Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen die van het lid Haverkort over de campagne ‘Drafsport? Onsportief!’
Vragen van het lid Haverkort (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de campagne «Drafsport? Onsportief!» (ingezonden 29 september 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 november
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 20222023, nr. 549.
Vraag 1
Bent u bekend met de campagne «Drafsport? Onsportief!» van Dier&Recht?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de constatering van Dier&Recht dat dwangmiddelen binnen de drafsport
pijn en letsel bij paarden veroorzaken?
Antwoord 2
Ik deel de opvatting van Dier&Recht dat paardensport niet gepaard moet gaan met pijn,
dwang en aantasting van paardenwelzijn. De campagne sluit aan bij een brede maatschappelijke
zorg met betrekking tot het gebruik van dieren in de sport en het gebruik van dieronvriendelijke
hulp- en trainingsmiddelen tijdens uitoefening van deze sport.
Bij alle paardensportdisciplines worden hulpmiddelen gebruikt. De toegestane hulpmiddelen
worden gereguleerd in harnachementgidsen. Op de website van de Stichting Nederlandse
Draf- en Rensport (verder: SNDR) zijn alle reglementen van de draf- en rensport te
downloaden, waaronder de harnachementgids: https://www.ndr.nl/downloads/. In de wedstrijdreglementen is te lezen welke hulpmiddelen en materialen gebruikt
mogen worden tijdens wedstrijden. Daarnaast zijn er ook bepalingen opgenomen die ingaan
op het gedrag van de rijder voor, tijdens en na de koers. Deze gidsen en reglementen
worden regelmatig herzien op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zo zijn
de reglementen over zweepgebruik in afstemming met de Vereniging van Draf- en Rensport
Professionals (VDRP) aangescherpt.
Om beter zicht te krijgen op het risico op welzijnsaantasting bij gebruik van verschillende
hulp- en trainingsmiddelen heb, ook naar aanleiding van de moties van het Lid Graus
over het in kaart brengen en verbieden van alle dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen
(Kamerstuk 28 286, nr. 1151 en nr. 1175), heb ik het lectoraat human-animal interactions van de Aeres Hogeschool in Dronten
gevraagd om dit te inventariseren voor honden en paarden. Mogelijk worden naar aanleiding
van de uitkomsten van dit onderzoek het wedstrijdreglement en harnachementgids verder
aangescherpt.
Vraag 3
Wat is uw reactie op het Finse onderzoek, waar de campagne naar verwijst, waaruit
blijkt dat dwangmiddelen binnen de drafsport paarden fysiek beschadigen en dat 84
procent van de paarden na een wedstrijd verwondingen in de mond heeft?3
Antwoord 3
Het percentage geconstateerde verwondingen in de mond bij dit onderzoek is schrikbarend
hoog. Hierbij wil ik wel de kanttekening plaatsen dat de situatie in Nederland mogelijk
afwijkt van die in Finland. Cijfers over de Nederlandse drafsport ontbreken. Het onderzoek
heeft een correlatie (geen oorzakelijk verband) gevonden tussen het gebruik van bepaalde
bitten en de verwondingen in de mond van de onderzochte paarden. De onderzoekers geven
aan dat ook andere factoren, zoals teugelvoering en gebitsverzorging een rol zouden
kunnen spelen in het veroorzaken van deze wonden.
Afgezien van de specifieke bitten, is er geen verband gevonden tussen het gebruik
van hulpmiddelen als de opzetteugel of de tongband en de wonden in de mond van de
paarden.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de stelling uit de campagne dat bitten aan mondhoeken trekken,
waardoor het gehemelte en het tandvlees van paarden beschadigd wordt en dat de tong
aan de onderkaak vastgebonden wordt om de druk van het bit te verminderen met als
gevolg dat paarden chronisch letsel oplopen?
Antwoord 4
Het bit is al vele eeuwen een middel om paarden te kunnen sturen en om hun snelheid
te kunnen regelen. Dat gebeurt niet alleen in de draf- en rensport. Het risico op
beschadiging van het gehemelte en het tandvlees is naast eigenschappen van het bit
zelf afhankelijk van veel overige factoren, zoals de gebitsverzorging en de teugelvoering.
Bitten waarvan is aangetoond dat deze een verhoogd risico geven op verwondingen in
de mond, zouden niet in de harnachementgids opgenomen moeten worden.
Voor wat betreft het tongenbandje blijkt uit het Finse onderzoek geen verband tussen
het gebruik van dit bandje en verwondingen in de mond van het paard. Dit neemt niet
weg dat er andere nadelige gevolgen kunnen zijn van het (verkeerd) gebruik van het
tongenbandje. In de harnachementgids van de SNDR staat opgenomen dat dit hulpmiddel
is toegestaan, maar wel zodanig dient te zijn aangebracht dat de bloeddoorstroming
van de tong niet wordt belemmerd. De bij een wedstrijd aanwezige baancommissaris houdt
toezicht op naleving van het wedstrijdreglement. Verkeerd gebruik van het tongenbandje,
waarbij de bloeddoorstroming van de tong wordt belemmerd en de tong blauw kleurt,
keur ik ten zeerste af.
Vraag 5
Hoe verklaart u de stelling uit de campagne dat veel dwangmiddelen zoals de opzetteugel,
oordoppen, het vastbinden van staart en tong verboden zijn binnen paardensportdisciplines
die bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) aangesloten zijn,
maar bij de drafsport wel gebruikt worden?
Antwoord 5
De drafsport is een ander soort sport dan de andere disciplines binnen de KNHS, het
is niet vreemd dat hier verschillende hulpmiddelen voor zijn toegestaan. Wel heb ik,
zoals hierboven aangegeven, het lectoraat human-animal interactions van de Aeres Hogeschool
in Dronten gevraagd om onderzoek te doen naar het risico op welzijnsaantasting bij
gebruik van verschillende hulp- en trainingsmiddelen voor honden en paarden.
Vraag 6
In hoeverre bent u van mening dat de gedragsregels die de drafsport hanteert op dit
moment voldoende toezien op dierenwelzijn?
Antwoord 6
Ook bij de SNDR zijn signalen waargenomen omtrent de maatschappelijke onrust over
mogelijke dierenmishandeling in de paardensport. Daarom is enige jaren geleden door
de SNDR een Commissie Welzijn in het leven geroepen. Deze commissie, bestaande uit
deelnemers, dierenartsen en functionarissen en bestuursleden van de SNDR hebben sindsdien
diverse activiteiten ontplooid om de sport diervriendelijker te maken. Zo zijn de
reglementen over zweepgebruik in afstemming met de Vereniging van Draf- en Rensport
Professionals (VDRP) aangescherpt en wordt hier consequent op gehandhaafd. Meest recente
onderdeel van het werk van de commissie is het opstellen van een ethische code voor
het welzijn van de draver en de volbloed.
Vraag 7
Op welke manier houdt u toezicht op dierenwelzijn binnen de drafsport?
Antwoord 7
De NVWA voert toezicht op dierenwelzijn risicogebaseerd uit. Toezicht binnen de drafsport
vindt met name naar aanleiding van meldingen plaats.
Vraag 8
In hoeverre deelt u de mening dat het doel van de drafsport, namelijk plezier en gokken,
geen redelijk doel is, in het kader van artikel 2.1 lid 1 van de Wet Dieren, aangezien
dwangmiddelen paarden pijn of letsel toebrengen?
Antwoord 8
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet dieren en uit die wet volgt dat de wetgever
wedstrijden met dieren, waaronder de drafsport, niet heeft verboden4. In algemene zin kan daarom niet worden gesteld dat uit de Wet dieren volgt dat de
drafsport in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren zou zijn. Dat laat
onverlet dat houders van de dieren die aan die wedstrijden deelnemen zorg dienen te
dragen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren en voldoen aan de eisen die
de Wet dieren aan hen stelt. Hierbij hoort ook dat er niet in strijd wordt gehandeld
met artikel 2.1 van de Wet dieren. In voorkomende gevallen moet daarom worden beoordeeld
of een bepaald hulp-of trainingsmiddel dat pijn of letsel veroorzaakt dan wel de gezondheid
of het welzijn van het dier benadeeld een redelijk doel dient, er van uitgaande dat
de drafsport als zodanig is toegestaan. Waar dit nodig blijkt, kunnen er bij algemene
maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld op basis van de Wet dieren. In
de eerste plaats specifiek over wedstrijden met dieren, waaronder een verbod op wedstrijden
met een bepaald doel, mede in het belang van het welzijn van de betrokken dieren (op
basis van artikel 2.15). In de tweede plaats kunnen specifieke gedragingen waarbij
gebruik wordt gemaakt van bepaalde voorwerpen worden verboden (op basis van artikel
2.1, vijfde lid in samenhang met het derde lid, van de Wet dieren). Of en in hoeverre
het nodig is daarvan gebruik te maken zal mede afhangen van de uitkomsten van het
onderzoek waarover in het antwoord op vraag 9 wordt gesproken en de wijze waarop de
sector daar gevolg aan geeft.
Vraag 9
Wat is uw reactie op de oproep in de campagne om dwangmiddelen binnen de drafsport
te verbieden?
Antwoord 9
Ik kan me vinden in deze oproep. Hulpmiddelen waarbij er een groot risico is op welzijnsaantasting
zouden niet gebruikt moeten worden. Dit geldt niet alleen voor de drafsport, maar
voor iedere interactie met dieren. Helaas ontbreekt in veel gevallen onderzoek naar
het al dan niet schadelijk zijn van een specifiek middel. Daarom heb ik, zoals aangegeven
bij het antwoord op vragen 2 en 5, het lectoraat human-animal interactions van de
Aeres Hogeschool in Dronten gevraagd om het risico op welzijnsaantasting bij gebruik
van verschillende hulp- en trainingsmiddelen bij honden en paarden te inventariseren.
De resultaten van dit onderzoek kunnen onder andere door de SNDR gebruikt worden om
hun harnachementgids tegen het licht te houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.