Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2545
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 november 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2540), het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 17 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2538), brief van de Minister van Buitenlandse Zaken met een reactie op het verzoek van
het lid Eppink, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 27 september 2022,
over actuele situatie in Iran en Nederlandse inzet (Kamerstuk 23 432, nr. 491).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 november 2022 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 10 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rudmer
Adjunct-griffier van de commissie, Koerhuis
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
II
Volledige agenda
21
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2540). Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022 en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022. Deze leden hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022 en hebben hierover de
volgende vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022 en hebben hierover de
volgende vragen.
Russische agressie tegen Oekraïne
De leden van de VVD-fractie steunen het standpunt van het kabinet om Oekraïne te steunen
maximale druk op Rusland uit te oefenen. Bovendien is de fractie een groot voorstander
van verdere aanscherping van de sancties tegen Rusland. Welke mogelijkheden ziet het
kabinet om de sancties verder aan te scherpen? Ziet het kabinet nog mogelijkheden
om de handhaving van de huidige sancties verder te bevorderen?
1. Antwoord van het kabinet
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober jl. (Kamerstukken
21 501-02 en 36045, nr. 2538
) riepen meerdere lidstaten, waaronder Nederland, op tot aanvullende sanctiemaatregelen
tegen Rusland. Het kabinet levert hieraan een actieve bijdrage, maar doet geen uitlatingen
over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties. Dit ondermijnt immers mogelijk de
effectiviteit van dergelijke maatregelen gelet op onder andere het verrassingseffect.
Het kabinet blijft daarbij inzetten op zowel sectorale aanscherpingen als individuele
maatregelen tegen personen en bedrijven die een directe betrokkenheid hebben bij schendingen
van het internationaal recht en mensenrechten. Bij individuele maatregelen moet worden
voldaan aan de betreffende listingscriteria, het vereiste van EU-eenheid en de doelstellingen
van de sancties. Nederland is hierover voortdurend in gesprek binnen de EU.
Strikte uitvoering en handhaving zijn essentieel voor de effectiviteit van sancties.
Het kabinet zet zich via verschillende manieren in om dat met partners te bewerkstelligen
door op Europees en internationaal vlak samen te werken. Op nationaal vlak ziet het
kabinet eveneens mogelijkheden voor verbetering in het stelsel van uitvoering, toezicht
en handhaving van sancties, hierover ontving uw Kamer een brief over de modernisering
van het sanctiestelsel op 4 november jl.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet aangeeft een tweede forensisch-
en opsporingsteam naar Oekraïne te hebben gestuurd en op termijn nog een derde en
vierde team te willen gaan sturen in 2023. Met welke opdracht worden deze forensisch-
en opsporingsteams ingezet?
2. Antwoord van het kabinet
Oekraïne heeft het Internationaal Strafhof (International Criminal Court – ICC) en EU-lidstaten om ondersteuning gevraagd bij het opsporingsonderzoek met
betrekking tot oorlogsmisdrijven gepleegd in Oekraïne. Nederland levert een forensisch-
en opsporingsteam dat onder de vlag van het ICC bewijzen vergaart. Dit team bestaat
uit rechercheurs, beveiligers, explosieven opruimingsspecialisten, medics, logistieke ondersteuning en tolken.
Het kabinet geeft aan naar verwachting tijdens de aanstaande RBZ de missie Military Assistance Mission (EUMAM) operationeel te verklaren. Het is goed dat deze missie zo snel mogelijk van
start gaat, Oekraïne heeft hier immers grote behoefte aan. Hoe verhoudt deze missie
zich met de trainingen die nu al aan Oekraïners worden gegeven? Wanneer verwacht de
Minister de kamer verder te kunnen informeren over verdere Nederlandse bijdragen aan
deze missie?
3. Antwoord van het kabinet
De EU Military Asssistance Mission (EUMAM) is een trainingsmissie met een mandaat van in eerste instantie twee jaar en
beoogt de militaire capaciteiten van de Oekraïense strijdkrachten te versterken, om
Oekraïne nog beter in staat te stellen zich te verdedigen tegen Rusland en de eigen
burgerbevolking te beschermen. De focus van de missie ligt, naast een militaire basisopleiding,
op specialistische trainingen aan de Oekraïense strijdkrachten. De trainingen vinden
plaats in de EU lidstaten. Inzet is om deze trainingen complementair te laten zijn
aan en af te stemmen met andere militaire opleidingsprogramma’s voor Oekraïense soldaten,
zoals Interflex in het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet beziet momenteel de mogelijkheden voor een Nederlandse bijdrage met circa
vijftig tot honderd Nederlandse militaire trainers. Daarbij kijkt Nederland naar training
van bataljons- en brigadestaven, technische en tactische training op geleverde hoofdwapensystemen,
explosievenruiming (ontmijning) en medische opleidingen. Het kabinet zal uw Kamer
informeren zodra hierover meer duidelijkheid is.
De leden van de VVD-fractie constateren dat kritieke infrastructuurknooppunten recentelijk
steeds vaker doelwit van Russische aanvallen zijn. Op water- en elektriciteitsfaciliteiten
kan niet meer vertrouwd worden. Er zijn een aantal landen die elektriciteitsgeneratoren
richting Oekraïne sturen om dit probleem te verlichten. Doet Nederland dit ook? Zo
niet, waarom niet en zijn er mogelijkheden om dit te doen?
4. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft medio oktober tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank EUR 70
mln. toegezegd om te zorgen dat mensen voor de komende winter een dak boven hun hoofd
hebben, dat waterleidingen en huizen worden hersteld en dat er gas, voedsel en elektriciteit
is.1 Daarnaast beziet het kabinet op dit moment wat nog meer gedaan kan worden, gelet
op de aanhoudende Russische aanvallen op de kritieke infrastructuur. Hierover zal
de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer spoedig
over informeren.
Deze problemen komen mede door de acquisitie van Iraanse drones. Er zijn berichten
dat Iran ook ballistische raketten zal gaan leveren. Dit zal de realiteit van de Oorlog
nog verder verslechteren, al helemaal omdat Oekraïne weinig luchtverdediging tegen
ballistische raketten heeft. Kan de Minister hierop reflecteren?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft de Iraanse leveringen van onbemande luchtvaartuigen (UAV's) aan
Rusland ten behoeve van de oorlog tegen Oekraïne ten zeerste veroordeeld. Op 20 oktober
2022 werd – mede op initiatief van Nederland – een eerste EU-sanctiepakket aangenomen
ten aanzien van drie personen en één entiteit, vanwege hun rol bij de ontwikkeling
en leveringen van UAV’s aan Rusland. Nederland blijft Iran daarnaast oproepen om dergelijke
leveringen aan Rusland te staken.
Het kabinet is bekend met deze berichten en houdt dit nauwlettend in de gaten en staat
hierover in nauw contact met partners en bondgenoten. Zoals de Kamer bekend, is Nederland
onlangs overgegaan tot levering van luchtafweer om Oekraïne in staat te stellen de
burgerbevolking en civiele infrastructuur te beschermen.
Er lijkt nog geen einde te komen aan de oorlog in Oekraïne, stellen de leden van de
VVD-fractie. Voor de korte termijn is er genoeg geregeld om het effect van de sancties
in Nederland te dempen. Maar de realiteit komt steeds dichterbij dat deze oorlog niet
snel weg zal zijn. Daarom willen deze leden de Minister vragen of er ook al wordt
gekeken naar een langetermijnoplossing. Wat gebeurt er als deze oorlog nog een winter
extra duurt? Deze leden vinden het belangrijk dat er aandacht is voor deze realiteit,
gezien dit een voorwaarde is voor langdurige en blijvende steun aan Oekraïne.
6. Antwoord van het kabinet
Het kabinet begrijpt de zorgen, maar kan zich niet wagen aan voorspellingen. Als het
Russische leiderschap het wil en zijn troepen terugtrekt kan deze oorlog morgen afgelopen
zijn. Nu bedreigt deze ook onze vrijheid en stabiliteit. De kosten van de oorlog is
de prijs die we betalen voor vrijheid, Europese veiligheid en internationale rechtsorde.
We kunnen dit zo veel mogelijk verzachten door beter en meer vooraf te begroten, de
weerbaarheid van de economie te vergroten door inzet op verminderen van strategische
afhankelijkheden en mitigeren van de risico’s, de eigen technologische capaciteiten
te verbeteren, en de leveringszekerheid te versterken.
Het kabinet heeft uw Kamer op 8 november jl. een brief gestuurd over de inzet voor
de brede versterking van de Europese weerbaarheid. Verstoring van internationale handelsketens
komen door de Russische agressie niet door de EU-sancties. Die juist zo ontworpen
zijn dat ze de EU zo veel mogelijk ontzien en juist Rusland zo veel mogelijk te treffen
om zo hun oorlog te bemoeilijken.
De leden van de D66-fractie lezen over de sancties tegen Rusland die door de EU-lidstaten
zijn besproken om de agressie tegen Oekraïne te beëindigen. Deze leden steunen het
oordeel dat zwaardere sancties tegen Rusland, maar ook tegen Belarus en Iran, nodig
zijn.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister het eens is dat er snel een negende
sanctiepakket moet komen. Is de Minister het met deze leden eens dat in een dergelijk
pakket in ieder geval de volgende maatregelen zouden moeten worden opgenomen: een
verbod op de import van autogas (LPG) en diamanten uit Rusland, het uitsluiten van
meer Russische banken uit Society for Worldwide Inter-bank Financial Telecommunications
(SWIFT) en een verbod op de verkoop van vastgoed aan Russen?
7. Antwoord van het kabinet
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober jl. riepen meerdere lidstaten, waaronder
Nederland, op tot aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland. Het kabinet levert
hieraan een actieve bijdrage, maar doet geen uitlatingen over specifieke voorstellen
voor nieuwe sancties. Dit ondermijnt immers mogelijk de effectiviteit van dergelijke
maatregelen gelet op onder andere het verrassingseffect. Het kabinet blijft daarbij
inzetten op zowel sectorale aanscherpingen als individuele maatregelen tegen personen
en bedrijven die een directe betrokkenheid hebben bij schendingen van het internationaal
recht en mensenrechten. Bij individuele maatregelen moet worden voldaan aan de betreffende
listingscriteria, het vereiste van EU-eenheid en de doelstellingen van de sancties.
Nederland is hierover voortdurend in gesprek binnen de EU.
De leden van de D66-fractie willen daarnaast hun tevredenheid uitspreken voor het
nieuwe Nederlandse militaire steunpakket voor Oekraïne en de Minister oproepen om
meteen werk te maken van een volgend militair steunpakket. Is de Minister hiertoe
bereid?
8. Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht het van onverminderd belang Oekraïne te blijven steunen zodat het
zich kan verdedigen tegen de aanhoudende Russische agressie. De mogelijkheden daartoe
worden voortdurend verkend, zowel bilateraal als via internationale samenwerking.
De behoefte van Oekraïne is daarin leidend. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk worden
geïnformeerd over de door Nederland geleverde militaire steun aan Oekraïne.
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie een aantal vragen over de langetermijnvisie
voor wat betreft de toekomstige relatie met Rusland. Is de Minister het eens met deze
leden dat de enige manier om deze oorlog definitief te beëindigen is als Oekraïne
zijn eigen grondgebied weer terugveroverd en Russische troepen zich terugtrekken naar
Rusland? Is de Minister het met deze leden eens dat we niet terug kunnen naar de relatie
zoals deze was met Rusland zolang president Poetin de leider is van het land?
9. Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft Rusland oproepen en druk op het land zetten om zijn militairen
terug te trekken uit Oekraïne en de territoriale integriteit en soevereiniteit van
Oekraïne binnen de internationale erkende grenzen te herstellen. Het is aan Oekraïne
om te bepalen wanneer en op welke voorwaarden onderhandelingen met Rusland mogelijk
zijn. Met de inval in Oekraïne heeft het huidige Rusland aangetoond een bedreiging
voor vrede, veiligheid en stabiliteit te zijn. Er kan dan ook geen sprake zijn van
«business as usual». We moeten Rusland een halt toeroepen en internationaal isoleren.
Het is van belang dat landen die staan voor behoud van de internationale rechtsorde
gezamenlijk een front blijven vormen.
Het kabinet zal het toekomstige beleid in nauwe samenwerking en afstemming met EU
en NAVO-partners vormgeven.
Steunt de Minister het oordeel dat de oorlogsdaden van president Poetin niet onbestraft
kunnen blijven en dat er moet worden ingezet op een speciaal tribunaal om Poetin en
andere oorlogsmisdadigers te berechten conform de motie van het lid Sjoerdsma c.s.
(Kamerstuk 21 501-20, nr. 1841)?
10. Antwoord van het kabinet
De grove mensenrechtenschendingen en internationale misdrijven die in Oekraïne worden
begaan, waaronder het misdrijf agressie, mogen niet onbestraft blijven. Alle opties
die leiden tot vervolging van deze misdrijven moeten worden overwogen. Het kabinet
verkent daarom ook de mogelijkheden voor de oprichting van een agressietribunaal,
waarbij het van belang is om samen met gelijkgezinde partners op te treden. Steun
voor een dergelijk tribunaal valt of staat met internationaal draagvlak en internationale
steun, niet alleen voor de oprichting maar ook voor de facilitering van een dergelijk
tribunaal (zoals bijv. getuigenbescherming en de tenuitvoerlegging van vonnissen).
In dit verband wijst het kabinet ook op de conclusies van de Europese Raad van 20
en 21 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1872), waarin de Europese Raad de hoge vertegenwoordiger en de Commissie heeft verzocht
na te gaan welke mogelijkheden er zijn om volledige accountability te waarborgen.
Ook andere relevante aspecten, waaronder veiligheid en logistiek, die de vestiging
van een agressietribunaal in Nederland met zich meebrengen, worden in kaart gebracht.
Pas daarna kan het kabinet een besluit nemen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van
17 oktober jl. dat veel lidstaten, waaronder Nederland, de Europese Commissie hebben
verzocht om aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus voor te bereiden.
Deze leden vragen of de Europese Commissie reeds voorstellen heeft gepresenteerd voor
aanvullende sancties tegen Rusland en Belarus, en zo ja, welke dit zijn. Daarnaast
vragen deze leden of de Minister verwacht dat de Raad een besluit zal nemen over aanvullende
sancties. Tevens zijn deze leden benieuwd voor welke sancties Nederland zal pleiten
tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Ook zijn deze leden benieuwd in hoeverre er nog
wordt gesproken over de uitwerking van secundaire sancties.
11. Antwoord van het kabinet
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober jl. riepen meerdere lidstaten, waaronder
Nederland, op tot aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland. Zoals vermeld in het
antwoord op vraag 6, levert het kabinet hieraan een actieve bijdrage, maar doet het
geen uitlatingen over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties.
Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober jl. eveneens opgeroepen
tot aanvullende sancties tegen Belarus vanwege diens toenemende agressiviteit en het
faciliteren van aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Het kabinet zet hierbij in op het –
waar nodig en nuttig – verzwaren van de sanctiemaatregelen tegen Belarus. Het is hierbij
van belang om te kijken naar zowel de economische vervlechting van Belarus en Rusland
als de specifieke eigenschappen van de Belarussische economie. Op basis hiervan wordt
bezien welke maatregelen passend zijn en het gewenste effect hebben.
Het kabinet beziet de vraag ten aanzien van uitwerking van secundaire sancties in
het kader van de aanpak van omzeiling. Hierbij staat voorop dat het omzeilen van sancties
door EU-burgers en bedrijven verboden en strafbaar is. Mede op Nederlands initiatief
is er met het achtste sanctiepakket tegen Rusland een listingscriterium gericht tegen
omzeiling gekomen. Hiermee wordt het mogelijk om personen of bedrijven uit derde landen
op de sanctielijst te plaatsen die een schending van het verbod op omzeiling door
EU-bedrijven faciliteren. Hiermee is een belangrijke stap in de aanpak van omzeiling
gezet, vanwege het ontmoedigend effect dat dit zal hebben op bedrijven in derde landen
om omzeiling te faciliteren. Ook voor het toepassen van dit listingscriterium gericht
tegen omzeiling is EU-eenheid een vereiste.
Het lid van de BBB-fractie steunt verdere aanscherping van sancties tegen Rusland
om het op die manier te dwingen om te stoppen met oorlogsvoering in Oekraïne. Daartegenover
staat wel dat dit lid zich zorgen maakt over het draagvlak van de sancties vanuit
de Nederlandse burgers, omdat de externe effecten zich beginnen op te stapelen en
de financiële consequenties voor Europa steeds zichtbaarder beginnen te worden. Kan
de Minister met zijn collega’s bespreken of Europa een monitoringsmechanisme kan ontwikkelen
waarin de schade van de sancties aan de Russische economie kan worden gemonitord en
geanalyseerd?
12. Antwoord van het kabinet
De effecten van de sancties op de Russische economie worden reeds voortdurend in de
gaten gehouden binnen de EU en in samenwerking met bondgenoten. Ondanks Russische
propaganda wijst alle beschikbare informatie erop dat de sancties de Russische economie
hard raken. Dit blijkt uit een sterke daling van de consumentenuitgaven, oplopende
inflatie en teruglopende productie in de maakindustrie. Het is nu al duidelijk dat
de sancties de Russische oorlogscapaciteit verminderen en het is te verwachten dat
de EU-sancties tegen Rusland na verloop van tijd een steeds hogere tol van Rusland
eisen. Zo kan Rusland niet meer aan westerse technologie voor de olie-, en gas- en
wapenindustrie komen, wat de productie op de lange termijn steeds meer raakt, en zullen
de tekorten aan hightech onderdelen verder oplopen. Het is ook in dat kader essentieel om te blijven investeren
in draagvlak en eenheid binnen de EU.
Het lid van de BBB-fractie ziet eveneens het belang ervan in om de EUMAM zo snel mogelijk
van start te laten gaan. Het lijkt dit lid wel verstandig om een concrete eis voor
de verhoging van het Europese Vredesfaciliteit (EVF)-budget cijfermatig te benoemen
en niet alleen normatief te pleiten voor een verhoging van het budget.
Grote Meren
De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van het kabinet rondom de situatie in
het Grote Merengebied. Instabiliteit in de Groten Meren-regio heeft onder andere migratie
tot gevolg. Europa is dus direct gebaat bij stabiliteit. Het is goed dat er nagedacht
wordt over een geïntegreerde EU-inzet. Het is goed dat Nederland aandacht vraagt voor
grondoorzaken van instabiliteit, mensenrechten, ruimte voor het maatschappelijk middenveld,
het grondstoffendossier en onwettige geldstromen, maar inzetten op grondoorzaken alleen
is niet genoeg. Het is nodig te realiseren dat het voorkomen van migratiestromen een
concreet doel op zich moet zijn. Deelt het kabinet die opvatting? Wil het kabinet
zich inzetten om te zorgen dat het voorkomen van migratiestromen een concreet doel
wordt binnen de geïntegreerde EU-inzet voor het Grote Merengebied? Wat wil het kabinet
nog meer doen om migratiestromen te voorkomen?
13. Antwoord van het kabinet
De Grote Meren-regio kampt met extreem grote aantallen intern ontheemden en vluchtelingen
als gevolg van langdurige en voortdurende conflicten. Zo kent DRC met 5,6 miljoen
het grootste aantal intern ontheemden wereldwijd en vangt Oeganda meer dan 1,5 miljoen
vluchtelingen op, waaronder een groot aantal uit de DRC. Het kabinet deelt de mening
dat de EU-strategie niet alleen ruim aandacht moet hebben voor de al bestaande ontheemding,
maar ook in moet zetten op stabiliteit en het voorkomen van nieuwe ontheemding en
migratiestromen. In algemene zin zijn stabiliteit en het voorkomen van irreguliere
migratiebewegingen een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid, vooral het buitenlands
beleid en het ontwikkelingsbeleid. Een internationale migratiestrategie die binnenkort
naar uw Kamer wordt gestuurd, zal hier dieper op ingaan.
De leden van de D66-fractie lezen dat de veiligheidssituatie in de Grote Meren-regio
de afgelopen maanden verslechterd is door oplopende spanningen in dit gebied. Ook
lezen deze leden over de wens van verschillende EU-lidstaten over een actievere rol
van de EU in de Grote Meren-regio. Kan de Minister toelichten hoe deze actievere rol
eruit zal zien? Is de EU bereid om te ondersteunen bij het op gang brengen van gesprekken
tussen de conflicterende groepen? Wat kan de EU doen om te ondersteunen bij onderhandelingen
tussen deze groepen, bijvoorbeeld door het leveren van de financiële en technische
steun die hiervoor nodig is? Is de Minister het eens met de International Crisis Group,
die de EU oproept om geen financiële steun te geven aan Oegandese, Burundese en Keniaanse
troepen zolang er geen duidelijkheid is over hoe de troepen worden ingezet en hoe
zij omgaan met mensenrechten?
14. Antwoord van het kabinet
De voorgestelde actievere EU-inzet moet zijn beslag krijgen in een nog nieuw vast
te stellen EU strategie voor de Grote Meren-regio, die aandacht zal besteden aan de
verslechterende veiligheidssituatie. De EU kan bijvoorbeeld een actievere rol spelen
bij het (op politiek of technisch vlak) ondersteunen van de bestaande regionale initiatieven
die zich richten op bemiddeling en gesprekken tussen conflicterende groepen, mits
het eigenaarschap daarvan in de regio zelf blijft liggen. Ook kan de EU onderzoeken
of regionale samenwerking kan worden bevorderd op het vlak van bijvoorbeeld het tegengaan
van wapensmokkel en grensoverschrijdende misdaad of de ontwapening en repatriëring
van gewapende groepen op Congolees grondgebied die hun oorsprong in de buurlanden
van DRC hebben.
Het kabinet deelt de voorzichtigheid van de International Crisis Group ten aanzien
van mogelijke EU-steun aan de recent ingestelde EAC-vredesmacht. Hoewel het kabinet
waardering heeft voor de verantwoordelijkheid die door de EAC wordt genomen is het,
voordat eventuele EU-steun kan worden overwogen, van belang dat er duidelijkheid komt
over het mandaat van deze macht. Het betreft hier de coördinatie en samenwerking met
MONUSCO en het Congolese leger en waarborgen van mensenrechten en de bescherming van
burgers. Bovendien benadrukt het kabinet dat een militaire oplossing alleen, zonder
aandacht voor de grondoorzaken van het conflict, niet tot duurzame stabiliteit leidt.
De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van het kabinet jegens de Grote Meren-regio
daar waar het gaat om de verslechterende veiligheidssituatie. Het kabinet wil dat
de EU zich daarnaast positioneert als voorkeurspartner in deze regio, daar waar China
en Rusland ook nadrukkelijk actief zijn. Deze leden vragen welke economische belangen
Nederland en de EU nu en in de toekomst hebben in deze regio.
15. Antwoord van het kabinet
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda zet het kabinet in op het positioneren van
de EU als voorkeurspartner in de regio. De hernieuwde EU-strategie voor de regio vormt
daartoe een belangrijk instrument en zal die inzet verder vormgeven.
De directe handelsrelatie tussen Nederland en de regio is zeer beperkt. Wel hebben
NL en de EU belang bij de bevordering van regionale economische samenwerking en handel
als belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling en stabiliteit. Omdat het regionale
economische model zich voor een groot deel richt op de winning van grondstoffen liggen
er kansen voor de EU om initiatieven te ondersteunen die zich richten op een positieve
handels- en investeringsagenda, met bijvoorbeeld aandacht voor duurzame grondstoffenketens.
De EU heeft ook belangen als partner van een regio die beschikt over belangrijke grondstoffen,
waaronder kritieke grondstoffen die van groot belang zijn voor de groene transitie
in de EU. Voor de EU komt 68% van alle kobaltimport en 36% van de tantaalimport uit
DRC, en komt 30% van de tantaalimport uit Rwanda. Ten aanzien van de toekomst is het
lastig om te voorspellen welke energie- en technologiemix Nederland en de EU nodig
hebben en welke mineralen daarvoor nodig zijn, maar in algemene zin neemt de vraag
naar kritieke mineralen sterk toe. Naar verwachting zal het economische belang van
deze importrelaties dan ook groeien.
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen aan de Minister over de situatie
in de Grote Meren-regio. Wat verklaart volgens de Minister de toegenomen spanningen
in deze regio? Deelt de Minister de mening dat een belangrijk deel van de verklaring
bij de economische exploitatie van dit gebied ligt, in het bijzonder de concurrentie
over schaarse delfstoffen? Het is onwenselijk als dit gebied een strijdtoneel wordt
(of blijft) omdat de Verenigde Staten (VS), China en de EU elkaar beconcurreren. Wat
kan de EU doen om dit te reguleren?
16. Antwoord van het kabinet
De grondoorzaken van instabiliteit in de regio zijn complex, onderling verbonden en
vaak regionaal van karakter. De instabiliteit heeft te maken met de illegale exploitatie
van (natuurlijke) grondstoffen, maar tevens met politieke fragmentatie, ongelijke
machtsstructuren, zwak bestuur en corruptie, het ontbreken van veiligheidssectorhervormingen,
toegang tot land, instrumentalisering van etniciteit en marginalisatie en discriminatie
van minderheden. Daarnaast is er de laatste maanden, waarin Rwanda en DRC elkaar hebben
beschuldigd van destabiliserende activiteiten over en weer, sprake van een zorgwekkende
politieke crisis.
Ten aanzien van delfstoffen reguleert de EU bedrijven die op de Europese markt actief.
Sinds 2021 is de EU-Conflictmineralenverordening van kracht, die Europese importeurs van goud, tin, tantaal en wolfraam
verplicht tot gepaste zorgvuldigheid om te zorgen dat deze grondstoffen op een verantwoorde
manier zijn gewonnen en verwerkt. De focus ligt hierbij op conflict- en hoog risicogebieden.
Ten slotte dragen de EU en haar lidstaten op allerlei manieren bij aan grotere stabiliteit
en betere mijnbouwpraktijken in de Grote Merenregio als onderdeel van bilaterale economische
en ontwikkelingsrelaties.
De leden van de SP-fractie constateren dat de EU-verordening over conflictmineralen
op 1 januari 2021 van kracht werd. Dit is inmiddels twee jaar geleden en het conflict
laait nog steeds op. Wat kan de Minister zeggen over de effectiviteit van de verordening
in het mitigeren van conflict, in het bijzonder in Oost-Congo? Zijn er aanvullende
maatregelen nodig?
17. Antwoord van het kabinet
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 16 zijn liggen meerdere oorzaken ten grondslag
aan het conflict in de regio. Een verduurzaming van de grondstoffenwinning is van
groot belang, maar neemt niet alle oorzaken van conflict weg.
De EU-verordening is sinds 2021 van kracht. Het toezicht op de naleving van de verordening,
door de Inspectie Leefomgeving en Transport, is in 2022 van start gegaan op basis
van de rapportages van bedrijven over het voorgaande jaar. In 2023 gaat de evaluatie
van de verordening door de Europese Commissie van start. Na afloop van deze evaluatie
valt meer te zeggen over de effectiviteit van de verordening. Tegelijkertijd kan niet
verwacht worden dat deze verordening alle oorzaken van conflict wegneemt. Gedurende
de ontwikkeling van de EU conflictmineralenverordening heeft Nederland sterk aangedrongen
op flankerende maatregelen om de volledige impact van de wetgeving te vergroten. Op
initiatief van Nederland is het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM) opgericht, een multistakeholder partnerschap dat inmiddels zes jaar bestaat.
Via het EPRM steunen de leden projecten in conflict- en hoogrisicogebieden gericht
op duurzame productie van mineralen.
Deze leden vragen wat de Afrikaanse Unie (AU) doet om hierin orde te scheppen? Heeft
de African Peace and Security Architecture (APSA) enige vooruitgang geboekt? In het
verleden was de EU een van de grootste donoren van de APSA. Hoe is dat nu?
18. Antwoord van het kabinet
Vanuit het principe van subsidiariteit hebben regionale organisaties in de Grote Meren-regio
recent verantwoordelijkheid genomen bij het adresseren van het conflict. Er zijn politieke
bemiddelingsprocessen gaande vanuit zowel de International Conference on the Great Lakes Region (ICGLR) en vanuit de East African Community (EAC). De resultaten zijn tot dusver beperkt, al heeft met name de ICGLR-bemiddeling
verdere escalatie wel voorkomen. De EU is nog steeds een van de belangrijkste donoren
van de AU-programma-begroting en Afrikaanse vredesoperaties.
Het lid van de BBB-fractie steunt de missie om de regio «Grote Meren» een Europese
diplomatische aanwezigheid te geven, echter het is belangrijk om van tevoren vast
te stellen wat de concrete verwachtingen en doelstellingen zijn en welke financiële
bedragen daar aan verbonden zijn. Zou de Minister de verwachtingen/doelstellingen
uit kunnen werken en concrete financiële bedragen kunnen noemen, zodat de beslissingen
hierover weloverwogen genomen kunnen worden?
19. Antwoord van het kabinet
De gedetailleerde uitwerking van de EU-strategie voor de Grote Meren volgt na de Raad
Buitenlandse Zaken van 14 november. De overkoepelende doelstelling is om te komen
tot een coherente regionale EU-inzet om zo actiever bij te dragen aan duurzame stabiliteit
en ontwikkeling in de regio. Omdat de financiële gevolgen afhangen van de wensen van
de verschillende EU-lidstaten over de manier waarop de strategie concreet vormgegeven
moet worden, is het op dit moment nog niet mogelijk om financiële bedragen te noemen.
Westelijke Balkan
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen aan de Minister over de Westelijke
Balkan. De Westelijke Balkan is een belangrijke regio voor Europese stabiliteit. Het
is echter ook belangrijk als het gaat om migratie. Recentelijk is duidelijk geworden
dat de Westelijke Balkanroute, waarin Servië een belangrijke schakel is, de grootste
migratieroute van Europa is. Het kabinet geeft aan de dialoog tussen de EU en Westelijke
Balkan te intensiveren. Welke rol speelt voor Nederland het onderwerp van migratie
in deze dialoog? Is het kabinet bereid financiële prikkels in te zetten om Westelijke
Balkanlanden te motiveren migratiestromen aan te pakken?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet streeft naar een intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen
op de Westelijke Balkan. Dialoog over migratie, met de toegenomen migratiedruk op
de Westelijke Balkanroute, is daar steeds nadrukkelijker onderdeel van. Tijdens de
JBZ-Raad van 13 en 14 oktober jl. (Kamerstuk
32 317, nr. 785
) zijn verschillende acties verkend om migratiebewegingen op deze route aan te pakken,
zoals de samenwerking met de Westelijke Balkanlanden op terugkeer en grensbeheer alsook
stappen om het visumbeleid van de betreffende landen in lijn te brengen met dat van
de EU. Het kabinet steunt de geïdentificeerde acties en benadrukt het belang van diplomatieke
outreach naar de landen op de Westelijke Balkan. Het kabinet zal voortgang op de door landen
in de Westelijke Balkan gedane toezeggingen monitoren en op voortgang blijven aandringen.
Verder lezen de leden van de D66-fractie over de voorbereidingen op de EU-Westelijke
Balkan top op 6 december. Deze leden delen de mening van de Europese Dienst voor Extern
Optreden (EDEO) dat de relatie van de EU en de Westelijke Balkan belangrijker dan
ooit zijn. Deze leden zijn van mening dat het, met het oog op de oorlog in Oekraïne,
noodzakelijk is dat alle Europese landen zich zo sterk mogelijk verenigen in het steunen
van Oekraïne en het veroordelen van de oorlogsdaden van president Poetin. Deelt de
Minister deze mening? Kan de Minister toelichten wat de EU gaat doen om te zorgen
dat de neuzen van de Westelijke Balkan en de EU dezelfde kant op staan zodat Rusland
en China geen invloed in dit gebied kunnen uitoefenen?
21. Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft dat het noodzakelijk is dat alle Europese landen zich zo
sterk mogelijk verenigen in het steunen van Oekraïne en het veroordelen van de oorlogsdaden
van president Poetin. In dit kader verwacht het kabinet dat landen in de Westelijke
Balkan, allen (potentiële) kandidaat-lidstaten, zich aansluiten bij het Gemeenschappelijk
Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU. Het kabinet verwelkomt de stappen
die landen in de Westelijke Balkan daartoe al genomen hebben en zal blijven aandringen
op verdere aansluiting bij landen die dit in mindere mate hebben gedaan.
De EU is de grootste investeerder en handelspartner in de regio en via het Pre-Accessie
Instrument (IPA) ondersteunt het de landen op de Westelijke Balkan. Het kabinet onderschrijft
het bredere geopolitieke belang van de relatie tussen de EU en de Westelijke Balkan.
Het kabinet blijft het belang van een geloofwaardig EU-alternatief voor dergelijke
ongewenste afhankelijkheden onderstrepen.
Deze leden dringen verder aan op spoedige visumliberalisatie voor Kosovo en een duidelijk
signaal aan Servië dat verdere escalatie niet geaccepteerd zal worden.
22. Antwoord van het kabinet
Ten aanzien van visumliberalisatie voor Kosovo heeft het kabinet in lijn met de motie
van het lid Piri c.s.2 een nieuw advies van de Commissie gevraagd op basis waarvan op korte termijn een
afweging gemaakt kan worden over visumliberalisatie voor Kosovo. Het kabinet bestudeert
momenteel de rapporten van de Commissie en neemt de appreciatie van de update mee
in de reguliere kabinetsappreciatie van het jaarlijkse uitbreidingspakket, die uw
Kamer spoedig toe zal komen.
Met betrekking tot de recent opgelopen spanningen tussen Servië en Kosovo steunt het
kabinet de oproep van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell aan beide partijen om zich
te weerhouden van unilaterale acties die tot verdere spanningen zouden kunnen leiden.
Ook steunt het kabinet de oproep van de HV om toegewijd te blijven aan de volledige
implementatie van alle afspraken die door middel van de door de EU gefaciliteerde
dialoog tot stand zijn gekomen.
De leden van de SP-fractie delen de zorgen over recente ontwikkelingen in de Westelijke
Balkan. Deze leden snappen dat landen in deze regio stappen willen zetten op het pre-accessietraject,
zeker na de toekenning van kandidaat-status aan Oekraïne, Moldavië en (geclausuleerd)
Georgië. Dat betekent wat de leden van de SP-fractie betreft echter niet dat de Balkanlanden
nu kunnen toetreden. Wat dat betreft kwam de toekenning van kandidaat-status aan Bosnië-Herzegovina
als een verrassing. Bepaalde lidstaten en vooral de Europese Commissie lijken door
te willen drukken. Gaat Nederland op enig moment de hakken in het zand zetten? Welke
uitkomsten zijn voorzien voor de EU-Westelijke Balkan top begin december?
23. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal uw Kamer spoedig informeren over haar appreciatie van het jaarlijkse
uitbreidingspakket van de Commissie, inclusief de kabinetspositie t.a.v. de aanbeveling
van de Commissie om de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen aan Bosnië en Herzegovina.
Over de Nederlandse inzet voor de EU-Westelijke Balkan top op 6 december in Tirana
zal het kabinet u middels een geannoteerde agenda separaat informeren.
Het lid van de BBB-fractie ziet uit naar de ontvangst van de voortgangsrapportages
van de Europese Commissie.
Current Affairs
Libanon
De leden van de VVD-fractie hebben een vraag aan de Minister over de situatie in Libanon.
Het kabinet geeft aan geld te doneren aan Libanon. Aan deze donatie zitten noodzakelijke
hervormingen gekoppeld. Hier is echter tot op heden nog niet aan voldaan. Welke gevolgen
worden hier (op termijn) aan gekoppeld om te zorgen dat de hervormingen wel op gang
komen?
24. Antwoord van het kabinet
Nederland heeft samen met andere donoren financiële steun aan de Libanese overheid
opgeschort totdat Libanon economische en financiële hervormingen implementeert die
het land uit de zware economische crisis kunnen leiden. Er ligt een steunpakket van
het IMF aan Libanon klaar zodra deze hervormingen zijn doorgevoerd. Nederlandse steun
die buiten de Libanese overheid om gaat, zoals humanitaire hulp in het kader van opvang
in de regio en steun via private sector development programma’s, vallen buiten deze
conditionaliteit. Zolang de hervormingen niet zijn geïmplementeerd houdt Nederland
vast aan deze conditionaliteit en zal het andere drukmiddelen overwegen om de Libanese
regering tot implementatie van de hervormingen aan te zetten.
Het lid van de BBB-fractie is verheugd over de gesloten overeenkomst tussen Libanon
en Israël, deze overeenkomsten stimuleren zoals genoemd de stabiliteit in de regio
en zouden gestimuleerd moeten worden.
Klimaatdiplomatie: COP27 + COP15 biodiversiteit
Ten eerste hebben de leden van de D66-fractie een vraag over de Brits-Egyptische mensenrechten
activist Alaa Abdel Fattah. In een Egyptische gevangenis is hij in hongerstaking gegaan
en sinds zondag drinkt hij geen water meer. Welke stappen heeft de Nederlandse regering
gezet om hem te helpen bevrijden? Heeft de regering tijdens de COP27 zich uitgesproken
over het lot van Alaa Abdel Fattah en in bredere zin de vrijheid van mensenrechtenverdedigers?
Kan de Minister zich – samen met andere bondgenoten – zo snel mogelijk en tot het
uiterste inspannen Alaa Abdel Fattah bevrijd te krijgen?
25. Antwoord van het kabinet
De situatie van Alaa Abdel Fattah is reden tot ernstige zorg. Het kabinet volgt deze
zaak op de voet, onder meer via onze ambassade in Cairo. Ook staan we in nauw contact
met andere gelijkgezinde landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, waarmee we afstemmen
wat de meest gepaste en effectieve acties zijn. Een aantal dagen geleden deden, mede
op initiatief van Nederland, verschillende Europese mensenrechtenambassadeurs een
gezamenlijke oproep aan de Egyptische overheid via Twitter om Alaa Abdel Fattah zo
snel mogelijk vrij te laten.
Begin oktober uitte de Nederlandse mensenrechtenambassadeur tijdens een bezoek aan
Egypte haar zorgen over verschillende individuele zaken. In deze gesprekken is specifiek
aandacht gevraagd voor de situatie van Alaa Abdel Fattah. Voor Nederland is het van
groot belang dat het maatschappelijk middenveld in vrijheid kan opereren en de mensenrechten
vreedzaam kan verdedigen, zonder angst voor represailles. We blijven, samen met gelijkgezinde
landen, een beroep doen op de Egyptische autoriteiten om Alaa Abdel Fattah zo snel
mogelijk vrij te laten. Waar mogelijk wordt dit door de kabinetsleden die aanwezig
zijn op de COP27 in Sharm el Sheikh ook opgebracht bij relevante Egyptische gesprekspartners.
Follow-up EU-CELAC bijeenkomst
De leden van de SP-fractie hebben een vraag aan de Minister omtrent de EU-Community
of Latin American and Caribbean States (CELAC) bijeenkomst. De EU-CELAC toenadering
is op zich een goede zaak. Latijns-Amerika kleurt met de overwinning van president
Lula in Brazilië weer een beetje roder op de politieke kaart. In veel landen hebben
de kiezers hun afkeer uitgesproken tegen rechts/liberaal beleid. Ziet de Minister
dat ook? Deze positieve trend laat de kritische grondhouding over het EU-Mercosur
verdrag van deze leden overigens onverlet.
26. Antwoord van het kabinet
Nederland gaat ongeacht de politieke kleur van een democratische regering in Latijns-Amerika
en de Cariben partnerschappen aan op diverse terreinen, zoals klimaat, internationaal
recht en bestrijding van georganiseerde misdaad. Het uitgangspunt voor de samenwerking
is hierbij democratie en rechtsstatelijkheid.
Het lid van de BBB-fractie ziet eveneens de waarde in het verdiepen van multilateralisme,
internationaal recht, klimaat en grensoverschrijdende criminaliteit. Het zou eveneens
verstandig zijn om ook te verdiepen in handelsstromen en economische kansen die liggen
in Latijns-Amerika voor het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zou
de Minister dit willen toevoegen aan de onderwerpen waarin verdiept wordt?
27. Antwoord van het kabinet
De EU en LAC-regio zijn belangrijke partners op het gebied van duurzame handel en
investeringen. Het kabinet is van mening dat kansen voor verdere samenwerking moeten
worden aangegrepen, bijvoorbeeld in de transitie naar hernieuwbare energie. Het kabinet
heeft hierbij ook oog voor de economische belangen van de Caribische delen van het
Koninkrijk. Dit gebeurt o.a. door deelname van de autonome Landen Aruba, Curaçao en
Sint Maarten aan gezamenlijke handelsmissies, maar ook via begeleiding door het postennet
van bezoeken die door de Landen zelf zijn opgezet.
EUMM Georgië
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het nu meer dan ooit van cruciaal
belang is dat de EU tracht vrede en stabiliteit in haar achtertuin te brengen. Daarom
hebben deze leden nog enkele vragen over Georgië en de bemiddeling tussen Armenië
en Azerbeidzjan. Vorige maand spraken de Franse president Macron en voorzitter van
de Europese Raad Michel met de regeringsleiders uit Armenië en Azerbeidzjan. Er is
toen afgesproken dat er een Europese missie zou komen om te helpen bij de grenscrisis.
Kan de Minister aangeven of hij het zou steunen om deze missie een langduriger karakter
te geven en kan de Minister ingaan op de stand van zaken in de door Michel geleide
onderhandelingen?
28. Antwoord van het kabinet
De EU is zeer actief in haar bemiddelingsrol teneinde vrede te bewerkstelligen tussen
Armenië en Azerbeidzjan. Naar aanleiding van de afspraken gemaakt tussen voorzitter
van de Europese Raad Michel en president Macron met de premier van Armenië Pasjinian
en president van Azerbeidzjan Aliyev en marge van de bijeenkomst van de Europese Politieke
Gemeenschap (EPG) van 6 oktober jl. (Kamerstuk
36 230, nr. 2
) heeft de Raad op 17 oktober jl. besloten een monitoringscapaciteit te sturen naar
de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan. De EU Monitoring Capaciteit (EU MCAP) is ontplooid met als doel bij te dragen aan vredesbesprekingen, aan de opbouw
van het vertrouwen en ter ondersteuning van het werk van de grenscommissies van Armenië
en Azerbeidzjan. Volgens de gemaakte afspraken zou deze monitoringscapaciteit voor
een periode van maximaal twee maanden worden ingezet. De eerste leden van de EU MCAP
zijn vanaf 20 oktober jl. operationeel ingezet aan de Armeense kant van de grens.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 14 november as. zullen de eerste bevindingen
van de EUMCAP worden gedeeld. Nederland heeft het initiatief m.b.t. inzet van EU MCAP
verwelkomd, dus het kabinet zal zonder meer positief kijken naar een eventuele verlenging
van de inzet van de monitoringscapaciteit. Het kabinet acht het van belang om beide
landen hierbij te blijven betrekken.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Raad stil zal staan
bij de voortgang van de EU Monitoring Capaciteit in Armenië. Kan de Minister de Kamer
informeren over de bevindingen van deze EU-missie, zo vragen deze leden. Klopt het
dat de missie vooralsnog niet wordt toegelaten op Azerbeidjaans grondgebied? Tevens
zijn deze leden benieuwd of de Minister in de Raad wil pleiten voor een langere duur
van de missie.
29. Antwoord van het kabinet
De eerste bevindingen van de EU Monitoring Capaciteit (EU MCAP) in Armenië, die sinds
20 oktober jl. is ontplooid, zullen gedeeld worden tijdens de Raad Buitenlandse Zaken
van 14 november a.s. Uw Kamer zal daarover geïnformeerd worden in het verslag van
deze Raad.
De EU MCAP is volgens de afspraken ontplooid aan de Armeense kant van de grens. Azerbeidzjan
heeft op 6 oktober jl. tijdens de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) in Praag toegezegd
met de ingezette capaciteit samen te werken voor de genoemde periode van twee maanden.
Hierover zullen afspraken moeten worden gemaakt met Armenië en Azerbeidzjan.
Ook zijn deze leden benieuwd naar de rol van Rusland in de regio en hoe deze al dan
niet is veranderd sinds de oorlog in Oekraïne. Welke gevaren schuilen er achter een
eventuele terugtrekking van Rusland uit de regio?
30. Antwoord van het kabinet
Parellel aan de vredesprocessen die gaande zijn tussen Armenië en Azerbeidzjan met
de Verenigde Staten en met de Europese Unie loopt er een vredesproces geleid door
Rusland. Afgelopen week waren de leiders van Armenië en Azerbeidzjan in Sotsji om
daar in trilateraal verband te spreken met de Russische president Poetin. Dit gesprek
heeft niet geleid tot een doorbraak in het vredesproces.
Gesteld kan worden dat de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne de positie van Rusland
in de regio heeft verzwakt. In de afgelopen maanden is de reactie van Rusland diffuus
geweest. De Collective Security Treaty Organisation (Collectieve Veiligheidsorganisatie, CSTO), waar zowel Armenië als Rusland lid van
is, heeft geen gehoor gegeven aan het inroepen van de collectieve veiligheidsclausule
(artikel 4) door Armenië, ondanks de afspraken tussen CSTO-staten. Het vertrouwen
in de effectiviteit in de CSTO heeft o.a. hierdoor een deuk opgelopen. Welk effect
dit zal hebben in de regio is niet te voorspellen, maar het kan de regionale veiligheid
en stabiliteit beïnvloeden. Rusland blijft voor Armenië een belangrijke speler, o.a.
door afhankelijkheid van energieleveranciers, militaire en diplomatieke steun, als
afzetmarkt en als bestemmingsland.
Als gevolg van de Russische afwezigheid zijn landen in de regio zijn op zoek gegaan
naar andere bondgenoten. Armenië heeft afgelopen tijden de banden met Iran versterkt,
o.a. door de opening van een nieuw Iraans consulaat in het zuiden van Armenië en een
MoU over energierelaties. Azerbeidzjan heeft de reeds sterk ontwikkelde relaties met
Turkije verder uitgebouwd en heeft recentelijk de relatie met Israël versterkt. Eventuele
gevaren kenmerken zich door verandering in de status-quo. Tegelijkertijd kan de grotere
EU en Amerikaanse aanwezigheid in de regio een stabiliserende factor hebben.
Het lid van de BBB-fractie ziet uit naar de resultaten van de EU MCAP om meer informatie
te verschaffen over de situatie aan de grens van Armenië en Azerbeidzjan. Tegelijkertijd
wil dit lid benadrukken dat de situatie in de desbetreffende regio erg gespannen is,
dat vijandelijkheden besproken en onbesproken aanwezig zijn en dat de situatie allesbehalve
stabiel is. Kan de Minister benoemen welke plannen er zijn om te voorkomen dat na
het aflopen van de missie in de regio deze zich niet opnieuw stort in conflict mede
door het vertrekken van de waarnemers?
31. Antwoord van het kabinet
De EU MCAP is ontplooid met als doel bij te dragen aan vredesbesprekingen, aan de
opbouw van het vertrouwen en ter ondersteuning van het werk van de grenscommissies
van Armenië en Azerbeidzjan. De eerste leden van de EU MCAP zijn vanaf 20 oktober
jl. operationeel ingezet aan de Armeense kant van de grens. Tijdens de Raad Buitenlandse
Zaken op 14 november as. zullen de eerste bevindingen van de EUMCAP worden gedeeld.
Nederland heeft het initiatief m.b.t. inzet van EU MCAP verwelkomd, dus het kabinet
zal zonder meer positief kijken naar een eventuele verlenging van de inzet van de
monitoringscapaciteit. Het kabinet acht het van belang om beide landen hierbij te
blijven betrekken. Tegelijkertijd vinden er diverse vredesonderhandelingen plaats,
onder andere door EU-bemiddeling.
Op 3 november jl. ontving de SG van EDEO de vicepremier van Armenië Grigoryan en de
vicepremier van Azerbeidzjan Şahin Mustafayev voor de derde bespreking o.l.v. de EU
over grensdemarcatie. Dit zijn belangrijke stappen op weg naar een duurzaam vredesakkoord.
Overig
De leden van de D66-fractie willen de Minister ook een aantal vragen stellen over
de situatie in Iran naar aanleiding van de aanhoudende protesten en het grove geweld
wat hierop volgt. Deelt de Minister het oordeel van deze leden dat de EU opnieuw een
sterk signaal moet afgeven dat het achter de dappere demonstranten in Iran staat?
Is de Minister bereid om aan te sporen om meer sancties tegen Iran in te stellen als
gevolg van het aanhoudende geweld in het land? Hoe oordeelt de Minister bijvoorbeeld
over de mogelijkheid tot het verwijderen van Iran uit de VN Commission on the Status
of Women?
32. Antwoord van het kabinet
Het kabinet veroordeelt het geweld van de Iraanse veiligheidsdiensten bij de (pogingen
tot) beëindiging van de vreedzame protesten ten zeerste. Nederland blijft Iran zowel
bilateraal als ook in multilateraal kader oproepen om het recht op vreedzaam protest
te respecteren. Het kabinet heeft zich vanaf het begin van de demonstraties ook actief
ingezet voor een stevige EU-respons op de mensenrechtenschendingen in Iran. Zo was
Nederland mede-initiatiefnemer voor het mensenrechtensanctiepakket van 17 oktober
jl. gericht tegen elf individuen en vier entiteiten. Aangezien de gewelddadige repressie
van vreedzame protesten voortduurt, zet Nederland zich ook in aanloop naar de komende
Raad Buitenlandse Zaken actief in voor een sterk signaal aan de Iraanse bevolking,
waaronder mogelijk aanvullende mensenrechtensancties.
De internationale roep om Iran te verwijderen uit het Committee on the Status of Women van de Verenigde Naties wordt steeds luider. Zo hebben de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland
onlangs aangekondigd hiernaar te zullen streven. Gezien de bovengenoemde protesten
is het begrijpelijk dat er kritische geluiden klinken over de positie van Iran binnen
dit gremium. Gelijkgezinde landen, waaronder Nederland, zijn echter niet overtuigd
over het verwijderen van Iran. Het Committee on the Status of Women fungeert namelijk als forum om met het gehele VN-lidmaatschap afspraken te maken
over de positie van vrouwen en juist ook met minder gelijkgezinden afspraken te maken
over vrouwenrechten en gendergelijkheid en elkaar hierover de maat te nemen. Daarnaast
is de vraag reëel of het verwijderen van Iran uit de CSW enig effect zal hebben voor
de positie van vrouwen in Iran. Bovendien stelt het ons voor de uitdaging een consistente
benadering te hanteren richting enkele andere CSW leden met een vergelijkbaar negatieve
track record op vrouwenrechten, zoals Afghanistan, Pakistan en India.
Tot slot willen de leden van de D66-fractie nog een vraag stellen over het wereldkampioenschap
(WK) voetbal in Qatar. Kan de Minister duidelijk maken welke Europese landen van plan
zijn een (regerings)delegatie naar Qatar te sturen? Hoe zullen deze delegaties eruit
zien?
33. Antwoord van het kabinet
Voor zover het kabinet bekend, zijn alle Europese gekwalificeerde landen van plan
een delegatie naar het WK voetbal af te vaardigen. De Belgische Minister van Buitenlandse
Zaken zal tijdens de groepsfase naar Qatar afreizen. Wales zal de premier naar de
openingswedstrijd afvaardigen en Duitsland de Minister van Binnenlandse Zaken, die
ook verantwoordelijk is voor sport. De samenstelling van de andere Europese delegaties
is nog niet bekend gemaakt.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of er ook wordt gesproken over de EU-China
relatie. Deze leden vinden dat het recente bezoek van bondskanselier Scholtz aan China,
de Chinese aankoop in de haven van Hamburg, de speech van Xi Jinping op het partijcongres
en de Chinese politiebureaus in Nederland daar wel aanleiding toe geven. Deze leden
vragen de Minister of het klopt dat de Europese Commissie Duitsland heeft gewaarschuwd
voor de investering van het Chinese staatsbedrijf Cosco in de haven van Hamburg. Kan
de Minister tijdens de Raad pleiten voor een Europese Havenstrategie om ervoor te
zorgen dat de Europese havens een goede toekomst kunnen hebben zonder de invloed van
buitenlandse mogendheden?
34. Antwoord van het kabinet
China staat op deze Raad Buitenlandse Zaken niet op de agenda. Tijdens de Raad Buitenlandse
Zaken van 17 oktober jl. en de Europese Raad van 20 en 21 oktober jl. is een strategische
discussie over China gevoerd. Hierover is uw Kamer reeds geïnformeerd. In de discussie
over de EU-Chinarelatie is ook de binnenlandspolitieke situatie in de Volksrepubliek
China meegenomen. Nederland agendeert onderwerpen t.a.v. China actief in de RBZ en
bespreekt deze met EU collega’s.
In de Kamerbrief Open Strategische Autonomie gaat het kabinet in algemene zin in op
het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden. Onderdeel hiervan
is een onderzoek naar de maritieme hub-functie van de Rotterdamse haven. Gezien het
internationale karakter, de grootte van het maritieme systeem en de verbondenheid
met hoe buurlanden hun transportsystemen inrichten is het belangrijk om dit op EU-niveau
aan te pakken. Het kabinet is in gesprek met de Europese Commissie om een EU-discussie
over dit onderwerp te starten.
Tenslotte staat het kabinet in nauw contact met collega’s in de EU en daarbuiten die
met de kwestie van zogenaamde overzeese politieservicestations te maken hebben. Het
probleem van buitenlandse inmenging beperkt zich niet tot Nederland. Het kabinet zal
bij de RBZ oproepen tot een review van de problematiek van buitenlandse inmenging in den brede en aandringen op betere
informatiedeling en samenwerking om tot effectiever beleid te komen.
Tevens zijn deze leden benieuwd of er binnen de Europese Unie scenario’s worden uitgewerkt
voor het moment dat China besluit Taiwan binnen te vallen. En zo nee, kan de Minister
binnen de Raad pleiten voor een voorbereiding op dit scenario?
35. Antwoord van het kabinet
Het is in het belang van alle partijen om escalatie te vermijden en het kabinet is
van mening dat de EU waar mogelijk dient bij te dragen aan de-escalatie en het behoud
van de status quo. De EU heeft huiswerk te doen om voorbereid te zijn op denkbare
scenario’s. Daar spreekt Nederland uiteraard over met partners, maar daarover worden
geen openbare uitlatingen gedaan.
Tot slot hebben deze leden de volgende vragen over China. Overal in Europa duiken
Chinese «politiebureaus» op. De bureaus zouden geëmigreerde Chinezen die worden verdacht
van misdrijven onder druk zetten om terug te keren naar China. Kan de Minister er
binnen de Raad voor pleiten dat de Europese Unie China ter verantwoording roept en
dat de «diplomaten» werkzaam op deze politiebureaus de toegang tot de EU wordt ontzegd?
36. Antwoord van het kabinet
Zoals in de media gemeld, hebben lokale autoriteiten in China zogenaamde overzeese
politie service stations opgezet in meerdere landen. Tenminste één daarvan bevindt
zich in Nederland. Voor zover op dit moment bekend, gaat het hierbij om relatief kleinschalige
bureaus die zijn uitbesteed aan lokale organisaties met banden met de betreffende
steden of provincies. Zij verrichten administratieve diensten, bijvoorbeeld bij de
verlenging van rijbewijzen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Chinese ambassadeur laten weten dat
de bureaus onmiddellijk dienen te sluiten en hun activiteiten moeten beëindigen. Het
uitoefenen van overheidstaken door China op Nederlands grondgebied zonder expliciete
instemming van de Nederlandse staat is onrechtmatig. De Nederlandse ambassade in Peking
heeft deze boodschap richting de Chinese autoriteiten herhaald. De Chinese ambassadeur
liet op 3 november weten dat de betrokken personen hun werkzaamheden hebben gestaakt.
Daarnaast zijn er zorgwekkende berichten dat deze bureaus ook zouden assisteren bij
politietaken en betrokken zouden zijn bij intimidatie. Deze berichten zijn tot op
heden niet bevestigd. Vooralsnog zijn er evenmin aanwijzingen dat personeel vanuit
China is uitgezonden voor werkzaamheden in deze bureaus. Nader onderzoek naar de activiteiten
van deze bureaus vindt nog plaats door de relevante autoriteiten en daarbij wordt
informatie uitgewisseld met partners in de EU en daarbuiten. Afhankelijk van de bevindingen
kunnen nadere stappen volgen.
Zoals in het antwoord op vraag 34 aangegeven beperkt het probleem van buitenlandse
inmenging zich niet tot Nederland en zal het kabinet bij de komende RBZ oproepen tot
een review van deze problematiek en betere informatiedeling en samenwerking om te
komen tot een effectiever beleid.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of er in Europees verband wordt gesproken
over de mogelijkheid om Iran te verwijderen uit de VN Commission on the Status of
Women. Indien dit niet het geval is, vragen deze leden of de Minister deze optie op
tafel wil leggen.
37. Antwoord van het kabinet
De kwestie wordt inderdaad ook besproken in Europees verband. Voor de overwegingen
daaromtrent verwijst het kabinet graag naar het antwoord op vraag 30.
Daarnaast zijn deze leden benieuwd of er ook Europese sancties aan Iraanse personen
en bedrijven worden opgelegd naar aanleiding van het geweld dat de autoriteiten gebruiken
tegen demonstranten. Behoort Nederland tot de coalitie binnen de Europese Unie die
hiervoor pleit?
38. Antwoord van het kabinet
Hiervoor verwijst het kabinet u naar de beantwoording van vraag 30.
De leden van de SP-fractie hebben tot slot een aantal vragen aan de Minister over
Israël. In het notaoverleg Mensenrechtenbeleid d.d. 20 oktober jl. (Kamerstuk 32 735, nr. 360) hebben deze leden gevraagd om een verslag van de bijeenkomst op 3 oktober in het
kader van de EU-Israël Associatieraad. Die zien deze leden graag nog tegemoet. Daaraan
gekoppeld hebben zij de volgende vraag: wat zijn de voorziene vervolgstappen van die
bijeenkomst? Ziet de Minister ook dat de samenstelling van de te vormen Israëlische
regering een schaduw werpt over deze dialoog?
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwijst hiervoor graag naar de verklaring die is afgegeven na afloop
van de EU-ISR Associatieraad3. Ook is de Europese inzet voorafgaand aan de Associatieraad publiek4. De onderwerpen waarover is gesproken zullen de basis vormen voor een verdere samenwerking
met Israël. Het kabinet kan op dit moment nog geen uitspraken doen over de effecten
van de uitslagen van de Israëlische verkiezingen en de nog te vormen regering.
Ook ontvangen de leden van de SP-fractie graag een terugkoppeling van het recente
bezoek van Minister-President Rutte aan Israël. Een van de vragen is of er enig perspectief
te creëren valt op hervatting van het vredesproces c.q. wat daar voor nodig is.
40. Antwoord van het kabinet
Een terugkoppeling van het recente bezoek van premier Rutte komt uw Kamer schriftelijk
tegemoet.
II Volledige agenda
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken met de geannoteerde agenda van de
Raad Buitenlandse Zaken van 14 november 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2540);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken met het verslag van de Raad Buitenlandse
Zaken d.d. 17 oktober 2022 (Kamerstukken 21 501-02 en 36 045, nr. 2538)
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken met een reactie op het verzoek van
het lid Eppink, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 27 september 2022,
over actuele situatie in Iran en Nederlandse inzet (Kamerstuk 23 432, nr. 491)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.H.F. Koerhuis, adjunct-griffier