Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de voorgenomen afschaffing van de BPM-vrijstelling voor bestelauto's
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat over de voorgenomen afschaffing van de BPM-vrijstelling voor bestelauto’s (ingezonden 17 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 7 november
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3312.
Vraag 1
Wat zijn de doelstellingen van de afschaffing van de BPM-vrijstelling (zoals genoemd
in het coalitieakkoord) voor bestelauto’s en kan het kabinet inzage geven in de verwachte
verduurzaming van het wagenpark van bestelauto’s door deze maatregel?
Antwoord 1
Zoals de Algemene Rekenkamer in haar onderzoek Effecten van elektrische auto’s en bestelauto’s
1 heeft aangegeven stoten bestelauto’s, vergeleken met personenauto’s, relatief veel
CO2, stikstofoxiden en fijnstof uit. Bestelauto’s dragen hierdoor substantieel bij aan
de totale emissie door het wegverkeer. Door de vrijstelling bestelauto ondernemer
in de bpm ontbreekt voor de ondernemer een prikkel om bij aanschaf van een bestelauto
een milieuvriendelijker alternatief te kiezen. Naast het ontbreken van de milieuprikkel
levert de bpm-vrijstelling een aanzienlijke belastingderving op. Als beleidsinstrument
gaat deze regeling dan ook met hoge kosten gepaard. Het Coalitieakkoord bevat een
aantal maatregelen die bijdragen aan de gestelde klimaatdoelen van dit kabinet. Concreet
stelt het kabinet voor om in de Wet BPM 1992 de vrijstelling voor een bestelauto van
de ondernemer (ondernemersvrijstelling) met ingang van 1 januari 2025 af te schaffen
en de grondslag voor bestelauto’s om te zetten naar CO2-uitstoot. Hiermee wordt de grondslag in de bpm voor bestelauto’s gelijkgetrokken
met die voor personenauto’s.
De maatregel zorgt ervoor dat ondernemers net als particulieren bpm gaan betalen.
Het afschaffen van de ondernemersvrijstelling draagt dan ook bij aan de vereenvoudiging
van de autobelastingen en leidt tot een budgettaire opbrengst. Tot slot is de verwachting
dat de maatregel in 2030 leidt tot een CO2-reductie van circa 0,7 Mton, bovenop de verwachtingen van de Klimaat- en Energieverkenning
2021. Hierdoor bedraagt in 2030 de totale CO2-uitstoot van de bestelautomarkt in Nederland naar verwachting maximaal 2,9 Mton.
Vraag 2
Waar is de CO2-opbrengst van 0,7 Mton precies op gebaseerd, welke aannames liggen daaraan ten grondslag?
Antwoord 2
De 0,7 Mton is het reductiedoel dat bij deze maatregel voor deze doelgroep in het
coalitieakkoord is opgenomen. De CO2-opbrengst van de maatregel zoals die in de vorige vraag is toegelicht en opgenomen
in het Belastingplan 2023 is gebaseerd op een doorrekening. In de bijlage treft u
het rapport van deze doorrekening aan en de daarbij gehanteerde aannames.
Vraag 3
Klopt het dat de cataloguswaarde van bestelauto’s leidend wordt bij de vaststelling
van de BPM, en niet de CO2-uitstoot, zoals bij personenauto’s het geval is en waarom is daarvoor gekozen?
Antwoord 3
De cataloguswaarde wordt niet leidend voor het vaststellen van de hoogte van BPM.
Bij de uitwerking van de maatregel is gebleken dat de netto cataloguswaarde zeer moeilijk
handhaafbaar is, doordat het geen authentiek gegeven is zoals bijvoorbeeld de CO2-uitstoot. Het risico op grote aantallen bezwaar- en beroepsprocedures is groot. De
CO2-uitstoot betreft wel een authentiek gegeven waarvan de kwaliteit wordt geborgd via
de basisregistratie van de RDW. Het gebruik van de CO2-uistoot als grondslag sluit bovendien beter aan op de bpm-systematiek. Gelet hierop
bevat het Belastingplan 2023 het voorstel om de bpm voor alle bestelauto’s (van zowel
particulier als ondernemer) te baseren op de CO2-uitstoot.
Vraag 4
In hoeverre verwacht het kabinet een negatief effect van de maatregel, doordat de
import van fossiele bestelauto’s aantrekkelijker wordt en doordat de aankoop van fossiele,
maar schonere bestelauto’s ontmoedigd wordt?
Antwoord 4
De beëindiging van de vrijstelling voor ondernemers en de aanpassing van de grondslag
naar CO2 vormen een belangrijke prikkel om een emissievrije bestelauto aan te schaffen in
plaats van een conventionele bestelauto. Uit de doorrekening van de maatregel blijkt
dat de ingroei van nieuwverkochte emissievrije bestelauto’s naar verwachting stijgt
van 33% (zonder bpm-maatregel) naar 86% (met bpm-maatregel) in 2030. Dit komt doordat
de zogenoemde total cost of ownership (TCO) als gevolg van het beëindigen van de vrijstelling,
voor emissievrije bestelauto’s ook snel lager wordt in vergelijking tot conventionele
bestelauto’s. Naar verwachting zal de TCO van emissievrije bestelauto’s in 2030 over
een gebruiksduur van 6 jaar circa € 12.000 lager zijn dan de TCO van conventionele
bestelauto’s.
Verder wordt als gevolg van deze maatregel ook meer import van conventionele bestelauto’s
verwacht, maar het wagenpark wordt mede als gevolg van de invoering van de emissievrije
zones in totaal wel een CO2-reductie gerealiseerd van 0,7 Mton in 2030.
Zoals bij antwoord 2 aangegeven treft u het rapport van deze doorrekening aan in de
bijlage. Daarin staat bovenstaande nog meer in detail toegelicht.
Vraag 5
De BPM is een belasting op personenauto’s en motorrijwielen (luxe goederen), en niet
op bedrijfskapitaal zoals bestelauto’s. Wat is de juridische grondslag van het belasten
van bestelauto’s binnen de BPM?
Antwoord 5
De bpm is een belasting op de inschrijving van een voertuig in het Nederlandse kentekenregister.
In artikel 1 van de wet BPM 1992 is vastgelegd dat ter zake van de inschrijving van
een bestelauto bpm is verschuldigd.
Vraag 6
Welke alternatieven zijn overwogen om de doelen van het voorstel (CO2-reductie en financiële opbrengst) te realiseren?
Antwoord 6
Het betreft een uitwerking van de afspraak uit het coalitieakkoord om de vrijstelling
van de bpm op bestelauto’s voor ondernemers af te schaffen. Zoals in antwoord 7 aangegeven
is hierbij ook gekeken naar het alternatief van het bedrijfsleven.
Vraag 7
Is het kabinet bereid met het bedrijfsleven in gesprek te gaan om te komen tot werkbare
alternatieven voor het voorstel?
Antwoord 7
We staan met elkaar voor een grote opgave om de CO2-uitstoot richting 2030 verder te reduceren. Ik ben dan ook voortdurend met het bedrijfsleven
in gesprek om vast te stellen hoe we deze opgave kunnen realiseren. Ik begrijp dat
de afschaffing van de vrijstelling leidt tot kostenverhoging van een conventionele
bestelauto en dit zwaar valt bij het bedrijfsleven. De sector kwam met een alternatief
voorstel dat uitgebreid met ze is besproken. Zo zou in het voorstel van de sector
de ingroei van emissievrije bestelauto’s gestimuleerd kunnen worden met een verlenging
van de aanschafsubsidie (SEBA) voor emissievrije bestelauto’s na 1 januari 2025 in
combinatie met het continueren van de vrijstelling/korting in de motorrijtuigenbelasting
voor emissievrije bestelauto’s en het verhogen van de dieselaccijns. Bij dit alternatief
ontbreekt echter de budgettaire opbrengst die beoogd is met deze maatregel en worden
de lasten voor alle gebruikers van diesel verhoogd. Bovendien, zodra gestopt wordt
met de stimulering zal de ingroei terugzakken naar het basispad waarmee stimulering
niet doelmatig te noemen is. Het alternatieve voorstel acht ik daarom onwenselijk.
De gesprekken met het bedrijfsleven hebben me gesterkt in het idee dat het beter is
de maatregel op CO2-uitstoot te baseren dan op cataloguswaarde. Verder geeft het afschaffen van de vrijstelling
in de bpm voor bestelauto’s, ondernemers een vereenvoudiging van de autobelastingen
op. Dit zou niet worden bereikt met een nieuwe korting in de motorrijtuigenbelasting
of met het doortrekken van de aanschafsubsidie (SEBA).
Tot slot werd in het wetsvoorstel voor het Belastingplan 2023 het mrb-tarief voor
bestelauto’s van ondernemers tweemaal verhoogd, om de lagere opbrengst van bpm-maatregel
te dekken. Het kabinet is zich ervan bewust dat voornoemde dekkingsmaatregel zal resulteren
in hogere lasten voor ondernemers die een bestelauto bezitten. Er is daarom gezocht
naar een manier om de impact van deze mrb-maatregel te verminderen zonder afbreuk
te doen aan de doelen die met de bpm-maatregel samenhangen (CO2-reductie en de realisatie
van een budgettaire opbrengst). Met reeds ingediende nota van wijziging2 worden de voorgestelde mrb-tariefsverhogingen voor bestelauto’s van ondernemers voor
2025 en 2026 van respectievelijk 15% en 6,96% geschrapt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.