Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Grinwis over het DNB-rapport ‘Van herstel naar balans' en signalen dat PEPs door Wwft-instellingen worden geweerd als klant
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Financiën over het DNB-rapport «Van herstel naar balans» en signalen dat PEP’s door Wwft-instellingen worden geweerd als klant (ingezonden 16 september 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 10 november 2022).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het rapport van De Nederlandsche Bank (DNB) «Van herstel
naar balans»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In dit rapport pleit toezichthouder De Nederlandsche Bank voor een meer risicogebaseerde
aanpak van financieel-economische criminaliteit, «waarbij niet angst om het fout te
doen de boventoon voert». Onderschrijft u deze conclusie van DNB?
Antwoord 2
Ja, ik onderschrijf de conclusie van het belang van een risicogebaseerde aanpak. Dat
is immers ook het uitgangspunt in de wet- en regelgeving. Voor een verdere toelichting
hierop verwijs ik naar de brief met mijn reactie op het onderzoek van DNB. Deze brief
is parallel met de beantwoording van deze vragen aan uw Kamer verzonden.
Vraag 3 en 5
Is deze benadering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft) door DNB een totaalaanpak, in die zin dat deze wordt gedeeld door de andere
toezichthouders en handhavers van de Wwft, zoals de Autoriteit Financiële Markten,
het Bureau Financieel Toezicht, de deken van de orde van advocaten en de Belastingdienst?
Gaat u bewerkstelligen dat er op basis van de DNB-lijn uniform beleid komt waaraan
alle toezichthouders zich committeren, zodat Wwft-instellingen duidelijke kaders hebben
waaruit blijkt wat hun wettelijke plicht is, zonder dat sprake is van open normen?
Antwoord 3 en 5
Het onderzoek van DNB richt zich primair op de toepassing van de Wwft door banken
en het toezicht dat DNB daarop uitvoert. DNB geeft aan dat in de afgelopen jaren een
deel van de bancaire sector in onvoldoende mate de Wwft heeft nageleefd, maar dat
de banken inmiddels hun inspanningen en investeringen op dit vlak aanzienlijk hebben
vergroot. DNB loopt tevens langs de gevolgen van deze inspanningen, bijvoorbeeld voor
de toegang tot het betalingsverkeer. De aandachtspunten die DNB noemt zijn dan ook
louter gebaseerd op de toepassing van de Wwft in de bancaire sector. Het rapport geeft
geen inzicht in de naleving van de Wwft door andere instellingen en het Wwft-toezicht
op deze andere instellingen. Daarbij geldt dat Wwft-instellingen en hun cliënten onderling
veel verschillen. De conclusies uit het onderzoek van DNB kunnen derhalve niet als
een totaalaanpak worden gezien.
Wel geldt in algemene zin dat een risicogebaseerde aanpak één van de uitgangspunten
is in de Wwft. Van Wwft-instellingen wordt verwacht dat zij hun poortwachtersrol risicogebaseerd
invullen, dit blijft onveranderd. Een dialoog over een gebalanceerde toepassing ervan
wordt ook breder gedeeld door andere toezichthouders en handhavers.
Ruimte voor instellingen om in te spelen op de hoogte van de risico’s op witwassen
is een belangrijk element voor een effectieve en efficiënte aanpak van witwassen.
DNB constateert in haar onderzoek dat banken de bestaande ruimte onvoldoende hebben
benut. DNB noemt dan ook dat ze meer aandacht wil hebben voor de vraag of banken voldoende
ruimte bieden voor minder zware maatregelen bij lage risico’s. Een dialoog tussen
instellingen en toezichthouders, zoals DNB voorstelt in haar onderzoek, draagt bij
aan het verbeteren van de informatiepositie over en weer. Daarnaast zal DNB op basis
van deze dialoog guidance opstellen om de instellingen beter te ondersteunen bij de uitvoering van hun verplichtingen.
Aangezien DNB signaleert dat een mogelijke oorzaak van het onterecht afwijzen van
klanten door banken gelegen is in een niet-goed uitgevoerde risicobeoordeling, verwacht
ik dat de dialoog tussen DNB en de banken bijdraagt aan een oplossing.
Ik onderschrijf de gekozen benadering van DNB. In de beleidsagenda witwassen, die
ik op 23 september samen met de Minister van Justitie en Veiligheid naar uw Kamer
heb gestuurd, is «ruimte waar mogelijk» één van de drie speerpunten. Als één van de
prioriteiten ga ik inzetten op het borgen van toegang tot het betalingsverkeer. Hierbij
wil ik de klantengroepen die moeite hebben met toegang tot het betalingsverkeer in
contact brengen met banken om op die manier gezamenlijk de knelpunten te bespreken
en op te lossen en om te zorgen voor een goede invulling van de risicogebaseerde benadering
in de regelgeving. De vervolgacties die DNB neemt, helpen hier ook bij.
Ik heb verder kennisgenomen van de op 18 oktober gedane uitspraak van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in de zaak bunq. Omdat deze uitspraak over
een specifieke zaak gaat, is het niet aan mij om hierover een oordeel te geven. De
inschatting welke gevolgen deze uitspraak heeft voor de wijze waarop DNB haar toezicht
inricht, ligt primair bij DNB.
Vraag 4
Kunnen Wwft-instellingen er vanuit gaan dat deze lijn van «geen angst om het fout
te doen» ook wordt onderschreven door het Openbaar Ministerie, nu elke overtreding
van de Wwft op dit moment in beginsel gekwalificeerd wordt als een misdrijf?
Antwoord 4
Ook het Openbaar Ministerie deelt het uitgangspunt dat de risicogebaseerde aanpak
één van de uitgangspunten is van de Wwft. Dat overtreding van Wwft-verplichtingen
door instellingen is gekwalificeerd als misdrijf in de Wet economische delicten, doet
hier geen afbreuk aan. Uit de memorie van toelichting bij de Wwft2 volgt dat de aard en ernst van overtredingen van de Wwft een strafrechtelijke sanctie
kan vergen. Ook de samenhang met andere strafbare feiten of de behoefte aan een opsporingsonderzoek
met bijbehorende bevoegdheden kan reden vormen voor strafrechtelijke handhaving. Overtreding
van een aantal voorschriften uit de Wwft is daarom strafbaar gesteld en wordt gekwalificeerd
als misdrijf in de Wet economische delicten. Over de vraag of Wwft-overtredingen bestuursrechtelijk,
tuchtrechtelijk of strafrechtelijk moeten worden afgedaan, vindt in de praktijk overleg
plaats tussen het Openbaar Ministerie en de toezichthouders. Het Openbaar Ministerie
overweegt altijd of strafrechtelijke vervolging opportuun en proportioneel is, op
het moment dat overtreding van de Wwft wordt geconstateerd.
Vraag 6
Welke plannen heeft u om de door DNB genoemde hiaten in de uitvoering van de Wwft
te verhelpen?
Antwoord 6
In de bij de beantwoording van vraag 3 en 5 genoemde beleidsagenda aanpak witwassen,
staan de prioriteiten en vervolgacties van het kabinet om de aanpak van witwassen
verder te verbeteren. Veel van de aanbevelingen van DNB komen terug in de vervolgacties.
Voor een reactie op de specifieke punten in het onderzoek van DNB, verwijs ik naar
mijn bij de beantwoording van vraag 2 genoemde brief met de beleidsreactie op het
DNB-onderzoek.
Vraag 7
Bent u bekend met signalen dat sommige Wwft-instellingen Politically Exposed Persons
(PEP’s) en daaraan gerelateerde personen zoals gezinsleden niet willen accepteren
als klant of zelfs uit het klantenbestand willen verwijderen, terwijl er in feite
sprake is van een laag risico?
Antwoord 7
Op 30 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de bevindingen die zijn gedaan in
een onderzoek van EY naar de uitvoerbaarheid van een aantal aspecten van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn.3 In dat onderzoek is onder meer gekeken naar de persoonlijke ervaringen van een aantal
(binnenlandse) PEPs. Daaruit volgde onder meer dat het verscherpt cliëntenonderzoek
door deze PEPs als disproportioneel wordt ervaren. Zij gaven aan meermaals te zijn
verzocht een veelheid aan (persoonlijke) informatie aan te leveren bij Wwft-instellingen,
terwijl zij menen dat hun PEP-status niet tot meer risico’s op witwassen leidt. Ook
gaven zij aan dat de intensiteit van het verscherpt cliëntenonderzoek uiteenloopt
en dat in sommige gevallen de relatie is beëindigd.
Het kabinet vindt het belangrijk dat er een evenwichtige verhouding is tussen enerzijds
het verscherpt cliëntenonderzoek en anderzijds de relevante risico’s die zich voordoen
bij PEPs. Daarom heb ik in de beleidsreactie aanpak witwassen een aantal acties genoemd
op dit terrein, zoals het voornemen om met betrokken partijen mogelijkheden te bezien
om de informatieverzoeken door Wwft-instellingen efficiënter en minder bezwarend te
maken en te spreken over het creëren van duidelijkheid richting PEPs over wat van
hen wordt verwacht.
Het feit dat Wwft-instellingen verscherpt cliëntenonderzoek verrichten naar PEPs,
familieleden van PEPs en naaste geassocieerden, houdt verband met de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Europese en internationale
regelgeving waarop de Wwft is gebaseerd. De achterliggende gedachte hierbij is dat
relaties met personen die een prominente politieke functie bekleden, voor de financiële
sector een groot reputatierisico en juridisch risico met zich mee kunnen brengen,
zeker wanneer die personen afkomstig zijn uit landen die een relatief hoge corruptiegraad
hebben. Dergelijke personen verdienen dan ook in het licht van de strijd tegen corruptie
bijzondere aandacht. De verscherpte maatregelen gelden zowel ten aanzien van PEPs
als voor hun familieleden en naaste geassocieerden.
Vraag 8
Is het, om een voorbeeld van het bovenstaande te geven, gerechtvaardigd dat een levensverzekeraar
– zoals blijkens signalen lijkt te gebeuren – een PEP-gerelateerd persoon dwingt te
vertrekken als klant, enkel omdat de klant PEP is, zonder dat er sprake is van concrete
risico’s?
Antwoord 8
Nee, de maatregelen ten aanzien van PEPs, hun familieleden en naaste geassocieerden
zijn uitdrukkelijk preventief van aard. Een zakelijke relatie afwijzen enkel en alleen
omdat een cliënt een politiek prominente persoon is, druist dan ook in tegen de gedachte
achter de Wwft en de Europese anti-witwasrichtlijn waarop de Wwft is gebaseerd. Zoals
hiervoor al werd opgemerkt, zijn Wwft-instellingen bij PEPs wel verplicht verscherpt
cliëntenonderzoek te verrichten en dat kan ertoe leiden dat zij meer informatie opvragen
bij de PEP. De intensiteit van dat verscherpt cliëntenonderzoek kan per geval verschillen
omdat dit mede afhankelijk is van de risico’s die zich in een bepaald geval voordoen.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat een dergelijke opstelling niet acceptabel is en kunt u, in samenwerking
met de toezichthouders, hier richting de Wwft-instellingen aandacht aan besteden?
Antwoord 9
Het enkel en alleen weigeren van een cliënt omdat deze een PEP is, is inderdaad onbehoorlijk
en druist in tegen de gedachte achter de Wwft en de regelgeving waarop de Wwft is
gebaseerd. Ik vind dan ook dat de toepassing van de regelgeving op PEPs beter kan.
Dit is één van de prioriteiten in de beleidsagenda aanpak witwassen. Ik vind het belangrijk
dat er een evenwichtige verhouding is tussen enerzijds het verscherpt cliëntenonderzoek
en anderzijds de relevante risico’s die zich voordoen bij PEPs. In de beleidsagenda
kondig ik als één van de vervolgacties aan om gesprekken met de sector te voeren over
de juiste toepassing van de regels voor PEPs. Voor een verdere toelichting hierop
verwijs ik naar de beleidsagenda aanpak witwassen.
Vraag 10
Hoe gaat u instellingen aanspreken die in hun voorwaarden dienstverlening aan PEP’s
uitsluiten? Gaat u hierover in gesprek met de relevante toezichthouders om dit maatschappelijk
onacceptabele gedrag aan de orde te stellen?
Antwoord 10
Ik ben niet bekend met voorwaarden waarin PEPs bij voorbaat categorisch worden uitgesloten
vanwege het feit dat zij een PEP zijn. Zoals gezegd druist het enkel en alleen weigeren
van een cliënt omdat deze een PEP is, in tegen de gedachte achter de Wwft. Als opvolging
van de beleidsagenda aanpak witwassen, zal ik gesprekken voeren met relevante partijen
over de juiste toepassing van de regels met betrekking tot PEPs en over het creëren
van duidelijkheid richting PEPs over wat van hen wordt verwacht. Graag verwijs ik
voor verdere details naar de bij de beantwoording van vraag 3 en 5 genoemde beleidsagenda
aanpak witwassen.
Vraag 11
Bij wie kunnen deze personen terecht? Bent u bereid om in geval van de onheuse behandeling
van PEP’s, waardoor zij uitgesloten worden van verzekeringen en/of bancaire faciliteiten,
een meldpunt in het leven te roepen bij een van de toezichthouders zodat deze waar
nodig kunnen acteren?
Antwoord 11
Indien een cliënt (al dan niet een politiek prominente persoon) van mening is dat
een Wwft-instelling hem of haar onheus behandelt, dan kan deze cliënt dit aangeven
bij (het klachtenloket van) de betreffende Wwft-instelling. Daarnaast kan een cliënt
een klacht indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).
Het voorgaande laat uiteraard onverlet dat het een cliënt vrijstaat een juridische
procedure aan te spannen. Het is verder mogelijk om signalen bij de toezichthouders
in te dienen. Die kunnen een individueel geschil niet oplossen, maar het signaal wel
verder gebruiken bij bijvoorbeeld guidance.
Vraag 12
Welke andere maatregelen bent u bereid te nemen om de toegang van PEP’s tot de dienstverlening
van Wwft-instellingen te garanderen, ervan uitgaande dat er geen sprake is van materiële
Wwft-risico’s anders dan het feit dat deze persoon een PEP-status heeft?
Antwoord 12
Voor de maatregelen die ik neem, verwijs ik naar de beleidsagenda aanpak witwassen.
Daarin noem ik verschillende vervolgacties om te zorgen voor een evenwichtige verhouding
tussen enerzijds het verscherpt cliëntenonderzoek en anderzijds de relevante risico’s
die zich voordoen bij PEPs, hun familieleden en naaste geassocieerden. De komende
periode ga ik de vervolgacties samen met publieke en private belanghebbenden verder
uitwerken.
Vraag 13
Kunt u ingaan op de door mij gestelde vragen tijdens het commissiedebat Financiële
Markten (d.d. 30 juni 2022) over het feit dat Marokko sinds kort op de lijst van de
Europese Commissie van derde landen met een hoog risico staat? Kunt u hierbij aangeven
wat de exacte gevolgen zijn van een plaatsing op deze lijst voor zowel Wwft-instellingen
als voor klanten?
Antwoord 13
In februari 2021 heeft de FATF Marokko op haar grijze lijst geplaatst van landen met
strategische tekortkomingen in hun nationale regimes met betrekking tot het voorkomen
en bestrijden van witwassen en financieren van terrorisme. Het doel van de lijst is
om de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering te beheersen en het financiële
stelsel te beschermen tegen deze risico’s. De Europese Commissie heeft deze plaatsing
in maart 2022 overgenomen op de EU-lijst van hoog-risico derde landen. Voor transacties
met ingezetenen van landen die op de lijst staan, dient verscherpt cliëntenonderzoek
plaats te vinden door Wwft-instellingen. Verscherpt cliëntenonderzoek brengt met zich
dat Wwft-instellingen cliënten moeten onderwerpen aan een verscherpte controle en
onder andere aanvullende informatie over de cliënt, de beoogde zakelijke relatie en
transacties moeten verzamelen (zie artikel 9, eerste lid, Wwft). Voor cliënten heeft
dit tot gevolg dat zij meer informatie moeten verstrekken aan Wwft-instellingen. Zoals
toegezegd tijdens het tweeminutendebat Financiële Markten van 28 september jl., stuur
ik uw Kamer binnenkort een brief met een uitgebreidere toelichting op dit vraagstuk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.