Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk, Van Campen en Bisschop over het bericht 'Wolf blijft zorgen voor problemen: ook kalveren en pony’s slachtoffer'
Vragen van de leden Boswijk (CDA), Van Campen (VVD) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Wolf blijft zorgen voor problemen: ook kalveren en pony's slachtoffer» (ingezonden 11 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 8 november
2022).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat de wolf in aantal toe blijft nemen en nu naast schapen
ook steeds vaker grote dieren zoals koeien en paarden aanvalt, die daardoor overlijden
of ernstig verminkt raken? Hoe weegt u dit dierenleed ten opzichte van de beschermde
status van de wolf?1
Antwoord 1
Ja, deze ontwikkelingen zijn mij bekend want het aantal wolven en meldingen van door
wolven aangevallen dieren wordt door BIJ12 bijgehouden. Het dierenleed vind ik zeer
te betreuren. Daarom zet ik, samen met de provincies, in op het goed beschermen van
vee en hobbydieren om daarmee het dierenleed te voorkomen. Zowel de beschermde status
van de wolf als het voorkomen van dierenleed wegen voor mij zwaar.
Vraag 2
Maakt u zich zorgen over de aantallen door de wolf verminkte of doodgebeten dieren,
of verlopen deze ontwikkelingen volgens (eerdere) verwachtingen?
Antwoord 2
Elk gehouden dier dat door de wolf wordt verwond of gedood is te betreuren. Het aantal
wolvenaanvallen is in lijn met de toename van het aantal wolven in Nederland. Ik weet
ook dat er goed uitvoerbare mogelijkheden zijn om dieren te beschermen tegen aanvallen
door wolven, bijvoorbeeld het plaatsen van wolfwerende hekken. In het huidige Interprovinciaal
Wolvenplan2 staan deze maatregelen beschreven. Dierhouders kunnen hiervoor gebruik maken van
provinciale subsidies. Een goede bescherming tegen aanvallen van de wolf zorgt dat
dierenleed beter voorkomen kan worden.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat de aanwezigheid van wolven ertoe leidt dat veehouders dieren
meer in de stal houden, terwijl de maatschappij de voorkeur heeft voor weidegang en
uitloop van dieren?
Antwoord 3
Met de juiste bescherming van vee, zoals beschreven in het huidige Interprovinciaal
Wolvenplan, is het goed mogelijk om vee ook buiten de stallen veilig te laten leven.
Vraag 4
Hoe worden de aanvallen op gehouden dieren precies geregistreerd? Worden behalve dodelijke
gevallen ook de aantallen door wolven verwonde dieren nauwgezet bijgehouden? Hoe worden
later aan verwondingen overleden danwel in verband met verwondingen geëuthanaseerde
dieren geregistreerd?
Antwoord 4
De registratie van de aanvallen vindt plaats door BIJ12 en is openbaar beschikbaar
. Het is niet altijd duidelijk of de dood of verwonding is veroorzaakt door een aanval
van een wolf. Daarom worden alle verwondingen en overlijden «waarbij wolf als dader
niet is uit te sluiten» geregistreerd. Mochten gewonde dieren later alsnog overlijden,
of mocht er sprake zijn van geëuthanaseerde dieren, dan worden de cijfers hierop aangepast.
Elke schademelding wordt zo snel als mogelijk bekend gemaakt onder vermelding van
datum, locatie en de aantallen en diersoorten die hierbij zijn betrokken. Deze lijst
wordt geactualiseerd zodra er nieuwe gegevens bekend zijn. BIJ12 is bezig om dit overzicht
te specificeren zodat ook inzicht kan worden gegeven in het aantal gewonde, geëuthanaseerde
of vermiste dieren.
Vraag 5
Worden dierenartsen in gebieden waar wolven voorkomen proactief betrokken bij monitoring,
het opstellen van het interprovinciaal wolvenplan en andere beleidsvorming omtrent
het wolvenbeheer?
Antwoord 5
Bij de consultatie over het te actualiseren Interprovinciaal Wolvenplan en de monitoring
van aantal en locatie van wolven worden dierenartsen niet proactief betrokken. Monitoring
vindt plaats volgens de afspraken gemaakt in het huidige Interprovinciaal Wolvenplan
en Monitoringsplan wolf3. Dierenartsen uit de betrokken gebieden kunnen, net als ieder ander, meldingen doen
over de aanwezigheid van wolven. Dierenartsen worden ingeschakeld bij de meldingen
van dode en gewonde dieren, bijvoorbeeld om de gewonde dieren te helpen.
Vraag 6
Binnen welke termijn worden getroffen dierhouders in de regel tegemoetgekomen voor
de geleden schade? Hoe wordt de hoogte van de schadevergoeding bepaald? Gaat dat uitsluitend
via de «Richtlijn taxatie en prijzen bij wolvenschade» van BIJ12, zoals aangegeven
in antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden Van Campen en Valstar (beiden
VVD) in november jongstleden? Houdt deze richtlijn rekening met de actuele marktwaarde
en bijvoorbeeld ook met de waarde van bijzondere foklijnen? In hoeverre wordt rekening
gehouden met emotionele schade onder dierenhouders die (soms herhaaldelijk) hun dieren
verscheurd en verminkt aantreffen en stress ondervinden door vrees voor aanvallen
van wolven?4
Antwoord 6
Het toekennen van een tegemoetkoming in de schade betreft een provinciale bevoegdheid
die wordt uitgevoerd door BIJ12. De afhandeling van de tegemoetkoming in de schade
vindt inderdaad plaats volgens de «richtlijn taxatie en prijzen bij wolvenschade»5. Daarin is ook opgenomen welke schade wordt vergoed. Emotionele schade valt hier
niet onder.
BIJ12 streeft ernaar de tegemoetkoming binnen zestien weken na de melding te hebben
uitgekeerd. Soms wordt dit streven niet gehaald, bijvoorbeeld omdat er gewacht moet
worden tot de dossiervorming compleet is. Denk hierbij aan facturen van de veearts
of het destructiebedrijf. Ook voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan
van de «richtlijn taxatie en prijzen bij wolvenschade». Voor bijzondere foklijnen
kan een toeslag op de basisprijs worden gehanteerd. Dit krijgt zijn vorm via een taxatie
zoals opgesteld door de onafhankelijke taxateurs.
Vraag 7
Hoe duidt u de signalen dat wolven minder schuw lijken te worden en menselijke aanwezigheid
minder uit de weg lijken te gaan, in weerwil van wat deskundigen/voorstanders van
de wolf hierover hebben gesteld? Wat betekent dit in termen van gevaar voor mensen
en door mensen gehouden huisdieren, zoals honden en katten? Sluit u uit dat kinderen
of kwetsbaren door wolven kunnen worden aangevallen?6
Antwoord 7
Er zijn enkele meldingen van wolven die opvallend gedrag vertonen. In veel gevallen
is dat niet gevaarlijk. Een incident met een wolf is nooit 100% uit te sluiten, maar
we weten van dichtbevolkte gebieden elders in Europa, waar wolven veelvuldig in menselijke
omgeving actief zijn, dat de kans op een aanval van de wolf op de mens gelukkig zeer
klein is. Het aantal incidenten in onze westerse leefomgeving is blijkens de Factfinding
studie7, die vorig jaar is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Kamerstuk 33 576, nr. 251), gering. Voor de periode 2002–2020 is in Europa, waar ruim 15.000 wolven leven,
zeven keer een bijtincident met mensen vastgesteld. In Nederland is sinds de terugkeer
van de wolf geen melding bekend van een aanval op mensen. Het gevaar voor loslopende
huisdieren is ook beperkt. Katten zijn geen natuurlijke prooi voor wolven en zullen
evenals honden, die door wolven kunnen worden gezien als ongewenste soortgenoot, slechts
in uitzonderlijke situaties worden aangevallen.
Desondanks begrijp ik dat de aanwezigheid van wolven angst veroorzaakt bij burgers.
Ik wil die gevoelens serieus nemen en daarom samen met de provincies inzetten op meer
voorlichting en communicatie over de wolf, zodat burgers weten hoe wolven echt leven.
Ik hoop daarmee een deel van de angst weg te kunnen nemen.
Vraag 8
Op wiens deskundigheid vaart u bij dergelijke analyses, inschattingen en risicoafwegingen
en hoe is daarbij een voldoende mate van feitelijkheid, onafhankelijkheid en zekerheid
geborgd?
Antwoord 8
Wetenschappelijke feiten en kennis worden door mijn ministerie betrokken van universiteiten
en wetenschappelijke instanties. Objectiviteit en deskundigheid zijn daarbij gewaarborgd.
De risicoafwegingen en daarop gebaseerde beleidsmatige keuzes vormen onderdeel van
de politieke en bestuurlijke besluitvorming.
Vraag 9
Wat is de staat van instandhouding van de wolf in Nederland op dit moment? Bij welke
aantallen en trends zal de staat van instandhouding gunstiger worden beoordeeld dan
nu het geval is en op welke termijn acht u dat aannemelijk?
Antwoord 9
De staat van instandhouding van een soort kent zijn oorsprong in de Europese Habitatrichtlijn.
De Wet natuurbescherming, waarin de Habitatrichtlijn is geïmplementeerd, geeft aan
dat er sprake is van een gunstige staat van instandhouding indien uit populatiedynamische
gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van
de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal
blijven; dat het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt
of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; en dat er een voldoende grote habitat
bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange
termijn in stand te houden. De staat van instandhouding van een soort wordt bepaald
aan de hand van vier parameters: verspreiding, populatie (waaronder genetische diversiteit),
leefgebied en toekomstperspectief. De regel is dat de slechtst scorende parameter
bepalend is voor de totaalbeoordeling van de staat van instandhouding. Op dit moment
is de populatie wolven in Nederland te klein om van een gunstige staat van instandhouding
te kunnen spreken.
Een gunstige staat van instandhouding is niet direct te koppelen aan een exact aantal
dieren. Voor de bepaling van de staat van instandhouding wordt veelal uitgegaan van
het aantal roedels of koppels. Een roedel kent geen vaste omvang en bestaat uit groep
van meer dan twee wolven, meestal ouders met hun jongen van eventueel meerdere generaties.
Uit de Factfinding studie blijkt dat dat tenminste 1000 roedels nodig zijn in de Centraal-Europese
regio (de regio waartoe Nederland behoort). In die regio bevinden zich momenteel ongeveer
300 roedels, aldus de Factfinding studie.
Momenteel is mijn ministerie in overleg met de Duitse overheid om te komen tot een
internationaal wolvenplan. Hierin kan worden afgesproken dat in het kader van de rapportageverplichtingen
uit de Habitatrichtlijn vanaf 2025 een gezamenlijke rapportage over de Nederlandse
en Duitse wolvenpopulatie gaat plaatsvinden. Door deze populaties als een gezamenlijke
grensoverschrijdende groep te behandelen, is er ook sprake van een grotere populatie
waarin een gunstige staat van instandhouding eerder kan worden bereikt. De Richtsnoeren
van de EU inzake de bescherming van diersoorten van de Habitatrichtlijn8 geven aan dat voor sommige migrerende en grensoverschrijdende soorten het moeilijk
kan zijn om binnen lidstaten zelf een gunstige staat van instandhouding te bereiken.
Dit betekent dat voor wolvenbeheer uit een grensoverschrijdend managementplan moet
blijken wat onder een gunstige staat van instandhouding van de betrokken populatie
wordt verstaan.
Omdat de omvang van een populatie afhankelijk is van vele factoren, is het niet mogelijk
een termijn te koppelen aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding.
Vraag 10
Waarom kiest u ervoor om de wolf ongemoeid zijn gang te laten gaan, terwijl u de jacht
op bijvoorbeeld het haas en het konijn verbiedt? Vindt u een gunstige staat van instandhouding
van de wolf belangrijker dan andere soorten binnen de Habitatrichtlijn?
Antwoord 10
Een gunstige staat van instandhouding is voor alle beschermde soorten van belang.
Dat is de basis voor zowel de bescherming van de wolf als voor het niet openen van
de jacht.
De wolf is opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en is daarmee een strikt
beschermde soort. De Habitatrichtlijn voorziet onder meer in bescherming door het
verbieden van tal van schadelijke handelingen ten aanzien van individuen van die soorten,
waaronder het opzettelijk verstoren. Haas en konijn zijn nationaal beschermde diersoorten
conform artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming en vallen niet onder de bescherming
van de Habitatrichtlijn. Onder voorwaarden is de jacht op deze soorten mogelijk, zoals
in Paragraaf 5 van deze wet is vastgelegd. Ik heb besloten voor het seizoen 2022/2023
de jacht op de haas niet te openen in de provincies die voor de haas een dalende populatietrend
tonen, namelijk Groningen, Limburg en Utrecht, en de jacht op het konijn in alle provincies
niet te openen, omdat de populatie van het konijn landelijk een sterk dalende trend
vertoont.
Vraag 11
Is er een beeld bij de vraag hoeveel wolven Nederland maximaal kan verdragen en wanneer
dat punt op basis van de huidige populatietrend bij benadering wordt bereikt? Hoe
verhoudt zich dat tot gebieden waar de wolf zijn natuurlijk gedrag kan vertonen en
waar dat niet kan, naar analogie aan nulstandgebieden die worden gehanteerd voor bijvoorbeeld
wilde zwijnen?
Antwoord 11
Het aantal wolven dat in Nederland kan leven is niet aan te geven. Uit de Factfinding
studie komt naar voren dat vooralsnog niet is te bepalen wat de draagkracht van Nederland
zal zijn voor wolven. Gezien het ontbreken van een gunstige staat van instandhouding
kan er geen sprake zijn van beheer van de wolf zoals dat bij wilde zwijnen in sommige
gebieden plaatsvindt, omdat dergelijk beheer de kleine wolvenpopulatie nog verder
zou verkleinen.
De termen nulstandsbeleid en nulstandgebieden komen uit een betrekkelijk ver verleden,
toen het Rijk in de Nota Jacht en Wildbeheer uit 19919 een beleid t.a.v. wilde zwijnen heeft geformuleerd. Daarbij werden twee leefgebieden
(De Veluwe en de Meinweg) aangewezen en daarbuiten zou een nulstandbeleid worden gehanteerd.
Deze twee gebieden kennen grote zwijnenpopulaties en de staat van instandhouding van
het wilde zwijn gunstig is. De begrippen nulstandsbeleid of nulstandgebied zoals die
nu door veel provincies als term gehanteerd worden, zijn vaak neergelegd in een provinciale
nota en het faunabeheerplan. Provincies geven verschillende invullingen aan deze termen,
variërend van streven om de populaties buiten de leefgebieden te reduceren ("richting
nul") tot een nulschadebeleid.
Vraag 12
Kunt u exact aangeven hoe de rollen en verantwoordelijkheden zijn verdeeld onder de
verschillende overheidslagen met betrekking tot het wolvenbeheer? Bent u ervan op
de hoogte dat provincies het Rijk oproepen om actie te ondernemen? Wat vindt u hiervan
en bent u hiertoe bereid?10
Antwoord 12
Zoals ik in antwoord op vraag 11 heb aangegeven, is beheer van wolven niet toegestaan
omdat er geen sprake is van een gunstige staat van instandhouding van de wolf. Provincies
zijn bevoegd voor het uitvoeren van het nationale beleid rond de wolf. De Wet natuurbescherming
biedt hiervoor de kaders. Mijn ministerie voert het internationale wolvenbeleid uit
en rapporteert hierover richting de EU. De signalen uit de provincies zijn mij bekend.
Mijn ministerie werkt goed samen met de provincies, is actief betrokken bij de IPO-wolvenwerkgroep
en heeft ook daarbuiten regelmatig contact met diverse provincies. Ik ben altijd bereid
verder overleg te voeren met provincies om te bezien welke stappen we gezamenlijk
kunnen zetten in het wolvenbeleid. Daarbij wil ik graag met elkaar bezien of we echt
al genoeg hebben gedaan om te komen tot effectieve beschermingsmaatregelen voor gehouden
dieren. In dat verband heb ik onlangs contact gehad met de gedeputeerde van de provincie
Drenthe om de zorgen die daar leven te bespreken en ook samen na te denken over hoe
we door goede, effectieve preventie kunnen voorkomen dat dieren worden gedood of verwond.
Vraag 13
Wat voor advies geeft u aan zowel hobbymatige als bedrijfsmatige dierenhouders om
schade door de wolf te voorkomen, aangezien hoge hekwerken niet voldoende effectief
blijken? Heeft u in beeld wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van het beschikbaar
stellen van subsidieregelingen voor provincies, zoals benoemd in antwoord op schriftelijke
vragen van de leden Van Campen en Valstar in november jongstleden? Bent u thans van
mening dat het inzetten van preventieve maatregelen, het geven van informatie en voorlichtingsactiviteiten,
het ter beschikking stellen van zogenoemde noodrasters en de inzet van wolvenconsulenten
en preventieteams nog voldoende zijn ter bescherming tegen aanvallen van de wolf?11
Antwoord 13
In het huidige Interprovinciaal Wolvenplan staan de preventieve maatregelen beschreven
die dierhouders kunnen nemen om hun dieren te beschermen, het gaat dan om meer dan
alleen hoge hekwerken, bijvoorbeeld pilots met kuddebeschermingshonden, het ter beschikking
stellen van noodrasters, de inzet van wolvenconsulenten en actieve voorlichting. Deze
maatregelen acht ik thans afdoende om te zorgen dat schade door mogelijke aanvallen
van wolven zoveel mogelijk wordt beperkt.
Vraag 14
In hoeverre worden andere in het wild levende soorten belemmerd door rasters en hekwerken
ter preventie van de wolf? Kunnen bijvoorbeeld reeën, dassen en hazen het afgezette
terrein wel ongehinderd betreden of wordt hun leefgebied hierdoor beperkt? Indien
het leefgebied van andere in het wild levende soorten dan de wolf wordt beperkt door
dit soort afzettingen, welke gevolgen kan dat hebben voor de staat van instandhouding
van die soorten?
Antwoord 14
Het plaatsen van wolfwerende maatregelen betreft het heel gericht afperken van particuliere
gebieden waar vee en hobbydieren worden gehouden. Bij het op deze manier toepassen
van wolfwerende maatregelen zal er naar verwachting genoeg ruimte overblijven voor
ander dieren om zich vrijelijk in de natuur te bewegen.
Vraag 15
Wat zijn de risico’s rond hybridisatie van wolven en honden (in Nederland)?
Antwoord 15
Er is in Nederland nog nooit een hybride wolf aangetroffen. Ook in Duitsland zijn
er in de afgelopen 20 jaar slechts twee gevallen van hybridisatie bekend. De Factfinding
studie geeft aan dat uit recente genetische studies blijkt dat hybridisatie in de
alpiene, Centraal-Europese en Scandinavische populaties zeer zeldzaam is (minder dan
1% van de onderzochte gevallen). Nederland kent bovendien geen loslopende zwerfhonden.
Het risico op langdurig innig contact tussen wolf en hond is daardoor zeer klein.
Ik acht de kans op hybridisatie hiermee verwaarloosbaar.
Vraag 16
In welke Europese lidstaten vindt gereguleerd afschot van wolven plaats? Wat is daarvoor
de juridische grondslag, naast uitzondering op het Verdrag van Bern danwel Habitatrichtlijn?
Welke belangenafwegingen zijn daarbij gemaakt en doorslaggevend geweest? Betreft dat
nationale en/of decentrale besluitvorming in die landen en hoe verhouden die zich
tot de Europese kaders?
Antwoord 16
Alle EU-lidstaten zijn voor het toepassen van gereguleerd afschot van wolven gebonden
aan de kaders die worden gesteld door de Habitatrichtlijn. Voor Bulgarije, Estland,
Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en delen van Griekenland, Finland en Spanje geldt
echter dat de soort is genoemd in bijlage V van de Habitatrichtlijn. Voor soorten
van Bijlage V kunnen de lidstaten, indien nodig, maatregelen treffen om te zorgen
dat het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van deze soorten niet ten koste
gaat van hun behoud.
Dit betreft lidstaten met grote populaties wolven die in een gunstige staat van instandhouding
verkeren en waarbij het beheer geen afbreuk doet aan deze gunstige staat van instandhouding.
Ook het Verdrag van Bern biedt kaders voor de bescherming van wolven. Lidstaten voor
wie het verdrag uitzonderingssituaties kent op de beginselverplichting van bescherming
(bijvoorbeeld in de vorm van beheer), zijn Spanje, Litouwen, Bulgarije, Tsjechië,
Finland, Letland, Polen, Slowakije en Slovenië. De vorm waarin per lidstaat invulling
wordt gegeven aan het beheer van wolven varieert evenals de afwegingen die per lidstaat
of deel daarvan zijn gemaakt. Voor een uitgebreide juridische analyse van de bescherming
van de wolf in verschillende Europese landen verwijs ik u naar de studie die in 2021
is uitgevoerd12.
Vraag 17
Bent u bereid om, in lijn met andere lidstaten, in het algemeen meer ruimte te bieden
voor het verjagen en doden van probleemwolven en de juridische mogelijkheden hiertoe
maximaal te benutten en provincies daarbij te faciliteren? Zo ja, op welke manier?
Antwoord 17
Het verjagen en zo nodig doden van probleemwolven is onder de geldende regelgeving
al mogelijk. Artikel 16 van de Habitatrichtlijn geeft aan dat ter voorkoming van ernstige
schade aan veehouderijen doden is toegestaan wanneer er geen andere bevredigende oplossing
bestaat en op voorwaarde dat het doden geen afbreuk doet aan het streven de populaties
van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat
van
instandhouding te laten voortbestaan. Binnen deze juridische kaders zijn de provincies
bevoegd het beleid rond de wolf uit te voeren en indien nodig een ontheffing voor
ingrijpen bij probleemwolven af te geven. Daarbij wordt door provincies als uitgangspunt
gehanteerd dat sprake is van een probleemwolf indien een dier meermaals goed beschermd
vee heeft aangevallen. Ook kan er sprake zijn van een probleemwolf indien een wolf
agressief reageert op mensen of wanneer een wolf actief en bewust meermaals mensen
binnen 30 meter benadert en het afleren hiervan niet wekt of praktisch niet uitvoerbaar
is.
Richtlijnen ter verdere uitwerking van het omgaan met probleemwolven zullen worden
opgenomen in het geactualiseerde Interprovinciaal Wolvenplan dat naar verwachting
van de provincies in het voorjaar van 2023 gereed zal zijn.
Vraag 18
Vindt u het terecht dat in bepaalde EU-lidstaten (bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk,
Zweden, Finland, Slowakije en Griekenland) blijkbaar uitzonderingen gelden op de betreffende
regels onder het Verdrag van Bern en de Habitatrichtlijn waarbij in elk voorkomend
geval op basis van maatwerk aan drie cumulatieve criteria moet worden voldaan, namelijk:
1) er moet sprake zijn van een in het Verdrag van Bern danwel in de Habitatrichtlijn
genoemd doel, bijvoorbeeld onderzoek, openbare veiligheid of het voorkomen van ernstige
schade aan vee; 2) bevredigende alternatieven voor het beoogde ingrijpen ontbreken;
en 3) het ingrijpen staat niet in de weg aan het bereiken van een goede staat van
instandhouding?
Antwoord 18
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 16 heb aangegeven, zijn alle lidstaten gebonden
aan de Habitatrichtlijn. Maar doordat de staat van instandhouding varieert, zijn er
verschillen mogelijk in de mate waarin kan worden ingegrepen op de beschermingsstatus
van de wolf.
Vraag 19
Kunt u onderbouwen waarom die uitzondering niet voor Nederland zou gelden, op basis
van de drie cumulatieve criteria?
Antwoord 19
In Nederland is geen sprake van een bestaande stabiele wolvenpopulatie en van een
gunstige staat van instandhouding van die populatie. Ten tijde van het opstellen en
ondertekenen van de Habitatrichtlijn en het Verdrag van Bern kwam de wolf in Nederland
niet meer voor. Er was derhalve geen reden om een uitzondering voor het beheer van
een niet aanwezig soort te bepleiten. Pas wanneer ook in Nederland sprake is van een
gunstige staat van instandhouding van de wolf kan sprake zijn van een mogelijke uitzondering.
Vraag 20
Waarom is sprake van vertraging van het internationaal wolvenplan, terwijl juist versnelling
nodig is?
Antwoord 20
Het internationaal wolvenplan betreft vooralsnog een samenwerking met de Duitse overheid.
Mijn ministerie werkt aan het opstellen hiervan en het streven is om dit eind 2023
gerealiseerd te hebben. Er is geen sprake van een vertraging bij het tot stand komen
van dit internationale wolvenplan. Aanvullend hieraan zoeken we naar aansluiting van
België, Luxemburg en Denemarken bij dit plan, om met deze landen gezamenlijk over
de populatie in de noordelijke Atlantische biogeografische regio te kunnen rapporteren
aan de EU.
Vraag 21
Is het denkbaar dat in Nederland op een bepaald moment tot beheersmaatregelen moet
worden overgegaan, zoals dat ook voor een min of meer vergelijkbare beschermde soort
als de bever is gebeurd? Zo nee, waarom sluit u dat uit? Zo ja, bij welke ontwikkelingen
en in wat voor situatie acht u dat denkbaar? Gaat u daar in eerste instantie over
of zijn dat de provincies, of is dat een combinatie van beide? Zijn hiervoor wetswijzigingen
noodzakelijk? Kunt u een en ander toelichten?
Antwoord 21
Beheersmaatregelen zijn in principe ook in Nederland niet uit te sluiten. Hierbij
moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de Habitatrichtlijn, zoals ik heb aangegeven
in mijn antwoord op vraag 16. Een daarvan is de voorwaarde dat door beheer de ontwikkeling
naar een gunstige staat van instandhouding niet in gevaar mag komen. Dit is in Nederland
voor de wolf vooralsnog niet op korte termijn te verwachten. De staat van instandhouding
wordt op landelijk niveau bepaald. In het geval van een internationaal wolvenplan
kan de staat van instandhouding op een grensoverschrijdende manier worden bepaald.
Vooralsnog zal elke in Nederland gedode wolf de ontwikkeling naar de gunstige staat
van instandhouding vertragen. Een tweede voorwaarde waaraan moet worden voldaan alvorens
tot beheer over te kunnen gaan is dat eerst andere bevredigende oplossingen moeten
worden benut. Dus ook bij beheer is het goed beschermen van vee noodzakelijk.
Wanneer aan de in de Habitatrichtlijn vastgelegde voorwaarden voor beheer van wolven
wordt voldaan, kunnen de provincies gebruik maken van hun bevoegdheid om ontheffingen
voor beheer af te geven.
Vraag 22
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om gebieden aan te wijzen waar de wolf wel en niet
past en beheersmaatregelen hierop af te stemmen?13
Antwoord 22
De wolf is een diersoort die in Nederland thuishoort en zich van nature weer in ons
land heeft gevestigd. Uit de in antwoord 16 genoemde juridische analyse komt naar
voren dat het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald dat het natuurlijk
verspreidingsgebied waarbinnen de wolf moet worden beschermd, ruim moet worden uitgelegd.
Dit omvat de geografische ruimte waar de betrokken soort zich van nature ophoudt of
verspreidt, ook als dat door de mens bewoonde gebieden betreft. Met andere woorden,
op dit moment moet het verspreidingsgebied van de wolf zo groot zijn als door de soort
zelf bepaald. Mede gezien het ontbreken van een gunstige staat van instandhouding,
zijn beheer van de wolf en het aanwijzen van toegestane leefgebieden vooralsnog niet
aan de orde.
Vraag 23
Herkent u het beeld dat het huidige debat over de wolf sterk is gepolariseerd en wordt
beheerst door uitgesproken ideologische voorstanders enerzijds en gedupeerden die
met de feitelijke schade worden geconfronteerd anderzijds? Ondersteunt u op enigerlei
wijze initiatieven, zoals dat van International Fund for Animal Welfare (IFAW) en
de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) om tot een meer genuanceerde dialoog
over samenleven met en beheersbaarheid van wolven te komen?14
,
15
Antwoord 23
Ja, ik herken dit beeld en bevind mij, samen met de provincies, in de uitdagende positie
om hier een gebalanceerd beleid op te maken, rekening houdend met de duidelijke Europese
en nationale wettelijke kaders waarbinnen we opereren, welke kaders goede bescherming
van de wolf verlangen, en ook met de gevoelens die leven bij diegenen die schade of
angst ondervinden door de wolf. Daarom sta ik positief tegenover het initiatief om
te komen tot een maatschappelijke dialoog over de wolf in Nederland. In een zo gepolariseerd
debat komen we allen samen en stapje voor stapje tot een gedragen weg voorwaarts.
Vraag 24
Kunt u deze vragen bij voorkeur binnen gebruikelijke termijn, maar in ieder geval
voor het commissiedebat Natuur op 8 november 2022 beantwoorden?
Antwoord 24
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.