Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over berichten dat artiesten hun tour annuleren vanwege onder meer te hoge kosten
Vagen van het lid Kwint (SP) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over berichten dat artiesten hun tour annuleren vanwege onder meer te hoge kosten (ingezonden 2 november 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 november
2022).
Vraag 1
Hoeveel Nederlandse artiesten zijn genoodzaakt hun tour te annuleren, omdat het vanwege
te hoge kosten, door onder andere de hoge inflatie en hoge transport- en vervoerskosten,
niet meer financieel rendabel is?1
Antwoord 1
Ik heb signalen ontvangen over de stijgende kosten voor artiesten en ik ben mij er
van bewust dat de inflatie het organiseren van een tournee onder druk zet. Het is
mij echter niet bekend in hoeveel gevallen dit geleid heeft tot het annuleren van
tournees van Nederlandse artiesten.
Vraag 2
Bent u nog steeds in gesprek met gemeenten en provincies over mogelijkheden om de
popcultuur in Nederland te versterken en om te komen tot een gedeelde visie op wat
nodig is voor een levendige popcultuur?2 Kunt u dit toelichten? Wanneer kunnen we de resultaten van deze gesprekken verwachten?
Antwoord 2
Ik ben en blijf in gesprek met gemeentes en provincies om de levendige popcultuur
die we kennen te behouden en te versterken daar waar nodig. Ik wil de popsector ook
betrekken in het proces over de vernieuwing van het bestel.
In mijn kamerbrief Toekomst culturele basisinfrastructuur3 ga ik in op verbeteringen die we al bij de aanvraagronde 2025–2028 mee kunnen nemen,
maar geef ik ook aan dat er andere vraagstukken zijn die een langere adem en doordenking
nodig hebben. Hieronder vallen onder andere de samenwerking tussen overheden, een
breder instrumentarium en de verhouding tussen de bis en de rijkscultuurfondsen. De
raad zal in het najaar 23 adviseren over de toekomstige herziening van het bestel.
De uitwerking van de visie wat nodig is voor een levende popcultuur hangt hiermee
samen.
Vraag 3
Bent u bereid om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de popsector om te
kijken op welke manier gerichte ondersteuning van de overheid de sector door deze
periode heen kan helpen?
Antwoord 3
Het gesprek met de sector en diens vertegenwoordigers over gerichte ondersteuning
is al langere tijd gaande. Naar aanleiding van de gesprekken die ik gevoerd heb en
onder andere het rapport «Een Weerbare Popsector»4 heb ik besloten de Upstream regelingen van Fonds Podiumkunsten en het Stimuleringsfonds
voor de Creatieve Industrie voor midcareer popartiesten met twee jaar te verlengen.
Ook komen er extra middelen voor deze regeling beschikbaar. Daarnaast komt er vanuit
de herstelmaatregelen een nieuwe subsidieregeling voor jonge muziekmakers: dit betreft
een tourloket voor Nederlandse talentvolle artiesten die binnen Nederland op tournee
gaan. Hierbij is ook specifiek gekeken naar de noden in de sector. Tevens heb ik een
nieuwe regeling voor muziekhubs aangekondigd waarmee ik de ontwikkeling van makers
op zowel zakelijk als artistiek vlak in de muzieksector ondersteun.
Vraag 4
Hoe staat het met de verzekerbaarheid van tours voor Nederlandse artiesten? Is dit
ook mogelijk, zeker nu de risico’s om ergens op tour een keer COVID op te lopen en
daarna de rest van de tour te moeten afzeggen groot zijn?
Antwoord 4
In de «Kamerbrief Stand van zaken moties en toezeggingen inzake cultuur» van 4 november
jl.5 ga ik in op een eerdere vraag van de Kamer wat betreft de stand van zaken met betrekking
tot de onverzekerbaarheid van culturele evenementen tegen een pandemie. De verzekerbaarheid
van evenementen is anders dan de verzekerbaarheid van tours voor Nederlandse artiesten.
De stand van zaken met betrekking tot de onverzekerbaarheid is dat de evenementensector
momenteel eerst zelf werkt aan een toekomstplan dat op enig moment aan de overheid
zal worden voorgelegd ter bespreking. In zijn algemeenheid is het verzekeren van activiteiten
iets dat in de markt plaatsvindt. De overheid is terughoudend met het overnemen van
risico’s en ik zie daar in dit geval ook geen aanleiding voor. Overigens heb ik geen
signalen ontvangen over de onverzekerbaarheid van tours voor Nederlandse artiesten.
Vraag 5
Welke verantwoordelijkheid ziet u weggelegd voor de techreuzen en streamingplatforms
in het ondersteunen van livemuzikanten? Bent u van mening dat de huidige streamingafdrachten
voor een groot deel van de artiesten nog niet het begin van een leefbaar inkomen opleveren?
Bent u bereid ook een streamingheffing voor audio-platforms te overwegen, evenals
een bijdrage van techplatforms aan de sector?
Antwoord 5
Artiesten hebben vaak meerdere inkomstenbronnen. Streamingsafdrachten kunnen hier
onderdeel van uitmaken. In het onderzoek over de Stand van zaken in de Nederlandse
popsector6 dat mijn voorganger heeft laten uitvoeren wordt geconstateerd dat de popsector een
complexe waardeketen kent. In dit onderzoek wordt ook ingegaan op de verschillende
onderdelen van de waardeketen, hoe deze samenhangen en worden er adviezen gegeven.
Specifiek over veranderende businessmodellen en in het bijzonder op het gebied van
streaming wordt het volgende geschreven: «Voor de nabije toekomst geldt dat het business
model voor de exploitatie van muziekopnamen via streamingdiensten nog geruime tijd
ter discussie zal staan. Een van de geïnterviewden geeft aan dat het streamingmodel
zoals Spotify dat heeft neergezet nog verder moet uitkristalliseren. Voor makers,
zowel uitvoerende muzikanten als auteurs geldt dat, willen zij bouwen aan een stevige
en veerkrachtige basis voor hun muzikale carrières, de inkomsten uit streaming in
de toekomst substantiëler zullen moeten zijn dan nu het geval is. Daarvoor moeten
ze zowel de platenmaatschappijen aanspreken, voor een aandeel in de vergoedingen die
Spotify verstrekt, en de platforms waarvoor nu een evidente value gap geldt, YouTube
in het bijzonder.» Ik zie hier vooral een rol weggelegd voor de makers om in gesprek
te gaan met de platenmaatschappijen en de platforms waarvoor nu een evidente value
gap geldt. Ik zal dit onderwerp terug laten komen in gesprekken met het veld om te
horen wat de stand van zaken is.
Met betrekking tot de mogelijkheden voor een investeringsverplichting of heffing voor
audio verwijs ik naar de Kamerbrief van 16 november 2021, «Stand van zaken moties
en toezeggingen met betrekking tot cultuur».7 Hierbij is gewezen op de verschillen tussen de audiovisuele sector en de audiosector.
Naast een kostenverschil tussen de beide soorten producties (audiovisuele producties
zijn in veel gevallen (veel) duurder dan audioproducties) is er het gegeven dat grote
aanbieders van video-on-demand-diensten, zoals Netflix, ook zelf produceren, en dat
aanbieders van muziekdiensten, zoals Spotify, zelf geen muziek produceren maar een
platform bieden. Daarnaast zijn de verdienmodellen verschillend. Indien men een heffing
of een investeringsverplichting wil opleggen aan aanbieders die zijn gevestigd in
andere EU-lidstaten (zoals Spotify) dan is daar EU-regelgeving voor nodig. Daarvan
is op audiovisueel terrein wel sprake, namelijk de herziene richtlijn audiovisuele
mediadiensten. In de audiosector is daarvan echter geen sprake. Naast de juridische
vraag of EU-regelgeving ruimte biedt om een investeringsverplichting of een heffing
in het leven te roepen, betreft het ook een politieke vraag: de wenselijkheid van
een maatregel voor aanbieders – gevestigd in andere (EU)landen – van audio ter stimulering
van Nederlandse muziek. Op grond van bovenstaande overwegingen zie ik voor de audiosector
momenteel geen aanleiding voor een investeringsverplichting of een heffing.
Vraag 6
Op welke wijze gaat u het verdienmodel van Nederlandse artiesten verbeteren? Bent
u bereid om met een plan te komen voor verbetering van de inkomenspositie van livemuzikanten
en deze voor de begrotingsbehandeling te presenteren? Zo nee, waarom niet? Wat is
uw analyse van de huidige problematiek voor livemuzikanten om rond te kunnen komen?
Gaat er niet genoeg geld rond in de sector of komt het op de verkeerde plekken terecht?
En wat bent u bereid daaraan te doen?
Antwoord 6
Eén van de maatregelen die ik heb getroffen om het verdienmodel van Nederlandse artiesten
te verbeteren is middels een bijdrage aan de ketentafels die Platform ACCT organiseert
over de uitwerking van fair practice en fair pay.
Naast andere sectoren, neemt ook de popsector hier aan deel. Deze «ketentafel pop»
verkent de inkomenspositie van onder andere popmuzikanten in het livecircuit. Naar
verwachting zal de ketentafel popmuziek in het voorjaar van 2023 met een eerste instrument
komen om de fase waarin popmuzikanten zich in hun loopbaan bevinden inzichtelijk te
maken, zodat het veld en de makers handvatten krijgen om daden bij woorden te voegen
waar het een eerlijke beloning betreft. De popsector stelt zich zeer constructief
op tijdens deze gesprekken en vormt daarmee een voorbeeld voor andere sectoren. Ik
volg deze ontwikkelingen met veel interesse.
Aanvullend heb ik ervoor gekozen om de komende twee jaar de middelen voor de arbeidsmarkt
breed in te zetten. Ik zorg de komende periode voor financiële ondersteuning wanneer
een opdrachtgever iemand in dienst neemt, en ik zorg voor de financiële ondersteuning
van zzp’ers waar het sociale voorzieningen betreft (oogvoorimpuls.nl). Daar kunnen
ook organisaties en werkenden in de popsector al op korte termijn gebruik van maken.
De komende twee jaar benut ik om te onderzoeken welke deelsectoren een aantoonbare
achterstand hebben, om zo te komen tot een zinvolle verdeling van de beschikbare middelen.
Tevens verwijs ik ook naar maatregelen ten behoeve van de positie van artiesten die
ik heb aangekondigd in de Meerjarenbrief Cultuur – De Kracht van Creativiteit8: extra gelden voor de Upstream regelingen bij het Fonds Podiumkunsten en het Stimuleringsfonds
voor de Creatieve industrie en de nieuwe regeling voor muziekhubs. Ook wordt vanuit
de herstelmiddelen voor Impuls Makers een nieuw Tourloket voor Nederlandse artiesten
geïnitieerd. Drie maatregelen waar artiesten, en met name ook juist de uitvoerende
muzikanten in het livecircuit op korte termijn baat bij zullen hebben en die aanvullend
zijn op reeds bestaande regelingen bij de fondsen.
Vraag 7
Op welke manier bent u in gesprek met de podia van Nederland, die geconfronteerd worden
met exploderende energierekeningen? Kunnen zij, indien nodig, op extra steun rekenen?
Kunt u ervoor zorgdragen dat eventuele meerkosten niet afgewenteld worden op artiesten,
bijvoorbeeld in de vorm van een commissiebedrag over verkochte merchandise of anderszins?
Antwoord 7
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen en heb contact met de brancheverenigingen
en het veld. Veel ZZP’ers in de culturele en creatieve sector zullen geholpen worden
door het energieplafond dat het kabinet heeft aangekondigd. Het kabinet werkt tevens
aan de uitwerking van de aangenomen motie van leden Paternotte, Kuiken en Klaver.
Deze motie verzoekt het kabinet om bij de zoektocht naar oplossingen voor energie-intensieve
MKB ook te kijken naar gerichte ondersteuning van scholen en culturele instellingen
en te kijken of gemeenten daarbij een rol kunnen spelen.9 Over de uitvoering van de motie Paternotte, c.s., waar dit onderdeel van uitmaakt,
zal de Kamer uiteraard worden geïnformeerd. Deze gerichte ondersteuning zal zicht
bieden op energiecompensatie en niet op specifieke afspraken zoals dat meerkosten
niet afgewenteld worden op artiesten.
Vraag 8
Heeft u zicht op de besteding van coronasteunmaatregelen? Hoe wordt voorkomen dat
deze op de plank belanden? Zijn er nog extra maatregelen nodig om ervoor te zorgen
dat deze middelen bij de makers belanden?
Antwoord 8
Ik hecht er belang aan de impact van de coronasteunmaatregelen goed in beeld te krijgen.
Daarom laat ik het onderzoeken. Ik verwijs hierbij naar de «Kamerbrief Stand van zaken
moties en toezeggingen inzake cultuur»10 van 4 november jl. waarin ik de Tweede Kamer informeer over het rapport van de Boekmanstichting
over de gevolgen van corona op de financiële situatie van culturele instellingen en
werkenden (waaronder ZZP’ers) in de culturele sector.
Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek over het jaar 2020. Het maakt gebruik
van een enquête onder culturele instellingen en van CBS gegevens over werkenden in
de sector.11 Het onderzoek zal in november worden afgerond en direct na verschijnen worden gepubliceerd.
Het onderzoek is een belangrijke bouwsteen van de evaluatie van het corona steunpakket
voor de culturele en creatieve sector. Deze evaluatie heb ik zojuist aanbesteed en
zal in het voorjaar van 2023 worden afgerond. Zoals mijn voorganger Minister van Engelshoven
in 2021 in haar brief aan uw Kamer heeft bericht zal deze evaluatie een synthese zijn
van alle beschikbare gebruiksgegevens, onderzoeken, branche- en CBS-statistieken aangevuld
met een procesevaluatie.12 Ik zal deze evaluatie na verschijning naar de Tweede Kamer sturen met mijn beleidsreactie,
met een afschrift aan de Eerste Kamer. Overigens krijg ik in gesprekken die ik met
het veld voer over dit onderwerp niet de indruk dat er middelen op de plank blijven
liggen. Mijn verwachting is dat de te verschijnen onderzoeksresultaten het zich hierop
sterk zullen vergroten.
Vraag 9
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het naderende wetgevingsoverleg over
de cultuurbegroting13?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.