Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over onderwijs en zorg
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de schotten tussen onderwijs en zorg (ingezonden 8 november 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 22 november
2022).
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat er nog steeds veel kinderen zijn met een ondersteuningsbehoefte,
die om financiële redenen niet het onderwijs krijgen dat bij hen past, zoals ook blijkt
uit het artikel «Lennox (8) met downsyndroom is dupe van «bezuinigingsoperatie» gemeente»?1 Zo ja, hoe rijmt u dat met de ambities in het regeerakkoord waarin staat dat wordt
gestreefd naar inclusief onderwijs?
Antwoord 1
Het verhaal van de betreffende leerling is bij ons bekend en vanuit OCW is ambtelijk
contact gelegd met zijn moeder. Het is erg jammer en schrijnend dat het niet meer
lijkt te lukken om afspraken te maken over wat nodig is om hem passende (zorg)begeleiding
op school te bieden, waardoor hij mogelijk van de school af moet waar hij al langer
zit en het naar zijn zin heeft. Daarom is nu een onderwijsconsulent ingeschakeld,
zodat die samen met de ouder, school en gemeente kan kijken naar de situatie en kan
zoeken naar een oplossing.
Het verhaal staat niet op zichzelf. Er zijn meer verhalen bekend waarbij het niet
lukt om afspraken te maken over wat er nodig is om passende (zorg)begeleiding op school
te bieden. Juist deze gevallen onderstrepen waarom het belangrijk is om toe te werken
naar inclusief onderwijs. Zodat ieder kind mee kan doen, erbij hoort en dichtbij huis
naar school kan, waar nodig met extra ondersteuning. Vanuit de maatschappij, ouders
en het onderwijs is de roep om inclusief onderwijs en een minder strakke scheiding
tussen regulier en speciaal onderwijs en tussen onderwijs en zorg, de afgelopen jaren
alleen maar sterker geworden. En ook door Nederland geratificeerde internationale
verdragen, zoals het VN-verdrag Handicap en het VN-kinderrechtenverdrag, zetten daartoe
aan. Dat is de reden waarom het kabinet zich daar de komende periode voor wil inzetten.
We informeren u begin 2023 nader over de stappen die het kabinet in dit kader de komende
jaren wil zetten.
Vraag 2
Vindt u dat deze ambitie om te gaan naar inclusief onderwijs in praktijk ook betekent
dat gemeenten voldoende financiële middelen moeten hebben om (waar nodig) de juiste
ondersteuning te regelen?
Antwoord 2
Om inclusief onderwijs te kunnen bieden, is samenwerking tussen alle bij het onderwijs
betrokken partijen belangrijk. De gemeente is daarbij een belangrijke partij, gezien
de verantwoordelijkheid om bepaalde vormen van ondersteuning te leveren. Het is daarbij
belangrijk dat in elke regio het onderwijs samen met de partners nadenkt over hoe
inclusief onderwijs vormgegeven kan worden en welke stappen en bijbehorende middelen
daarvoor nodig zijn.
Vraag 3
In het artikel stelt onderwijsmedewerker Gert de Graaf dat gemeenten vaker ondersteuningsuren
drastisch verlagen. Wordt bijgehouden hoeveel kinderen gebruik maken van ondersteuningsuren
om onderwijs te kunnen volgen? En om hoeveel uren dit gaat? Zo ja, bent u bereid de
ontwikkeling sinds de invoering van passend onderwijs te delen met de Kamer?
Antwoord 3
Op landelijk niveau wordt niet bijgehouden hoeveel kinderen gebruik maken van ondersteuningsuren
om onderwijs te volgen, of om hoeveel uren dit gaat. Binnen het regulier onderwijs
kan een beroep gedaan worden op ondersteuning vanuit de budgetten voor passend onderwijs
indien nodig aangevuld met ondersteuning vanuit de Jeugdwet. De toekenning van extra
ondersteuning vanuit de wet passend onderwijs verloopt via het samenwerkingsverband,
toekenning vanuit de Jeugdwet verloopt via de gemeente.
Vraag 4
Wat is er sinds de Kamerbrief van 12 juli 20212 concreet gedaan om de discussie over wat onder zorg en wat onder onderwijs valt verder
te brengen? Zijn er afgelopen jaar concrete acties in gang gezet die voor duidelijkheid
zorgen voor alle betrokkenen? Zo ja, welke?
Antwoord 4
Ja, er zijn in het afgelopen jaar concrete acties in gang gezet om de discussie wat
onder zorg en wat onder onderwijs valt verder te brengen. Zo zijn 50 zorgarrangeurs
ingezet om scholen in het speciaal onderwijs te helpen bij het organiseren van de
zorg in onderwijstijd. Daarnaast is er onderzoek uitgevoerd door DSP/Oberon en zijn
twee pilots begeleid waar men de zorg collectief inzet in de klas.3
Nog dit jaar ontvangt u het eindrapport van DSP/Oberon gericht op de zorg in onderwijstijd.
Op basis hiervan zullen wij aanvullende maatregelen nemen om de zorg in onderwijstijd
te vereenvoudigen. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd in de beleidsreactie op dit
rapport, welk u ontvangt zo spoedig mogelijk, uiterlijk in het voorjaar van 2023.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat kinderen minder ondersteuning ontvangen
dan zij nodig hebben? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen
dat ieder kind de benodigde ondersteuning ontvangt?
Antwoord 5
Elk kind verdient een passend aanbod en het is schrijnend wanneer kinderen niet de
ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Zie ook het antwoord gegeven op vraag
1.
Het is aan gemeenten, scholen en samenwerkingsverbanden om hier samen afspraken over
te maken, in overleg met ouders en jeugdigen zelf. Daar waar er discussie is over
dit ondersteuningsaanbod kunnen ouders gebruik maken van een onderwijsconsulent en
zo nodig een procedure starten bij de geschillencommissie passend onderwijs en/of
bezwaar maken bij de gemeente. Maar het liefst zijn zulke procedures niet nodig.
Om er voor te zorgen dat kinderen de benodigde ondersteuning krijgen en gemeenten
en samenwerkingsverbanden dit kunnen organiseren wordt gewerkt aan onder andere de
verbeteraanpak passend onderwijs inclusief maatregelen op het gebied van onderwijs
en zorg, het experiment onderwijszorgarrangementen en een plan van aanpak hoogbegaafdheid.
In december van dit jaar ontvangt u de uitwerking van het plan van aanpak hoogbegaafdheid,
in het voorjaar wordt u in de voortgangsrapportage passend onderwijs geïnformeerd
over de verbeteraanpak.
Vraag 6
Kunt u uitleggen dat, ondanks de aangenomen motie Westerveld/Kwint4, waarin de regering wordt opgeroepen om maatregelen te treffen, zodat beschikkingen
om kinderen met een handicap naar het regulier onderwijs te laten gaan, voor een langere
tijd afgegeven kunnen worden dan voor een half jaar, het nog steeds gebeurt dat ouders
ieder half jaar moeten aantonen dat hun kind nog een blijvende handicap, zoals het
syndroom van Down, heeft? Welke concrete maatregelen zijn tot nu toe genomen om uitvoering
te geven aan de motie?
Antwoord 6
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de uitvoering van de jeugdwet en mogen zelf beslissen
over de duur van beschikkingen. Binnen de Jeugdwet zijn geen juridische belemmeringen
om langdurige beschikkingen af te geven. Gemeenten zijn hier op gewezen en hiertoe
opgeroepen door voormalig Staatssecretaris Blokhuis in de brief die op 2 december
2021 naar alle wethouders Jeugd is verzonden.
In de motie Werner5 wordt eveneens opgeroepen om afspraken te maken met gemeenten en zorgverzekeraars
zodat mensen met een handicap een langere beschikkingsduur krijgen. De afgelopen maanden
zijn verkennende gesprekken met gemeenten gevoerd. Voor de Kerst wordt uw Kamer geïnformeerd
over hoe samen met gemeenten de motie wordt uitgevoerd.
In het eerste kwartaal van 2023 wordt de Kamer geïnformeerd over het Actieplan voor
de doelgroep jeugdigen met een levenslange en levensbrede beperking/aandoening (Triple
L). In dit plan wordt ook het passend beschikken in duur, aard en omvang meegenomen.
Vraag 7
Bij Kamerbrief van 22 januari 2021 is toegezegd dat KPMG een ondersteunend instrument
voor gemeenten en cliënten zou ontwikkelen.6 In hoeverre heeft dit concreet bijgedragen aan het helpen van kinderen en jongeren
met levenslange beperkingen?
Antwoord 7
Het is niet bekend of het KPMG rapport dat in februari 2021 in opdracht van VWS is
uitgebracht7 concreet heeft bijgedragen aan het helpen van jeugd met een levenslange en levensbrede
hulpvraag. Uit dit rapport volgen onder meer leidende principes, waarmee een wijkteam
aan de slag kan gaan om de toegang tot zorg en ondersteuning te verbeteren en knelpunten
in kaart te brengen. De wijkteams zijn in de afgelopen jaren vanuit het programma
Zorg voor Jeugd praktisch ondersteund in het kader van het verbetertraject toegang
hetgeen een vervolg krijgt in de Hervormingsagenda Jeugd. Zo organiseert Movisie op
28 november 2022 in samenwerking met o.a. de VNG en VWS vanuit het Verbetertraject
Toegang een online kennisdeelbijeenkomst die zich richt op de toegang tot het sociaal
domein voor mensen met een levenslange en levensbrede beperking.8
Vraag 8
Bent u ook bekend met de crowdfundactie van Spirare, een van de organisaties die hoogbegaafde
kinderen helpt, en zodanig in de financiële problemen zit dat het risico bestaat dat
tientallen kinderen er straks niet meer terecht kunnen?9
Antwoord 8
Ja, we zijn bekend met de crowdfundactie van Spirare. Op 7 november j.l. heeft de
Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs via een videoverbinding een gesprek gevoerd
met de initiatiefnemers van Spirare, als onderdeel van een werkbezoek met ambtelijke
vertegenwoordiging vanuit zowel VWS als OCW.
Vraag 9
Vindt u dat ook hier weer dezelfde discussie speelt over de vraag wat gefinancierd
moet worden door onderwijs en wat door zorg, en het onwenselijk is dat kinderen de
dupe worden van een systeemdiscussie?
Antwoord 9
Spirare is een zorginstelling die geen onderwijs biedt. Daarmee lijkt hier geen sprake
van een voorbeeld dat duidt op de voornoemde discussie. Deze instelling heeft op dit
moment een liquiditeitsprobleem. In gesprek met Spirare is ambtelijk door VWS een
aantal adviezen gegeven zoals advies te vragen aan de Jeugdautoriteit, te bekijken
of zorg in natura in plaats van het werken met PGB’s mogelijk zou kunnen helpen en
de optie van een expertisecentrum als onderdeel van Spirare om hun kennis en ervaring
te delen.
De Minister voor primair en voortgezet onderwijs heeft tijdens voornoemde digitale
ontmoeting met Spirare gesproken over onder andere het bieden van meer ruimte voor
samenwerkingsverbanden bij de inzet van hun middelen, zoals binnen het experiment
onderwijszorgarrangementen ook mogelijk wordt, en of dit initiatieven als Spirare
ten goede zou kunnen komen.
Vraag 10
Wat is de afgelopen jaren gedaan om initiatieven, die kinderen met een ondersteuningsvraag
passende hulp bieden om schooluitval te voorkomen (of een alternatief te bieden),
te ondersteunen? Wat zijn uw ideeën ten aanzien van deze initiatieven?
Antwoord 10
In algemene zin zijn dit soort initiatieven een wenselijke ontwikkeling, zeker daar
waar combinaties van zorg en onderwijs worden georganiseerd. In de afgelopen twee
jaar zijn dit soort initiatieven ondersteund in het kader van het project Proeftuinen
onderwijszorgarrangementen (OZA). Dit project is inmiddels afgerond en de leerpunten
zijn verwerkt in een eindevaluatie en een toolbox om de kennis die is opgedaan breed
te delen. Ook is in het kader van het programma Met Andere Ogen in 2021 nader onderzoek
gedaan naar financiering van OZA-initiatieven10 en volop informatie hierover gedeeld.
Om dergelijke initiatieven meer mogelijkheden tot maatwerk te bieden start per 1 januari
het voornoemde experiment onderwijszorgarrangementen. Binnen dit experiment krijgen
80 initiatieven de mogelijkheid om onderwijs op een andere locatie dan de school te
organiseren, af te wijken van wettelijke bepalingen met betrekking tot onderwijstijd
en onderwijsinhoud en kunnen samenwerkingsverbanden een deel van hun budget flexibeler
inzetten. Op basis van het experiment en hetgeen daarin geleerd wordt – zo heeft de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs toegezegd – zal na uiterlijk een jaar
parallel gestart worden met een wetswijziging om dit breed mogelijk te maken.
Vraag 11
Bent u het ermee eens, dat het niet uit te leggen is dat een groot deel van de 8,5
miljard euro, die in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs is uitgekeerd
aan scholen, nu heeft geleid tot een stijging van de financiële reserves van scholen
in het primair en voortgezet onderwijs, alsmede van samenwerkingsverbanden, terwijl
tegelijkertijd kinderen met een ondersteuningsbehoefte vanwege financiële redenen
niet naar school kunnen?
Antwoord 11
In algemene zin vinden wij het onwenselijk dat geld dat bedoeld is voor leerlingen
wordt toegevoegd aan de reserves van scholen en samenwerkingsverbanden, als dit leidt
tot bovenmatige eigen reserves. Dit geld is immers bedoeld voor het lesgeven aan kinderen
en de ondersteuning die daarbij nodig is. Daarom werken we ook gericht aan het afbouwen
van de reserves en aan een wetsvoorstel om in te kunnen grijpen wanneer er sprake
is van bovenmatige eigen reserves.
De stijging van de financiële reserves door het Nationaal Programma Onderwijs wordt
veroorzaakt doordat scholen de middelen die zij in 2021 hebben ontvangen nog niet
in hetzelfde jaar hebben kunnen uitgeven. Dat betekent dat deze middelen weliswaar
in het eigen vermogen zitten, maar wel op korte termijn zullen worden uitgegeven.
Ik verwacht daarom ook dat de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs binnen
de looptijd van het programma zullen worden uitgegeven aan de doelen van het NP Onderwijs
en deze reserves zullen verdwijnen.
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de financiële positie van het onderwijs
over het kalenderjaar 2021. Daarnaast ontvangt u in het eerste kwartaal van 2023 nog
een brief met een update van het ingezette beleid en extra te zetten stappen onder
meer rondom de mogelijke (bovenmatige) reserves.
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat de problemen in de jeugdzorg ook het streven naar inclusief
onderwijs aan kinderen met een handicap of een specifieke leerbehoefte raken? Zo ja,
hoe rijmt u dit met de plannen die in het regeerakkoord staan over jeugdzorg, waaronder
een toekomstige bezuiniging van 500 miljoen euro?
Antwoord 12
We delen op zichzelf de zorg dat de problemen in de jeugdzorg ook het streven naar
inclusief onderwijs aan kinderen met een handicap en een specifieke leerbehoefte kunnen
raken. Voor een aantal van deze kinderen zal naast extra ondersteuning vanuit het
onderwijs ook aanvullende zorg nodig zijn om onderwijs te kunnen volgen. Om voor jeugdigen
die dat nodig hebben blijvend hulp te kunnen bieden is een hervorming van de jeugdzorg
nodig. Daarom werken we aan een Hervormingsagenda jeugd waarin we ook ingaan op de
verbinding tussen onderwijs en zorg
Vraag 13
Bent u bereid deze vragen ieder afzonderlijk en voor de behandeling van de begroting
OCW te beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.