Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tjeerd de Groot en Boulakjar over de brief van 372 wetenschappers met zorgen over de mijnbouw in de Waddenzee
Vragen van de leden Tjeerd de Groot en Boulakjar (beiden D66) aan de Minister voor Natuur en Stikstof en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 372 wetenschappers met zorgen over de mijnbouw in de Waddenzee (ingezonden 23 september 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 8 november 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 219.
Vraag 1
Bent u bekend met de brief van Scientists For Future Nederland waarin de zorgen worden
uitgesproken over de effecten van mijnbouw in de Waddenzee?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u reflecteren op deze zorgen?
Antwoord 2
Ik heb de brief gelezen en ben bekend met de zorgen die uitgesproken worden.
Het gebruik van fossiele brandstoffen leidt tot een toename van broeikasgassen en
daarmee de zeespiegelstijging. Klimaatverandering en de gevolgen hiervan staan scherp
op het netvlies van het kabinet. Daarom heeft de Staatssecretaris van Economische
zaken en Klimaat uw Kamer toegezegd een studie uit te laten voeren over de rol van
gaswinning in het 1.5-graad scenario binnen het Noordzeeakkoord.
Delfstofwinning onder de Waddenzee is alleen toegestaan als de hierdoor veroorzaakte
bodemdaling niet schadelijk is voor de natuur. Om dit te borgen is het «hand aan de
kraan»-principe vastgesteld in het Rijksprojectbesluit Gaswinning onder de Waddenzee
van 26 juni 2006. Het «hand aan de kraan»-principe houdt in dat vanuit deze velden
slechts gas mag worden gewonnen zolang de snelheid van bodemdaling als gevolg van
deze winning de toegestane veilige gebruiksruimte niet overschrijdt. Bij een snellere
zeespiegelstijging dan verwacht, betekent dit dat de gaswinning eerder zal worden
beperkt. De verwachte zeespiegelstijging wordt elke 5 jaar opnieuw door de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat vastgesteld en daarnaast wordt jaarlijks bepaald
of de nieuwste inzichten een bijstelling vragen. Hierdoor kan, ook in het scenario
waarbij de zeespiegelstijging sneller gaat dan verwacht, op tijd worden bijgestuurd
in de gaswinning.
In Nederland zet het kabinet in op het decarboniseren van het energiesysteem door
middel van energiebesparing en het vervangen van fossiele energie door duurzame energie,
zoals groen gas, duurzame waterstof en warmte. Deze omslag vergt tijd. De verwachting
is dat aardgas de komende tijd nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie
van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens in Nederland. Zolang
er in Nederland nog vraag is naar aardgas, geeft het kabinet de voorkeur aan gaswinning
uit de Nederlandse kleine velden onder de Noordzee. Productie in eigen land maakt
Nederland minder afhankelijk van import van aardgas uit het buitenland. Bovendien
is de klimaatafdruk van aardgas gewonnen in Nederland lager dan aardgas dat gewonnen
wordt in het buitenland. Ook zorgt gaswinning uit Nederlandse kleine velden voor behoud
van kennis van de diepe ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur. Deze kennis en
infrastructuur kan worden gebruikt in het kader van de energietransitie, zoals mogelijk
voor de opslag en het transport van waterstof. In het kader van de huidige geopolitieke
situatie en ontwikkelingen op de gasmarkt wil het kabinet opsporings- en winningsactiviteiten
op de Noordzee versnellen.
Op land kunnen projecten die vallen onder een bestaande winningsvergunning worden
voortgezet mits dit veilig kan en in goede afstemming met de omgeving.
Voor gaswinning onder de Waddenzee is in het coalitieakkoord afgesproken dat er geen
nieuwe vergunningen meer worden afgegeven. De procedure voor gaswinning Ternaard zal
worden afgerond.
Productie in eigen land draagt bij aan energieleveringszekerheid. Daarnaast zorgt
gaswinning uit Nederlandse kleine velden voor behoud van kennis van de diepe ondergrond
en aanwezige gasinfrastructuur. Deze kennis en infrastructuur kan worden gebruikt
in het kader van de energietransitie, zoals mogelijk voor de opslag en het transport
van waterstof. In het kader van de huidige geopolitieke situatie en ontwikkelingen
op de gasmarkt wil het kabinet opsporings- en winningsactiviteiten op de Noordzee
versnellen.
Vraag 3
Hoe worden deze zorgen, gedeeld door iets minder dan 400 wetenschappers in het veld,
meegenomen in de besluitvorming voor de vergunning voor Ternaard?
Antwoord 3
Voor gaswinning onder de Waddenzee is in het coalitieakkoord afgesproken dat de procedure
voor Ternaard wordt afgerond en er geen nieuwe vergunningen worden afgegeven. Voor
wat betreft de zorgen kan ik aangeven dat de zorgpunten, dus ook de zorgen zoals genoemd
in de brief van Scientists For Future Nederland, worden betrokken bij de besluitvorming.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze brief bevestigt dat er gerede wetenschappelijke twijfel
bestaat dat het verlenen van een vergunning voor Ternaard negatieve ecologische effecten
zou kunnen hebben? Zo ja, wat doet dat volgens u met de juridische houdbaarheid van
een eventueel verleende vergunning?
Antwoord 4
Een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming wordt getoetst
aan de hand van een passende beoordeling die deel uitmaakt van de aanvraag. Uit de
passende beoordeling moet de zekerheid worden verkregen dat het project de natuurlijke
kenmerken van Natura 2000-gebieden niet zal aantasten. Dit is dus de beoordeling die
ook in het geval van de aanvraag van de NAM voor de gaswinning Ternaard moet plaatsvinden.
Vraag 5
Wanneer denkt u de besluitvorming rondom de vergunning voor Ternaard af te kunnen
ronden?
Antwoord 5
Op dit moment bestudeer ik de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State in de zaak Porthos voor de besluitvorming voor Ternaard. Zoals
vermeld in mijn brief aan de Kamer d.d. 3 november jl. over deze uitspraak, geldt
voor ieder project, dus ook voor het project Ternaard, dat alsnog moet worden gekeken
naar de stikstofeffecten van de aanlegfase. Ik ben over het vervolg van de besluitvorming
reeds in overleg getreden met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.
De besluitvorming loopt door het alsnog betrekken van de stikstofeffecten in de aanlegfase
bij de beoordeling, vertraging op. Ik kan op dit moment niet concreet aangeven wanneer
de besluitvorming zal worden afgerond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.