.
Ondanks die groei van de vraag naar cliëntondersteuning Wlz, realiseer ik mij terdege
dat we er nog niet zijn en dat cliëntondersteuning nog niet voor iedereen voldoende
bekend, vindbaar en toegankelijk is. Het blijft dan ook noodzakelijk om hier de komende
jaren, samen met gemeenten en zorgkantoren, hard aan te blijven werken.
Tenslotte verwijs ik ook nog naar de «Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen
met een beperking». Cliëntondersteuning is daarin één van de zes thema’s. Bij brief
van 26 mei 2021 (Kamerstuk 24 170, nr. 245) is deze agenda aan uw Kamer toegestuurd. Gezamenlijk met partijen is die agenda
verder uitgewerkt. Die programmatische uitwerking is bij brief van 7 juli 2022 (Kamerstuk
24 170, nr. 262) naar uw Kamer gezonden. Eén van de drie speerpunten is het verder vergroten van
de bekend- en vindbaarheid van cliëntondersteuning, zowel voor die vanuit de Wmo als
vanuit de Wlz.
Eind dit jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot clientondersteuning.
29. Naar aanleiding van de Nza-verkenning naar het gebruik van het VPT in de V&V-sector
stellen vragen de leden van de CDA-fractie wat de Minister ervan vindt dat het gebruik
van het VPT zo is gestegen en of de Minister het VPT in verband met het scheiden van
wonen en zorg als een oplossing of als een «bijkomend» probleem?
Antwoord 29
In de afgelopen jaren is het gebruik van het VPT sterk gestegen. Dat sluit aan bij
de beweging die met het scheiden van wonen en zorg versterkt wordt ingezet, namelijk
dat bij de groei van de capaciteit wordt ingezet op extramurale zorgvormen op basis
van het scheiden van wonen en zorg. Ik zie dat met het VPT in de afgelopen jaren al
diverse zorgvormen zijn ontstaan waarbij de cliënt meer zelfstandig woont en meer
regie heeft over het eigen leven. Ik zie het VPT daarmee als een deel van de oplossing
en niet als een probleem.
30. De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister bedoelt met de zin dat nader
gekeken moet worden of – gezien de verschillende verschijningsvormen van het VPT-
het instrument in alle gevallen passend is.
Antwoord 30
Het VPT kent vele verschijningsvormen, van individueel thuis in de wijk, in geclusterde
woonvormen als in een verpleeghuisachtige setting (maar dan op basis van scheiden
van wonen en zorg waarbij mensen zelf hun huur betalen). Ik heb de NZa gevraagd of
vanuit de bekostiging bezien een onderscheid gemaakt kan worden tussen deze verschillende
verschijningsvormen.
31. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een reactie op het standpunt
van de Nza dat als zorg thuis het uitgangspunt zou zijn in de aanspraken het scheiden
van wonen en zorg waarschijnlijk sterker zou worden gestimuleerd dan onder de huidige
situatie. Genoemde leden vragen de Minister of bij verdere uitwerking ook rekening
wordt gehouden met mantelzorgers, specifiek gezien de positie van mantelzorgers en
het sociale netwerk bij de leveringsvorm VPT?
Antwoord 31
Over de verdere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg zal ik uw Kamer informeren
voor het einde van dit jaar in een brief over de stand van zaken WOZO. Het WOZO is
een integraal samenhangend programma, waarbij ook aandacht is voor de positie van
mantelzorgers.
32. Naar aanleiding van het HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit
van zorgaanbieders in de VPT-sector stellen de leden van de CDA-fractie de volgende
vragen aan de Minister. Hoe verhoudt de demografische groei zich tot het daadwerkelijke
aantal bouwplannen (22.000 in 2026)? Hoe verhoudt dit zich tot de bestuurlijke afspraken
uit 2021 waarin is afgesproken dat er voor de komende vijf jaar 25.000 verpleeghuisplekken
moeten worden gerealiseerd? Begrijpen deze leden het goed dat het grootste deel van
deze plaatsen gezocht wordt in geclusterde woningen, dus ook in de leveringsvorm vpt?
En wordt er rekening gehouden of deze vorm passend is zoals de eerder in de brief
wordt gesteld? De Minister stelt dat voor een deel van deze plekken nog plannen moeten
worden opgesteld. Hoe groot is het deel waarvoor nog plannen moeten worden opgesteld
en voor welk deel zijn al wel plannen geconcretiseerd?
Antwoord 32
Rekening houdend met de demografisch groei heeft TNO in 2020 berekend dat de komende
5 jaar een uitbreiding van ruim 22.000 plekken noodzakelijk is. In 2021 hebben de
veldpartijen samen met de bewindslieden van VWS en BZK de ambitie uitgesproken om
de komende 5 jaar 25.000 verpleegzorgplekken te realiseren.
Uit de regiomonitor van ZN uit 2021 is aangegeven dat er voor 22.000 plekken bouwvoornemens
zijn. Uit het onderzoek van HHM blijft dat dit aantal moet worden bijgesteld tot ruim
19.000. Hiervan zijn ruim 10.000 plekken voorzien in een geclusterde setting met VPT
en 8.800 als verpleeghuisplek. Van deze laatste categorie (verpleeghuizen) zijn naar
verwachting circa 4.800 plekken al zover gevorderd dat ik deze uitbreiding van verpleeghuisplekken
nog wil faciliteren. De overige 4.000 plekken zullen ook op basis van scheiden wonen
en zorg moeten worden gerealiseerd.
33. Naar aanleiding van de Monitor Ouderenzorg van de NZa stellen de leden van de
CDA-fractie de volgende vragen aan de Minister. De Nza stelt dat door de dubbele vergrijzing
de toegankelijkheid van de ouderenzorg onder druk komt te staan en dat de komende
jaren keuzes nodig zijn om tot een meer integrale benadering te komen. Wat vindt de
Minister van de stellingname van de Nza? Onderschrijft de Minister deze stellingname?
Denkt de Minister dat het scheiden van wonen en zorg een oplossing kan bieden in verband
met de dubbele vergrijzing? Een belangrijk thema in het WOZO-programma is het eerder
aanbieden van zorg; hierdoor wordt zwaardere en duurdere zorg voorkomen. De leden
van de CDA-fractie, maar zij denken dan wel dat mantelzorgers meer en beter ondersteund
kunnen en moeten worden. Deelt de Minister deze zienswijze? Vallen mantelzorgers ook
onder de «integrale benadering» of heeft de Minister het dan alleen over de professionele
zorg? Hoe wil de Minister meer samenwerking bevorderen? Wordt er dan gewerkt met reeds
succesvolle projecten? Hoe verhoudt deze integrale benadering en betere samenwerking
zich tot andere delen van de zorg (met name in de thuissituatie) die zich in de Zvw
of in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 bevindt?
Antwoord 33
De NZa stelt in de Monitor Ouderenzorg dat de komende jaren keuzes nodig zijn en een
integrale aanpak. Dat ben ik met de NZa eens. De Monitor Ouderenzorg is gepubliceerd
voordat ik het WOZO-programma heb gepresenteerd op 4 juli van dit jaar. Om met de
aankomende dubbele vergrijzing ook in de toekomst de zorg voor de meest kwetsbare
ouderen te kunnen garanderen is een verandering noodzakelijk. Evenzeer belangrijk
zijn ook de wijzigende voorkeuren van ouderen. Enkele decennia geleden was verhuizing
naar een bejaardenhuis tamelijk gebruikelijk. Dat is het al lang niet meer, juist
omdat ouderen zo lang mogelijk de regie over hun eigen leven willen behouden. Dat
geldt nog meer voor de ouderen van de toekomst. Daarom ook heb ik in het WOZO-programma
aangegeven dat we de ondersteuning en zorg anders willen organiseren. Die noodzaak
is er ook vanwege het gestaag toenemende tekort aan zorgverleners. Dat zien we nu
al in het forse aantal vacatures in wonen en zorg. Dat tekort zal alleen maar oplopen.
Gelukkig kunnen we ook anders. We zien op vele plaatsen in het land al voorbeelden
waarbij de ondersteuning en zorg zo zijn georganiseerd dat ouderen in regie blijven
en tegelijkertijd minder zorgverleners noodzakelijk zijn. Deze goede voorbeelden wijzen
de weg. Het WOZO-programma schetst de nieuwe norm voor de verandering die we samen
met ruim 20 partijen inzetten.
Het WOZO-programma is een integraal programma en stelseloverstijgend als het gaat
over de ondersteuning en zorg voor ouderen. Het gaat over voldoende woonplekken voor
ouderen, over ondersteuning en over zorg, zowel in de Zvw als in de Wlz. Vanzelfsprekend
maakt de informele zorg (mantelzorgers en vrijwilligers) een onderdeel uit van het
WOZO-programma. Ook is in het WOZO-programma aandacht voor de rol die ouderen zelf
kunnen spelen om in regie te blijven.
Zoals gezegd wijzen de goede voorbeelden de weg. Bij de uitwerkingsbrief die u eind
2022 kunt verwachten zal ik een inventarisatie van deze voorbeelden voegen.
34. Naar aanleiding van de samenwerkingsafspraken tussen beroepsgroepen, brancheverenigingen
en stelselpartijen binnen de ouderenzorg en de uitvoering van de motie van het lid
Peters vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of zij dit verder kan concretiseren.
«Het op de gespreksagenda houden» vraagt wat betreft deze leden om een nadere duiding
en uitleg.
Antwoord 34
In de kamerbrief van 7 juli 2022 (Kamerstuk 31 765, nr. 651) gaf ik aan bij de gesprekken over het Integraal Zorgakkoord het maken van niet-vrijblijvende
afspraken over de (regionale) borging van 24/7 beschikbaarheid van medisch-generalistische
zorg (mgz) voor kwetsbare ouderen thuis, in een geclusterde woonvorm en in een instelling
op de gespreksagenda te houden.
Het is gelukt om in het Integraal Zorgakkoord de volgende samenwerkingsafspraken te
maken voor mgz aan ouderen:
1. Voor de mgz aan kwetsbare ouderen thuis en in woon-zorgsettings, op het snijvlak van
Zvw en Wlz, maken LHV, InEen, Verenso en de Patiëntenfederatie een beschrijving van
de gewenste kwaliteit van zorg.
2. Deze partijen leggen vervolgens samen met ActiZ, Zorgthuisnl, V&VN en ZN in een convenant
vast welke randvoorwaarden en facilitering hiervoor gerealiseerd worden. VWS stimuleert
en faciliteert de totstandkoming van de benodigde afspraken.
3. In dit traject wordt gewerkt aan passende antwoorden op vraagstukken rond de verantwoordelijkheid
van iedere professional bij multidisciplinaire samenwerking, eindverantwoordelijkheid,
regiebehandelaarschap en de beschikbaarheid van de expertise van de SO bij acute zorgvragen
Doel van de aanpak is dat er niet-vrijblijvende afspraken worden gemaakt hoe de 24/7
beschikbaarheid van mgz voor kwetsbare mensen thuis, in een geclusterde woonvorm en
in een instelling (regionaal) kan worden geborgd en dat op langere termijn de bestaande
ongelijkheid en onduidelijkheid tussen mensen op een plek met- en zonder behandeling
verdwijnt.
In lijn met de afspraken in WOZO en IZA hebben de veldpartijen ActiZ, Ineen, LHV,
NVAVG, Verenso en VGN, onder aanvoering van Zorgverzekeraars Nederland, het commitment
uitgesproken om de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van mgz te verbeteren via
afspraken. Deze afspraken moeten zodanig concreet en voldoende geborgd zijn, dat ze
een niet vrijblijvend karakter hebben. Daarbij wordt gedacht aan het mogelijk inzetten
van instrumenten als leidraden, richtlijnen en kwaliteitseisen. De genoemde partijen
stellen hiertoe nu een projectplan en een nadere planning op. De nadruk ligt in het
gezamenlijke project op de benodigde landelijke kaders voor, en borging (realisatie)
van, de toegankelijkheid van mgz in de regio. Een belangrijk onderdeel van het gezamenlijke
project betreft het vanuit de zorginhoud opstellen van de taakverdeling voor het leveren
van mgz tussen huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts VG aangevuld met andere
behandelaren en zorgmedewerkers, waarbij de mgz wordt geleverd door de zorgverlener
die daarvoor op zorginhoudelijke gronden het beste geëquipeerd is. Uw Kamer wordt
begin 2023 geïnformeerd over de voortgang van dit traject onder aanvoering van ZN.
35. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister gestart is met de voorbereidingen
om familieleden Wlz-aanvragen te laten ondertekenen. Onderhavige brief is van 7 juli
2022. Hoe staat het met de voorbereidingen van dit wetsvoorstel? Kan de Minister aangeven
wanneer dit naar de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord 35
Ik ben inmiddels bezig met het opstellen van het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt
dat ook familieleden voortaan de Wlz-aanvraag mogen ondertekenen in geval de cliënt
dit zelf niet meer kan, er ook geen wettelijk vertegenwoordiger of door de cliënt
eerder aangestelde gemachtigde is. Zoals ik in mijn brief van 17 juni 2022 (Kamerstuk
35 943, nr. 7) heb aangegeven is het van belang in de uitwerking zoveel mogelijk tegemoet te komen
aan het waarborgen van het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en te voorkomen dat
de waarborgen van de Wet zorg en dwang doorkruist worden. Met deze uitwerking, waarbij
ik ook de veldpartijen betrek, ben ik nu bezig. Ik vind het van belang het reguliere
wetgevingsproces te doorlopen (onder andere diverse toetsen, internetconsultatie en
advies van de Raad van State) en dat leidt ertoe dat ik verwacht het wetsvoorstel
eind 2023 te kunnen indienen bij de Tweede Kamer.
36. De leden van de SP-fractie horen van de Minister graag hoe de huidige personeelsnorm
in de verpleeghuiszorg tot stand gekomen is en of de Minister het wenselijk vindt
om weer terug te bewegen richting de situatie voor de totstandkoming van deze personeelsnorm
bestond?
Antwoord 36
De huidige personeelsnorm is tot stand gekomen omdat er in de periode voor het kwaliteitskader
diverse signalen (waaronder van de IGJ) dat de kwaliteit van zorg in de verpleeghuizen
niet goed was. Met de introductie van het kwaliteitskader en de extra middelen die
daarvoor beschikbaar zijn gekomen, is er binnen de verpleeghuiszorg een brede beweging
van kwaliteitsverbetering tot stand gekomen. Daar gaan we de komende periode op verder
bouwen. Wel vanuit de wetenschap dat er door de vergrijzing en druk op de arbeidsmarkt
ontstaat, ook in de zorg. Dat vraagt om op een andere manier de noodzakelijke zorg
te verlenen.
37. De leden van de SP-fractie vragen of versobering van de bezettingsnorm ervoor
zal zorgen dat zorgverleners een nog hogere werkdruk krijgen, waardoor nog meer zorgverleners
de sector dreigen te verlaten? Waarom kiest de Minister er niet voor om te investeren
in de verpleeghuiszorg, in plaats van erop te bezuinigen?
Antwoord 37
De afgelopen jaren is een stevig fundament gelegd door de zorgaanbieders met de verbetering
van de kwaliteit. Daarop kunnen wij voortbouwen. Kwaliteit van zorg is onverminderd
van belangrijk en daar wil ik op blijven sturen.
Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat er niet veel meer zorgverleners in de
zorg komen te werken en zullen wij de zorg anders moeten organiseren.
Wel zal het aantal mensen dat in de ouderenzorg werkt de komende jaren – met de komende
vergrijzing – nog flink toenemen, maar dan vooral in de extramurale zorg. Ik blijf
dus investeren. En dat doe ik door tegelijkertijd te vernieuwen via het WOZO-programma.
38. De leden van de SP-fractie geven aan dat de Minister met de intentie om het aantal
verpleeghuisplekken met verblijf te stabiliseren ervoor kiest om de toegang voor ouderen
tot verpleeghuizen te beperken en vragen de reden voor deze keuze?
Antwoord 38
In mijn brief over WOZO (Kamerstuk 29 389, nr. 111) heb ik de redenen voor de benodigde veranderingen weergegeven: Ik wil inspelen op
de veranderende voorkeuren van ouderen. Zij willen langer regie houden op hun leven
en wonen in de eigen omgeving. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt dwingen ons de
zorg anders te organiseren. Met meer ruimte voor anders werken, samen met vrijwilligers
in de wijk, mantelzorgers en ondersteund door technologie. We willen de groei in de
uitgaven aan zorg remmen door het geleidelijk scheiden van wonen en zorg. Overigens
wordt het aantal verpleeghuisplekken niet helemaal bevroren. Er is ruimte om onomkeerbare
bouwplannen voor verpleegzorgplekken inclusief verblijf (4.800) te realiseren.
39. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wat er gebeurt met een oudere
als hij of zij het zelf niet kan én thuis niet kan? Hebben ouderen nog een keuze,
wanneer zij veel zorg nodig hebben, of wordt die keuze bepaald door de beschikbare
capaciteit? De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de financiële gevolgen voor deze
groep onderzocht en hoe wordt er rekening gehouden met voldoende woonmogelijkheden
voor deze groep?
Antwoord 39
Voor de meest kwetsbare blijft verpleeghuiszorg ook in de toekomst beschikbaar. Voor
anderen zal Wlz-zorg op basis van scheiden van wonen en zorg worden geleverd. Dit
betekent dat cliënten met zelfstandig wonen, meer regie over eigen leven behouden
en zorg vanuit de nabijheid geleverd krijgen. In het kader van het integraal zorgakkoord
zijn daarnaast afspraken gemaakt over domeinoverstijgende samenwerking, preventie
en een versterking van de eerstelijnszorg. Samen met de Minister voor VRO heb ik een
programma voor wonen en zorg voor ouderen opgesteld. Naast een opgave van reguliere
woningen voor ouderen (in zogenoemde nultredenwoningen en geclusterde woonvormen)
is hierin ook een opgave meegenomen voor verpleegzorgplekken op basis van scheiden
van wonen en zorg. In de opgave en afspraken die daarover worden gemaakt met partijen
is ook aandacht voor het realiseren van voldoende betaalbare woningen (inclusief betaalbare
verpleegzorgplekken).
40. De leden van de PvdA-fractie vragen naar aanleiding van de Nza verkenning naar
het gebruik van het VPT in de V&V sector in hoeverre de aanbevelingen uit het rapport
op het terrein van het scheiden van wonen en zorg worden opgevolgd.
Antwoord 40
Het rapport van de Nza is verschenen voor de bekendmaking van het WOZO-programma.
Veel van de aanbevelingen van de Nza zijn verwerkt (zoals meer regie op het woondomein
en een meer integrale aanpak over domeinen heen). In een brief over de stand van zaken
WOZO die ik voor het einde van dit jaar naar uw Kamer stuur, zal ik ook ingaan op
de nadere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg.
41. De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de kwaliteit van zorg thuis worden
gebruikt bij de herinterpretatie van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Antwoord 41
Ik heb het Zorginstituut gevraagd om de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
naar een kader verpleegzorg, in aansluiting op transformaties in de ouderenzorg op
de Meerjarenagenda te plaatsen en regie te voeren op het proces van de ontwikkeling.
Ik heb bij dit verzoek een maatschappelijk kader meegegeven dat het nieuwe kwaliteitskader
moet gaan over Wlz zorg in een verpleeghuis, in een geclusterde woonvorm en thuis.
Ook heb ik aandacht gevraagd voor de aansluiting van het kwaliteitskader verpleegzorg
op het kwaliteitskader wijkverpleging, om de overgang tussen verpleging en verzorging
vanuit het Zvw-kader en vanuit het Wlz-kader op elkaar aan te laten sluiten.
Het kwaliteitskader wijkverpleging blijft gaan over de gehele doelgroep van de wijkverpleging,
en over zorg op grond van de Zvw thuis gegeven wordt.
Een derde kwaliteitsbeschrijving die relevant is voor zorg thuis, is de handreiking
kwetsbare ouderen thuis. Deze handreiking gaat over het signaleren van kwetsbaarheid
bij ouderen in het medisch en sociaal domein en het inzetten van de juiste zorg, inclusief
regie en coördinatie. Binnen het WOZO wordt ook ingezet op de implementatie van deze
handreiking in de praktijk en in de bekostiging.
De kwaliteitskaders vullen elkaar aan, maar elke doorontwikkeling heeft ook eigen
aandachtspunten en scope.
42. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer duidelijkheid wordt geboden
over de 4800 onomkeerbare nieuwe plekken, ook wat betreft de intramurale bekostiging
en de NHC? Kan een overzicht gegeven worden van de 4800 onomkeerbare plekken, wat
betreft een overzicht van bouwprojecten, bij welke zorgorganisaties en in welke zorgkantoorregio’s?
Antwoord 42
In de kaderbrief Wlz (Kamerstuk 34 104, nr. 363) die ik u op 29 september 2022 heb toegestuurd zijn extra middelen beschikbaar gesteld
om de komende jaren deze 4.800 daadwerkelijke te kunnen realiseren. In het inkoopoverleg
2023 tussen zorgkantoor en zorgaanbieders, dat nu plaatsvinden, kunnen deze afspraken
worden vastgelegd.
In de regiomonitor 2022 van ZN die in december 2022 beschikbaar komt, zal de ontwikkeling
per regio weer worden weergegeven. Ik zal deze monitor aan uw Kamer aanbieden.
43. De leden van de PvdA-fractie vragen wat het omzetten van de bestaande capaciteit
binnen verpleeghuizen naar geclusterde woningen betekent en in welke mate is deze
omzetting ook afgestemd op de toenemende vergrijzing en zorgvraag en het zorgaanbod
voor zorg thuis?
Antwoord 43
Ook in de toekomst blijft intramurale verpleeghuiszorg beschikbaar. Dat zal dan in
de toekomst vooral bestemd worden voor de meest kwetsbaren. Daarnaast worden extramurale
verpleegzorgplekken gerealiseerd waar mensen meer zelfstandig kunnen wonen en meer
regie over hun leven kunnen behouden met levering van zorg. Samen met de Minister
voor VRO heb ik een programma opgesteld voor wonen en zorg voor ouderen waarbij rekening
wordt gehouden met de komende vergrijzing. Naast een opgave van reguliere woningen
voor ouderen (in zogenoemde nultredenwoningen en geclusterde woonvormen) is hierin
ook een opgave meegenomen voor verpleegzorgplekken.
Deze uitbreiding van verpleegzorgplekken vormt een alternatief voor de intramurale
verpleeghuisplekken en zal op basis van het scheiden van wonen en zorg worden gerealiseerd.
De benodigde verpleegzorgplekken vormen onderdeel van de woondeals die regionaal worden
afgesloten en ook verder worden uitgewerkt tot opgaven per gemeente. Daarmee wordt
vanuit de diverse overheden (rijksoverheid, provincie een gemeenten) meer regie gevoerd
op de totstandkoming van diverse woonvormen (inclusief de verpleegzorgplekken).
44. De leden van de PvdA-fractie lezen in monitor ouderenzorg dat de Nza constateert
dat ten gevolge van de dubbele vergrijzing de toegankelijkheid van de ouderenzorg
meer onder druk komt te staan en dat politieke keuzes nodig zijn om tot een meer integrale
benadering te komen. Zij vragen welke concrete maatregelen in begroting en het Integraal
Zorgakkoord er volgens de Minister voor zullen zorgen dat de toegankelijkheid van
de zorg voor ouderen wordt gegarandeerd, zowel wat betreft financiële toegang als
wat betreft capaciteit, en daarbij aan te geven van welke partijen en welke inzet
die garantie afhankelijk is.
Antwoord 44
Via het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn financiële afspraken gemaakt over de budgettaire
kaders voor de Zvw-zorg in de komende jaren. Inhoudelijk gaat het Integraal Zorgakkoord
over brede samenwerking, ook domeinoverstijgend tussen sociaal domein, curatieve zorg
en langdurige zorg. Het is duidelijk dat de autonome groei van het aantal ouderen,
samen met de beleidsrichting in het programma Wonen, Zorg en Ondersteuning voor Ouderen
(WOZO) veel gaat vragen van de eerstelijnszorg. Daarom is er in het IZA groeiruimte
in de budgettaire kaders voor huisartsenzorg, voor wijkverpleging, voor multidisciplinaire
samenwerking, voor eerstelijnsverblijf, geriatrische revalidatiezorg en geneeskundige
zorg voor specifieke patiëntengroepen. Deze budgettaire groei maakt groei van de capaciteit
in deze deelsectoren mogelijk. Daarnaast zetten we in op een versterking van de organisatie
van de zorg, zodat professionals hun tijd optimaal kunnen benutten voor de patiëntenzorg.
Zorgverzekeraars maken over deze zaken via inkoop en contractering afspraken over
met zorgaanbieders. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars voldoen aan de zorgplicht
om voldoende zorg in te kopen voor hun verzekerden.
45. De leden van de PvdA-fractie wijzen op de samenhang tussen de Wmo, Zvw en Wlz,
waardoor samenwerking tussen verschillende partijen een vereiste is. Hoe gaat de Minister
zorg voor de juiste prikkels? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat het voor zorgverzekeraars
voordelig is om onvoldoende systeemfuncties in te kopen, zodat mensen minder lang
thuis kunnen blijven? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat preventie door de ene partij
niet alleen financieel voordeel voor een andere partij oplevert? Hoe wordt gezorgd
voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijk belang? En hoe wordt
dit door het Ministerie van VWS gecoördineerd?
Antwoord 45
Het sturen op een gezamenlijke beweging onder de Wmo, Zvw en Wlz en het woondomein
is de kern van het programma Wonen, Zorg en Ondersteuning voor ouderen. Het programma
heeft verschillende actielijnen met elk een eigen focus, maar in het programmamanagement
wordt vanzelfsprekend gestuurd op de raakvlakken en verbindingen daartussen. Ik zie
daarop heel actief toe. Over de samenhang tussen het WOZO, het IZA en de ontwikkelingen
in de Wmo stem ik af met de Minister en de Staatssecretaris van VWS. Passende Zorg
is daarbij voor de komende jaren het centrale thema. Beleid voor de zorg voor ouderen
is en wordt vertaald in aanspraken en bekostiging. Het Zorginstituut en de NZa zijn
de partijen die hierop met mij meedenken en mij adviseren. Zo kijken we in het IZA
naar knelpunten op het gebied van (sectoroverstijgende) samenwerking en netwerkvorming
in aanspraken, bekostiging en andere wet- en regelgeving. Daarbij heb ik ook aandacht
voor de prikkels rond verdeling van kosten en baten tussen partijen in de zorg. Door
de Nza wordt ook toezicht gehouden op naleving van huidige en eventuele nieuwe regels
door zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
46. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister welke aanbevelingen van
de Nza over het gebruik van het VPT zij onderschrijft. Welke concrete maatregelen
zal de Minister nemen om de aanbevelingen in de praktijk toe te passen?
Antwoord 46
Het rapport van de Nza is verschenen voor de bekendmaking van het WOZO-programma.
Veel van de aanbevelingen van de Nza zijn verwerkt (zoals meer regie op het woondomein
en een meer integrale aanpak over domeinen heen). In een brief over de stand van zaken
WOZO die ik voor het einde van dit jaar naar uw Kamer stuur, zal ik ook ingaan op
de nadere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg.
47. De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom volgend jaar al gestart wordt
met het scheiden van wonen en zorg als er nog niet voldoende geclusterde woningen
zijn? Genoemde leden vragen de Minister hoe het kan dat de plannen voor 50.000 verpleegzorgplekken
in geclusterde woningen nog moeten worden gemaakt, maar dat wonen en zorg nu wel al
wordt gescheiden.
Antwoord 47
Het scheiden van wonen en zorg is een trend die al langer zichtbaar is. Sinds 2015
is het aantal VPT-declaraties voor VV4 t/m 10 meer dan verdrievoudigd, van ruim 3.400
cliënten in januari 2015 tot ruim 11.400 in juni 2021. Ter vergelijking: het aantal
ZZP-declaraties nam in deze periode toe met 6%, van ruim 115.300, naar bijna 122.000
(Bron: Nza, verkenning gebruik VPT is de sector V&V). Ook in het recente verleden
hebben veel mensen daarmee buiten het verpleeghuis zorg ontvangen. In de jaren 2023
t/m 2026 worden onomkeerbare plannen voor 4800 verpleeghuisplekken overigens gehonoreerd.
Voor de opgave voor de toekomst heb ik samen met de Minister voor VRO een programma
opgesteld voor wonen en zorg voor ouderen waarbij rekening wordt gehouden met de komende
vergrijzing. Naast een opgave van reguliere woningen voor ouderen (in zogenoemde nultredenwoningen
en geclusterde woonvormen) is hierin ook een opgave meegenomen voor verpleegzorgplekken.
48. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat de Minister doet om mensen
met weinig vermogen te ondersteunen om geschikte huisvesting te vinden. Tevens vragen
zij hoeveel van de verpleegzorgplekken beschikbaar komen als sociale huur.
Antwoord 48
In de hoogte van de eigen bijdrage wordt al rekening gehouden met inkomen en vermogen
van de cliënten. De hoogte van inkomen en vermogen bepalen de huur die een cliënt
maximaal kan betalen. Om voor de toekomst in voldoende betaalbare woningen te voorzien
worden in de woondeals die regionaal worden afgesloten en ook verder worden uitgewerkt
tot opgaven per gemeente ook afspraken gemaakt over een substantieel aandeel sociale
huur. Dit is opgenomen in het programma voor wonen en zorg dat ik samen met de Minister
voor VRO heb opgesteld.
49. De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens aan de Minister op basis van
welke waarden wordt beoordeeld of het scheiden van wonen en zorg een succes is, aangezien
de Nza ook aangeeft dat dit van tevoren dient te worden bepaald?
Antwoord 49
Het scheiden van wonen en zorg sluit aan bij de doelstelling en het motto van WOZO.
«zelf als het kan», «thuis als het kan» en «digitaal als het kan» en past binnen de
grote beweging die in gang wordt gezet. Als het scheiden van wonen en zorg bijdraagt
aan het tot stand komen van vernieuwende tussenvormen tussen thuis en het verpleeghuis,
meer eigen regie van cliënten en een besparing op personele inzet dan beschouw ik
het scheiden van wonen en zorg als een succes. Het rapport van de NZa is verschenen
voor de bekendmaking van het WOZO-programma. In een brief over de stand van zaken
WOZO die ik voor het einde van dit jaar naar uw Kamer stuur, zal ik ook ingaan op
de nadere uitwerking van het scheiden van wonen en zorg.
50. De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd of de Minister al concrete ideeën
heeft over de accommodatie van de totstandkoming van de extra verpleegzorgplekken.
Daarnaast lezen zij dat de ambitie om de komende vijf jaar 25.000 verpleegzorgplekken
te realiseren op dit moment niet worden aangepast. Deze leden vragen de Minister wat
zij zal doen om ervoor te zorgen dat deze 25.000 verpleegzorgplekken daadwerkelijk
gerealiseerd zullen worden.
Antwoord 50
Uit het HHM-onderzoek dat ik op 7 juli 2022 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk
31 765, nr. 651) blijkt dat dat de in 2021 geregistreerde voornemens voor nieuwe verpleeghuisplekken
(12.015) naar beneden zijn bijgesteld tot 8.800. Deze plekken zullen voor 4.800 plekken
worden gerealiseerd als verpleeghuisplek en bij 4.000 plekken zullen deze plaatsen
worden gerealiseerd via scheiden van wonen en zorg.
Daarnaast blijkt uit de monitor van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) uit 2021, die
ik op 13 april 2022 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 34 104, nr. 354), dat er voornemens zijn om ruim 10.000 geclusterde verpleegzorgplekken te realiseren
de komende 5 jaar. In totaal gaat het daarmee om ruim 19.000 verpleegzorgplekken waarvoor
bouwplannen zijn voorgenomen. Gezien de ambitie van 25.000 plaatsen de komende 5 jaar
zullen er nog voor 6.000 plekken bouwplannen moeten worden ontwikkeld door de sector.
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» dat de Minister voor VRO en ik hebben
opgesteld is de bouwambitie voor de verpleegzorgplekken voor de komende 10 jaar opgenomen,
hetgeen vanaf 2023 zal leiden tot prestatieafspraken.
51. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke maatregelen genomen worden om
ouderenzorg voor oudere vluchtelingen mogelijk te maken.
Antwoord 51
Vluchtelingen worden door gemeenten ondersteund bij het vinden van huisvesting en
andere vormen van ondersteuning. Voor medische zorg kunnen vluchtelingen gebruik maken
van de Regeling Medische zorg voor Ontheemden (RMO) waarvan de dekking overeenkomt
met de dekking vanuit de Zvw. Ontheemden hoeven geen premie of eigen risico te betalen.
Voor ouderen met behoefte aan zorg met verblijf in een instelling is de Regeling Medische
Zorg Asielzoekers (RMA) opengesteld. Ook hier geldt geen eigen bijdrage of eigen risico.
52. De leden-van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen gesteld over compassion
fatigue. Is de Minister bekend met het probleem compassion fatigue, een situatie waarin
de bronnen van een hulpverlener om empathisch te engageren met andere personen uitgeput
zijn, met onder andere als gevolg dat het lastiger wordt om compassievolle zorg te
leveren? Heeft de Minister inzicht in het aantal zorgverleners binnen de ouderenzorg
wat kampt met compassion fatigue? Zo ja, om hoeveel zorgverleners gaat dit? Zo nee,
zou de Minister een inschatting kunnen maken? Welke maatregelen gaan genomen worden
om compassion fatigue bij zorgverleners binnen de ouderenzorg tegen te gaan? En hoe
verwacht de Minister dat de doorontwikkeling van het kwaliteitskader hier een positieve
of negatieve invloed op heeft?
Antwoord 52
Compassiemoeheid komt inderdaad voor bij zorgverleners. Het kan onder andere ontstaan
doordat zorgverleners blootgesteld worden aan veel menselijk leed. Een hoge caseload,
zware en complexe casussen, een gevoel van machteloosheid of een uitzichtloze situatie
zoals een palliatieve patiënt kunnen daarbij een rol spelen. Maar ook de thuissituatie
kan van invloed zijn. Op dit moment heb ik geen inzicht in de mate waarin het voorkomt
in de ouderenzorg. Het is voor mij ook niet mogelijk om een inschatting te maken.
Wel zijn er signalen dat het zich sinds Corona meer heeft voorgedaan. Het is primair
aan de zorgaanbieder als werkgever om hier aandacht voor te hebben en te zorgen dat
het personeel vitaal is en voldoende toegerust om persoonsgerichte zorg te leveren.
Zorgaanbieders zijn zich hiervan bewust. Mede naar aanleiding van de impact die Corona
heeft gehad op het personeel, zijn meerdere zorgaanbieders gestart met de methodiek
Teamreflectie (zie ook: Aan de slag met teamreflectie – Waardigheid en trots). De doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg ligt bij veldpartijen.
Op voorhand voorzie ik geen directe invloed hiervan op het optreden van compassiemoeheid.
Wel kan ik me voorstellen dat als de doorontwikkeling meer flexibiliteit biedt om
personeel in te zetten waar dat het meest noodzakelijk is (complexe en zware casussen),
dit tot minder compassiemoeheid kan leiden.
53. De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag een reflectie van de Minister
op de vraag hoe dezelfde kwaliteit van zorg geboden kan worden aan ouderen met minder
geld en minder mensen.
Antwoord 53
Kwaliteit van zorg is onverminderd van belang. Daarop wil ik blijven sturen. Daarbij
wil ik het beeld van minder geld en minder mensen nuanceren; er is nog steeds sprake
van een forse groei in geld en mensen, alleen is de groei iets minder groot dan zonder
maatregelen het geval zou zijn.
We zien in het veld en bij de verpleeghuizen diverse voorbeelden waarbij de kwaliteit
van zorg geboden wordt, terwijl er door de ondersteuning en zorg anders te organiseren,
minder zorgverleners per cliënt nodig zijn.
Bovendien, niet alle cliënten hebben dezelfde hoeveelheid ondersteuning en zorg. Maatwerk
per cliënt is nodig. Ook dat is kwaliteit van zorg.
54. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aan de Minister om aan te geven of
zij voor zichzelf ook een opdracht en verantwoordelijkheid om een maatschappelijke
dialoog over de toekomst van de ouderenzorg te starten? Hoe geeft de Minister vorm
aan deze verantwoordelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 54
Het maatschappelijk debat over de toekomst van de zorg in de samenleving hoeft niet
gestart te worden. Deze is reeds gaande.
In de media, in de sector, de zorg is vrijwel overal een belangrijk onderwerp.
In het traject Ouderworden 2040 spreken tal van partijen van binnen maar ook van buiten
de zorg samen over hetgeen noodzakelijk is voor de toekomst.
Het is zaak om ook met de (toekomstige) ouderen zelf te spreken. Immers, het raakt
hen het meest. Bij de uitwerking van het WOZO-programma zal ik daarop nader terugkomen.
55. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de plaats van de regiovisies
in het nieuwe kwaliteitskader.
Antwoord 55
Een regiovisie is niet expliciet een onderdeel van het kwaliteitskader.
Uiteraard vind ik het belangrijk dat zorgaanbieders in een regio samen met het zorgkantoor
een regiovisie opstellen met daarin ook aandacht voor het zorgaanbod.
Mijn voorganger heeft ook gevraagd aan alle regio’s om dergelijke visies op te stellen,
onder verantwoording van het zorgkantoor.
56. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan omschrijven welke
cliënten met welke zorgbehoefte en woonsituatie onder het nieuwe kwaliteitskader vallen.
Ook horen zij graag of de Minister toe wil werken naar één kwaliteitskader ouderenzorg
en op welke manier zij zich inspant om hieraan te werken?
Antwoord 56
Het nieuwe kader verpleegzorg gaat over de kwaliteit van Wlz-zorg in de verschillende
bestaande leveringsvormen: het verpleeghuis (ZZP), geclusterde woonvormen (vpt) en
thuis (mpt). Daarbij is het nodig de samenhang tussen het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
en het kwaliteitskader wijkverpleging te vergroten zodat de kaders op dezelfde leest
geschoeid zijn en rekening wordt gehouden met de veranderende zorgzwaarte van cliënten.
Het veld steunt de beweging naar een kader voor Wlz verpleegzorg. De vragen omtrent
het realiseren van aansluiting tussen kwaliteitskaders voor verschillende beroepsgroepen
en tussen kwaliteitskaders voor verschillende fasen in de zorg voor kwetsbare ouderen
zijn complex omdat er vele partijen bij betrokken zijn. Deze vragen komen aan de orde
in elk deeltraject.
57. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan aangeven of zij
werk wil maken van de voorgestelde wetswijziging om zorg thuis als uitgangspunt in
de aanspraak op te nemen? En op welke termijn worden de aanbevelingen van de NZa in
het WOZO-programma uitgewerkt?
Antwoord 57
In een brief over de stand van zaken WOZO die ik voor het einde van dit jaar naar
uw Kamer stuur, zal ik ook ingaan op de nadere uitwerking van het scheiden van wonen
en zorg.
58. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe zij bij de invoering
van de scheiding van wonen en zorg rekening houdt met de financiële gevolgen voor
ouderen?
Antwoord 58
Om voor de toekomst in voldoende betaalbare woningen te voorzien worden in de woondeals
die regionaal worden afgesloten en ook verder worden uitgewerkt tot opgaven per gemeente
ook afspraken gemaakt over het aandeel sociale huur. Dit is opgenomen in het programma
voor wonen en zorg dat ik samen met de Minister voor VRO heb opgesteld.
59. Ten aanzien van de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie op welke manier en termijn duidelijkheid kan worden gegeven
aan zorgaanbieders of en welke bouwplannen doorgang kunnen vinden en welke niet. Waarom
kan er nog geen overzicht van bouwprojecten of zorgorganisaties gegeven worden die
horen bij de 4.800«onomkeerbare plekken» die Bureau HHM heeft berekend?
Antwoord 59
In de kaderbrief Wlz die ik u op 29 september 2022 heb toegestuurd (Kamerstuk 34 104, nr. 363) zijn extra middelen beschikbaar gesteld om de komende jaren deze 4.800 daadwerkelijk
te kunnen realiseren. In het inkoopoverleg 2023 tussen zorgkantoor en zorgaanbieders,
dat nu plaatsvindt, kunnen deze afspraken worden vastgelegd.
In de regiomonitor 2022 van ZN die in december 2022 beschikbaar komt, zal de ontwikkeling
per regio weer worden weergegeven. Ik zal deze monitor aan uw Kamer aanbieden.
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is de bouwambitie voor de verpleegzorgplekken
voor de komende 10 jaar opgenomen, hetgeen vanaf 2023 zal leiden tot prestatieafspraken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier