Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een brief die aandacht vraagt voor de invoering van het CXC stelsel op Sint Eustatius
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 525
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 november 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
brief van 12 februari 2021 over de reactie op verzoek commissie over een brief die
aandacht vraagt voor de invoering van het CXC stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk
31 289, nr. 444).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 mei 2021 aan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 16 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inleiding
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd over de brief van 12 februari 2021, waarin mijn ambtsvoorganger
op verzoek van de vaste commissie een reactie heeft gegeven op een brief die aandacht
vraagt voor de invoering van het CXC-stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk 31 289, nr. 444).
Bij deze beantwoord ik deze vragen. In deze beantwoording is de motie van de leden
Kuiken en Paternotte, Kamerstukken 35 300 VIII, nr. 146, betrokken. Daarnaast geef ik een reactie op de brief van de vaste commissie van
13 februari 2020 over het Caribische onderwijsstelsel CXC-CSEC St. Eustatius in relatie
tot hbo-onderwijs in Nederland.
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
3
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsreactie
en hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het onderwijs op de BES1-eilanden voldoende aansluit bij het vervolgonderwijs in Nederland, in het belang
van de ontwikkeling en kansen van kinderen op de BES-eilanden. Kan de Minister garanderen
dat dit het geval is? Hoe is de aansluiting van het CXC-stelsel op het onderwijssysteem
van en vervolgonderwijs in Europees Nederland of op Bonaire geborgd? Tevens vragen
zij wat de ervaringen op Saba op dat punt zijn, waar al langer gewerkt wordt met het
CXC-stelsel. In hoeverre is er sprake van achterstanden? Kan voor de BES-eilanden
aangegeven worden hoe het zit met het niveau van de leerlingen na het afronden van
de school, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een goede beheersing van de Nederlandse
taal ook cruciaal is voor de aansluiting op het vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Het ontwerpbesluit bepaalt dat de scholen aan alle leerlingen
vanaf het eerste leerjaar onderwijs moeten geven in een basisvak Nederlands. De eilanden
zijn onderdeel van het Koninkrijk, het Nederlands is de bestuurstaal op de eilanden
en het Nederlands is vereist voor het volgen van vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Hoe is dat voldoende geborgd in het besluit? Welke ervaring is
daarmee op Saba, waar men reeds in 1986 overstapte van het Nederlands op het Engels
als onderwijstaal? Ook vragen zij wat de gevolgen zijn geweest van het overstappen
op het Engels in plaats van het Nederlands als onderwijstaal op Saba (in 1986) en
op Sint-Eustatius (in 2014) voor het vervolgonderwijs en de kansen van leerlingen.
Hoe is het niveau van beheersing van de Nederlandse taal van leerlingen op Saba en
Sint-Eustatius, zo vragen de eerder genoemde leden.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat op 16 december 2020 de Raad van State advies
heeft uitgebracht. Tot slot vragen zij wanneer het Besluit Saba Comprehensive School
en Gwendoline van Puttenschool BES definitief wordt vastgesteld.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief.
Dat de nog altijd gebrekkige inbedding van het Caribbean Examinations Council (CXC)-stelstel
in het Nederlandse onderwijsstelsel slechts een klein aantal studenten raakt, kan
volgens deze leden geen excuus vormen om de zaken maar op hun beloop te laten. Het
betreft immers wel een deel van Nederland. Deelt de Minister deze mening?
De Minister biedt zijn excuses ervoor aan dat zijn reactie op het verzoek van de commissie
(te) lang op zich heeft laten wachten. Deelt de Minister het oordeel van de voornoemde
leden dat de timing van de publicatie ongelukkig is, doordat de betrokken leerlingen
nu volop bezig zijn met hun voorbereiding op het eindexamen en zij nu ook bezig zijn
met hun inschrijving voor hun vervolgopleiding. Op welke wijze communiceert het ministerie
over het schooldiploma en de doorstroommogelijkheden naar de betrokken scholieren?
Zij vragen of de Minister er bij onderwijsinstellingen in Europees Nederland op wil
aandringen souplesse te betrachten bij de toelatingsprocedure, teneinde te voorkomen
dat jongeren die met goed gevolg hun opleiding binnen het CXC-stelsel hebben afgerond,
tussen de wal en het schip geraken en zij noodgedwongen een tussenjaar moeten nemen.
Of acht de Minister het aanvaardbaar dat leerlingen in de examenklas A5 een afwijzing
ontvangen van de hogeschool waarvoor zij zich willen aanmelden enkel omdat het diploma
en de cijferlijst niet voor 1 september 2021 kunnen worden ingeleverd?
Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat een leerling die het examen voor
het verdiepende vak Nederlands niet heeft afgelegd of daarvoor een score heeft behaald
lager dan een 6,0 volgens het Besluit Saba Comprehensive School en de Gwendoline van
Puttenschool geen schooldiploma ontvangt en daarmee geen toelatingsrecht heeft voor
(Engelstalige) hbo-opleidingen in Europees Nederland? Tevens vragen zij of de Minister
nader kan toelichten waarom de betrokken leerlingen zo de pas wordt afgesneden, zelfs
als zij voor een Engelstalige vervolgopleiding in Europees Nederland de Nederlandse
taal niet nodig hebben. Op grond van welke overwegingen vindt toelating plaats op
grond van algemeen toelatingsrecht en wordt er niet gedifferentieerd tussen Nederlandstalige
en anderstalige vervolgopleidingen?
Klopt het dat hbo-instellingen hiervoor een landelijk samenwerkingsverband kennen
en men (ook) van daaruit wacht op een richtinggevend signaal van het ministerie? Waarom
blijft het vervolgens niettemin stil vanuit ministeriële zijde, zo vragen de voornoemde
leden.
Kan een leerling ook een deel van de benodigde vwo-vakken doen en daarin ook het examen
afleggen onder gelijktijdige adoptie van het CAPE-wiskunderesultaat op zijn of haar
vwo-cijferlijst?
Tevens vragen zij of in het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool
BES onder de vermelding van «zes vakken voor CSEC»2 in artikel 24b een fout staat. In de artikelsgewijze toelichting wordt immers toch
heus melding gemaakt van vijf vakken om in aanmerking te komen voor toelating voor
hbo-opleidingen waarvoor het havo-diploma vereist is. De voornoemde leden vragen of
de Minister hier duidelijkheid kan verschaffen.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
De beantwoording van deze vragen heeft te lang op zich laten wachten, hiervoor mijn
excuses.
Alvorens tot beantwoording van de vragen van leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie
over te gaan, wil ik kort ingaan op hoe het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline
van Puttenschool BES3 (hierna: Besluit) is opgebouwd en de ervaringen die het afgelopen jaar zijn opgedaan.
Hiermee wordt ook de motie van de leden Kuiken en Paternotte, Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 146, beantwoord. Tevens reageer ik hieronder op de Commissiebrief van 13 februari 2020,
met het verzoek om in te gaan op de ontwikkelingen in het Caribische onderwijsstelsel
CXC-CSEC Sint Eustatius in relatie tot het hoger onderwijs in Nederland.
Het Besluit vervangt het Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline
van Puttenschool BES (hierna: Tijdelijk Besluit). In het Besluit is geborgd dat de
scholen op Saba en Sint Eustatius mogen afwijken van de Europees Nederlandse onderwijsinrichting
en examens. Daarvoor in de plaats hanteren de beide scholen de onderwijsinrichting
en het bijbehorende examensysteem van de Carribbean Examinations Council (hierna:
CXC). Naast het CXC-onderwijs zijn beide scholen verplicht om aan iedere leerling
een basisvak Nederlands aan te bieden dat wordt afgesloten met een schoolexamen. De
school moet aan iedere leerling die dat wil een vak verdiepend Nederlands aanbieden.
Dit vak verdiepend Nederlands wordt afgesloten met één van de examens die zijn vastgelegd
in de Regeling Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES (hierna:
de Regeling). Tevens wordt in het Besluit geregeld welk behaald CXC-diploma toegang
geeft tot een vorm van vervolgonderwijs, beroepsonderwijs of hoger onderwijs op Bonaire
of in Europees Nederland.
Het uitgangspunt van het Besluit is het CXC-onderwijs en de bijbehorende examens,
omdat dit in de Caribische regio een herkenbare en erkende onderwijsinrichting is.
De onderwijsinrichting van het CXC-onderwijs is anders dan de onderwijsinrichting
van het onderwijs in Europees Nederland. Het Besluit legt niet de focus op het gelijktrekken
van de twee onderwijssystemen. De focus ligt op het belang van de leerling. De leerling
krijgt Engelstalig onderwijs en kan een diploma behalen dat niet alleen toegang en
dus doorstroomkansen in de regio geeft, maar ook aansluit op het Europees Nederlandse
vervolgonderwijs. Leerlingen hebben daardoor ook toegang tot vervolgonderwijs in Europees
Nederland.
In de doorstroom van leerlingen naar Europees Nederland (die gerelateerd kan worden
aan de inwerkingtreding van het Besluit) op 1 augustus 2021 en op 1 augustus 2022
hebben zich geen problemen voorgedaan.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het onderwijs op de BES4-eilanden voldoende aansluit bij het vervolgonderwijs in Nederland, in het belang
van de ontwikkeling en kansen van kinderen op de BES-eilanden. Kan de Minister garanderen
dat dit het geval is? Hoe is de aansluiting van het CXC-stelsel op het onderwijssysteem
van en vervolgonderwijs in Europees Nederland of op Bonaire geborgd?
Ook ik onderschrijf dit belang en dit is dan ook geregeld. Voor studenten afkomstig
uit Bonaire is dat geborgd, doordat in Bonaire dezelfde onderwijsinrichting en examensystematiek
geldt als in Europees Nederland. De leerlingen in het voortgezet onderwijs op Bonaire
leggen dan ook dezelfde examens af als in Europees Nederland. Daarmee is het behaalde
diploma gelijk aan een in Europees Nederland behaald diploma.
Het diploma van studenten die voortgezet onderwijs op Sint Eustatius of Saba hebben
gevolgd, wordt afgegeven door de Caribbean Examinations Council (CXC). Dit is een
ander diploma dan studenten op Bonaire of in Europees Nederland hebben behaald. In
dit geval kan dan niet worden gezegd dat hier sprake is van gelijke diploma’s, maar
is bekeken met welk Nederlands diploma het CXC-diploma kan worden vergeleken. Oftewel
welk werk- en denkniveau mag worden verondersteld bij de leerling met een CXC-diploma.
Het Nuffic heeft het Caribbean Secondary Education Certificate (CSEC) gewaardeerd
als havo-gelijkwaardig.5 In lijn hiermee is in het Besluit opgenomen welk CXC-diploma toegang geeft tot welke
vorm van vervolgonderwijs in Europees Nederland: middelbaar beroepsonderwijs of hoger
beroepsonderwijs. Eveneens is de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs
aangepast, waardoor in deze regeling een verwijzing is opgenomen naar het Besluit.
Tevens vragen zij wat de ervaringen op Saba op dat punt zijn, waar al langer gewerkt
wordt met het CXC-stelsel. In hoeverre is er sprake van achterstanden? Kan voor de
BES-eilanden aangegeven worden hoe het zit met het niveau van de leerlingen na het
afronden van de school, zo vragen de voornoemde leden.
De ervaringen van de afgelopen jaren (2021 en 2022) van leerlingen van Saba en Sint
Eustatius leren dat er geen problemen of achterstanden zijn als het gaat om doorstroom
en aansluiting op vervolgonderwijs in Europees Nederland. In de voorgaande antwoorden
is al ingegaan op het niveau van de leerling.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een goede beheersing van de Nederlandse
taal ook cruciaal is voor de aansluiting op het vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Het ontwerpbesluit bepaalt dat de scholen aan alle leerlingen
vanaf het eerste leerjaar onderwijs moeten geven in een basisvak Nederlands. De eilanden
zijn onderdeel van het Koninkrijk, het Nederlands is de bestuurstaal op de eilanden
en het Nederlands is vereist voor het volgen van vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Hoe is dat voldoende geborgd in het besluit? Welke ervaring is
daarmee op Saba, waar men reeds in 1986 overstapte van het Nederlands op het Engels
als onderwijstaal? Ook vragen zij wat de gevolgen zijn geweest van het overstappen
op het Engels in plaats van het Nederlands als onderwijstaal op Saba (in 1986) en
op Sint-Eustatius (in 2014) voor het vervolgonderwijs en de kansen van leerlingen.
Hoe is het niveau van beheersing van de Nederlandse taal van leerlingen op Saba en
Sint-Eustatius, zo vragen de eerder genoemde leden. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat op 16 december 2020 de Raad van State advies
heeft uitgebracht. Tot slot vragen zij wanneer het Besluit Saba Comprehensive School
en Gwendoline van Puttenschool BES definitief wordt vastgesteld.
Saba is ruim voor de ontmanteling van de Nederlandse Antillen (10 oktober 2010) overgestapt
van Nederlands als onderwijstaal naar Engels als onderwijstaal. Voor Saba is het dan
ook niet meer mogelijk om te achterhalen wat de gevolgen zijn van deze overstap. Vanaf
10 oktober 2010 behoort het onderwijs op Saba en Sint Eustatius tot de verantwoordelijkheid
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De overstap op Sint Eustatius
naar Engels als instructietaal is een bewuste keuze geweest gebaseerd op een aantal
onderzoeken.6 Een belangrijk element om te kiezen voor Engels als instructietaal zijn de kansen
voor leerlingen in het onderwijs op het eiland en de kansen voor leerlingen in vervolgonderwijs
in de regio. Dit heeft ertoe geleid, dat de scholen de onderwijsinrichting en examensystematiek
van het CXC hebben, maar dat leerlingen daarnaast ook een vak Nederlands moeten volgen.
In de Tweede Onderwijsagenda Caribisch Nederland 2017–2020 zijn hierover afspraken
gemaakt.7 Daarnaast zijn er nadere vereisten gesteld als zij een beroep willen doen op het
doorstroomrecht naar vervolgonderwijs in Europees Nederland. Studenten die een beroep
willen doen op het doorstroomrecht dienen het vak verdiepend Nederlands met minimaal
een zes op het vereiste niveau te hebben afgesloten. Deze studenten worden daarmee
geacht een voldoende beheersing van het Nederlands te hebben om het vervolgonderwijs
in Europees Nederland, zeker daar waar de vervolgopleiding in het Nederlands is, te
kunnen volgen. Al deze vereisten zijn neergelegd in het Besluit. Het Besluit is 18 maart
2021 vastgesteld en 21 maart 2021 gepubliceerd.
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief.
Dat de nog altijd gebrekkige inbedding van het Caribbean Examinations Council (CXC)-stelstel
in het Nederlandse onderwijsstelsel slechts een klein aantal studenten raakt, kan
volgens deze leden geen excuus vormen om de zaken maar op hun beloop te laten. Het
betreft immers wel een deel van Nederland. Deelt de Minister deze mening?
De belangen van de leerlingen zijn zorgvuldig afgewogen. Dit heeft geleid tot een
onderwijsinrichting die leerlingen zoveel mogelijk kansen biedt. De zorgvuldige inbedding
hiervan in de regelgeving kost tijd. De zaken zijn zeker niet op zijn beloop gelaten.
Deelt de Minister het oordeel van de voornoemde leden dat de timing van de publicatie
ongelukkig is, doordat de betrokken leerlingen nu volop bezig zijn met hun voorbereiding
op het eindexamen en zij nu ook bezig zijn met hun inschrijving voor hun vervolgopleiding.
Op welke wijze communiceert het ministerie over het schooldiploma en de doorstroommogelijkheden
naar de betrokken scholieren? Zij vragen of de Minister er bij onderwijsinstellingen
in Europees Nederland op wil aandringen souplesse te betrachten bij de toelatingsprocedure,
teneinde te voorkomen dat jongeren die met goed gevolg hun opleiding binnen het CXC-stelsel
hebben afgerond, tussen de wal en het schip geraken en zij noodgedwongen een tussenjaar
moeten nemen. Of acht de Minister het aanvaardbaar dat leerlingen in de examenklas
A5 een afwijzing ontvangen van de hogeschool waarvoor zij zich willen aanmelden enkel
omdat het diploma en de cijferlijst niet voor 1 september 2021 kunnen worden ingeleverd?
In aanloop op het Besluit is veelvuldig overleg geweest met de twee betrokken scholen.
De timing van de publicatie kan ongelukkig overkomen, maar het was ook van belang
om het Tijdelijk besluit te vervangen. De scholen op Saba en Sint Eustatius werken
al geruime tijd met de onderwijsinrichting en het examensysteem van CXC. In voorgaande
schooljaren zijn studenten met een CXC-diploma, behaald op één van beide scholen,
doorgestroomd naar vervolgopleidingen in Europees Nederland. Dat is gelukt zonder
dat zij doorstroomrecht hadden, omdat het Tijdelijk besluit dat recht niet kende.
De regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2020,
nr. 157002, houdende nadere voorwaarden voor inschrijving in het hoger onderwijs van
(aspirant-)studenten die als gevolg van COVID-19 niet aan de vooropleidings- of toelatingseisen
kunnen voldoen, alsmede regels voor instellingsbeleid over de inschrijving (Regeling
afwijkende inschrijving hoger onderwijs COVID-19) stelde de aspirant-studenten in
de gelegenheid om alvast te worden ingeschreven in het hoger onderwijs in afwachting
van het diploma op voorwaarde dat het diploma en cijferlijst voor 31 december 2021
alsnog werd verstrekt. Aspirant-studenten konden hierdoor aan het begin van het studiejaar
per 1 september 2021 worden ingeschreven.
Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat een leerling die het examen voor
het verdiepende vak Nederlands niet heeft afgelegd of daarvoor een score heeft behaald
lager dan een 6,0 volgens het Besluit Saba Comprehensive School en de Gwendoline van
Puttenschool geen schooldiploma ontvangt en daarmee geen toelatingsrecht heeft voor
(Engelstalige) hbo-opleidingen in Europees Nederland?
Deze conclusie is juist.
Tevens vragen zij of de Minister nader kan toelichten waarom de betrokken leerlingen
zo de pas wordt afgesneden, zelfs als zij voor een Engelstalige vervolgopleiding in
Europees Nederland de Nederlandse taal niet nodig hebben. Op grond van welke overwegingen
vindt toelating plaats op grond van algemeen toelatingsrecht en wordt er niet gedifferentieerd
tussen Nederlandstalige en anderstalige vervolgopleidingen?
Klopt het dat hbo-instellingen hiervoor een landelijk samenwerkingsverband kennen
en men (ook) van daaruit wacht op een richtinggevend signaal van het ministerie? Waarom
blijft het vervolgens niettemin stil vanuit ministeriële zijde, zo vragen de voornoemde
leden.
Bij het vastleggen van het doorstroomrecht is gekozen om geen onderscheid te maken
tussen de student die wil doorstromen naar een Nederlandstalige vervolgopleiding of
een student die een Engelstalige vervolgopleiding wil doen. Dit omdat het bij het
bepalen van het doorstroomrecht niet gaat om waar de studenten naartoe willen, maar
welk werk- en denkniveau het diploma vertegenwoordigt. In vergelijking, ook voor een
leerling in Europees Nederland wordt Nederlands c.q. Engels niet anders gewaardeerd
in de slaag-/zakregeling, indien deze leerling wil doorstromen naar een Engelstalige
vervolgopleiding in Nederland. Eerder in de beantwoording heb ik al aangegeven dat
ook in de voorgaande schooljaren studenten met een CXC-diploma zijn doorgestroomd
naar vervolgopleiding in Europees Nederland zonder dat zij doorstroomrecht hadden.
Uiteindelijk is het de vervolgopleiding die gaat over het al dan niet toelaten tot
opleiding waarvoor de student zich heeft aangemeld. Een landelijk samenwerkingsverband
van hbo-instellingen dat zich bezighoudt met CXC doorstroom is mij niet bekend.
Kan een leerling ook een deel van de benodigde vwo-vakken doen en daarin ook het examen
afleggen onder gelijktijdige adoptie van het CAPE-wiskunderesultaat op zijn of haar
vwo-cijferlijst?
De scholen op Saba en Sint Eustatius hebben alleen nog de mogelijkheid om het CXC-onderwijs
aan te bieden, waarbij de Gwendoline van Puttenschool enkel CVQ en CSEC aanbiedt en
vooralsnog geen CAPE aanbiedt. Het uitgangspunt voor deze scholen is dus het CXC-onderwijs.
Vwo-vakken afleggen onder gelijktijdige adoptie van CAPE-vakken kan dus niet op Saba
en Sint Eustatius.
Tevens vragen zij of in het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool
BES onder de vermelding van «zes vakken voor CSEC»8 in artikel 24b een fout staat. In de artikelsgewijze toelichting wordt immers toch
heus melding gemaakt van vijf vakken om in aanmerking te komen voor toelating voor
hbo-opleidingen waarvoor het havo-diploma vereist is. De voornoemde leden vragen of
de Minister hier duidelijkheid kan verschaffen.
Het is juist dat er een schrijffout in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van het
Besluit staat. Dit wordt gecorrigeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier