Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over de vastgestelde sectorplannen
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de vastgestelde sectorplannen (ingezonden 4 oktober 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 8 november
2022).
Vraag 1
Heeft er, in lijn met uw beleidsbrief Hoger Onderwijs en Wetenschap1, een onafhankelijke weging plaatsgevonden over de prioritering van sectoren die in
aanmerking komen voor financiering van een sectorplan?2
Antwoord 1
Ik heb de Universiteiten van Nederland (UNL) gevraagd mij een breed gedragen voorstel
voor een verdeling van middelen op domeinniveau aan te reiken. Zij hebben dit voorstel
op 29 juli jl. aan mij aangeboden. Verder heb ik, ten behoeve van een goede inhoudelijke
en onafhankelijke weging in de prioritering en daarmee de verdeling van de middelen,
de Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) ingesteld. De NCSP heeft als taak om mij
van onafhankelijk advies te voorzien over de kwaliteit van de domein- en sectorbeelden
en de sectorplannen, de inzet van de middelen in landelijk gekozen zwaartepunten,
de aanpak van monitoring en evaluatie en het instrument als geheel. Het voorstel van
UNL ten aanzien van de verdeling is in dat advies meegenomen. Voor de volledige toelichting
op het proces, zie mijn Kamerbrief van 5 oktober jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 985).
Vraag 2
Volgens de adviesbrief3 van de recent ingestelde Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) werkt zij «met
inachtneming van de kaderstelling van 15 juli j.l.». Wat is die kaderstelling en kunt
u die naar de Kamer sturen?
Antwoord 2
Deze kaderstelling is een document dat onder andere beschrijft welke elementen de
domeinbeelden en sectorplannen moeten bevatten en hoe deze beoordeeld worden ten behoeve
van de middelenverdeling over de domeinen en sectoren. Dit kader is op 15 juli jl.
gedeeld met UNL en vertegenwoordigers van de verschillende wetenschapsdomeinen, en
als bijlage bijgevoegd bij mijn Kamerbrief van 5 oktober jl., (Kamerstuk 31 288, nr. 985).
Vraag 3
Kunt u de volledige opdracht aan de NCSP naar de Kamer sturen?
Antwoord 3
De volledige opdracht aan de Nationale Commissie Sectorplannen is vastgelegd in het
instellingsbesluit. De NCSP is met ingang van 1 juli 2022 ingesteld voor de duur van
12 maanden. Zie het Instellingsbesluit Nationale Commissie Sectorplannen in de Staatscourant 2022, 26055. Deze is ook als bijlage toegevoegd.
Vraag 4
Hoe en wanneer heeft de NCSP geadviseerd over de verdeling van de middelen over de
sectoren?
Antwoord 4
Op 14 september jl. heeft de NCSP haar eerste advies aan mij uitgebracht. Het advies
richt zich op de eerste € 60 miljoen structurele middelen binnen sectorplannen, waarbij
de commissie heeft meegewogen hoe de keuzes en prioriteiten passen binnen het totaalbeeld
van de volledige € 200 miljoen structurele middelen voor sectorplannen. Zie hiervoor
ook mijn Kamerbrief van 5 oktober jl., (Kamerstuk 31 288, nr. 985).
Vraag 5
Hoe is de afweging over aansluiting op nationale onderzoeksprogramma’s verlopen, zoals
de nationale wetenschapsagenda (NWA), het kennis- en innovatieconvenant (KIC) en het
nationaal groeifonds (NGF)? Op welke momenten is de aansluiting daarop door wie gewogen?
Antwoord 5
In het kader voor de sectorplannen is als randvoorwaarde meegegeven dat de sectorplannen
ingebed dienen te zijn in het bredere hoger onderwijs- en wetenschapsbeleid, en aantoonbaar
moeten bijdragen aan de bredere doelstellingen van dit beleid. De thema’s, zoals door
de domeinen zelf aangeleverd, zijn zorgvuldig gekozen om aan te sluiten bij de (inter)nationale
ontwikkelingen van de wetenschappelijke domeinen en de profilering van deelnemende
instellingen. De indieners hebben daarbij dus ook meegewogen welke andere programmering
er vanuit de overheid is, zoals o.a. de NWA, KIC en NGF. De NCSP heeft dit aspect
van aansluiting bij andere onderzoeksprogrammering eveneens meegewogen in haar advies
en heeft de aansluiting met het Nationaal Groeifonds en de NWO-programma’s NWA en
KIC expliciet als aandachtspunt benoemd. De sectoren zullen de komende periode naar
aanleiding van dit aandachtspunt deze aansluiting nader expliciteren. Ik zal daar
ook op letten bij de tweede toekenningsronde. Van belang is op te merken dat de sectorplannen
onderdeel uitmaken van het gehele pakket aan investeringen in het hoger onderwijs
en onderzoek en wetenschap, met investeringen in onder andere de open competitie,
grootschalige onderzoeksinfrastructuur, grootschalig toegepaste onderzoeksinfrastructuur,
Europese partnerschappen en matching. Al deze investeringen tezamen hebben tot doel
het creëren van rust en ruimte.
Vraag 6
Op welke manier en op welke momenten is het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat
betrokken geweest bij de vaststelling van de sectorplannen?
Antwoord 6
De sectorplannen zijn opgesteld vanuit de vier domeinen: bèta, techniek, sociale en
geesteswetenschappen en medische wetenschappen. De sectoren hebben dit zelf georganiseerd
en ingediend. Omdat dit gaat om investeringen in de basis voor onderwijs en onderzoek
en niet om thematische middelen, ligt de regie bij het wetenschappelijke veld. Zij
kunnen daarbij de afstemming zoeken bij vakdepartementen, deze keuze is aan hen zelf.
Om een goede inhoudelijke en onafhankelijke weging te kunnen maken in de prioritering
en daarmee de verdeling van de middelen heb ik de NCSP ingesteld. Op basis van hun
advies heb ik een besluit genomen. Het Ministerie van EZK is daar niet in betrokken.
Vraag 7
Welke rol heeft u in de verdeling van financiële middelen tussen (dus niet binnen)
de verschillende sectorplannen?
Antwoord 7
Zoals in de beleidsbrief Hoger Onderwijs en Wetenschap staat beschreven wil ik de
basis van onderwijs en onderzoek in alle vier de wetenschapsdomeinen gericht en duurzaam
versterken. Voor de sectorplanmiddelen heb ik een kader opgesteld dat beschrijft op
welke wijze de toekenning van de middelen tot stand komt. Daarbij heb ik UNL gevraagd
mij een breed gedragen voorstel voor een verdeling van middelen op domeinniveau aan
te reiken. Dit voorstel is door UNL aangeleverd op 29 juli jl. en wordt gedragen door
alle vier de domeinen en de universiteiten. Bij het komen tot dit voorstel voor een
verdeling is rekening gehouden met de huidige stand van zaken en knelpunten van de
vier domeinen, de relatieve omvang van de vier domeinen in fte aan onderzoekers, de
uitkomsten van het PwC-onderzoek naar de bekostiging van het hoger onderwijs en de
financiering van eerdere sectorplannen in de domeinen. Deze verdeling heb ik als kaderstelling
meegegeven aan de NCSP, die mij vervolgens adviseert over de keuzes die zijn gemaakt
binnen elk domein.
Vraag 8
Welke rol hebben tekortsectoren, het toekomstig verdienvermogen van Nederland, de
maatschappelijke impact en valorisatie gehad bij de vaststelling van de verdeling
van geld tussen (dus niet binnen) de sectorplannen?
Antwoord 8
De hoofddoelen van de sectorplannen zijn:
1. Het stimuleren van samenwerking en gezamenlijke scherpe keuzes tussen en binnen universiteiten
en umc’s over taakverdeling en profilering (onderwijs en onderzoek);
2. Rust en ruimte: het versterken van de basis van onderwijs en onderzoek waarbij wordt
ingezet op een stijging van het aantal vaste contracten, werkdrukverlaging en het
aantrekken, opleiden en behouden van (nieuw) wetenschappelijk talent, verbetering
van de macrodoelmatigheid en aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en de onderwijskwaliteit.
De sterke impuls die we hiermee geven aan de wetenschapssector gaat een positieve
bijdrage leveren aan doelen op het gebied van verdienvermogen, tekortsectoren en macrodoelmatigheid
van het onderwijs. Het feit dat alle vier de sectorplannen een sterke focus hebben
op systeemtransities zoals klimaat en energie, gezondheid en digitalisering legt hiervoor
de basis. Ik heb in het beleidsdebat van 30 juni jl. aan uw Kamer toegezegd dat we
aanpalende beleidsdoelstellingen, en daaronder vallen ook maatschappelijke impact
en valorisatie, meegeven in de kaderstelling voor de sectorplannen. Ik heb daarbij
de sectoren, middels dit kader, ook aangemoedigd de Theory of Change als inspiratie
te hanteren. Het kader is ook als bijlage toegevoegd.
Verder wil ik aangeven dat de sectorplannen niet als losstaand instrument een oplossing
kan bieden voor alle uitdagingen en ambities rond hoger onderwijs en wetenschap. Zowel
binnen de OCW instrumenten en beleidstrajecten als daarbuiten wordt gewerkt aan oplossingen
voor tekortsectoren en arbeidsmarktkrapte. Voor tekortsectoren wordt bijvoorbeeld
samengewerkt met het Ministerie van EZK en SZW. Daar is namelijk een bredere aanpak
nodig dan met enkel dit instrument opgelost kan worden.
Vraag 9
Vindt u dat de verdeling van middelen tussen de sectorplannen, zoals nu voorligt,
maximaal bijdraagt aan het oplossen van krapte in tekortsectoren, het toekomstig verdienvermogen
van Nederland, de maatschappelijke impact en valorisatie?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Kunt u bij het beantwoorden van voorgaande vraag specifiek reflecteren op het gegeven
dat het sectorplan sociale en geesteswetenschappen met afstand de meeste middelen
ontvangt van alle sectorplannen?
Antwoord 10
Graag wil ik voorop stellen dat de investeringen in sectorplannen zijn gericht op
alle domeinen, waarbij in elk afzonderlijk wetenschapsdomein flink geïnvesteerd wordt.
In deze ronde is de totale beoogde investering voor de domeinen de bèta- en technische
wetenschappen € 90 miljoen, sociale- en geesteswetenschappen € 70 miljoen, medische
wetenschappen € 40 miljoen. Bovendien volgt deze investering op een eerdere ronde
sectorplannen vanaf 2018, waarbij er € 60 miljoen is geïnvesteerd in bèta en techniek
en € 10 miljoen in de sociale- en geesteswetenschappen. Beide rondes aan sectorplannen
zijn structurele middelen. Dit komt dus neer op een jaarlijkse investering van € 150
miljoen voor bèta en techniek en € 80 miljoen in de sociale- en geesteswetenschappen
en € 40 miljoen voor de medische wetenschappen vanaf 2023.
Kijkend naar de beleidsdoelen van de sectorplanmiddelen en de behoeften vanuit het
brede wetenschappelijke veld is een voorstel voor verdeling zoals aangedragen door
UNL voor mij een begrijpelijke keuze. Het sectorplan van de sociale- en geesteswetenschappen
(SSH) betreft een zeer breed en omvangrijk domein dat vele richtingen bevat. Evenals
in de andere wetenschapsdomeinen, is ook binnen de SSH veel potentie voor het oplossen
van een aantal knelpunten en het verzilveren van kansen voor wetenschappelijke excellentie
en maatschappelijke impact. Een voorbeeld daarvan is het thema AI en digitalisering.
Onze beroepsbevolking zal voldoende toegerust moeten zijn om met de juiste kennis
en vaardigheden om te gaan met de uitdagingen die de digitale samenleving vraagt.
Dat geldt bijvoorbeeld voor een goed perspectief op hybride werken en aandacht voor
toegankelijkheid en inclusiviteit, maar ook voor oplossingen voor digitale ongeletterdheid.
Duidelijk is dat de SSH-expertise op deze terreinen, mede versterkt door de sectorplannen,
belangrijk is voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland. Dit neemt niet weg
dat ook de andere domeinen, de medische-, bèta- en technische wetenschappen, aan verschillende
maatschappelijke uitdagingen een onmisbare bijdrage leveren. Deze ambitie is in alle
sectorplannen verwoord en blijft voor mij belangrijk. Aansluitend is het instrument
sectorplannen in het bestuursakkoord ook bezien in de context van de bredere versterking
van onderzoek en onderwijs. En in relatie tot de arbeidsmarktkrapte aanpak. Zoals
hierboven al aangegeven maken de sectorplannen onderdeel uit van een breder pakket
aan instrumenten o.a. bestaande uit impulsen voor grootschalige onderzoeksinfrastructuur,
grootschalig toegepaste onderzoeksinfrastructuur, Europese partnerschappen en matching.
Vraag 11
Acht u de sector sociale en geesteswetenschappen de belangrijkste sector om in te
investeren als het gaat om tekortberoepen en uitdagingen van de toekomst?
Antwoord 11
Alle vier de wetenschapsdomeinen hebben te maken met tekortberoepen en dragen bij
aan de grote uitdagingen van de toekomst. Met het instrument sectorplannen help ik
de wetenschap en het onderwijs verder in de samenwerking en profilering en daarnaast
met het creëren van rust en ruimte, mede door het verhogen van het aantal vaste contracten.
Dat zijn de hoofddoelen van de sectorplannen. Daarbij is een positief vooruitzicht
dat deze versterking van onderwijs en wetenschap op de lange termijn perspectief biedt
op een nieuwe impuls aan de arbeidsmarkt en de uitdagingen van de toekomst. Het gaat
daarbij nadrukkelijk óók om uitdagingen en tekortsectoren die we nu nog niet direct
voorzien. Niet zelden betreffen die uitdagingen ook de interactie van ontwikkelingen
met mens en maatschappij, waar ook de sociale- en geesteswetenschappen een belangrijke
wetenschappelijke bijdrage aan leveren, samen met de andere domeinen.
Daarnaast komt de focus in de SSH-sectorplannen op de kleine talen en onderwijskunde
en de lerarenopleidingen tegemoet aan enkele expliciete verzoeken van de Kamer op
het gebied van arbeidsmarkttekorten. Het SSH sectorplan bevordert duurzame samenwerking
tussen scholen, lerarenopleidingen en onderwijskundigen. Het sectorplan Geesteswetenschappen
maakt de keuze voor het onderwijs- en onderzoeksveld «Talen en Culturen», en sluit
daarmee direct aan op het rapport «Talen centraal: naar een deltaplan voor de universitaire
talenstudies» dat op verzoek van mijn voorganger is opgesteld, en het briefadvies
van de KNAW over de neerlandistiek (Nederlands verdient meer, 2019). Hiermee wordt
gevolg gegeven aan onze kabinetsambitie om bij de kleine studies en de Nederlands
Taal en Cultuur de interuniversitaire samenwerking te versterken en naar de toekomst
toe een dekkend en passend aanbod te garanderen.
Gezien de bijdrage van de wetenschap met name gericht is op de lange termijn, vaak
voorbij de horizon van de huidige uitdagingen en voorspellingen, gaat het voor mij
te ver een direct verband te leggen tussen investeringen via sectorplannen in bepaalde
wetenschapsgebieden en tekortberoepen van de toekomst. Daarvoor heeft het kabinet
een separate aanpak gekozen waarbij ik samenwerk met de Minister van EZK en SZW. Zoals
hierboven aangegeven helpen de sectorplannen in brede zin uiteraard wel bij de versterking
van onderwijs en wetenschap op de lange termijn en biedt het daarmee een impuls aan
de arbeidsmarkt en de uitdagingen van de toekomst.
Vraag 12
Waarom is er nog geen sectorplan voor informatica?
Antwoord 12
Het NCSP heeft deze observatie ook gedaan en de commissie heeft daarop de domeinen
gevraagd om in de fase tot maart 2023 aandacht te besteden aan het verder versterken
van de discipline informatica in de sectorplannen van de vier domeinen. De domeinen
bèta en techniek zijn gezamenlijk overeengekomen om binnen hun sectorplannen ruimte
te vinden voor de landelijke versterking van de informatica, welk voorstel, in nauw
overleg met Informatica Platform Nederland, wordt uitgewerkt voor het volgende advies
van de NCSP in maart. Het sectorplan SSH heeft daarnaast reeds een dwarsdoorsnijdend
thema benoemd dat hier aan bijdraagt, namelijk «Welvaart, participatie en burgerschap
in een digitaliserende wereld».
Vraag 13
Kunt u de antwoorden op bovenstaande vragen ruim voor de begrotingsbehandeling van
OCW aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 13
Ja, bij deze bied ik de beantwoording aan bij de Tweede Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.