Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake fiscale behandeling van Uber (Kamerstuk 31066-1124)
2022D47776 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 15 november 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over de op 18 oktober 2022 toegezonden
brief over de fiscale behandeling van Uber (Kamerstuk 31 066, nr. 1124).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris.
Deze leden spreken nogmaals uit dat zij het kabinetsbeleid inzake belastingontwijking
ondersteunen zonder daarmee vooruit te willen lopen op resultaten van het lopende
onderzoek.
De leden van de VVD-fractie vinden het zorgvuldig dat eerst het onderzoek wordt afgerond
en hebben daarom een procesmatige vraag: wanneer verwacht het kabinet de resultaten
van het externe onderzoek naar de Kamer te kunnen sturen?
Verder wachten deze leden de aangeboden vertrouwelijke (of eventueel besloten) briefing
af.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de toezeggingen gedaan met betrekking
tot de Uber-casus. Deze leden hebben enkele vragen en/of opmerkingen.
Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven of de inhoudelijke en feitelijke
werkzaamheden van de extern deskundigen pas een aanvang nemen nadat het interne onderzoek
is opgeleverd?
Indien de werkzaamheden van de extern deskundigen inderdaad pas aanvang nemen na oplevering
van het interne onderzoek, kan het kabinet dan nader toelichten hoe zich dit verhoudt
met het doel van het de opdracht, namelijk: «De externe toetsing heeft als doel om
te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk.»
In de opdrachtomschrijving geeft het kabinet aan dat het de wens is om het interne
onderzoek te toetsen op onder andere objectiviteit, zorgvuldigheid en consistentie.
Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie toelichten hoe extern deskundigen
– na afloop van een intern onderzoek en uitgevoerd door interne onderzoeksgroep –
kunnen beoordelen of het interne onderzoek ten tijde van het onderzoek objectief,
zorgvuldig en consistent heeft plaatsgevonden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of de naleving van belasting- en werkgeversverplichtingen
worden meegenomen in het onderzoek, zoals de aangenomen motie van het lid Alkaya (Kamerstuk
23 645, nr. 779) bepleit.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het kabinet ervan vindt dat het
onderzoek naar Uber niet publiek kan worden gemaakt en dat Kamerleden als gevolg hiervan
niet aan kiezers kunnen laten zien wat zij hebben gedaan met de informatie die zij
hebben ontvangen. Deze leden geven aan hier grote moeite mee te hebben.
De leden van de SP-fractievragen naar de fiscale geheimhoudingsplicht, zoals deze
in Nederland bestaat. Deze leden vragen of andere landen dergelijke bepalingen als
artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kennen en hoe ver deze
gaan in vergelijking met de Nederlandse bepalingen. Is hierover informatie voorhanden
en zo nee, is het kabinet bereid dit te onderzoeken?
In algemene zin wensen de leden van de SP-fractie op te merken dat deze leden het
de omgekeerde wereld vinden dat particulieren amper een voldoende geven aan de Belastingdienst
en dat grote ondernemingen een ruime zeven geven. Deze leden zouden liever willen
zien dat particulieren de dienst omschrijven als collaboratief en beschermend en dat
het internationale grootbedrijf de fiscus vreest. Deze leden verwachten van het kabinet
dat het kabinet zich inspant om de Belastingdienst om te vormen tot een organisatie
die huishoudens op één zet en niet de multinationals.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Staatssecretaris en hebben op dit moment geen nadere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing kennisgenomen van de berichtgeving rondom de Uber
Files en kijkt met spanning uit naar de resultaten van het onderzoek. De vrees bestaat
bij dit lid dat de Belastingdienst een selectieve omgang met belastingplichtigen erop
na houdt of erop heeft nagehouden. Een ernstige zaak zo vindt het lid Omtzigt. Dit
lid hoopt dat de mogelijke ernst hiervan door het kabinet wordt ingezien en dat, mocht
daartoe aanleiding zijn, standvastig wordt opgetreden.
Tijdens het commissiedebat van 7 september jl. is door dit lid de volgende toezegging
genoteerd: «Er komt een brief over het Uberonderzoek, met daarin wat de opdracht is
en wie de onderzoekers zijn. Ook bevat die brief informatie over de tijdlijn wanneer
het onderzoek wordt afgerond. Daarbij bevat de brief de conceptvraagstelling van het
onderzoek voordat het wordt uitgevoerd, inclusief de bronnen waartoe de onderzoekers
toegang hebben.» Het lijkt het lid Omtzigt alsof het onderzoek al begonnen is en alsof
de onderzoekers al zijn aangewezen. Het lid Omtzigt wil graag weten of dat het geval
is en waarom het kabinet de toezegging om de Kamer te berichten voor de start van
het onderzoek, niet is nagekomen.
Voor het lid Omtzigt is de tijdlijn dus niet geheel inzichtelijk; daarom vraagt hij
een tijdlijn van de aanvangsmomenten en oplevermomenten van de onderzoeken en een
indicatie van de vervolgstappen.
Tevens is er een overzicht toegezegd van alle ontmoetingen vanaf 2012 waarbij gesproken
is over Uber en waarbij de Minister, Staatssecretarissen en/of topambtenaren aanwezig
waren. Daarbij is gevraagd om een expliciete weergave van de ontmoetingen waarbij
ook mevrouw Kroes aanwezig was (zie ook de beantwoording van vraag 31 van de Kamervragen
van het lid Omtzigt van 5 september 2022 (2022Z15176)). Het lid Omtzigt vraagt of een dergelijke lijst inmiddels is samengesteld en of
het kabinet die kan delen.
Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van de stellingen en onderzoeksvragen in de opdrachtomschrijving
gelezen dat het onderzoek onder andere een toetsing inhoudt van zogenoemde «stellingen»
die betrekking hebben op vijf onderwerpen (1. lekken van vertrouwelijke informatie,
2. traineren van het opvragen en delen met buitenland van gegevens over chauffeurs,
3. fiscaal begunstigen, 4. niet nakomen formaliteit en 5. de relatie met Uber). De
stellingen zijn door de Belastingdienst geïdentificeerd aan de hand van persvragen
die de Belastingdienst heeft ontvangen vóórafgaand aan de publicaties over de Uber
Files in het FD en Trouw en op het platforum Investico. Kan het kabinet aangeven of
ook rekening wordt gehouden met de uiteindelijk publicaties van FD, Trouw en Investico?
Kan het kabinet aangeven of ook een vergelijking wordt gemaakt van de antwoorden op
de persvragen en de uiteindelijke uitkomsten van het onderzoek?
Het lid Omtzigt vraagt of het kabinet kan bevestigen dat in elk geval wordt getoetst
of de volgende drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het kader van de multilaterale
belastingcontrole van Uber, en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd zijn met de
(fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:
(a) De Belastingdienst zou de door andere landen ingenomen voorlopige standpunten, waaronder
het standpunt van Frankrijk over de aanwezigheid van een Franse vaste inrichting,
informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.
(b) De Belastingdienst zou de onderhandelingstactiek/ruimte van andere landen in het kader
van een te bereiken compromis, waaronder de bereidheid van Frankrijk om af te zien
van het aanwezig achten van een vaste inrichting in ruil voor een hogere winst van
een Franse dochtervennootschap van Uber (Uber SAS), informeel en vertrouwelijk hebben
gedeeld met Uber.
(c) De Belastingdienst zou de voorlopige (dus niet-definitieve) uitkomsten van de multilaterale
belastingcontrole informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.
In het verlengde van punt (b) vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen
dat ook wordt getoetst of de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst tussen
het Nederlandse hoofdkantoor en de Franse dochtermaatschappij (Uber SAS), door Uber
is onderbouwd door een verrekenprijsanalyse en documentatieverplichting. Of was het
handjeklap tussen Nederland en Frankrijk? Zijn er daadwerkelijk functies overgeheveld
van het Nederlandse hoofdkantoor naar de Franse dochtervennootschap?
Voorts vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen dat op het gebied van
de internationale gegevensuitwisseling in elk geval wordt getoetst of de volgende
drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd
zijn met de (fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:
(a) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over binnengekomen uitwisselingsverzoeken
van andere landen (ruim) vóór de aankondiging van een onderzoek op grond van artikel 8,
eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen.
(b) De Belastingdienst zou Uber hebben toegezegd voorlopig geen opvolging aan uitwisselingsverzoeken
te geven teneinde Uber in staat te stellen om eventueel nadelige economische gevolgen
van de uitwisseling te voorkomen bij het op te zetten bedrijfsmodel UberPop.
(c) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over de fiscale controle- en handhavingsstrategie
van de landen die het uitwisselingsverzoek hebben gedaan, zoals het voorlopig nog
niet opleggen van boetes aan taxichauffeurs voor het niet-nakomen van hun fiscale
verplichtingen.
Indien dit niet getoetst is, vraagt dit lid het kabinet deze vragen zelf uitvoerig
en op korte termijn te beantwoorden.
Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van onafhankelijke experts kennisgenomen van de
samenstelling van de ambtelijke onderzoeksgroep, te weten een registeraccountant,
een deskundige op het gebied van inlichtingenuitwisseling, een deskundige op het gebied
van de internationale rulingpraktijk en een deskundige op het gebied van formeel recht.
Omdat de onderzoeksvragen betrekking hebben op formeel-juridische kwesties, te weten
het gedrag van de Belastingdienst bij (1) de multilaterale belastingcontrole van Uber
en (2) internationale gegevensuitwisseling met Uber als informatiehouder, acht het
lid Omtzigt de aanwezigheid van deskundigen op het gebied van internationale gegevensuitwisseling
en op het gebied van formeel recht van essentieel belang.
Het lid Omtzigt vraagt aan het kabinet of de aanwezigheid van deskundigheid op formeel-juridisch
terrein ook een rol heeft gespeeld bij de selectie van de twee onafhankelijke experts.
Beschikken de gekozen experts over deskundigheid op formeel-juridisch terrein, zoals
de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen,
internationale gegevensuitwisseling volgens artikel 6 van de Wet op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en multilaterale belastingcontroles
in EU-verband?
Het lid Omtzigt heeft in de opdrachtomschrijving gelezen dat aan de twee onafhankelijke
experts door de Belastingdienst «ondersteuning» wordt aangeboden bij de uitvoering
van hun toetsingsopdracht. Kan het kabinet aangeven welke vorm van ondersteuning concreet
is aangeboden? Is dat ambtelijke ondersteuning? Kunnen de twee onafhankelijke experts
op hun beurt weer onafhankelijke experts raadplegen en zo ja, wordt de Kamer daarover
geïnformeerd? Is het kabinet het met dit lid eens dat het geen pas zou geven als de
Landsadvocaat de twee onafhankelijke experts bijstaat?
Het lid Omtzigt wijst ten aanzien van de onderzoeksmethode erop dat bijna alle gebeurtenissen
in de Uber-casus die feitelijk worden onderzocht en vervolgens juridisch worden getoetst,
bestaan uit informeel en vertrouwelijk door de Belastingdienst aan Uber meegedeelde
zaken. Het lid Omtzigt vreest dat géén audit trail bestaat van het lekken door de
Belastingdienst van vertrouwelijke gegevens aan Uber, bijvoorbeeld omdat het lekken
mondeling heeft plaatsgevonden. Het lid Omtzigt vraagt hoe het kabinet dit duidt.
In de opdrachtomschrijving heeft het lid Omtzigt gelezen dat de ambtelijke onderzoeksgroep
de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus kan bevragen naar hun zienswijze.
Is de bevoegdheid van de ambtelijke onderzoekers met betrekking tot het interviewen
van betrokken medewerkers voldoende om een mogelijk gat in de audit trail te dichten?
Dit lid vraagt aan het kabinet te bevestigen dat de bevraging wel degelijk het karakter
kan hebben van waarheidsvinding. Staat de consequentie van strafontslag, als gevolg
van het lekken aan Uber, niet in de weg aan de waarheidsvinding?
Het is voor het lid Omtzigt nog niet geheel duidelijk of de onafhankelijke experts
de mogelijkheid hebben om de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus desgewenst
te kunnen horen zoals de ambtelijke onderzoeksgroep zelf wel kan. Wil het kabinet
bevestigen dat de twee onafhankelijke experts de bevoegdheid hebben de toentertijd
betrokken medewerkers bij de Uber-casus te kunnen interviewen? Indien dit niet het
geval is, vraagt dit lid of het kabinet bereid is om de experts alsnog deze bevoegdheid
te geven en bij weigering dit met redenen te omkleden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.