Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de misstanden bij de Glind en de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming over de misstanden bij De Glind en de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg (ingezonden 21 oktober 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 14 november 2022).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat na het eerste deel van de reportage over misstanden
bij Jeugddorp De Glind, nog meer slachtoffers zich hebben gemeld1? Bent u het ermee eens dat dit betekent dat er waarschijnlijk nog meer slachtoffers
zijn die zich misschien niet zullen melden?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Het is lastig om in te schatten of er nog meer slachtoffers
zijn die zich niet zullen melden. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft aangegeven
dat enkele tientallen oud-bewoners van de Glind zich bij hen hebben gemeld voor de
financiële tegemoetkoming. Dat komt redelijk overeen met de aantallen die Omroep Gelderland
aangeeft. Ik hoop dat slachtoffers zich zo vrij mogelijk voelen om zich te melden,
dan wel bij de telefoonlijn die Pluryn zelf heeft opgezet, dan wel bij Slachtofferhulp
Nederland of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat dit vraagt om grondig en onafhankelijk onderzoek naar wat
er is gebeurd en wanneer? Zo ja, op welke manier voelt u zich verantwoordelijk voor
dit onderzoek? Bent u het ermee eens dat het essentieel is dat slachtoffers vertrouwen
hebben in dit onderzoek en de uitkomsten ervan? Begrijpt u dat slachtoffers niet altijd
vertrouwen hebben in het onderzoek dat door zorgaanbieder Pluryn zelf wordt gedaan?
Antwoord 2
Ik ben het ermee eens dat grondig en onafhankelijk onderzoek gedaan moet worden. Hoewel
ik me de gevoelens van slachtoffers kan voorstellen, vind ik het goed dat Pluryn zelf
heeft toegezegd een onderzoek te starten. Zij zijn de eerste aangewezen partij om
dit te doen, en kunnen eventuele lessen uit dit onderzoek ook direct vertalen naar
beleid. Pluryn is het onderzoek aan het voorbereiden. Ik heb begrepen dat ze zowel
onderzoek laten doen naar de stukken die in de archieven bewaard zijn, als methodologisch
onderzoek, bijvoorbeeld door middel van focusgroepen met (oud)medewerkers en (oud)cliënten.
De uitkomsten van beide onderzoeken zijn bedoeld om zowel helder te krijgen wat er
gebeurd is met meldingen, maar ook om te leren hoe nu en in de toekomst om te gaan
met (gevoelens van) onveiligheid van cliënten en medewerkers.
Vraag 3
Waar kunnen mensen naartoe die zich herkennen in de verhalen die nu naar buiten komen?
Op welke manier worden (oud-) bewoners van De Glind op de hoogte gesteld van het onderzoek
dat op dit moment wordt gedaan naar de misstanden? Wordt er in het onderzoek zowel
gekeken naar het verleden maar óók naar het heden?
Antwoord 3
Mensen die zich herkennen in de verhalen die naar buiten komen, kunnen contact opnemen
met de telefoonlijn die Pluryn heeft ingesteld voor slachtoffers. Ze kunnen ook contact
opnemen met de telefoonlijn van Slachtofferhulp Nederland. Slachtoffers kunnen ook
contact opnemen met het Centraal Informatie en Expertisepunt van Trimbos. Dit is speciaal
opgericht voor slachtoffers die geweld hebben meegemaakt tussen 1945–2019 en daarmee
onder het onderzoek van commissie de Winter vielen. In het antwoord op vraag 2 ben
ik ingegaan op het onderzoek dat Pluryn uit gaat voeren.
Zie eveneens mijn antwoord op vraag 10 over de mogelijkheden waar jongeren zich kunnen
melden.
Zodra de onafhankelijk onderzoekers toegezegd hebben, zal Pluryn bekend maken op welke
wijze het onderzoek wordt ingericht en wie zich eraan verbindt. Daarnaast bestaan
er netwerkbijeenkomsten van oud-bewoners in de Glind vanuit de Rudolphstichting, waar
ook Pluryn en Stichting Jeugddorp de Glind contact mee hebben. Tot slot is de directie
van beide zorgaanbieders op 7 november 2022 in gesprek gegaan met een afvaardiging
van een 15-tal slachtoffers die zich – deels – via Omroep Gelderland hebben uitgesproken.
Stichting Jeugddorp de Glind, Pluryn en andere zorgaanbieders in het dorp spreken
binnenkort over het vormgeven van Dialoogsessies, zoals geadviseerd door Commissie
De Winter in het rapport «Onvoldoende beschermd»2.
Zoals aangegeven bij vraag 2 zal het methodologisch onderzoek zich vooral richten
op lering voor nu en in de toekomst vanuit de ervaringen van (oud)cliënten en (oud)
medewerkers.
Tot slot heeft De Glind een eigen Jongerenraad, waar gesproken wordt over de jeugd(zorg)
in het dorp in het heden.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van de signalen dat sommige daders nog steeds werken in de jeugdzorg
en dus regelmatig met kinderen in aanraking komen3? Bent u het ermee eens dat dit zeer zorgelijk is? Op welke manier wordt dit meegenomen
in het onderzoek dat door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd wordt uitgevoerd?
Antwoord 4
Ik heb de uitzending gezien waarin wordt aangegeven dat hier signalen over zijn.
De IGJ zal ten aanzien van de signalen en meldingen die nog in onderzoek zijn over
de Glind ook het aspect van veiligheid meenemen in haar toezicht.
Verder is het belangrijk dat slachtoffers aangifte doen van mishandeling of geweld
zodat kan worden opgetreden en eventueel een veroordeling volgt. Daarbij geldt dat
voor de professionals die werkzaam zijn in de jeugdhulp een VOG (Verklaring Omtrent
Gedrag) vereist is en deze niet kan worden verstrekt bij een veroordeling voor een
strafbaar feit. Onder vraag 7 ga ik in op het opsporen van eventuele daders.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat Omroep Gelderland ook heeft gesproken met voormalig medewerkers
van De Glind die op de hoogte waren van misbruik, maar zich nooit eerder hebben gemeld
uit angst voor represailles? Wat zegt dit volgens u?
Antwoord 5
Ik vind het ernstig te horen dat voormalig medewerkers van de Glind op de hoogte waren
van misbruik, maar zich niet hebben gemeld uit angst voor represailles. Het doen van
meldingen moet altijd mogelijk zijn en er moet een cultuur bestaan waarin dit ook
normaal is als er iets aan de hand is.
Vraag 6
Is het mogelijk en wenselijk om een onafhankelijk meldpunt op te zetten waar slachtoffers
en oud-collega’s zich kunnen melden als ze weten dat daders nog steeds werkzaam zijn
binnen de jeugdzorg?
Antwoord 6
Er is een landelijk meldpunt zorg (LMZ) bij de IGJ waar slachtoffers en oud-collega’s
meldingen kunnen doen. Dat kan ook anoniem. Het LMZ geeft advies en informatie bij
klachten over de kwaliteit van zorg en geeft aan welke stappen mensen/ jeugdigen met
klachten kunnen zetten. Naast het LMZ heeft de IGJ een apart Meldpunt voor (ex) medewerkers
en zorgaanbieders.
Daarnaast zijn jeugdhulpaanbieders conform de Jeugdwet verplicht om calamiteiten en
geweld bij de IGJ te melden. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld fysiek geweld, seksueel
grensoverschrijdend gedrag en/of psychisch geweld. Ook moeten jeugdhulpaanbieders
zoals gezinshuizen beschikken over een onafhankelijk vertrouwenspersoon, zoals een
vertrouwenspersoon van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ).
Jeugdigen en hun ouders kunnen daar terecht voor hulp bijvoorbeeld bij het indienen
van een (tucht)klacht over een jeugdhulpaanbieder. De vertrouwenspersoon van het AKJ
komt in het geval van een gezinshuis vier keer per jaar langs om een gesprek te voeren
met de jeugdige. Bij klachten kan ook een gesprek worden gevoerd met de betreffende
jeugdprofessional eventueel in aanwezigheid van diens leidinggevende. Indien sprake
is van acuut gevaar dan kan de vertrouwenspersoon de situatie zelf signaleren bij
de IGJ.
Vraag 7
Wat gaat u doen om te zorgen dat daders worden opgespoord en waar dat kan worden berecht?
Wat betekent de wetswijziging uit 2013, waarbij is afgesproken dat er geen verjaringstermijn
meer geldt voor zedenmisdrijven met kinderen, concreet voor slachtoffers en daders
van misbruik bij De Glind?
Antwoord 7
Slachtoffers kunnen zich melden bij de politie. De politie kan slachtoffers de weg
wijzen naar hulpverlening en/of aangifte dan wel melding opnemen. In het geval van
een aangifte wordt in lijn met de aanwijzing zeden beoordeeld of er voldoende aanknopingspunten
zijn voor nadere opsporing en vervolging.
Sinds 1 april 2013 geldt geen verjaringstermijn voor ernstige seksuele misdrijven
tegen minderjarigen waarop een straf staat van 8 jaar of meer (artikel 70 lid 2 onder
2 Wetboek van strafrecht). Dit geldt ook voor ernstige seksuele misdrijven die vóór
1 april 2013 zijn gepleegd en op dat moment nog niet waren verjaard.
In de artikelen in de media wordt gesproken over mogelijke strafbare feiten (fysieke-
en geestelijke mishandeling of seksueel misbruik) in de jaren tachtig en negentig,
maar sommigen ook recent. Er dient per aangifte beoordeeld te worden of deze wetswijziging
betekent dat verdachten van misbruik bij de Glind nog vervolgd kunnen worden.
Vraag 8
Welke concrete maatregelen heeft u genomen sinds het onderzoek van Commissie De Winter
naar geweld in de jeugdzorg vanaf 1945? Kunt u dat per aanbeveling toelichten?
Antwoord 8
De aanbevelingen die commissie De Winter heeft gedaan zijn heel breed. Ze passen ook
bij ambities die vanuit de rijksoverheid en vanuit het veld soms al waren ingezet.
Vaak zijn er meerdere acties of trajecten per aanbeveling. En sommige opdrachten of
trajecten zijn ook relevant voor meerdere aanbevelingen.
Tegelijk zijn het soms ook zaken waarbij het enige tijd duurt voordat er een concreet
resultaat te zien is, of waarvan het belangrijk is dat ze continu onder de aandacht
blijven. Een voorbeeld is de aanbeveling om goed en geschoold personeel in de jeugdzorg
in te zetten. Dit heeft continu de aandacht van de rijksoverheid en veldpartijen,
maar is soms ook ingewikkeld in een periode waarin personeel soms moeilijk te vinden
is. In de bijlage bij deze brief treft u een tabel aan met een overzicht van de aanbevelingen
en de opvolgingen die daar tot nu toe aan zijn gegeven.
Vraag 9
Is het een optie om de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ)-registratie voor tenminste
een van beide gezinshuisouders verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het is wel gewenst dat één van de gezinshuisouders beschikt over een SKJ-registratie.
Echter omdat het geen garantie is dat er daadwerkelijk kwalitatief betere zorg wordt
geleverd en het door de norm van de verantwoorde werktoedeling ook mogelijk is om
een niet-geregistreerde professional (de gezinshuisouder) en een geregistreerd professional
samen in te zetten, is dit laatste ook een optie. Het is wenselijk dat de gezinshuisouders
beschikken over de juiste competenties en vaardigheden. Als een gezinshuisouder de
juiste competenties heeft, maar (nog) niet de benodigde (SKJ) registratie heeft, is
het volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling, mogelijk om een niet-geregistreerde
professional (de gezinshuisouder) en een geregistreerd professional samen in te zetten.
In de praktijk gebeurt dit in gezinshuizen doordat een gedragswetenschapper die in
dienst is van het gezinshuis of de zorgaanbieder meekijkt met de (nog) niet geregistreerde
gezinshuisouder.
Vraag 10
Hoe worden kinderen in jeugdzorginstellingen, pleeg- en gezinshuizen op de hoogte
gesteld van hun recht op een onafhankelijke vertrouwenspersoon? Hoe wordt gewaarborgd
dat zij ten allen tijde van dit recht gebruik kunnen maken en niet worden gehinderd?
Antwoord 10
Jeugdhulpaanbieders zoals gezinshuizen dienen een onafhankelijk vertrouwenspersoon,
bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon van het AKJ beschikbaar te hebben. Elke gemeente
moet zorgen dat jongeren en (pleeg)ouders/verzorgers terecht kunnen bij een vertrouwenspersoon.
Het Ministerie van VWS heeft het AKJ ingekocht om het vertrouwenswerk in de jeugdhulp
uit te voeren. Het AKJ gaat met vaste vertrouwenspersoon langs instellingen, gezinshuizen
of pleeggezinnen zodat zij jongeren zien en jongeren hen aan kunnen spreken. De frequentie
waarmee het AKJ langskomt verschilt per soort verblijf. Bij gesloten jeugdzorg is
dit eenmaal per week, maar voor gezinshuizen is dit minder frequent, namelijk minimaal
vier keer per jaar.
Er zijn nu meer mogelijkheden voor slachtoffers van geweld om veilig een melding te
doen, dan in de jeugdhulp zoals die eind vorige eeuw georganiseerd was.
Zo hebben kinderen, ouders en pleegouders, op grond van de Jeugdwet, klachtrecht.
Jeugdhulpaanbieders waaronder gezinshuizen moeten een klachtenregeling opstellen waarin
in ieder geval voorzien wordt in een klachtencommissie met een onafhankelijk voorzitter
die de klachten kan behandelen. Er bestaat ook de mogelijkheid een tuchtklacht in
te dienen.
Tenslotte kan er, zoals eerder beschreven, ook gemeld worden bij het LMZ van de IGJ.
Het LMZ geeft advies en informatie bij klachten over de kwaliteit van zorg en geeft
aan welke stappen mensen/ jeugdigen met klachten kunnen zetten.
Vraag 11
Welke andere maatregelen neemt u om de veiligheid van kinderen te waarborgen?
Antwoord 11
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat de slachtoffers van De Glind aanspraak maken op de tijdelijke
regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg? Op
welke manier worden de slachtoffers die zich nu melden op de tijdelijke regeling gewezen,
zeker gezien het feit dat de regeling per 31 december 2022 stopt?
Antwoord 12
Slachtoffers van bovenmatig geweld die tussen 5 mei 1945 en 12 juni 2019 minderjarig
waren en onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in de Glind kunnen
een aanvraag indienen voor de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers
van geweld in de jeugdzorg. Het Schadefonds en andere organisaties waar slachtoffers
van geweld in de jeugdzorg terecht kunnen, communiceren inmiddels actief dat de Tijdelijke
regeling per 31 december 2022 eindigt. Slachtoffers die zich nu melden worden door
die verschillende instanties op de regeling en het beëindigen daarvan gewezen (bijvoorbeeld
via lotgenotenorganisaties, SHN en het Centraal Informatie en Expertisepunt Trimbos
instituut). In nieuwsbrieven van het SKJ is in 2022 ook aandacht besteed aan het onderzoek
van commissie De Winter en het feit dat er tot 31 december 2022 een financiële tegemoetkoming
kan worden aangevraagd. Pluryn zal de slachtoffers die zich bij haar melden actief
wijzen op het bestaan en de beëindiging van deze regeling.
Vraag 13
Bent u bereid om de tijdelijke regeling langer open te stellen nu er opnieuw misstanden
naar buiten komen zoals bij De Glind, die zowel de voorwaarden als de periode van
de tijdelijke regeling (5 mei 1945 en 12 juni 2019) omvatten? Zo niet, bent u het
ermee eens dat de slachtoffers er niets aan kunnen doen dat misstanden soms pas later
aan het licht komen en dat ook zij recht hebben op dezelfde tegemoetkoming?
Antwoord 13
In het onderzoek van de commissie De Winter dat in 2019 werd afgerond is geconstateerd
dat er misstanden in de jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen hebben plaatsgevonden.
Naar aanleiding daarvan werd onder meer deze tijdelijke, laagdrempelige, regeling
in het leven geroepen om de slachtoffers van bovenmatig geweld in de jeugdzorg erkenning
te kunnen bieden voor het doorgemaakte leed. De signalen van voormalige bewoners van
de Glind passen helaas bij de uitkomsten van het onderzoek van commissie De Winter.
Vanuit Omroep Gelderland is aangegeven dat er zich zo’n 60 slachtoffers gemeld hebben
uit de jaren »80 en »90. Slachtoffers van bovenmatig geweld die in de Glind zijn geplaatst
kunnen sinds 1 januari 2021 een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming op basis
van de Tijdelijke regeling. Het Schadefonds geeft aan dat er onder de tot nu toe behandelde
aanvragers tientallen aanvragers bevinden die (o.a.) verbleven in jeugddorp de Glind.
Ook het feit dat er bijna 19.000 aanvragen zijn gedaan bij het Schadefonds suggereert
dat de regeling voldoende bekend is onder slachtoffers. Er is daarom geen aanleiding
om de Tijdelijke regeling langer open te stellen.
Vraag 14
Hoeveel aanvragen zijn er inmiddels ingediend bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven
voor de tegemoetkoming? Hoeveel aanvragen zijn er afgewezen? Hoeveel moeten er nog
worden beoordeeld?
Antwoord 14
Tot en met 31 oktober 2022 heeft het Schadefonds 18.955 aanvragen ontvangen. In 9.814
aanvragen heeft het Schadefonds een beslissing genomen. In 8.106 aanvragen (87%) heeft
het Schadefonds een tegemoetkoming verstrekt; 1.174 (13%) aanvragen heeft het Schadefonds
afgewezen. Er zijn 460 aanvragen ingetrokken door de aanvrager en 74 aanvragen zijn
om administratieve redenen buiten behandeling gesteld. In 8.996 aanvragen moet het
Schadefonds nog een beslissing nemen.
Vraag 15
Hoe staat het met de snelheid van de afhandeling van de aanvragen die tot nu toe zijn
ingediend? Op de site4 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven staat dat de tijd waarbinnen een beslissing
wordt genomen inmiddels is opgelopen tot 30 weken en dat op dit moment de aanvragen
uit maart 2022 worden behandeld, hoe kan dat? Deze lange wachttijd werd een jaar geleden
al geconstateerd, hoe kan het dat het alleen maar langer duurt? Heeft u voldoende
in beeld wat deze lange wachttijd doet voor slachtoffers?
Antwoord 15
De wachttijd is momenteel inderdaad langer omdat het aantal aanvragen veel hoger is
dan aanvankelijk verwacht. Eind vorig jaar was de verwachting dat dit jaar ongeveer
100–200 aanvragen per week zouden worden ingediend en is het aantal medewerkers uitgebreid.
Dit leidde tot een verwerkingstijd van gemiddeld 22 tot 24 weken in de eerste helft
van dit jaar. Sinds maart 2022 is het aantal aanvragen gestegen tot zo’n 300 aanvragen
per week en was de prognose dat dit zou stijgen tot zo’n 400 aanvragen per week. Met
het oog daarop heeft het Schadefonds in juli en augustus in een aantal fases het aantal
medewerkers dat aanvragen behandelt sterk uitgebreid. Het aantal beslissingen dat
het Schadefonds per maand neemt is inmiddels verdubbeld (van 450 tot 900 beslissingen
per maand) ten opzichte van het begin van dit jaar. Dit aantal zal nog verder stijgen,
maar op korte termijn wordt geen substantiële verkorting van de wachttijd verwacht.
Voor slachtoffers is de lange wachttijd een belasting. Alle betrokkenen zijn zich
daarvan bewust. Een snelle verkorting van de wachttijd door een verdere uitbreiding
van het aantal medewerkers is echter niet mogelijk omdat het behandelen en beoordelen
van de aanvragen vraagt om specialistische kennis. Medewerkers moeten door collega’s
worden opgeleid en een aantal maanden onder hun begeleiding ervaring opdoen voordat
zij volledig zijn ingewerkt. Daarnaast is er voldoende tijd en aandacht nodig voor
de zorgvuldige behandeling en beoordeling van de aanvragen.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het WGO Jeugd van 21 november?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.