Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
36 204 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Overbruggingswet box 3)
Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 9 november 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel I, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Aan afdeling 9.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 9.7 Bijzondere regels voor massaal bezwaar
1. De bepalingen van hoofdstuk V, afdeling 1a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
zijn van overeenkomstige toepassing op verzoeken om ambtshalve vermindering waarvoor
een aanwijzing massaal bezwaar als bedoeld in het tweede lid is gegeven.
2. In afwijking van artikel 25c, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
kan Onze Minister ook een aanwijzing massaal bezwaar geven voor de beslissing op een
groot aantal verzoeken om ambtshalve vermindering of een groot aantal bezwaarschriften
en verzoeken om ambtshalve vermindering tezamen indien naar het oordeel van Onze Minister
voor deze beslissing de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag van belang is.
3. In afwijking van artikel 25e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 9.6,
derde lid, beslist de inspecteur door middel van één collectieve beslissing op verzoeken
om ambtshalve vermindering waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt. De collectieve
beslissing wordt bekendgemaakt door gelijktijdige kennisgeving ervan in de Staatscourant
en op de website van de Belastingdienst. De collectieve beslissing is geen voor bezwaar
vatbare beschikking.
4. In afwijking van artikel 25e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het
derde lid beslist de inspecteur door middel van één gezamenlijke collectieve beslissing
en collectieve uitspraak ingeval een aanwijzing massaal bezwaar is gegeven voor de
beslissing op een groot aantal bezwaarschriften en verzoeken om ambtshalve vermindering
tezamen.
Toelichting
I. Algemeen
De directe aanleiding voor deze nota van wijzing is reeds toegelicht via de Kamerbrief
van 4 november 2022. Na het kabinetsbesluit om geen rechtsherstel box 3 toe te kennen
aan de zogenoemde groep niet-bezwaarmakers1 zijn zeer veel verzoeken om ambtshalve vermindering door deze groep belastingplichtigen
ingediend. Uit de gesprekken met belangenorganisaties en uit het maatschappelijk debat
komt naar voren dat het eerdergenoemde kabinetsbesluit door veel niet-bezwaarmakers
als onrechtvaardig wordt ervaren.
1.1 Nieuwe procedure over rechtsherstel niet-bezwaarmakers
Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022 volgt dat er geen verplichting is
om een op rechtsherstel gerichte compensatie te verlenen aan de niet-bezwaarmakers.2 Uit de wet- en regelgeving volgt volgens de Hoge Raad dat een aanslag niet ambtshalve
wordt verminderd als de onjuistheid daarvan voortvloeit uit «nieuwe jurisprudentie»:
jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is vast komen te staan.3 Er bestaat daarom geen recht op vermindering van die aanslagen. De Hoge Raad onderstreept
met zijn arrest het beginsel van de formele rechtskracht van beschikkingen. Formele
rechtskracht houdt kort gezegd in dat beschikkingen van een bestuursorgaan, zoals
een belastingaanslag van de Belastingdienst, die onherroepelijk vaststaan daarna niet
meer kunnen worden aangetast. Ook volgt uit voornoemd arrest van de Hoge Raad dat
de mogelijkheid van ambtshalve vermindering (inclusief de mogelijkheid van bezwaar
tegen de afwijzing van een verzoek daartoe4) niet afdoet aan de onherroepelijkheid van de aanslag.
De kans dat de Hoge Raad in een nieuwe procedure op voornoemd duidelijk arrest terugkomt,
acht het kabinet gering. Echter, wegens de uitzonderlijke hoeveelheid verzoeken om
ambtshalve vermindering zijn maatregelen nodig om ernstig verstorende effecten op
de uitvoering van de Belastingdienst te voorkomen. Tegelijkertijd hebben alle niet-bezwaarmakers
op hoofdlijnen eenzelfde vraag die zij aan de rechter willen voorleggen, in de kern:
kan de niet-bezwaarmaker aanspraak maken op rechtsherstel? Tegen deze achtergrond
wil het kabinet voorkomen dat alle niet-bezwaarmakers zich genoodzaakt voelen om individueel
een verzoek tot ambtshalve vermindering te doen, tegen de afwijzing van dat verzoek
bezwaar te maken en tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechter te procederen. Dit
zou voor alle partijen onnodig belastend zijn. Zonder een oplossing betreft het hier
potentieel honderdduizenden individuele (gerechtelijke) procedures, wat zal leiden
tot onnodige kosten voor de betrokken partijen en een onnodige overbelasting van overheidsinstanties
inclusief de gevolgen voor andere (lopende) procedures.
1.2 Verbetering procedurele mogelijkheden
De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kent al de mogelijkheid om bij een groot
aantal bezwaarschriften waarbij de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag van belang
is, een aanwijzing massaal bezwaar te geven en daarmee een massaalbezwaarprocedure
te starten.5 Met het oog op beantwoording van de rechtsvraag wordt een zaak (of een aantal zaken)
geselecteerd en aan de belastingrechter voorgelegd. De rest van de bezwaarschriften
wordt aangehouden en na afloop van de procedure met een collectieve uitspraak op bezwaar
afgehandeld. Achtergrond van de massaalbezwaarprocedure is dat rechtsvragen zo snel,
efficiënt en effectief mogelijk worden beantwoord voor zowel de Belastingdienst als
belastingplichtigen. Dit voorkomt dat iedere belastingplichtige individueel de bezwaarprocedure
moet doorlopen of zelf de gang naar de belastingrechter moet maken.
Met de aangenomen motie Grinwis6 is het kabinet onder andere verzocht om mogelijkheden tot verbetering van de massaalbezwaarprocedure
te bezien. Voorts heeft de Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken
met het rapport «Burgers beter beschermd»7 onder andere een duidelijke oproep gedaan om praktische rechtsbescherming meer centraal
te zetten en meer rekening te houden met het doenvermogen van belastingplichtigen.
Met deze nota van wijziging wordt een volgende stap gezet door het kabinet om te voldoen
aan voornoemde belangrijke en door het kabinet omarmde richtingen.
Het kabinet stelt voor om de mogelijkheid van een «massaalbezwaarplusprocedure» in
te richten. Daarmee wordt het mogelijk om ook een aanwijzing massaal bezwaar te geven
bij een groot aantal verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen inkomstenbelasting
en daarmee samenhangende beschikkingen waarbij de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag
van belang is voor de beslissing op die verzoeken. Hiermee wordt voorkomen dat een
groot aantal gedane verzoeken om ambtshalve vermindering eerst massaal moet worden
afgewezen zodat vervolgens weer een groot aantal bezwaarschriften kan worden ingediend
bij de Belastingdienst waarna een massaalbezwaarprocedure met betrekking tot eenzelfde
rechtsvraag kan worden gestart.
Deze aanvullende stappen leveren alleen een extra administratieve belasting voor belastingplichtigen
en de Belastingdienst op, zonder dat het voor betrokkenen een toegevoegde waarde heeft.
Het ontbreken van een «massaal bezwaar plus» bij een groot aantal verzoeken om ambtshalve
vermindering van belastingenaanslagen inkomstenbelasting en samenhangende beschikkingen
inzake eenzelfde rechtsvraag kan worden gezien als een lacune binnen de huidige procedurele
mogelijkheden. Het toevoegen van een «massaal bezwaar plus» verbetert dus de massaalbezwaarprocedure
en de (praktische) rechtsbescherming. Daarnaast wordt met deze toevoeging meer rekening
gehouden met het doenvermogen van belastingplichtigen.
1.3 Massaalbezwaarplusprocedure voor niet-bezwaarmakers box 3
De voorgestelde massaalbezwaarplusprocedure kan worden ingezet bij een nieuwe procedure
over rechtsherstel box 3 voor de groep niet-bezwaarmakers. Het kabinet heeft met voornoemde
Kamerbrief de toezegging gedaan dat voor deze specifieke procedure geen verzoek om
ambtshalve vermindering zal worden geëist. De betreffende aanslagen inkomstenbelasting
van de groep niet-bezwaarmakers worden verminderd overeenkomstig het rechtsherstel
box 3 dat is geboden aan de groep bezwaarmakers ingeval de Hoge Raad toch tot het
oordeel komt dat de groep niet-bezwaarmakers recht heeft op dit rechtsherstel.
II. Onderdeelsgewijs
Artikel I, onderdeel Ea (artikel 9.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
Het voorgestelde artikel 9.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zorgt
ervoor dat een massaalbezwaarprocedure zoals opgenomen in hoofdstuk V, afdeling 1a,
AWR ook kan worden ingezet bij een groot aantal verzoeken om ambtshalve vermindering
van belastingaanslagen inkomstenbelasting of daarmee samenhangende beschikkingen8 (verzoeken ambtshalve vermindering). De basis hiervoor wordt geregeld via het voorgestelde
artikel 9.7, eerste lid, Wet IB 2001. Op grond van voorgenoemd lid zijn de bepalingen
van hoofdstuk V, afdeling 1a, AWR van overeenkomstige toepassing op verzoeken ambtshalve
vermindering waarvoor een aanwijzing massaal bezwaar is gegeven. Via het voorgestelde
artikel 9.7 Wet IB 2001 en het huidige hoofdstuk V, afdeling 1a, AWR zal bij de inkomstenbelasting
een massaalbezwaarprocedure mogelijk zijn voor alleen een groot aantal bezwaren, voor
alleen een groot aantal verzoeken ambtshalve vermindering of voor een groot aantal
bezwaren en verzoeken ambtshalve vermindering tezamen. Een belangrijke voorwaarde
blijft dat de bezwaren en verzoeken ambtshalve vermindering zien op eenzelfde rechtsvraag.
Het voorgaande betekent onder andere dat waar in hoofdstuk V, afdeling 1a, AWR wordt
gesproken van «bezwaren» of «bezwaarschriften» voor de toepassing van het voorgestelde
artikel 9.7 Wet IB 2001 «verzoeken ambtshalve vermindering» dient te worden gelezen.
Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de beslistermijnen bij verzoeken ambtshalve
vermindering waarvoor een aanwijzing massaal bezwaar geldt, worden opgeschort. Bij
verzoeken ambtshalve vermindering gelden namelijk de beslistermijnen van afdeling
4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wegens de van overeenkomstige toepassing
van artikel 25c, vierde lid, AWR via het voorgestelde artikel 9.7, eerste lid, Wet
IB 2001 wordt de termijn om te beslissen op verzoeken ambtshalve vermindering waarvoor
de aanwijzing massaal bezwaar geldt, opgeschort tot en met de dag voorafgaande aan
de dag waarop de collectieve beslissing wordt gedaan.
Het voorgestelde artikel 9.7, tweede lid, Wet IB 2001 ziet onder andere op de samenloopmogelijkheid
dat met betrekking tot eenzelfde (achterliggende) rechtsvraag gelijktijdig bezwaren
worden ingediend, verzoeken ambtshalve vermindering worden gedaan en tegen afwijzingen
van verzoeken ambtshalve vermindering bezwaren worden ingediend9. De huidige wet biedt via artikel 25c, tweede lid, AWR alleen de mogelijkheid om
een aanwijzing massaal bezwaar te geven bij een groot aantal bezwaarschriften. Om
voornoemde samenloopmogelijkheid duidelijk te ondervangen wordt via het voorgestelde
artikel 9.7, tweede lid, Wet IB 2001 geregeld dat in afwijking van artikel 25c, tweede
lid, AWR de Minister van Financiën, in de praktijk de Staatssecretaris van Financiën,
ook een aanwijzing massaal bezwaar kan geven voor de beslissing op een groot aantal
verzoeken ambtshalve vermindering of een groot aantal bezwaarschriften (tegen een
belastingaanslag of beschikking of tegen een afwijzing verzoek ambtshalve vermindering)
en verzoeken ambtshalve vermindering tezamen met betrekking tot de beantwoording van
eenzelfde rechtsvraag.
Via het voorgestelde artikel 9.7, derde lid, Wet IB 2001 wordt geregeld dat in afwijking
van artikel 25e AWR en artikel 9.6, derde lid, Wet IB 2001 de inspecteur beslist door
middel van één collectieve beslissing op verzoeken ambtshalve vermindering waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt.
De term collectieve beslissing is meer passend bij verzoeken ambtshalve vermindering
dan de term collectieve uitspraak. Die laatste term is meer passend bij een bezwaar.
De collectieve beslissing wordt bekendgemaakt door gelijktijdige kennisgeving ervan
in de Staatscourant en op de website van de Belastingdienst. Tegen de collectieve
beslissing kunnen geen rechtsmiddelen worden aangewend. Dit sluit aan bij artikel 25e,
derde lid, AWR dat regelt dat tegen een collectieve uitspraak na een massaalbezwaarprocedure
inzake een groot aantal bezwaarschriften geen beroep kan worden ingesteld.10 In het voorgestelde artikel 9.7, derde lid, Wet IB 2001 is ter verduidelijking opgenomen
dat de collectieve beslissing geen voor bezwaar vatbare beschikking is.
Ook het voorgestelde artikel 9.7, vierde lid, Wet IB 2001 ziet op voornoemde samenloopmogelijkheid.
Het gaat deze keer om een samenloop van een gelijktijdige collectieve uitspraak op
bezwaren en een collectieve beslissing op verzoeken ambtshalve vermindering. Via voorgenoemd
lid wordt geregeld dat in afwijking van artikel 25e AWR en het voorgestelde artikel 9.7,
derde lid, Wet IB 2001 de inspecteur door middel van één gezamenlijke collectieve
beslissing en collectieve uitspraak beslist ingeval een aanwijzing massaal bezwaar
is gegeven voor de beslissing op een groot aantal bezwaarschriften en verzoeken om
ambtshalve vermindering tezamen.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën