Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over het bericht dat Koningin Máxima pleit voor de digitale euro
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister-President over het bericht dat Koningin Máxima pleit voor de digitale euro (ingezonden 26 oktober 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister-President en de Minister
van Buitenlandse Zaken (ontvangen 22 november 2022).
Vraag 1
Sprak Koningin Maxima in haar pleidooi voor een digitale euro tijdens haar bezoek
aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Washington DC, mede namens de regering?
Antwoord 1
Koningin Máxima heeft haar uitspraken gedaan uit hoofde van haar UNSGSA-rol voor inclusieve
financiering voor ontwikkeling. In haar speech heeft zij geen pleidooi gehouden voor
(de invoering van) een digitale euro, maar heeft zij gesproken over de mogelijke kansen
voor financiële inclusie, maar ook de risico’s van de ontwikkeling van digitale centrale
bankgeld in het algemeen.1 Dit wordt beschreven in het door u aangehaalde artikel. Deze uitspraken zijn in lijn
met de standpunten van het kabinet ten aanzien van de digitale euro.
Vraag 2, 3 en 4
Wat zijn de staatsrechtelijke contouren waarbinnen het Koninklijk Huis opiniërende
politieke uitspraken mag doen en is er vooraf overleg met u? Zo ja, in welke vorm?
Waar ligt de scheidslijn voor het kabinet, waarna uitspraken van het Koninklijk Huis
als partijdig worden aangemerkt?
Is er een protocol om te voorkomen dat leden van het Koninklijk Huis politiek partijdige
uitspraken doen? Zo ja, hoe en door wie wordt dit getoetst?
Antwoord 2, 3 en 4
Er is ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en andere leden van het Koninklijk
Huis. De betekenis van deze ministeriële verantwoordelijkheid is toegelicht in de
voorlichting van de Raad van State uit 2010.2
Vraag 5
Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van de digitale euro en onderschrijft
u de uitspraken van Koningin Máxima bij het IMF over digitaal geld in het algemeen?3
Antwoord 5
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 van het lid Van Houwelingen spreek ik zeer
regelmatig met de Kamer over de discussies op EU-niveau over de ontwikkeling van een
mogelijke digitale euro. De Kamer is meermaals schriftelijk geïnformeerd over het
kabinetstandpunt over de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro.4 Daarnaast vinden er regelmatig besprekingen plaats in de Eurogroep. De Kamer wordt
van tevoren via de geannoteerde agenda geïnformeerd over de Nederlandse inzet bij
deze besprekingen in de Eurogroep, en deze inzet wordt regelmatig besproken in de
voorbereidende commissiedebatten.5
Het kabinet heeft een positieve grondhouding tegenover de digitale euro – het zou
bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan een innovatiever en veiliger betalingsverkeer, en
aan het in stand houden van een vorm van publiek geld. Dat gezegd hebbende moet hierbij
wel aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden, onder meer op het gebied van privacy
en financiële stabiliteit. De eventuele risico’s van de invoering van een digitale
euro moeten daarom goed in kaart worden gebracht en worden gemitigeerd. Daarnaast
dient de invoering van een digitale euro een solide democratische basis te hebben,
wat betekent dat besluitvorming hierover op politiek niveau moet plaatsvinden.
Hoewel Koningin Máxima sprak vanuit haar UNSGSA-rol voor inclusieve financiering voor
ontwikkeling, en daarbij ook niet specifiek sprak over de digitale euro of het Nederlandse
standpunt hierover, zijn haar uitspraken in lijn met dit kabinetstandpunt.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat Koningin Máxima met haar pleidooi voor de digitale euro
zich partijdig heeft opgesteld? Zo ja, is er contact geweest tussen het kabinet en
het Koninklijk Huis over deze gang van zaken, en kunt u ons mededelen welke communicatie
hieruit volgde?
Antwoord 6
Er is ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en andere leden van het Koninklijk
Huis. De betekenis van deze ministeriële verantwoordelijkheid is toegelicht in de
voorlichting van de Raad van State uit 2010.6 Zie het antwoord op vraag 1 en 5. Koningin Máxima heeft geen pleidooi gehouden voor
(de invoering van) de digitale euro. De inhoud van de toespraak die valt onder de
ministeriële verantwoordelijkheid is in lijn met het kabinetsbeleid.
Vraag 7
Deelt u de analyse dat met een digitale euro macht verschuift van commerciële banken
naar centrale banken, en met name naar de Europese Centrale Bank en ziet u deze verschuiving
ook als problematisch?
Antwoord 7
Ik hecht er allereerst aan te benadrukken dat er momenteel sprake is van een verkenning
naar de invoering van de digitale euro. Over de eventuele daadwerkelijke invoering
ervan dient nog besloten te worden. Onderdeel van die besluitvorming zijn de ontwerpkeuzes.
De ontwerpkeuzes zijn bepalend voor de ordening van het banken- en betalingslandschap
en de rol van de ECB daarbinnen.
Het kabinet ziet de potentiële meerwaarde van een digitale euro in het behoud van
publiek geld en het beschikken over een publiek alternatief in de betaalinfrastructuur.
Deze kabinetsinzet bouwt voort op bredere maatschappelijke discussies in Nederland.
Een belangrijke aanleiding voor Nederland voor het nader onderzoeken van de invoering
van digitaal centrale bankgeld komt voort uit eerdere maatschappelijke initiatieven
over de inrichting van het financiële systeem en de rol van commerciële banken hierin.
In 2019 heeft de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) het rapport Geld
en Schuld gepubliceerd7, waarin de WRR onder meer adviseert om te kijken naar een betere verankering van
de publieke dimensie in banken, met name in het betalingsverkeer. Hierbij geeft de
WRR aan dat de ontwikkeling van digitaal centrale bankgeld hieraan kan bijdragen.
Een ander risico van volledige afhankelijkheid van commerciële banken is het feit
dat financiële dienstverlening, en met name het betalingsverkeer, in toenemende mate
gedigitaliseerd wordt. In een ander rapport, Voorbereiden op Digitale Ontwrichting8, heeft de WRR gewaarschuwd dat de hoge mate van afhankelijkheid van een klein aantal
digitale systemen tot risico’s kan leiden als deze systemen uitvallen. De ontwikkeling
van een extra betaalsysteem, bijvoorbeeld via de ontwikkeling van een digitale euro,
zorgt voor extra terugvalopties in het geval het commerciële girale systeem uitvalt.
Een laatste aanleiding is de afname van het gebruik van contant geld in Nederland,
wat momenteel de enige vorm van publiek geld is. Het gebruik van contant geld is in
korte tijd erg gedaald, waardoor de afhankelijkheid van commerciële banken voor het
betalingsverkeer is gegroeid in de afgelopen 10 jaar. Daarnaast hebben de banken de
kosten die zij rekenen voor chartale dienstverlening de laatste jaren verhoogd – de
Tweede Kamer vraagt hier terecht regelmatig aandacht voor. De toegang tot een publieke
vorm van geld is zeer belangrijk voor het onderliggende vertrouwen in commerciële
financiële instellingen. Met een digitale euro, die geen vervanging zal zijn van contant
geld, maar er complementair aan zal zijn, wordt ook voor de toekomst de beschikbaarheid
van een publieke vorm van geld gewaarborgd.
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven zijn er aan de andere kant ook potentiële
negatieve aspecten of risico’s bij de invoering van een digitale euro. Deze risico’s
dienen wat het kabinet betreft goed in kaart gebracht te worden en voldoende gemitigeerd
te zijn voordat overgegaan kan worden tot de invoering van een digitale euro.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat de privacy van Nederlandse burgers (zoals steeds meer inzage
in het betalingsverkeer) in het geding kan komen bij de invoering van een digitale
euro?
Antwoord 8
Ik heb uw Kamer eerder aangegeven dat een hoge mate van privacy en niet-programmeerbaarheid
randvoorwaarden moeten zijn bij de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro. Zo
heb ik opgeroepen om te kijken naar de mogelijkheid voor anonieme betalingen tot een
bepaald bedrag. Dit heb ik ook uitgedragen richting de Europese Commissie en de ECB,
onder andere in een gezamenlijk non-paper met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje
over de digitale euro9. Dit is in lijn met de moties Alkaya-Heinen10 en Heinen-Alkaya11, waarvan de laatste ook door JA21 is gesteund.
Vraag 9
Wat is de procedure voor het invoeren van een digitale euro?
Antwoord op vraag 9
Ik heb meermaals met uw Kamer gesproken over het belang van democratische besluitvorming
over de eventuele invoering van een digitale euro. Conform de wens van de Kamer heeft
het kabinet dit regelmatig onder de aandacht gebracht bij de ECB en de Europese Commissie,
bijvoorbeeld in het eerdergenoemde gezamenlijke non-paper met Duitsland, Frankrijk,
Italië en Spanje.
Mede naar aanleiding van deze inzet vindt er regelmatig een discussie in de Eurogroep
plaats over de digitale euro. De Commissie heeft aangekondigd om in het voorjaar van
2023 met een wetgevend voorstel te komen over de digitale euro. Hierbij zal, naar
verwachting, ook de verdere politieke discussie en besluitvorming over de wenselijkheid
van de invoering van een digitale euro plaatsvinden. Het voorstel zal gebaseerd zijn
op art. 133 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, dat expliciet voorschrijft
dat het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, na raadpleging
van de ECB, besluiten over de invoering van een digitale euro. Hierbij wordt de Tweede
Kamer via de bestaande reguliere processen betrokken.
Momenteel bevindt de digitale euro zich bij de ECB nog in de onderzoeksfase. Deze
fase duurt naar verwachting tot het najaar van 2023. Na deze fase zal de governing council van de ECB besluiten of de ECB zelf een noodzaak ziet om een digitale euro te ontwikkelen.
Vraag 10
Wat voor effect zou een digitale euro hebben op de vitaliteit van de bancaire sector
in Nederland?
Antwoord 10
Het is nog te vroeg om de effecten van de digitale euro op de Nederlandse bancaire
sector nader te duiden. Allereerst moeten de exacte ontwerpkenmerken van een digitale
euro nog vastgesteld worden. Daarnaast zal de impact afhangen van de mate waarin gebruikers
belang hechten aan specifieke kenmerken van de digitale euro en hoe dit zich verhoudt
ten opzichte van beschikbare alternatieven zoals contant geld en bankdeposito’s.
Ik verwacht dat, als besloten wordt tot invoering van de digitale euro, banken en
andere financiële dienstverleners als intermediair tussen ECB en eindgebruikers zullen
fungeren. De digitale euro kan hiermee innovatie, diversiteit en concurrentie in de
financiële sector aanjagen. De digitale euro kan bovendien dienen als een pan-Europese
open basis-infrastructuur voor het betalingsverkeer. Private partijen, zoals banken
en fintechs, kunnen met behulp van de digitale euro voor de hele eurozone nieuwe toepassingsmogelijkheden
voor bank- en betaaldiensten gaan ontwikkelen. De digitale euro kan tevens de concurrentie
in de financiële sector vergroten doordat het aanbieden van dienstverlening rond betaalrekeningen
voor een bredere groep bedrijven mogelijk wordt. Dit kan in potentie de vitaliteit
van de bancaire sector, zowel voor Nederland alsook het eurogebied, verbeteren. Tegelijkertijd
dienen risico’s te worden gemitigeerd. De invoering van een digitale euro mag niet
ten koste gaan van financiële stabiliteit en het monetaire transmissiemechanisme belemmeren.
Vraag 11 en 12
Kunt u garanderen dat de digitale euro geen opstapje is naar het uitfaseren van contant
geld of het omzeilen van commerciële banken?
Bent u bereid wettelijk vast te leggen dat contant geld altijd een betaalmogelijkheid
moet blijven?
Antwoord 11 en 12
Ik heb meermaals aangegeven dat een digitale euro contant geld niet mag vervangen,
waaronder in een gezamenlijk non-paper met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje.
De Europese Commissie12 en Europese Centrale Bank13 hebben dit ook meermaals aangegeven. In regelgeving op EU-niveau is reeds vastgelegd
dat eurobiljetten14 en -munten15 wettig betaalmiddel zijn. Daarnaast is de Europese Commissie voornemens om begin
2023 met nieuwe voorstellen te komen om de positie van contant geld als wettig betaalmiddel
te versterken.16
Vraag 13
Was het warme pleidooi van Koningin Máxima voor de digitale euro, in het licht van
de variëteit aan aspecten en de vele onbekende factoren, enigszins voorbarig?
Antwoord 13
In haar speech heeft Koningin Máxima niet uitgesproken voorstander te zijn van de
invoering van een digitale euro. Koningin Máxima heeft aangegeven dat digitaal centrale
bankgeld in het algemeen voor financiële inclusie potentiële voordelen kent. Hierbij
heeft Koningin Máxima evenwel aangegeven dat er ook risico’s zijn en dat verder onderzoek
nodig is. Dit wordt ook beschreven in het door u aangehaalde artikel. Dit afgewogen
standpunt is in lijn met de visie van het kabinet, zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.