Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over ‘Voor Chinese apparatuur is geen plaats in het stroomnet’
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het artikel «Voor Chinese apparatuur is geen plaats in het stroomnet» (ingezonden 8 juli 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Ministers van Economische
Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen
10 november 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Bedrijfsleven waarschuwt tegen sleutelrol China in
energietransitie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke invloed heeft de Chinese overheid op Chinese staatsenergiebedrijven? Hoe werkt
deze invloed door op projecten die de staatsbedrijven in Nederland ondernemen?
Antwoord 2
Het in het artikel genoemde Chinese bedrijf, Ningbo Orient Cable, is geen Chinees staatsbedrijf, maar een private onderneming. Zoals benoemd in de
beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» kan de Chinese overheid echter
nauw betrokken zijn bij bedrijfsactiviteiten van zowel staatsbedrijven als private
bedrijven. Dit geldt zeker voor Chinese bedrijven in de energiesector, aangezien deze
sector wordt gezien als cruciaal voor de ontwikkeling en stabiliteit van het land.
De invloed van de Chinese overheid op deze bedrijven kent veel vormen en wegen, onder
andere via financiering en eigendomsstructuren, maar ook door het belang van goede
relaties met de overheid om succesvol te kunnen zijn als bedrijf.
Het kabinet is zich bewust van de risico’s die in het artikel genoemd worden. Het
gelijke speelveld kan door inmenging van de staat worden verstoord. Daar waar de EU
strikte eisen stelt aan staatssteun, hebben Chinese bedrijven vaak gemakkelijker toegang
tot goedkope financiering en subsidies. Conform motie Brekelmans en Mulder, vindt
er momenteel meer onderzoek plaats naar de invloed van Chinese (staats)bedrijven in
Nederlandse bedrijven.2
Vraag 3
In de beantwoording op schriftelijke vragen van de leden Erkens en Van Strien3 geeft u aan dat de afspraken en kaders voor ongewenste inmenging met onder andere
TenneT zullen worden gewijzigd, welke aanpassingen zullen hiervoor worden gemaakt
in bijvoorbeeld de nieuwe Energiewet maar ook daarbuiten?4
Antwoord 3
Alle netbeheerders hebben op grond van de Elektriciteitswet 1998 de verplichting de
veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over
de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast is het een wettelijke
taak van netbeheerders de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Deze
verplichting wordt overgenomen in de nieuwe Energiewet. Met de recente wijziging van
het Ontwikkelkader windenergie op zee is TenneT ook verplicht om bij de aanbesteding
van het net op zee erop toe te zien dat toeleverende partijen voor het net op zee,
al dan niet onderdeel van een consortium, passen binnen de voorwaarden en doelen die
zijn gesteld in de Nationale Veiligheidsstrategie 2019.
Indien EZK het vermoeden heeft dat er mogelijk sprake is van een potentiële inbreuk
op de nationale veiligheid bij TenneT dan treedt zij in overleg met TenneT. En wanneer
EZK dit nodig acht, wordt daarbij de hulp van andere veiligheidsinstanties ingeschakeld.
Andersom wordt van TenneT verwacht dat, wanneer er investeringen gedaan worden waarbij
er impact zou kunnen zijn op de nationale veiligheid, dit vooraf afgestemd wordt met
EZK.
Tevens wordt er in de nieuwe Energiewet een mogelijkheid gecreëerd voor het breder
kunnen toepassen van de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV).
Om binnen de reikwijdte van de ADV te vallen, moeten opdrachten bij vitale aanbieders
op gerubriceerde gegevens betrekking hebben, gerubriceerde gegevens noodzakelijk maken,
of zelf gerubriceerde gegevens bevatten of betrekking hebben op als gevoelig aangewezen
processen. Uit de Europese definities blijkt dat rubricering en een aanwijzing van
gevoelige processen een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag dan wel bindende
aanwijzing vanuit het Rijk vereisen. Deze grondslag met onderliggende algemene maatregel
van bestuur (AMvB) wordt gecreëerd in de nieuwe Energiewet. Om tot een AMvB te komen
wordt er samen met de netbeheerders gewerkt aan een afwegingskader conform de Nationale
Veiligheidsstrategie.
Vraag 4
U geeft ook aan dat in 2020 door het kabinet een nationale veiligheidsanalyse voor
Tennet is uitgevoerd, kunt u met de Kamer delen welke aanbevelingen hieruit naar voren
zijn gekomen? Hoe worden deze aanbevelingen verder opgepakt?
Antwoord 4
De uitkomsten van de genoemde Nationale Veiligheidsanalyse zijn met de Kamer gedeeld
per brief van 19 mei 2020 over de kapitaalbehoefte van TenneT (Kamerstuk 28 165, nr. 325). In de bijlage bij deze brief staan de aanbevelingen voor wet- en regelgeving genoemd
die een plek zullen krijgen in de nieuwe Energiewet.
Vraag 5
Op welke manier houdt u toezicht op de aanbestedingen en projecten van netbeheerders,
in het specifiek van regionale netbeheerders? Hoe wordt voorkomen dat er allerlei
verschillende uitzonderingen worden gemaakt op bijvoorbeeld regionaal niveau, of op
zee of op het hoogspanningsnetwerk, waardoor er vanwege een opeenstapeling toch een
grote invloed en betrokkenheid van China ontstaat in ons elektriciteitsnet?
Antwoord 5
Netbeheerders houden aanbestedingen binnen de eigen verantwoordelijkheid, hebben zich
aan wetgeving te houden en werken samen om te voldoen aan nationale wetgeving. Netbeheerders
zijn bijvoorbeeld gebonden aan de Aanbestedingswet 2012 en Europese regelgeving daaromtrent.
Bij de tenders die TenneT uitzet, zijn veiligheidseisen een belangrijk onderdeel waarop
potentiële aanbieders en hun uiteindelijke aanbiedingen worden beoordeeld. Ook mag
TenneT als speciaal sectorbedrijf binnen de huidige aanbestedingswetgeving eisen stellen
aan aanbieders, zoals dat 50 procent van de waarde of dienst uit de EU komt.
Daarnaast wordt er door middel van de nieuwe Energiewet samen met de netbeheerders
gewerkt aan een afwegingskader conform de Nationale Veiligheid strategie. Dit dient
voor de AMvB voor het toepassen van de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied
(ADV) maar helpt tegelijkertijd de sector beter keuzes te maken en de relatie tussen
de landelijke en de regionale netbeheerders, EZK en veiligheidsdiensten te versterken.
Tevens heeft de Minister van Financiën bevoegdheden als aandeelhouder van TenneT.
Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen van de leden Eppink en Eerdmans
van 21 juni jl.5 zien de bevoegdheden als aandeelhouder niet op het geven van instructies aan deelnemingen
en gaat de Minister van Financiën niet over individuele aanbestedingen en de gunning
van specifieke contracten. Wel heeft de Minister van Financiën als aandeelhouder een
goedkeuringsrecht bij investeringsvoorstellen die een bepaald drempelbedrag overschrijden.
Zoals in de beantwoording toegezegd, zal de Minister van Financiën bij dergelijke
investeringen toetsen of TenneT (a) contact heeft gehad met de bevoegde ministeries
en veiligheidsinstanties in Nederland en Duitsland over het onderwerp nationale veiligheid
en (b) of deze partijen geen bezwaren zien bij deze investeringen. Voor de regionale
netbeheerders geldt dit nu niet. De aandelen van de regionale netbeheerders zijn in
handen van diverse provincies en gemeenten.
Vraag 6
De Elektriciteitswet 1998 verplicht netbeheerders de veiligheid en betrouwbaarheid
van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige
wijze te waarborgen, in hoeverre wordt er ook op andere punten ingezet behalve doelmatigheid?
Hoe wordt voorkomen dat er voor de goedkoopste optie en dus Chinese uitvoerders wordt
gekozen?
Antwoord 6
In een aanbestedingsproces is het verstandig om onderscheid te maken tussen kritieke
en niet-kritieke producten of diensten. Deze inschatting heeft impact op de risico’s
voor het net en voor de nationale veiligheid. Uitgangspunt is dat maatregelen voor
het beperken van die risico’s proportioneel zijn. Het is immers niet zo dat per definitie
alle producten of diensten van Chinese makelij een bedreiging voor de nationale veiligheid
vormen of leiden tot ongewenste strategische afhankelijkheden die risico’s vormen
voor het borgen van onze publiek belangen. Bij aanbestedingen voor kritieke producten
of diensten kijkt de aanbestedende netbeheerder niet alleen naar prijs en kwaliteit,
maar ook naar criteria om de nationale veiligheid te borgen.
Vraag 7 en 8
In hoeverre is er sprake van een ongelijk speelveld doordat Chinese bedrijven staatssteun
krijgen en hierdoor hun producten en diensten goedkoper kunnen aanbieden dan andere
bedrijven op de markt? Gezien het belang van strategische autonomie, hoe kan er toch
een gelijk speelveld worden gecreëerd?
Welke Europese wetgeving is er om bedrijven te ondersteunen in de oneerlijke concurrentie
met staatsbedrijven uit China die fors gesubsidieerd worden door de overheid?
Antwoord 7 en 8
Oneerlijke concurrentie uit derde landen heeft de bijzondere aandacht van het kabinet.
Het is van belang dat er een gelijk speelveld is op de markt voor overheidsopdrachten
tussen Europese bedrijven en bedrijven uit derde landen. Aanbestedende diensten en
speciale sector bedrijven (nutsbedrijven) hoeven geen inschrijvingen toe te laten
van bedrijven uit derde landen (tenzij het een Europese dochteronderneming is). Derde
landen zijn landen die niet zijn aangesloten bij de Government Procurement Agreement
(GPA) onder de WTO, en/of waarmee de EU geen handelsakkoord heeft gesloten waarin
afspraken over toegang tot de markt voor overheidsopdrachten zijn gemaakt, zoals China.
Daarnaast mogen speciale sector bedrijven, zoals TenneT, inschrijvingen afwijzen als
meer dan 50% van de goederen afkomstig zijn uit derde landen.
In sommige gevallen kunnen ondernemingen uit derde landen producten en diensten aanbieden
voor een lagere prijs dan Europese ondernemers. Wanneer dit mogelijk wordt gemaakt
door staatssteun kan dit de concurrentie op de aanbestedingsmarkt verstoren. Op basis
van de huidige aanbestedingsregelgeving moeten aanbestedende diensten in geval van
abnormaal lage inschrijvingen om een toelichting verzoeken (op basis van artikel 2.116
Aanbestedingswet). Als die toelichting tekort schiet, kan een inschrijving terzijde
worden gelegd. In sommige gevallen is dat zelfs verplicht, namelijk wanneer de lage
inschrijving gevolg is van niet-naleving van verplichtingen op het gebied van milieu,
sociaal en arbeidsrecht.
Bij het aanpakken van staatssteun biedt het instrument van abnormaal lage inschrijving
echter geen garanties. Daarom is het kabinet ook blij met de initiatieven op Europees
niveau die op deze problematiek zien. Het kabinet heeft de laatste jaren in EU-verband
ingezet op de (verdere) ontwikkeling van instrumenten die bij moeten dragen aan een
gelijker speelveld. Zo heeft de EU in 2017 haar handelsdefensieve instrumentarium
gemoderniseerd, waarmee onder andere anti-dumping en anti-subsidie maatregelen kunnen
worden getroffen tegen producten uit derde landen die oneerlijke concurrentie op de
Europese markt veroorzaken. Het voorstel voor de Verordening buitenlandse subsidies6 ziet op concurrentieverstoring door overheidssteun uit derde landen op de interne
markt. Deze Verordening draagt bij aan een gelijker speelveld op de interne markt
en daarmee worden bedrijven beter ondersteund als zij oneerlijke concurrentie ervaren
als gevolg van overheidssteun uit derde landen. Een onderdeel van het instrument richt
zich op het aanpakken van verstorende subsidies van derde landen aan ondernemingen
die deelnemen aan aanbestedingsprocedures. Het voorstel zit in de afrondende fase.
Afgelopen juni zijn de triloogonderhandelingen afgerond en is er een politiek akkoord
bereikt7. Naar verwachting zal het Europees Parlement in november stemmen over het akkoord,
waarna het instrument na aanname door de Raad en publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie van kracht zal worden.
In deze context is het ook goed om te noemen dat de Verordening voor het Internationaal
Aanbestedingsinstrument (IPI)8 op 29 augustus in werking is getreden. Deze verordening heeft als doel om wederkerigheid
op de markt voor overheidsaanbestedingen af te dwingen, zodat EU-bedrijven betere
toegang krijgen tot aanbestedingen in derde landen. Wanneer de Europese Commissie
een IPI-maatregel treft tegen een bepaald derde land, moeten aanbestedende diensten
een fictieve scoreopslag toepassen op inschrijvingen uit dat land of in uitzonderlijke
gevallen overgaan tot uitsluiting. Hoewel deze verordening zich niet op staatssteun
richt, kan het wel bijdragen aan een gelijker speelveld tussen Europese bedrijven
en bedrijven in derde landen.
Vraag 9
Hoe wordt er in de toekomst voor gezorgd dat de wetgeving zo wordt ingericht dat nieuwe
technologische ontwikkelingen goed geborgd zijn en dat de wetgeving ook hierop van
toepassing zal zijn?
Antwoord 9
Waar nodig wordt wetgeving geïntroduceerd of geactualiseerd om technologische ontwikkelingen
goed te blijven borgen. Voor bijvoorbeeld de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies
en overnames (Vifo), die recent is aangenomen en onder andere toeziet op bedrijven
op het gebied van sensitieve technologie, kan bij algemene maatregel van bestuur (AMvB)
het toepassingsbereik van de wet voor sensitieve technologieën worden uitgebreid of
versmald ten opzichte van de lijst van goederen voor tweeërlei gebruik en de lijst
strategische goederen die het uitgangspunt vormen voor deze wet. Daarmee kan met lagere
regelgeving flexibel worden ingespeeld op technologische ontwikkelingen. Deze AMvB
wordt regelmatig herzien, zodat technologieën die relevant zijn voor de nationale
veiligheid aan de reikwijdte van de wet kunnen worden toegevoegd of er vanaf kunnen
worden gehaald.
Daarnaast komen er binnenkort meer mogelijkheden bij het aanbesteden om rekening te
houden met risico’s op de nationale veiligheid. In de antwoorden op de Kamervragen
van de leden Erkens en Van Strien van 21 juni jl.9 en de antwoorden op de Kamervragen van de leden Eppink en Eerdmans van 21 juni jl.10 heb ik aangegeven dat in de nieuwe Energiewet, die voor advisering bij de Raad van
State ligt, er extra mogelijkheden worden gecreëerd zoals het kunnen toepassen van
de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied. Hiermee worden meer mogelijkheden
geboden om risico mitigerende maatregelen te nemen dan mogelijk is op basis van de
Aanbestedingswet 2012 voor risico’s van de nationale veiligheid en bescherming van
vitale processen in het stroomnet.
Vraag 10
Om de leveringszekerheid te waarborgen is het wettelijk verplicht voor netbeheerders
om veiligheidsmaatregelen te treffen, hoe ziet u hier de rolverdeling tussen de overheid
en de netbeheerders? Hoe wordt voorkomen dat de gehele verantwoordelijkheid voor een
veilig elektriciteitsnetwerk komt te liggen bij de netbeheerders?
Antwoord 10
Als beheerders en eigenaars van het elektriciteit- en gasnet zijn netbeheerders verantwoordelijk
voor het nemen van veiligheidsmaatregelen. De rol van de overheid en EZK is het maken
van de juiste regelgeving die eraan bijdraagt dat netbeheerders het veiligheidsniveau
op orde brengen en houden. Vervolgens is het aan de ACM als toezichthouder om dit
te controleren. Daarnaast houdt Agentschap Telecom op basis van de Wet beveiliging
netwerk- en informatiesystemen (Wbni) toezicht op de cybersecurity van de netbeheerders.
Op deze manier is er een gedeelde verantwoordelijkheid voor een veilig elektriciteit-
en gasnet.
Vraag 11
Wat betreft het elektriciteitsnet op zee heeft u aangegeven bepaalde onderdelen te
benoemen als vitaal of essentieel in het kader van de bescherming van vitale processen
voor de nationale veiligheid en vervolgens zal Tennet hier opvolging aan geven bij
het contracteren van toeleveranciers, hoe zal de opvolging van Tennet eruit zien?
Welke toetsing wordt er gedaan en wordt het ministerie bij de toetsing betrokken?
Waarom wel? Waarom niet?
Antwoord 11
De aanwijzing van het net op zee als vitaal heeft geen directe gevolgen voor TenneT.
TenneT beheert het landelijk hoogspanningsnet en dit is al onderdeel van het vitale
proces «Landelijk transport, distributie en productie elektriciteit».
Belangrijk bij het net op zee zijn ook de windparken. Elektriciteitsproducenten van
tenminste 100MW zijn vitaal verklaard en vallen binnen het vitale proces «Landelijk
transport, distributie en productie elektriciteit» en zijn bovendien een aanbieder
van een essentiële dienst onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
(Wbni). Hierbij horen ook de productie-installaties op zee (windparken). Op 19 mei
2021 is dit met de Kamer gedeeld11. Voor productie-installaties van ten minste 250 MW geldt een sectorale investeringstoets
voor wijzigingen in zeggenschap over deze productie-installaties. Deze grens wordt
in de nieuwe Energiewet naar installaties van 100 MW gebracht.
Zoals ook aangegeven bij vraag 5 zal de Minister van Financiën als aandeelhouder van
TenneT bij de beoordeling van investeringsvoorstellen van TenneT toetsen of TenneT
(a) contact heeft gehad met de bevoegde ministeries en veiligheidsinstanties in Nederland
en Duitsland over het onderwerp nationale veiligheid en (b) of deze partijen geen
bezwaren zien bij deze investeringen. En, zoals aangegeven bij vraag 3, is TenneT
verplicht om bij aanbestedingen van het net op zee toe te zien op veiligheidsrisico’s
verbonden aan partijen die als toeleveranciers ingeschakeld kunnen worden.
Vraag 12
Hoe zorgt u ervoor dat u, naast het toezicht op welke buitenlandse bedrijven projecten
en/of aanbestedingen worden toegekend, ook zicht houdt op buitenlandse bedrijven die
verderop in de keten betrokken zijn door bijvoorbeeld materialen, in het specifiek
stroomkabels, te leveren? Hoe wordt voorkomen dat ook middels keteneffecten de Chinese
invloed beperkt blijft?
Antwoord 12
De overheid heeft bij aanbestedingen geen zicht op buitenlandse bedrijven die verderop
in de keten betrokken zijn bij het aanleveren van materialen. Wel bevatten de instrumenten
waar in het antwoord op vraag 7 en 8 naar verwezen wordt relevante verplichtingen
in dit kader. Zo geldt een verplichting om buitenlandse financiële bijdragen te melden
onder de aanbestedingscomponent van de verordening buitenlandse subsidies (van toepassing
op opdrachten met een geraamde waarde van 250 mln. EUR of hoger) in bepaalde gevallen
ook voor hoofdonderaannemers en voor hoofdleveranciers die betrokken zijn bij dezelfde
opdracht. Verder kent het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI) contractuele
voorwaarden die van toepassing zijn op opdrachten waarbij een IPI-maatregel van toepassing
was, om te voorkomen dat bij de uitvoering van de opdracht alsnog veel bedrijven zijn
betrokken uit een land waarvoor een IPI-maatregel geldt. Bij het IPI geldt een drempelwaarde
van 5 mln. EUR voor goederen en diensten, en 15 mln. EUR voor werken en concessies.
Strategische afhankelijkheden in de keten, met name op het gebied van grondstoffen
en materialen, zijn een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet. Diverse onderzoeken
hebben laten zien dat de afhankelijkheden op het vlak van kritieke grondstoffen en
materialen groot en geconcentreerd zijn. Dit onderwerp staat dan ook nationaal en
internationaal, in het bijzonder in EU-verband, steeds hoger op de agenda. Zoals aangekondigd
in de brief «Strategisch en groen industriebeleid»12 vindt het kabinet het belangrijk dat onze bedrijven toegang hebben en houden tot
grondstoffen en materialen die nodig zijn om onze publieke belangen, waaronder op
het gebied van verduurzaming en veiligheid, te kunnen borgen. Het is nodig dat de
overheid op tijd risicovolle afhankelijkheden of systeemrisico’s signaleert en waar
nodig maatregelen neemt. Het kabinet investeert daarom in meer kennis van en zicht
op concentraties in (o.a.) zeggenschap in de bredere ketens, met als doel de keteneffecten
van ongewenste invloed zo veel mogelijk te beperken. Dit vergt immers een diepe kennis
van de herkomst van grondstoffen, materialen en eindproducten. Bedrijven hebben hierin
zelf ook een belangrijke rol.
Ondertekenaars
-
Afzender
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.