Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk over het voortbestaan van een onrechtmatige toestand van huwelijkse gevangenschap en de mogelijke verjaring
Vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Buitenlandse Zaken over het voortbestaan van een onrechtmatige toestand van huwelijkse gevangenschap en de mogelijke verjaring (ingezonden 23 september 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 10 november 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023,
nr. 334.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van een zaak die draaide om de afwikkeling van een huwelijkse
gevangenschap, waarin de rechter bepaalde dat het slachtoffer geen beroep kon doen
op schending van de onrechtmatige daad, omdat er sprake zou zijn van verjaring?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het voortbestaan van de onrechtmatige toestand van huwelijkse
gevangenschap eigenlijk niet zou moeten kunnen verjaren, juist omdat het al zo lang
duurt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hier aan?
Antwoord 2
Graag stel ik voorop dat het niet aan mij is om een oordeel uit te spreken over deze
rechterlijke beslissing. Zeker niet nu, zoals ik heb begrepen, tegen deze beslissing
hoger beroep is ingesteld. Los van die beslissing merk ik graag het volgende op.
De maatschappelijke plicht tot medewerking aan het tenietdoen van een religieuze of
levensbeschouwelijke verbintenis zal met het Wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap
en enige andere onderwerpen (35 348) wettelijk worden verankerd. Dat wetsvoorstel ligt voor behandeling gereed in de
Eerste Kamer, in afwachting van de novelle Tegengaan Huwelijke gevangenschap (36 123) waarvan een nota naar aanleiding van het verslag op 13 oktober door uw Kamer is
ontvangen. Het wetsvoorstel regelt dat wanneer een partij verzoekt om het teniet doen
van een dergelijke verbintenis, de andere partij daaraan in beginsel dient mee te
werken. Een partij zal deze medewerking kunnen afdwingen door bij de rechter nakoming
van deze wettelijke verplichting te vorderen. Nu het hier gaat om een wettelijke verplichting
van familierechtelijke aard, zijn de verjaringsregels niet zomaar van toepassing;
dit is enkel het geval voor zover de betrokken rechtsverhouding zich daartegen niet
verzet. In dit geval is duidelijk dat de rechtsverhouding zich wel verzet tegen toepassing
van deze regels. Het kan nooit, en dus ook niet na verloop van tijd, van iemand worden
gevergd dat hij blijft vastzitten in een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis
die hij niet wenst.
Vraag 3
Is bekend hoeveel vrouwen de afgelopen jaren op basis van een toevoeging hebben geprocedeerd
om een einde te maken aan hun huwelijkse gevangenschap? Zo ja, hoeveel gevallen betreft
dit?
Antwoord 3
Nee, dat kan niet worden afgeleid uit de gegevens die de Raad voor Rechtsbijstand
bijhoudt. De registratie van de afgifte van een toevoeging in dat soort zaken gebeurt
op een restcode waar ook andere soorten toevoegingen op worden geregistreerd.
Vraag 4
Bent u bereid om de puntenvergoeding voor advocaten bij zaken omtrent huwelijkse gevangenschap
uit te breiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Antwoord 4
Per 1 januari 2022 is de puntenvergoeding voor zaken die zien op huwelijkse gevangenschap
verhoogd van 11 naar 19 punten met de uitvoering van scenario 1 van de Commissie van
der Meer. Een geschil over de ontbinding van een religieus huwelijk waarbij de Nederlands
rechter bevoegd is, bijvoorbeeld een Nikaah of een Sharia huwelijk, wordt bovendien
door de Raad voor Rechtsbijstand toegevoegd onder code O010 (geschil onrechtmatige
daad). Dit betreft een (algemene) zaakcode waar vele verschillende geschillen onder
vallen. Het verhogen van de vergoeding sec voor huwelijkse gevangenschap is om deze
redenen niet wenselijk.
Vraag 5
Vindt u het terecht dat een slachtoffer van huwelijkse gevangenschap überhaupt kosten
moet maken om de huwelijkse gevangenschap bij de rechter aan te kaarten? Zo ja, waarom?
Antwoord 5
Ja, volgens de systematiek van de Wet op de rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand is iedere rechtszoekende bij het verkrijgen van gesubsidieerde rechtsbijstand
een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van
het inkomen van de rechtszoekende.
Vraag 6
Hoeveel vrouwen hebben een beroep gedaan op bijstand van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken om hun huwelijkse gevangenschap te beëindigen? Heeft het ministerie voldoende
capaciteit om iedereen adequaat bij te staan? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Antwoord 6
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) verleent consulaire bijstand aan Nederlanders
in nood, waaronder slachtoffers van huwelijkse gevangenschap, huwelijksdwang en achterlating.
Het aantal meldingen van huwelijkse gevangenschap in het buitenland wordt niet separaat
geregistreerd. Bij een melding van huwelijkse gevangenschap in het buitenland beoordelen
BZ en het Landelijk Knooppunt voor Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) de hulpvraag.
Vanuit consulaire dienstverlening is het handelingsperspectief bij huwelijkse gevangenschap
beperkt. Als er sprake is van een strafbaar feit valt dit onder de jurisdictie van
het land in kwestie. De Nederlandse overheid kan daar niet in treden. In veel gevallen
adviseren BZ en LKHA om in het land zelf juridische bijstand te zoeken.
Vraag 7
Bent u bereid ook in internationaal verband aandacht te vragen voor de problematiek
van huwelijkse gevangenschap en ook te kijken hoe met andere landen beter samengewerkt
kan worden om huwelijkse gevangenschap uit te bannen? Zo ja, op welke momenten en
hoe gaat u dit precies doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
BZ kijkt regelmatig naar verdere mogelijkheden voor samenwerking met andere landen
in het verlenen van consulaire bijstand. Zo is het onderwerp huwelijksdwang en achterlating
recent mede op initiatief van Nederland besproken in de EU raadswerkgroep voor consulaire
zaken. Samen met andere lidstaten wordt gekeken waar we intensiever samen kunnen werken
en informatie en ervaringen onderling kunnen delen, hierbij zal BZ ook aandacht vragen
voor het onderwerp huwelijkse gevangenschap. Zoals toegezegd in het mensenrechtendebat
van 20 oktober zal de Minister van Buitenlandse Zaken dit onderwerp, waar dat past,
onderdeel maken van de bilaterale dialoog.
Vraag 8
Wat heeft u gedaan met de aanbeveling van het Verenigde Naties (VN)-Vrouwenrechtencomité
om rechters, Openbaar Ministerie en politie te trainen in het onderwerp van huwelijkse
gevangenschap?2
Antwoord 8
Binnen de beroepsgroep van rechters en advocaten bestaat reeds aandacht voor het thema
huwelijkse gevangenschap in de vorm van studiedagen en publicaties in vaktijdschriften.
Daarnaast bouwt de politieacademie en het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd
Geweld (LEC EGG) jaarlijks bij duizenden politieambtenaren de kennis en expertise
op over schadelijke praktijken, waaronder huwelijkse gevangenschap. Door het LEC EGG
worden ook presentaties over schadelijke praktijken verzorgd aan de medewerkers van
de ketenpartners. Middels een piketregeling is er voorts 24/7 een specialist op het
thema beschikbaar. Aanvullend hierop worden er door het LEC EGG lesboeken gemaakt
die aan politieambtenaren gratis beschikbaar worden gesteld.
Vraag 9
Bent u bereid om mogelijkheden te onderzoeken hoe slachtoffers van huwelijkse gevangenschap
nu en in de toekomst beter, financieel en juridisch, ondersteund kunnen worden?
Antwoord 9
Onder de actieagenda schadelijke praktijken zijn (en worden) diverse maatregelen ingezet
om slachtoffers van schadelijke praktijken nu en in de toekomst beter te beschermen
en ondersteunen. Uw Kamer wordt deze maand geïnformeerd over de voortgang. Aanvullend
hierop wordt door middel van het Wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap de
maatschappelijke plicht tot medewerking aan het tenietdoen van een religieuze of levensbeschouwelijke
verbintenis wettelijk verankerd. Dit versterkt de juridische positie van een slachtoffer
van huwelijkse gevangenschap.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.