Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mutluer en Mohandis over criminelen die schoolkinderen ronselen met snus
Vragen van de leden Mutluer en Mohandis (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over criminelen die schoolkinderen ronselen met snus (ingezonden 5 oktober 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 november
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 484.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in het AD/Haagsche Courant «Criminelen ronselen schoolkinderen
met snus»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 5 en 8
Bent u het eens met de stelling dat het een zeer zorgelijke ontwikkeling is dat steeds
jongere kinderen benaderd blijven worden door criminelen om opdrachten voor hen uit
te voeren? Zo ja, wat bent u van plan om hier tegen te doen?
Hoe wordt getracht deze jongeren te weren tegen de verleiding ja te zeggen tegen een
criminele carrière?
Hoe betrekt u het feit dat snus als lokmiddel wordt gebruikt door het criminele circuit
om jongeren te ronselen in uw aanpak?
Antwoord 2, 5 en 8
Wij delen uw opvatting dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling is. Wanneer wordt
geronseld met snus is er sprake van een vorm van criminele uitbuiting; kinderen worden
eerst verleid en later gedwongen tot het plegen van strafbare feiten. Dit is absoluut
onacceptabel en heeft zeker onze aandacht en dat van de politie.
Om dit en andere vormen van het ronselen van kinderen en jongeren een halt toe te
roepen, investeer ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming fors in een brede
preventieaanpak (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit. Hierover hebben
wij uw Kamer bericht in de gelijknamige Kamerbrief van 1 juli jl. (Kamerstuk 28 741, nr. 86).
Met de brede preventieaanpak investeren we structureel in het voorkomen dat kinderen
in aanraking komen met criminaliteit, daarin afglijden of verder doorgroeien. We doen
dit enerzijds met een gebiedsgerichte aanpak in de meest kwetsbare wijken van Nederland.
Hiertoe maken gemeenten, departementen en andere partners zoals scholen, Openbaar
Ministerie (OM) en jongerenwerk één gezamenlijk plan waarin zoveel mogelijk risicofactoren
op afglijden worden weggenomen. Bijvoorbeeld met behulp van het programma Kapot Sterk
waarmee kinderen weerbaarder gemaakt worden tegen criminaliteit of met bewustwordingscampagnes
op school over hoe criminelen hen kunnen verleiden tot ogenschijnlijk onschuldige
klusjes en de gevaren hiervan.
De aanpak is gericht op het bieden van kansen op een mooie toekomst met behulp van
onder andere toeleiding naar school en werk, maar tegelijkertijd ook op het stellen
van duidelijke grenzen wanneer jongeren toch over de schreef gaan. Bijvoorbeeld door
het invoeren van supersnelrecht waarbij ze meteen lik op stuk krijgen bij het plegen
van een misdaad. Zodat kinderen al jong leren dat misdaad niet loont.
Anderzijds zetten we ook landelijk in met effectief bewezen interventies om te voorkomen
dat kinderen ten prooi vallen aan criminele organisaties. Bijvoorbeeld met het Preventief
Interventie Team waarbij kinderen die risico- of crimineel gedrag vertonen vroegtijdig
worden gesignaleerd om het tij voor hen op tijd te kunnen keren.
Vraag 3 en 4
Hoeveel basis- en middelbare scholen maken zich zorgen over mogelijke ronselpogingen?
Maken zij hier ook daadwerkelijk een melding van bij de politie? Zo ja, om hoeveel
meldingen gaat dit? Zo nee, weet u waarom niet?
Vindt dit fenomeen met name plaats op scholen in kwetsbare wijken? Is bekend om hoeveel
kinderen en/of jongeren het gaat?
Antwoord 3 en 4
Ondanks dat de politie hier alert op is, is er (nog) geen cijfermatige onderbouwing
van de omvang van dit nieuwe fenomeen te geven. In de registraties van de politie
zijn geen concrete aanwijzingen gevonden voor criminelen die schoolkinderen ronselen
met snus. Dit betekent niet dat dit niet voorkomt.
De aanleiding voor het artikel was een filmpje dat gemaakt is door de politie-eenheid
Amsterdam, naar aanleiding van signalen die vanuit scholen zijn gegeven aan wijkagenten
en schoolagenten. Het filmpje is bedoeld als preventieve waarschuwing voor scholen
en het op misdaadpreventie gerichte Educatief Programma Jongeren voor leerlingen van
groepen 8 van de basisschool en van het voortgezet onderwijs) om het gesprek op scholen
en onder jongeren op gang te brengen en hen te wijzen op mogelijk gevaren.
Om meer inzicht in criminele uitbuiting te krijgen heeft het Centrum voor Kinderhandel
en Mensenhandel in opdracht van mijn departement onderzoek gedaan naar de aard en
omvang van de criminele uitbuiting in Nederland. Uit deze studie is recent gebleken
dat in de dertien onderzochte steden in de afgelopen twee jaar ruim 2.500 mensen vermoedelijk
slachtoffer zijn geworden van criminele uitbuiting. Ook geeft van de 1.637 ondervraagde
onderwijzers, jongerenwerkers, wijkagenten, leerplichtambtenaren en andere eerstelijnsprofessionals
de helft aan in de afgelopen twee jaar in contact te zijn geweest met vermoedelijke
slachtoffers. Hiervan ziet 40% voornamelijk op minderjarige slachtoffers, vooral in
de leeftijd tussen 12 en 18 jaar oud. Zij worden tot verschillende soorten strafbare
feiten gedwongen, zoals drugsdelicten, diefstal, ronselen voor de prostitutie en geldezel-
en katvangerconstructies.
Vraag 6
Hoe gaat de politie om met meldingen van het ronselen van jonge kinderen?
Antwoord 6
In situaties van het ronselen van kinderen en criminele uitbuiting gaat het vaak ommoeilijk
te herkennen vormen van dwang, zoals het misbruik maken van een kwetsbare of afhankelijke
positie, bijvoorbeeld vanwege schulden, een licht verstandelijke beperking of de jonge
leeftijd van een persoon. De politie heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het
herkennen van signalen van uitbuiting. Bijvoorbeeld door het werven van nieuwe politiemedewerkers
ten behoeve van de versterking van de aanpak op mensenhandel en door middel van trainingen
aan eerstelijns politiemedewerkers over het herkennen van signalen van mensenhandel.
Hierdoor schakelen agenten op straat eerder dan voorheen met de afdelingen die zich
bezighouden met mensenhandel wanneer zij drugshandel aantreffen. De training is opgenomen
in het opleidingscurriculum voor de (nieuwe) politiemedewerker. Ook is de training
d.m.v. een toolkit blijvend voor alle collega’s benaderbaar en raadpleegbaar. In de
toolkit is onder meer een e-learning opgenomen waarin alle verschijningsvormen van
mensenhandel worden behandeld, dus ook die over criminele uitbuiting. De specialisten
mensenhandel bespreken maandelijks nieuwe ontwikkelingen en delen deze, indien van
toepassing, ook met collega’s uit andere afdelingen binnen de eenheden. Toch blijft
signalering lastig. Dit om de eerder benoemde reden: bij geronselde kinderen en criminele
uitbuiting lopen slachtofferschap en daderschap sterk in elkaar over.
Dit najaar publiceert het Centrum voor Kinderhandel en Mensenhandel het tweede deel
van hun rapport over criminele uitbuiting. Dit rapport ziet specifiek op de opsporing
en vervolging van criminele uitbuiting. Verwacht wordt dat dit rapport kan bijdragen
aan het herkennen en signaleren van knelpunten en kansen in de opsporingsketen. Na
ontvangst van het tweede deel, delen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en ik onze beleidsreactie met uw Kamer.
Vraag 7
Welke instrumenten heeft de politie om te voorkomen dat er schoolkinderen worden geronseld
om criminele opdrachten uit te voeren? Is dit instrumentarium afdoende slagvaardig?
Zo nee, wat is er nog meer nodig?
Antwoord 7
De politie is niet de enige organisatie die alles op alles zet om te voorkomen dat
er schoolkinderen worden geronseld om criminele opdrachten uit te voeren. Het is een
verantwoordelijkheid van alle sociale en justitiële partners in onderwijs, (jeugd)zorg,
gemeenten en OM om dit gezamenlijk aan te pakken. Naast de hierboven genoemde extra
geworven medewerkers, trainingen en toolkit zet de politie ook met het Educatief Programma
Jongeren in op vroegtijdige alertheid en herkenning van signalen. Daarbij gaat het
vooral om interventies die zorgen voor preventie.
Vraag 9 en 10
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling dat ondanks dat het gebruik en de verkoop van snus
onder Europese wetgeving sinds 2021 verboden is in Nederland, het middel veel wordt
gekocht en gebruikt en vooral populariteit kent onder jonge kinderen en jongvolwassenen?
Is het gebruik, de verkoop en/of handel in snus het afgelopen jaar toegenomen zoals
in het artikel uit het AD wordt gesteld? Zo ja, hoe bent u voornemens om deze ontwikkeling
een halt toe te roepen en hier strenger tegen op te treden?
Antwoord 9 en 10
Wij vinden het zorgelijk dat een dergelijk verslavend en schadelijk product door jongeren
wordt gebruikt.
Snus zijn kleine zakjes tabak die verboden zijn in de Tabaks- en rookwarenwet. De
term snus wordt ook wel gebruikt voor nicotinezakjes; die vallen niet onder de Tabaks-
en rookwarenwet maar vooralsnog onder de Warenwet. Op basis van de Warenwet treedt
de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit nu op tegen het in de handel brengen van
nicotinezakjes met meer dan 0,035 mg nicotine per zakje. Aangezien de meeste nicotinezakjes
veel meer nicotine bevatten, zijn de zakjes via de Warenwet in de praktijk al verboden.
Er bereiken de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en mij
uit verschillende hoeken, bijvoorbeeld vanuit middelbare scholen, signalen dat het
gebruik van snus onder jongeren toeneemt. Wij vinden het zeer zorgelijk dat een dergelijk
verslavend en schadelijk product door jongeren zou worden gebruikt. De Staatssecretaris
overweegt daarom op dit moment de mogelijkheden voor een totaalverbod op snus, om
een zo duidelijk mogelijke norm te stellen ten aanzien van deze producten. Binnenkort
wordt uw Kamer geïnformeerd over de extra maatregelen die hij gaat treffen op het
gebied van tabaksontmoediging.
Vraag 11
Wat kunt u zeggen over de link tussen het gebruik van snus en de toename van het aantal
rokende onder 12- tot 16-jarigen in 2021?
Antwoord 11
De cijfers over het gebruik van tabaksproducten onder jongeren uit 2021 laten zien
dat het aantal scholieren van 12 t/m 16 jaar dat ooit gerookt heeft sinds 2019 stabiel
is gebleven rond de 17 procent.2 Het is mogelijk dat dat nieuwe nicotinehoudende producten met een aantrekkingskracht
op jongeren, zoals snus (zonder tabak) en de e-sigaret, een bijdrage leveren aan het
niet verder dalen van het aantal rokende jongeren. In de tabaksbrief die op korte
termijn naar uw Kamer wordt verzonden informeert de Staatssecretaris van VWS uw Kamer
over welke maatregelen hij neemt om te voorkomen dat jongeren deze nieuwe nicotinehoudende
producten gaan gebruiken.
Vraag 12
Wat was de uitkomst van de gesprekken die u heeft gevoerd met de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) die u noemde in de beantwoording van schriftelijke vragen
van de leden Heerema en Rajkowski over het bericht «Verkoopverbod of niet: jongeren
kopen massaal snus»? Is de handhaving daadwerkelijk geïntensiveerd?3
Antwoord 12
Bij het toezicht op de Tabaks- en rookwarenwet besteedt de NVWA een deel van haar
capaciteit voor het toezicht op nicotinezakjes. Het toezicht startte bij groothandels
en importeurs van deze producten. Het tegengaan van grootschalige import zorgt ervoor
dat de producten minder makkelijk verkrijgbaar zijn in Nederland. Naar aanleiding
van de maatschappelijke ontwikkelingen rondom snus en gesprekken daarover tussen het
Ministerie van VWS en de NVWA is ook ingezet op toezicht verder in het handelskanaal.
Zo is er een handhavingsactie bij de detailhandel uitgevoerd. Ook houden inspecteurs
toezicht op online verkoop. In de gesprekken tussen het Ministerie van VWS en de NVWA
is ook naar voren gekomen dat een aanpak met alleen handhaving door de NVWA niet de
oplossing is voor het maatschappelijke probleem om het gebruik van dit soort producten
onder jongeren terug te dringen. Het is ook van belang dat winkeliers, gebruikers
en hun omgeving (zoals ouders en scholen) bewust zijn van de gevaren van het gebruik
van dit soort producten, en dat hier voldoende voorlichting over is. In mijn beantwoording
op vraag 15 ga ik hier nader op in.
Vraag 13
Wat is de stand van zaken van uw voornemen van maart dit jaar om snus onder de Tabaks-
en rookwarenwet te laten vallen? Hoe zal deze wetswijziging meer handhavingscapaciteit
bieden?
Antwoord 13
De Staatssecretaris van VWS overweegt de mogelijkheden voor een totaalverbod op snus
om een zo duidelijk mogelijke norm te stellen ten aanzien van dergelijke producten.
Binnenkort informeert hij uw Kamer over de extra maatregelen die hij treft op het
gebied van tabaksontmoediging, waarbij hij nader op dit onderwerp ingaat.
Vraag 14
Vindt er samenwerking plaats met betrokken toezichthouders en handhavers om hierin
integraal te werk te gaan? Zo ja, wat is de aard van die samenwerking? Zo nee, hoe
gaat u deze samenwerking bewerkstelligen?
Antwoord 14
De politie en douane doen regelmatig meldingen of hebben contact met de NVWA-inspecteurs
over snus. Als er contact is, dan wordt in overleg bekeken hoe er wordt opgetreden.
Vraag 15
Deelt u de mening dat een landelijke bewustzijnscampagne en voorlichting op scholen
van toegevoegde waarde zijn om vooral jonge gebruikers te informeren over de schadelijke
gevolgen van het middel? Zo ja, op welke termijn bent u van plan deze campagnes te
starten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Het is belangrijk dat Nederlanders en met name jongeren zich bewust zijn van de risico’s
van het gebruik van producten zoals snus. Er is via informatiekanalen zoals de website
Rokeninfo.nl informatie beschikbaar over de gezondheidseffecten van snus en nicotinezakjes.
Verder worden ouders voorgelicht via Facebook en Instagrampagina’s van Opvoeding en
Uitgaan. En lokale initiatieven zoals door de politie eenheid Amsterdam Daarnaast
is de Staatssecretaris van VWS op dit moment met het Trimbos-instituut in gesprek
over extra (gerichte) voorlichting over snus, bijvoorbeeld op scholen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.