Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 november 2022, over circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
               30 872
                Landelijk afvalbeheerplan
         
               28 694
                Verpakkingsbeleid
         
Nr. 211
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 16 november 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 2 november 2022 overleg
                  gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
               
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juni 2022
                           inzake toetsingskader risicoregeling rijksoverheid inzake garantstelling voorfinanciering
                           UPV textiel (Kamerstuk 35 267, nr. 31);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 juni 2022
                           inzake stand van zaken uitwerking eerste Circulair Materialenplan (CMP1) (Kamerstuk
                           30 872, nr. 284);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 juni 2022
                           inzake reactie op nieuwsbericht over statiegeld op blikjes (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 152);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 juli 2022
                           inzake diverse onderwerpen met betrekking tot circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 203);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juli 2022
                           inzake controle recyclingpercentage kunststofverpakkingen 2019 (Kamerstuk 28 694, nr. 153);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 juli 2022
                           inzake stand van zaken concretisering doelen voor circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 204);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 september
                           2022 inzake reactie op verzoek commissie over het rapport «Report Cigarette Filters.
                           Cigarette Filters and Extended Producer Responsibility» door GoClean (Kamerstuk 32 852, nr. 205);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 september
                           2022 inzake Actieagenda Batterijsystemen (Kamerstuk 31 209, nr. 239);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 oktober 2022
                           inzake onderzoeksrapport naar een nationale belasting op primair fossiel plastic (Kamerstuk
                           32 852, nr. 207);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 oktober 2022
                           inzake najaarsbrief circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 208);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 oktober
                           2022 inzake SER-verkenning Evenwichtig sturen op de grondstoffentransitie en de energietransitie
                           voor brede welvaart (Kamerstuk 32 852, nr. 209);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 oktober
                           2022 inzake inzicht grondstofstromen en kosten (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 210);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 oktober
                           2022 inzake reactie op verzoek commissie over inzamelpercentages kleine plastic flesjes
                           en aanbieding monitor zwerfafval (Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 285).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Voorzitter: Graus
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bouchallikh, Van Esch, Graus, Hagen,
                  Haverkort, Agnes Mulder en Thijssen,
               
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 12.07 uur.
De voorzitter:
Van harte welkom allemaal – en nu voor «de echt», zoals we dat vroeger zeiden – bij
                     het commissiedebat Circulaire economie van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur
                     en Waterstaat. Ik heb de mensen op de publieke tribune eigenlijk al een beetje welkom
                     geheten, maar dat gaan we nu dan officieel doen. Ook van harte welkom aan de mensen
                     thuis die kijken en luisteren via het digitale kanaal, aan de Staatssecretaris en
                     haar team, waarvan een gedeelte natuurlijk achter deuren zit, en aan alle leden der
                     Staten-Generaal. We beginnen met een kleine vertraging. Meneer Haverkort heeft een
                     goede grap daarover gemaakt, maar die heb ik al gedeeld. Die zal hij dadelijk nog
                     even herhalen voor de Staatssecretaris, denk ik.
                  
Ik stel voor dat we niet aan de spreektijd tornen. We gaan een tweede termijn van
                     de Kamer en de Staatssecretaris niet halen. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten
                     in de eerste termijn. Die eerste termijn ronden we af met twee interrupties in plaats
                     van vier. Dat gaan we wel doen. Daarna komt de Staatssecretaris aan het woord. Zij
                     gaat door zover als zij komt, want zij moet om 14.00 uur de zaal verlaten. Dat betekent
                     dat het debat wordt voortgezet op een andere datum. Dat wordt nog allemaal procedureel
                     geregeld met de commissie. Er zijn al wat data gepasseerd. Sorry, mevrouw Van Esch?
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, ik vind het echt een beetje zonde van het debat om maar twee interrupties
                     te doen. Laten we gewoon de eerste termijn van de Kamer met elkaar doen waarbij we
                     gewoon vier vragen aan elkaar mogen stellen. We kunnen niks aan de plenaire agenda
                     doen, maar ik vind het zonde om onszelf te beperken door maar heel weinig vragen aan
                     elkaar te stellen, terwijl we volgens mij allemaal zitten te popelen om met elkaar
                     een goed debat te voeren.
                  
De voorzitter:
Zeker. Dan gaat dat uiteraard ten koste van de inbreng en de tijd van de Staatssecretaris,
                     maar er komt toch een vervolg. Kunnen de leden zich vinden in het voorstel van mevrouw
                     Van Esch? Ik zie iedereen tevreden knikken. Dan gaan we het zo doen en blijven het
                     gewoon vier interrupties, mevrouw Van Esch. Dat heeft u dan weer mooi afgetikt.
                  
Dan gaan we nu beginnen. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Hagen namens
                     Democraten «66.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Hartelijk dank, voorzitter. Vol verwachting klopt ons hart, want eind deze maand vieren
                     we Black Friday en daarop Cyber Monday. 90% korting, 1 + 1 gratis; naast de wintersale,
                     zomersale en midseasonsale verleiden merken, winkels en bedrijven consumenten tot
                     aanschaf van nog meer spullen. De marketingafdeling spint er goed garen bij. Dit soort
                     bedrijven winnen elke dag aan marktaandeel met miljarden omzet. Maar mijn hart huilt.
                     We vieren blijkbaar deze massale overproductie- en overconsumptiecultuur, maar de
                     rekening ligt bij de natuur, het milieu, het klimaat en de biodiversiteit, met droogte,
                     bosbranden, overstromingen en uitputting van de aarde tot gevolg. We eten de planeet
                     op.
                  
Werk aan de winkel dus om ambitieuze doelen te stellen in ons Nationaal Programma
                     Circulaire Economie. Logischerwijs maak je dan gebruik van de koplopers. Zij weten
                     waar beleid wringt en uitdagingen liggen, maar bij het opstellen van plannen en de
                     uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zit de gevestigde orde aan tafel die er
                     een groot belang bij heeft om de huidige lineaire consumptiecultuur zo lang mogelijk
                     in stand te houden. Dit staat broodnodige verandering in de weg. Is de Staatssecretaris
                     bereid om met duurzame pioniers over de UPV en het NPCE in gesprek te gaan? Kan zij
                     daarin duurzame partners vanaf nu nog een maand de kans geven voor een gedegen reactie?
                     Kan zij ook toezeggen dat de plannen van het NPCE worden doorgerekend?
                  
Voorzitter. De Staatssecretaris is glashelder: statiegeld op blik gaat per 1 januari
                     in. Maar de sector gaat in beroep en het is maar de vraag of wij als overheid aan
                     het langste eind trekken door de huidige verankering van de opzet van de UPV in de
                     wet. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat geleerde lessen en noodzakelijke wet- en
                     regelgeving hierop volgen? Belangrijk is dat er voor de inwoner, de gemeente, de inzamelaar
                     en de verwerker eenduidigheid komt in de meest kwalitatieve inzameling van afval en
                     dat hun kennis dient voor de andere spelers in de keten. Is de Staatssecretaris bereid
                     om tot een of twee standaardmodellen te komen die zorgen voor de meest efficiënte
                     manier van inzamelen? En is zij bereid om een nationale visie op afvalverwerking en
                     recycling neer te leggen? Eerder diende ik een motie in om deze ketenpartners een
                     volwaardige plek aan tafel te geven. Hoe is hier opvolging aan gegeven?
                  
Ondanks mijn motie is bij de UPV textiel voor dezelfde aanpak gekozen: gemeenten,
                     verwerkers en recyclers zitten niet aan tafel en de koplopers kunnen nauwelijks opboksen
                     tegen het conservatieve geweld. Met de berg ultrafast fashion onderweg raakt circulair
                     textiel daarmee verder uit beeld. Draagt de Staatssecretaris er zorg voor dat de vergoeding
                     toereikend is voor gemeenten, recyclers en verwerkers? Is uitfasering van plastic
                     in textiel bijvoorbeeld al opgekomen in de gedachten van de Staatssecretaris? Er wordt
                     twee jaar de tijd genomen voordat wordt overgegaan tot handhaving omdat gevestigde
                     belangen alles bepalen. Kan de Staatssecretaris verklaren waarop de ambities nu zijn
                     gebaseerd? En hoe staat het met de ontwikkeling van de tweedehandsmarkt?
                  
Voorzitter. Schapenvlees en schapenkaas. Maar de wol, die wordt verbrand. Ideaal voor
                     isolatie, maar nieuw isolatiemateriaal wint het, doordat de uitstoot zwaarder weegt
                     in een levenscyclusanalyse van het schaap dan bij een compleet nieuw, niet-duurzaam
                     product als glaswol. Is dit probleem goed in beeld bij de Staatssecretaris?
                  
Voor verpakkingen zijn meer dan voldoende data beschikbaar over wat duurzaam is en
                     wat niet. Dat houdt het KIDV namelijk bij. Is de Staatssecretaris bereid een green
                     list te maken van goed te recyclen verpakkingen om vervolgens slecht te recyclen verpakkingen
                     uit te faseren? En klopt het dat consumenten zowel betalen voor de verpakking bij
                     aanschaf, voor de afvalstoffenheffing, en daarbovenop vanuit algemene middelen aan
                     Europa voor het op de markt brengen van plastic?
                  
Voorzitter, ik sluit af. Het moet de Staatssecretaris en niet de sector zijn die de
                     dienst uitmaakt richting een circulaire economie, in het kabinet, als coördinerende
                     chef voor alle beleidsmaatregelen. Hoe pakt de Staatssecretaris deze rol nu op? Zo
                     vernam ik namelijk dat de tweedehandsmarkt nog steeds hard geraakt wordt door de nieuwe
                     wet op heling. Hoe is zij hierover in overleg met JenV? Ook zei de Staatssecretaris
                     bij het vorige debat over het Shein-drama toe met een departementsoverstijgende aanpak
                     te komen. Wat is hiervan de status?
                  
Voorzitter. Het is einde oefening voor bedrijven die verantwoordelijkheid mijden.
                     Het is tijd dat wij als politiek die verantwoordelijkheid afdwingen en dat duurzame
                     koplopers ons de weg wijzen naar een circulaire economie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel mevrouw Hagen, voor uw inbreng namens D66. Er is een interruptie van mevrouw
                     Van Esch, Partij voor de Dieren.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Mijn interruptie sluit heel goed aan bij de laatste woorden van mevrouw Hagen. Ik
                     ben het daar uiteraard heel erg mee eens, maar in de laatste brief van deze Staatssecretaris
                     over de stand van zaken van de circulaire economie lees ik letterlijk: «Het kabinet
                     wil ervoor zorgen dat iedereen die wil» – die wil, zeg ik nog een keer – «in deze
                     transitie kan meegaan». Daarmee zegt ze dus eigenlijk ook dat je er ook níet in mee
                     kan gaan als bedrijf. Ik ben wel benieuwd of D66 net als de Partij voor de Dieren
                     vindt dat dat natuurlijk niet de weg is die we op kunnen gaan. Prima om koplopers
                     een mooie plek te geven, maar we kunnen bedrijven die niet willen natuurlijk niet
                     gewoon hun gang laten gaan. Ik ben benieuwd naar de visie van D66 daarop.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Er zit natuurlijk altijd een nuance tussen bedrijven die helemaal niet willen en bedrijven
                     die niet kunnen. Wat bijvoorbeeld het SER-rapport duidelijk maakte, is dat er bij
                     een nationaal plan, bij nationaal beleid, gekeken gaat worden naar de koplopers die
                     tegen wetgeving aanlopen die opengebroken moet worden ten behoeve van de verduurzaming
                     en de circulaire economie. Dat vind ik het allerbelangrijkste. Maar aan de andere
                     kant moet je er ook voor zorgen dat degenen die er een beetje een potje van maken,
                     wel meekomen. Dat betekent dus ook dat er een hele hoop op de markt komt die helemaal
                     niet te recyclen is. En dat weten we. Vandaar mijn voorstel om te beginnen met een
                     groene lijst of met een goeie duurzame aanpak, om vervolgens te zeggen: vanaf dat
                     moment gaan we handhaven hierop. Dan geef je dus ook de kans aan alle bedrijven om
                     wel het goede te doen.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat vind ik op zich wel mooi, maar ook vanochtend hoorden we weer in het nieuws dat
                     een op de vijf bedrijven helemaal geen zin heeft om milieumaatregelen te nemen. 20%
                     wil helemaal niet, heeft helemaal de behoefte niet om daar iets mee te doen. Dan kunnen
                     we toch niet alleen maar naar die koplopers kijken? Misschien moeten we juist nu wel
                     naar die 20% bedrijven gaan en zeggen: jongens, het is geen kwestie van willen maar
                     een kwestie van moeten.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Ik ben er echt voorstander van dat eerst de duurzame spelers aan tafel komen. Zoals
                     mevrouw Van Esch ook duidelijk zegt: het gros van de bedrijven wil dat hartstikke
                     graag. Daarvoor hebben ze een overheid nodig die een duidelijke lijn uitzet. Volgens
                     mij is dat de manier waarop we dit beleid moeten gaan uitrollen. Gebruik de duurzame
                     spelers die heel goed weten waar wetgeving wringt; op die manier gaan we de circulaire
                     economie inrichten.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie met meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank. Maar volgens mij had meneer Thijssen nog een interruptie. We beginnen
                     zo opnieuw.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen heeft nog een interruptie voor mevrouw Hagen.
De heer Thijssen (PvdA):
Sorry, ik zal de volgende keer beter de aandacht trekken, voorzitter. Vol verwachting
                     klopt ons hart: dat ben ik helemaal eens met D66. Mevrouw Hagen zei iets over een
                     doorrekening: het is heel goed dat als dit plan er ligt en we inderdaad een doorrekening
                     hebben, we dan het debat voeren. Vraagt zij de Staatssecretaris of we weten of dit
                     plan voldoende is om de doelen te halen?
                  
De voorzitter:
Kijk, dit is nou een korte en puntige vraag. Dank u wel.
Mevrouw Hagen (D66):
Dat lijkt mij echt uitstekend, als we weten wat de doorrekening betekent en dus weten
                     of we aanpassingen moeten doen. Maar ik zit bijvoorbeeld ook te denken aan een generatietoets.
                  
De voorzitter:
Nou, dat is allemaal geregeld. Meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, ik...
De heer Thijssen (PvdA):
Nog één puntige vervolgvraag voor nog een compliment van de voorzitter. Is mevrouw
                     Hagen dan ook te porren om dat jaarlijks te doen, om één keer per jaar een moment
                     te hebben dat we het net ophalen en kijken of we op koers liggen voor die circulaire
                     economie, en dan een debat kunnen hebben over de vraag of er bijstellingen moeten
                     zijn of niet?
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Ik weet niet of «jaarlijks» heel goed is voor het bedrijfsleven. Ik kan me ook voorstellen
                     dat we een soort vijfjaarlijks doel stellen en dan kijken wat er aangepast moet worden.
                     Een circulaire economie is zo breed dat het best kan zijn dat we dat voor bepaalde
                     productgroepen of bij bepaalde sectoren wel al tussentijds zouden kunnen doen. Maar
                     ik vertrouw erop dat het ministerie daar een heel goed antwoord op heeft.
                  
De voorzitter:
Drie keer is scheepsrecht. Meneer Haverkort, uw vijf minuten gaan lopen.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter. Met hartelijke dank. Een circulaire economie is niets anders dan een economie
                     waarin grondstoffen steeds maar weer hergebruikt worden. Met wie ik ook over die circulaire
                     economie spreek, de impact van volledig hergebruik van grondstoffen is enorm. De bijdrage
                     van hergebruik van grondstoffen op het klimaat is echt relevant en verdient dan ook
                     veel meer aandacht. De grondstoffentransitie vraagt minstens zo veel van inwoners
                     en het bedrijfsleven als de energietransitie. Het is dan ook goed dat er een Nationaal
                     Programma Circulaire Economie komt.
                  
Voorzitter. Tijdens het vorige debat over circulaire economie heeft de Staatssecretaris
                     toegezegd een overzicht van de grondstofstromen aan de Kamer te sturen. Kan zij aangeven
                     wanneer wij dat ontvangen?
                  
Voorzitter. De grootste uitdaging bij het hergebruik van grondstoffen ligt bij plastic.
                     De kunststofindustrie staat klaar om stevig te investeren in mechanische en ook chemische
                     recycling, waardoor veel minder fossiele grondstof benodigd is. De industrie loopt
                     daarbij wel tegen een aantal uitdagingen aan; denk bijvoorbeeld aan het vrije verkeer
                     van afval. Herkent de Staatssecretaris dat? En is zij bereid dat zo vorm te geven
                     dat het gebruik van plastic uit het buitenland eenvoudig mogelijk wordt voor bedrijven?
                     Ziet zij kansen de zogeheten eindeafvalstatus voor plastic afval op te heffen, zodat
                     hergebruik sneller rendabel kan worden?
                  
Voorzitter. Een grote bron van grondstoffen die we nog onvoldoende benutten, is ons
                     eigen afval. Uit analyses blijkt dat er nog ongeveer 50% herbruikbaar plastic in ons
                     restafval zit. Restafval dat nu in de verbrandingsoven eindigt. Dat betekent dat we
                     jaarlijks nog tussen de 3 en 5 miljoen ton herbruikbaar plastic verbranden. Als we
                     dat herbruikbare plastic kunnen oogsten uit ons restafval, spelen we miljarden euro's
                     materiaal vrij dat de markt niet nodig heeft om olie of gas in te kopen. Is de Staatssecretaris
                     bereid om regie te nemen en speler te worden op de afvalmarkt en om samen met bedrijven
                     die 3 miljoen ton plastic uit de afvalstroom te halen? Is de Staatssecretaris bereid
                     in het NPCE een landelijke inzamel-, sorteer- en verwerkingsstrategie op te nemen,
                     die aantoonbaar leidt tot veel lagere kosten en een veel hogere opbrengst? Kan zij
                     daarbij rekening houden met de regionale verschillen? Het maakt nogal uit, want afval
                     inzamelen bij hoogbouw in een stad werkt natuurlijk anders dan in het landelijk gebied,
                     waar de huizen verder uit elkaar staan. Is de Staatssecretaris bereid om in het NPCE
                     op te nemen dat sorteer- en verwerkingsbedrijven van elkaar gaan leren en dat ze de
                     best beschikbare technieken van elkaar overnemen, zodat innovaties sneller en eerder
                     leiden tot hoger hergebruik? Is de Staatssecretaris ook bereid om het inzamelen, sorteren
                     en verwerken van particulier afval en bedrijfsafval te stroomlijnen, zodat ook daar
                     efficiency behaald wordt?
                  
Voorzitter, het volgende. Bron- of nascheiding, omgekeerd inzamelen, diftar, gescheurde
                     vuilniszakken op straat en troep bij milieuparkjes en diverse manieren van luierrecycling:
                     dit zijn allemaal goed bedoelde initiatieven, maar tegen hoge kosten en met onvoldoende
                     resultaat. Immers, minstens de helft van de herbruikbare grondstoffen blijft achter
                     in het restafval. Als we het juiste scenario opnemen in het NPCE, dan zijn er significant
                     minder grondstoffen, fossiele grondstoffen, voor nodig. Dan reduceren we aanzienlijke
                     hoeveelheden CO2en bovenal: dan kan de afvalstoffenheffing naar nul.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik sloeg nog even aan op de stroom plastic uit het afval halen als grondstof. Daar
                     ben ik natuurlijk ook hartstikke voorstander van. Maar in september dit jaar is nog
                     duidelijk geworden dat wij als land juist 200 miljoen kilo per jaar exporteren. Bent
                     u dan bijvoorbeeld voorstander van een verbod op die export? Want we hebben dus eigenlijk
                     al veel te veel plastic. En uw voorstel, dat hartstikke goed is, zorgt ervoor dat
                     we dan nog meer plastic hebben. Wat is uw plan daarna?
                  
De heer Haverkort (VVD):
Ik dank mevrouw Hagen voor de vraag. In september werd bekend dat we 200.000 ton plastic
                     exporteren. Er zit nog een factortje tussen, een nulletje of drie, want we steken
                     echt nog miljoenen tonnen in dit land in de verkeerde fabriek. Daar zit volgens mij
                     de grote winst als het gaat om het voorkomen van de inkoop van fossiele grondstoffen.
                     We moeten echt naar die miljoenen tonnen hergebruik van plastic toe. Ik ben het met
                     iedereen eens die zegt dat je er aan de voorkant voor moet zorgen dat je minder plastic
                     nodig hebt in de economie – dat zit wat hoger op de R-ladder – maar ik realiseer me
                     ook dat we de grondstoffen, die al in de keten zitten – het plastic dat we vorig jaar,
                     het jaar daarvoor en het jaar daarvoor hebben verbruikt me elkaar – moeten «oogsten».
                     Dat vraagt regie, maar dat moeten we durven inzetten om de inkoop van olie en gas
                     te verlagen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, is uw vraag naar tevredenheid beantwoord? Zegt u het maar, want u heeft
                     er dankzij mevrouw Van Esch nog twee interrupties bij gekregen. Maar als er geen vragen
                     meer zijn, geef ik het woord aan meneer Thijssen voor een interruptie.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Het is goed om in dit interruptiedebatje te horen dat de woordvoerder van de VVD er
                     ook vóór is dat er überhaupt minder plastic nodig is, hoewel zijn betoog daar toch
                     wat minder over gaat. Daarom toch even de volgende vraag. De hoeveelheid afval per
                     persoon staat eigenlijk al jarenlang op 500 kilo per jaar. Zou de VVD ervoor zijn
                     dat we de Staatssecretaris vragen om ook daarop eens een doelstelling te zetten in
                     het Nationaal Plan Circulaire Economie? Een ander voorbeeld. Er komen steeds meer
                     stuks verpakkingen. Laten we Albert Heijn nou eens een doelstelling geven van het
                     maximaal aantal stuks verpakkingen dat ze in 2025 mogen hebben, en zeggen: daarna
                     moet het minder worden, want we willen minder plastic steeds maar weer in die economie
                     stoppen. Zou de VVD daarvoor zijn?
                  
De voorzitter:
Wat is daarop uw antwoord, meneer Haverkort?
De heer Haverkort (VVD):
Primair is het antwoord «nein». Ja, het is goed om aan de voorkant – we noemen dat
                     de ladder van Lansink, de R-ladder waar al die verschillende stappen op het gebied
                     van circulariteit in benoemd worden – te kijken naar nut en noodzaak van materiaalgebruik,
                     en dus ook goed te kijken naar nut en noodzaak van het materiaalgebruik voor verpakkingen.
                     Maar ik aarzel om dat aan de sector als een doelstelling op te leggen, omdat ik me
                     realiseer dat die sector vraaggestuurd levert wat wij als consumenten met elkaar inkopen.
                     Mevrouw Hagen heeft net iets geroepen over de kortingsacties die eind deze maand weer
                     gaan plaatsvinden. Ik realiseer me dat dat misschien niet de beste prikkel is als
                     je vanuit circulariteit naar de samenleving kijkt, maar het is wel een heel reële
                     prikkel. We zijn daar allemaal nou eenmaal heel gevoelig voor. Dus ik herken wel wat
                     meneer Thijssen zegt, maar ik aarzel om dat als verplichting op te leggen, omdat ik
                     de samenleving ook zo inschat dat we die verplichting niet gaan waarmaken met elkaar.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen, dit is uw laatste interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik weet het, helaas. Maar we moeten het denken van de VVD toch nog wat meer van de
                     lineaire economie naar de circulaire economie krijgen, want dit is heel erg oud denken.
                     Gelukkig hadden we in mei een debatje met de Staatssecretaris over gedragswetenschappers:
                     laten we nou eens kijken naar het gedrag van mensen en naar de rol van reclame op
                     het koopgedrag van mensen. Kunnen we er op die manier niet voor zorgen dat mensen
                     mínder nodig hebben? Kunnen we, door een doelstelling op te leggen aan bijvoorbeeld
                     een supermarkt of bijvoorbeeld een bedrijf als Unilever, er niet voor zorgen dat zij
                     met producten komen waar níet altijd maar weer zo'n plastic hoesje omheen zit? Want
                     bij heel veel producten is dat helemaal niet nodig. Ik heb dus niet echt een vraag,
                     behalve dan dat ik hoop dat de VVD een open mind heeft als het plan van aanpak komt.
                     En ik hoop dat de Staatssecretaris het nogmaals goed gehoord heeft en meeneemt in
                     het Nationaal Programma Circulaire Economie.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Als de heer Thijssen niet echt een vraag heeft, dan heb ik ook niet echt een antwoord.
                     De open mind heb ik wel degelijk. Als u het goed vindt, vervolg ik mijn betoog.
                  
De voorzitter:
Nee, want er is nog een interruptie van mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Die «open mind» hoor ik op zich wel, en ik heb dan toch nog wel een vraag over iets
                     wat ik interessant vind. Ik hoor de heer Haverkort deze Staatssecretaris een aantal
                     keren oproepen om nationale doorzettingsmacht te pakken bij bevoegdheden die op dit
                     moment bij gemeentes liggen. Inzameling van huishoudelijk afval is immers een gemeentelijke
                     aangelegenheid. Ook de recycling en de fabriekscapaciteit zijn een gemeentelijke aangelegenheid.
                     Ik vind het dus mooi en ben heel enthousiast, maar betekent dit dat de VVD de Staatssecretaris
                     oproept om de bevoegdheid als het gaat om meer inzamelcapaciteit en meer fabrieken,
                     nu ook gewoon naar zich toe te trekken, en om gemeentes daarin te gaan dwingen? Dat
                     zou ik heel fijn vinden, maar dat is wel ander beleid dan het beleid tot nu toe.
                  
De heer Haverkort (VVD):
U heeft mij horen zeggen dat ik de Staatssecretaris gevraagd heb of ze bereid is om
                     daarin regie te nemen. Ik constateer, in het kleine jaartje dat ik nou deze rol mag
                     vervullen, dat gemeentes wel de formele verantwoordelijkheid hebben voor dat afvalbeleid,
                     maar dat ze daar ook eigenlijk maar heel weinig invloed op hebben. Ik herken zo die
                     frustratie van een gemiddeld gemeenteraadslid, maar ook van een gemiddelde wethouder
                     als die aan het eind van het jaar weer eens machteloos moet uitleggen aan de inwoners
                     dat de afvalstoffenheffing is gestegen en dat ook diftar, of bronscheiding of nascheiding
                     of welk model dan ook, toch weer net niet helemaal heeft gebracht wat we er met elkaar
                     van gehoopt hadden.
                  
Om dat te doorbreken – dat heb ik de Staatssecretaris gevraagd – zou ik twee dingen
                     gerealiseerd willen zien. Het eerste is dat we meer standaardisatie met elkaar afspreken
                     in het inzamelen, verwerken en sorteren van particulier afval maar ook bedrijfsafval.
                     Dat vraagt om meer regie, want dat betekent gewoon dat je sneller van elkaar moet
                     gaan leren en dat je de best beschikbare technieken daarin sneller moet uitrollen
                     in onze samenleving. Het tweede is dat dat ook betekent dat je van de bedrijven in
                     die sector wat mag vragen. Ik noem dat «regie». Ik zeg niet dat we morgen de Gemeentewet
                     op dit punt moeten aanpassen. Ik laat vooral aan het ministerie over hoe dat er in
                     de praktijk uit moet komen te zien. Maar als u dat van mij gehoord heeft, dan ben
                     ik wel blij met uw enthousiasme.
                  
De voorzitter:
Ik heb niks gehoord, maar u bedoelt waarschijnlijk mevrouw Van Esch van de Partij
                     voor de Dieren.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Ik hoorde het verhaal over de gemeenten en de hartenkreet, al is bronscheiding wel
                     degelijk beter dan nascheiding, maar goed. Even die kanttekening makend, is de VVD
                     het met mij eens dat de gemeenten en ook alle andere ketenpartners dan een duidelijker
                     plek moeten krijgen aan de tafel bij de UPV?
                  
De heer Haverkort (VVD):
Dat weet ik niet. Ik denk dat het speelveld waar het gaat om de UPV van verpakkingen
                     wel door een heel smal trechtertje heen moet als je dat bekijkt, want er zit volgens
                     mij één VNG-vertegenwoordiger namens 342 gemeentes dat gesprek te voeren. Als mevrouw
                     Hagen dat bedoelt, denk ik dat ik wel geneigd ben het met haar eens te zijn. Maar
                     dat is maar een heel klein stukje van het speelveld. Ik laat het met plezier en met
                     vertrouwen over aan het ministerie om ook dat een goede plek te geven in het Nationaal
                     Programma Circulaire Economie, waarbij het doel moet zijn dat we veel meer materiaal
                     uit die afvalstroom gaan hergebruiken. Daar zit ook de winst.
                  
Ik ben er echt van overtuigd dat als we dat goed doen, we de afvalstoffenheffing naar
                     nul kunnen terugbrengen en dat wethouders aan het einde van het jaar gewoon een positief
                     verhaal richting hun gemeenteraad en daarmee richting hun inwoners kunnen houden.
                     Dat zou ik al die wethouders die daarmee worstelen van harte gunnen. Maar hoe dat
                     er dan qua vormgeving rondom de UPV uit moet zien, laat ik met plezier aan de Staatssecretaris.
                  
De voorzitter:
En met «UPV» bedoelde mevrouw Hagen de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
                     Hier zitten namelijk veel ter zake deskundigen, maar thuis kijken en luisteren ook
                     mensen die niet weten waar het over gaat, dus vandaar.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Door uw toelichting ... U heeft helemaal gelijk. Dat moeten we nog meer uitspreken,
                     denk ik. Ik denk dat binnen de UPV die ketenspelers sowieso aan tafel moeten zitten,
                     want op dit moment zijn met name de producenten vertegenwoordigd. De lering onderling,
                     zoals u ook heeft betoogd, kan daar dus wel plaatsvinden. Dat is één. Maar bent u
                     het dan ook met mij eens dat de hele prikkel dus ook niet gericht zou moeten zijn
                     op kilogram, maar op kwaliteit van stromen?
                  
De heer Haverkort (VVD):
Daar ben ik het van harte mee eens. Ik heb al eerder betoogd, tijdens het vorige circulaire-economiedebat,
                     dat de sturing op product, zoals die nu in de uitgebreide producenteverantwoordelijkheid
                     is vormgegeven, ook wat weeffoutjes met zich meebrengt, want we zouden veel meer moeten
                     gaan sturen op grondstoffen en dus, zoals mevrouw Hagen zegt, op materiaalstromen.
                     Ja, van harte mee eens.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording. Mevrouw Mulder, u ook nog? Zeker.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De vraag aan de VVD is, nog even doorgaand op de vraag van mevrouw Hagen: is de VVD
                     ervoor om een formele plek aan tafel te hebben voor de gemeenten? De VVD ging er net
                     een beetje langs, maar ik wil hier wel duidelijkheid hebben of ze dat toch als een
                     positieve ontwikkeling zouden zien, want uiteindelijk gebeurt precies wat de VVD hier
                     zelf ook betoogt. De inwoners betalen gewoon de rekening. Dat is heel vervelend. Dat
                     wil ik als CDA'er niet. Volgens mij wil een VVD'er dat ook niet, dus ik ben even benieuwd
                     of hij hier dan duidelijkheid over kan geven.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Wat betreft de UPV rondom verpakkingen zit er nu één vertegenwoordiger vanuit de Vereniging
                     van Nederlandse Gemeenten aan tafel. Dat is wel heel smal als je het belang van het
                     «oogsten», zoals ik dat noem, van de grondstoffen uit die afvalstroom met elkaar gaat
                     wegen. Ik ben het dus met mevrouw Mulder eens: daar zouden de gemeenten best wat meer
                     in gepositioneerd kunnen worden. Maar ik hoop vooral dat dat leidt tot standaardisatie
                     en kennisuitwisseling binnen de afvalsector, zodat we de optimale inzamelstroom, uiteraard
                     gekoppeld aan hoe zo'n gemeente er dan uitziet, kunnen gaan uitrollen, waardoor we
                     veel meer opbrengst uit die grondstofketen kunnen gaan halen en de kosten dus navenant
                     naar beneden gaan. Als dat het doel is, dan maakt het mij niet zo veel uit met hoeveel
                     mensen de gemeenten daar aan tafel gaan zitten.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Misschien gaat het ook niet om de hoeveelheid mensen, maar om welke positie ze daadwerkelijk
                     daar aan tafel hebben: dat ze invloed hebben en niet alleen maar kunnen afwachten
                     of er aan het eind van de keten nog een keer wat gebeurt. Daar zit mijn fundamentele
                     vraag richting de VVD. Als ze daar ook ja op antwoorden – ik zie de collega knikken,
                     gelukkig – dan kunnen we dat misschien met elkaar in ieder geval regelen voor deze
                     UPV; sorry, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verpakkingen. Ik wilde graag
                     horen van de collega of hij dat deelt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mulder. Het wordt overigens enorm gewaardeerd door mensen thuis
                     als we afkortingen uitleggen en voluit uitspreken.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Ik zat te knikken omdat ik vooral de vraag van mevrouw Mulder begreep. Ik stel u gerust,
                     via de voorzitter uiteraard, want het is ook een goede vraag en het antwoord is ook
                     wel positief, maar ik heb niet voor niks de Staatssecretaris gevraagd of zij bereid
                     is om in dat Nationale Programma Circulaire Economie, NPCE, wat meer regie te nemen,
                     omdat ik ook denk dat het nodig is om over de gemeentes heen te kijken naar de beste
                     strategie die inzamelen, verwerken en sorteren met zich meebrengt. Het is voor mij
                     allebei. Het is niet alleen maar meer mensen en meer bevoegdheid en meer duidelijkheid
                     vanuit de gemeentes, maar het is vooral ook ervoor zorgen dat je met elkaar daadkracht
                     tentoonspreidt om in die keten de juiste keuzes te maken, waardoor de opbrengst toeneemt
                     en de kosten dalen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Haverkort. U hebt nog 1 minuut en 35 seconden.
De heer Haverkort (VVD):
Voor mijn gevoel heb ik nog iets meer, maar we gaan kijken hoever we komen.
De voorzitter:
Nee, we zetten de tijd nu weer aan.
De heer Haverkort (VVD):
Nee, dat gaat goed komen. Dank u wel. Had ik al gezegd dat de afvalstoffenheffing
                     terug naar nul kan als we dat goed doen met elkaar? Dat scheelt namelijk elk huishouden
                     in dit land ongeveer € 300 netto, en dat kan iedereen in deze tijd erg goed gebruiken.
                  
Voorzitter, dan een paar laatste algemene vragen. Inwoners betalen inmiddels statiegeld,
                     voor blikjes bijna maar voor plastic flesjes al wel. Het inleveren bij supermarkten
                     is helaas wat vertraagd, maar op andere plekken is inleveren überhaupt nog niet mogelijk.
                     Is de Staatssecretaris bereid in gesprek te gaan met het Afvalfonds om te bereiken
                     dat inwoners bijvoorbeeld ook op treinstations en bij tankstations hun blikjes en
                     flessen kunnen inleveren?
                  
Voorzitter. Is de Staatssecretaris bekend met een vervelend bijeffect van de single-use
                     plasticsregeling, namelijk dat de definitie daarvan nog niet overal helder is, waardoor
                     in de uitvoering problemen ontstaan? Prijzen van verpakkingen van bijvoorbeeld snoepjes
                     of vaatwastabletten dreigen enorm te gaan stijgen. De vraag is wat zij daar nog aan
                     kan doen.
                  
Voorzitter, dan nog twee punten. Het eerste is asfalt. Het laten vervallen van de
                     erkende maatregel voor asfaltcentrales betekent dat ze niet langer circulair asfalt
                     kunnen produceren. Is dat de Staatssecretaris bekend, en ook dat dat grote consequenties
                     zal hebben voor het onderhoudsprogramma voor komend jaar? Bouwend Nederland spreekt
                     zelfs al over «Belgische toestanden». Die willen we natuurlijk voorkomen. Kan de Staatssecretaris
                     die zorg wegnemen en toezeggen dat circulair asfalt gewoon beschikbaar blijft?
                  
Voorzitter, dan als laatste een positief punt. Sporten gaat om plezier en moet uiteraard
                     op kwalitatief goede velden en zonder milieuzorgen. De KNVB is op zoek naar een alternatief
                     vulmiddel voor kunstgrasvelden. Daarbij starten ze een onderzoek naar een schoon en
                     betaalbaar alternatief. Is de Staatssecretaris bereid dat onderzoek mede mogelijk
                     te maken en in overleg met de KNVB te komen tot een lijstje van milieuvriendelijke
                     bruikbare korrels voor plezierig speelbaar kunstgras?
                  
Voorzitter, tot zover voor nu. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Haverkort, voor uw inbreng. Er is nog een interruptie van mevrouw
                     Bouchallikh, GroenLinks.
                  
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik veerde even op toen de VVD begon over statiegeld, want ik moet daar heel vaak over
                     beginnen in dit debat. De VVD noemde eigenlijk in een tussenzin dat het enige vertraging
                     heeft opgelopen. Nou ja, goed. Is de VVD het er dan mee eens dat de huidige wetgeving,
                     zoals die nu is opgesteld, niet afdoende is, omdat het zo lang heeft geduurd en er
                     constant vertragingstactieken zijn toegepast? Ik vind het heel goed om ook op stations
                     en dergelijke innameplekken te faciliteren, maar zouden we niet moeten toewerken naar
                     een innameplicht om te voorkomen dat we constant met allerlei maatregelen moeten ingrijpen,
                     terwijl de kern in wezen niet wordt opgepakt?
                  
De heer Haverkort (VVD):
Ik geloof niet dat een innameplicht de oplossing gaat zijn. Het helpt wel als inwoners
                     op meer plekken dat spul gewoon in kunnen leveren. Statiegeld op blik en kleine flesjes
                     is een gelopen race, maar had van ons misschien wel helemaal niet gehoeven. Het liep
                     best goed, ook als je het bekijkt vanuit de inzamelmogelijkheden die er daarvóór waren.
                     Blik in restafval en in PMD is een prima te scheiden grondstofstroom. Maar goed, het
                     is er nu eenmaal, dus laten we er dan ook voor zorgen dat inwoners het makkelijk kwijt
                     kunnen. Dat is de oproep die ik aan het ministerie doe.
                  
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik ben het er ontzettend mee eens dat we ervoor moeten zorgen dat inwoners het zo
                     makkelijk mogelijk moeten kunnen inleveren. Waarom pleit de VVD dan niet ook voor
                     een innameplicht, juist om dat doel te bereiken?
                  
De heer Haverkort (VVD):
Wat fijn om van GroenLinks te horen dat zij voor het gemak van de inwoner zijn. Dat
                     vind ik positief; dank. Maar dat maakt niet dat het woord «plicht» bij mij meteen
                     tot heel veel vreugde leidt. Ik ben meer van de verantwoordelijkheid dan van de verplichting.
                     Ik hoop dat we het langs die lijn met elkaar kunnen organiseren.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, uw laatste interruptie.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja, ik weet het, maar ik kan het toch niet laten om hierop te reageren. De lijn van
                     het lief en aardig vragen is allang uitgezet. Dat is allang bekeken. Bedrijven zeggen
                     gewoon: «Nee. We hebben geen plek. We hebben geen optie. We hoeven het niet te doen.»
                     Dat is allemaal al gedaan. Van alle kanten wordt gezegd dat een innameplicht de enige
                     optie is om het voor burgers zo makkelijk en goed mogelijk te maken, wat de VVD volgens
                     mij ook heel belangrijk vindt. Zo kunnen burgers ook hun geld terugkrijgen. Dat is
                     ook een belangrijk onderdeel. Je betaalt ervoor, dus je zou ook je geld moeten kunnen
                     terugkrijgen. Waarom grijpt u nou weer opnieuw naar tactieken waarvan we weten dat
                     ze tot nu toe niet hebben gewerkt? We weten wat wél werkt, namelijk een innameplicht.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Nogmaals, ik geloof niet dat een innameplicht werkt. Misschien verschil ik daarover
                     dan met mevrouw Van Esch van mening. Dat ten eerste. De voorbeelden zijn er. Ik zie
                     bij sportkantines initiatieven ontstaan waarbij de opbrengsten door de leden bij elkaar
                     gebracht worden. Daardoor worden de flesjes en de blikjes keurig netjes verzameld.
                     In dit soort voorbeelden gaan de opbrengsten naar de verenigingen toe. Dat is hartstikke
                     mooi. Dat soort initiatieven zijn prima te organiseren. Ik hoop echt dat we dat kunnen
                     uitrollen, ook op andere plekken. Mijn open vraag aan de Staatssecretaris was of zij
                     wil bekijken wat er nog voor mogelijkheden zijn om het voor inwoners makkelijker te
                     maken. De innameplicht staat wat mij betreft niet op het wensenlijstje.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van de Partij
                     van de Arbeid. Meneer Thijssen gaat dat doen namens die partij.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Mijn fractie kan zich heel erg goed vinden in een aantal stukken
                     tekst die zijn geproduceerd door de Staatssecretaris over de toekomst van de circulaire
                     economie en over het belang daarvan. Daarmee worden we minder afhankelijk van dubieuze
                     regimes en kunnen we stoppen met het eindeloos opgraven van grondstoffen uit onze
                     aarde. Het is ook een bijdrage om de klimaatproblematiek te stoppen en de biodiversiteitsproblemen
                     in de tang te krijgen en op te lossen. Heel erg goed dus.
                  
De lineaire economie heeft inderdaad zijn langste tijd gehad en heeft niet meer de
                     toekomst. Dat betekent dat onze economie ingrijpend moet worden aangepakt. Vol verwachting
                     klopt ons hart over het Nationaal Programma Circulaire Economie, waar de Staatssecretaris
                     later dit jaar mee komt. Mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris is of zij al iets
                     meer kan mededelen over welke doelen zij nou precies daarin wil gaan zetten. Gaat
                     zij bijvoorbeeld werken met vijfjaarlijkse tussendoelen? Hoe ziet zij dat precies?
                  
We kunnen natuurlijk plannen maken, maar uiteindelijk zou het goed zijn als er een
                     onafhankelijke scheidsrechter is die zegt: deze plannen gaan leiden tot die doelen,
                     of niet, en daarom is er een bijschakeling nodig. Ik zie wel iets over een monitoring
                     en een indicatie van het PBL, maar om een goed debat in deze Kamer en deze commissie
                     te hebben, is gewoon een doorrekening van dat plan nodig. Dan weten we of de doelen
                     worden gehaald of niet. Dan kunnen we vervolgens een debat hebben over of ze gehaald
                     worden op de gewenste manier of over de vraag of er bijstellingen nodig zijn. Graag
                     een reactie daarop, of het liefst eigenlijk gewoon de toezegging dat we die doorrekening
                     gaan doen.
                  
Ik had het er al even over in mijn interruptiedebatje met D66. Ik vraag me af of de
                     Staatssecretaris ervoor te porren is om dat ieder jaar te doen. Wil zij ieder jaar
                     het net ophalen en zich afvragen of we op koers zitten voor de circulaire economie
                     of niet? Voor het klimaat, voor biodiversiteit en voor het onafhankelijk zijn van
                     dubieuze regimes is het gewoon super belangrijk dat we die doelen echt gaan halen
                     en dat dit gaat lukken. Het is heel belangrijk dat we ons één keer per jaar afvragen
                     of we op koers liggen of niet. Dat is gisteren bijvoorbeeld gebeurd met de Klimaat-
                     en Energieverkenning rond de klimaatproblematiek.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Het schoot ook al door mijn hoofd toen mevrouw Hagen van D66 erover begon. Een doorrekening
                     van plannen is heel goed, zeker als je aan het begin van iets staat. Maar we krijgen
                     natuurlijk al elk jaar, vanuit het Planbureau voor de Leefomgeving, de staat van onze
                     circulaire economie. Ik meen dat we dat rapport in februari weer gaan krijgen. Dan
                     kijkt het Planbureau voor de Leefomgeving hoe wij ervoor staan wat betreft die circulaire
                     economie. Het laatste bericht was dat we het Europees best goed doen, maar dat er
                     nog heel veel te bereiken is als je naar de netto doelstelling kijkt. Dus mijn vraag
                     aan de Partij van de Arbeid, aan de heer Thijssen, is: wat vraagt hij nog aanvullend
                     van het ministerie om zijn wensen ingewilligd te krijgen? In hoeverre is wat we hebben
                     van het Planbureau voor de Leefomgeving wellicht voldoende?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Allereerst zou ik dus heel graag een doorrekening willen van het Nationaal Programma
                     Circulaire Economie. De Staatssecretaris schrijft over de ICER, de rapportage die
                     volgens mij tweejaarlijks is. Als we het met de VVD eens zijn dat het jaarlijks moet,
                     zijn we al een hele stap verder. De Staatssecretaris zegt dat het Nationaal Programma
                     Circulaire Economie niet meegenomen kan worden in de volgende analyse van het PBL,
                     maar dat het PBL er misschien wel naar kan kijken. Dat is een beetje vaag. Daar gaat
                     mijn vraag dus over. Daarnaast is er dus ook nog iets van een monitoringsrapportage.
                     Dat is precies waar mijn vraag over gaat. Mijn voorkeur zou het hebben om één keer
                     per jaar het net op te halen om te kijken hoe het ermee staat, en niet eens in de
                     twee jaar. Voor dit belangrijke onderwerp is dat niet frequent genoeg, denk ik.
                  
De heer Haverkort (VVD):
Een feitelijke toevoeging: volgens mij is de ICER tweejaarlijks en de rapportage van
                     het Planbureau voor de Leefomgeving komt elk jaar. Daar kan de heer Thijssen wellicht
                     nog wat terugvinden.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik hoor geen vraag, dus dan hoef ik ook geen antwoord te geven.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan is het natuurlijk essentieel dat we inzicht hebben in afvalstromen als we op afvalstromen
                     willen sturen. Maakt de Staatssecretaris dat bij het Nationaal Programma Circulaire
                     Economie goed inzichtelijk? Is zij ook bereid om te kijken naar de milieu-impact van
                     die afvalstromen in het buitenland? Is zij bereid om op die manier te bekijken hoe
                     we in Noordwest-Europa die circulaire economie op gang krijgen? En dan is ook mijn
                     vraag hoe zij kijkt naar de importheffing op restafval.
                  
Met de aanpak van afvalstromen alleen zijn we er nog niet. Volgens het Recycling Netwerk
                     moet in een circulair plan de voorkant van de productstroom centraal staan. In de
                     meeste van de 85 sectorplannen van het LAP3 staan desondanks afvalstromen centraal.
                     Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken of daar een goede aanpak voor ontwikkeld
                     kan worden? Dan bedoel ik dus een aanpak om de productstromen aan de voorkant centraal
                     te stellen. Daarnaast zou ik de Staatssecretaris willen vragen om aan het op gang
                     brengen van die circulaire economie ook sociale doelstellingen te verbinden. We willen
                     uiteraard dat mensen die in de circulaire economie gaan werken ook gewoon behoorlijk
                     en goed werk hebben, met goede arbeidsomstandigheden. Dus ook daarvan is mijn vraag
                     of de Staatssecretaris bereid is om daarnaar te kijken.
                  
Dan hebben we van de Staatssecretaris een actieplan batterijen gekregen. Ik en mijn
                     fractie denken dat dit echt superbelangrijk is en dat dit echt een van de sectoren
                     is die ontzettend hard gaat groeien. Ik denk ook dat hier een enorme kans ligt voor
                     Nederland, omdat wij relatief veel elektrische auto's hebben, waarvan sommige al behoorlijk
                     oud zijn. Wij kunnen dit echt opschalen. Het actieplan ziet er heel goed uit, maar
                     als ik kijk naar de concrete actiepunten voor dit jaar en volgend jaar, dan denk ik
                     toch: is dit nou de aanpak die nodig is? We weten toch dat batterijen zo verschrikkelijk
                     belangrijk zijn? We weten nu al dat dit een cruciale grondstof wordt, ook al is de
                     grondstoffenstrategie van het kabinet er nog niet. Moet hier niet grootser gedacht
                     worden? Dan kunnen we op een grootschalige manier iets met de sector opzetten. Misschien
                     wordt het niet in het eerste jaar volledig gebruikt, maar wel in de jaren daarna.
                     Zo kunnen we snel opschakelen en de prijs van het recyclen en upcyclen naar beneden
                     krijgen.
                  
Dan zegt de Staatssecretaris in haar stukken dat er ook normerend beleid nodig is.
                     Daar is mijn fractie het heel erg mee eens. Mijn vraag is dan ook of in het Nationaal
                     Programma Circulaire Economie bijvoorbeeld doelstellingen komen voor die 500 kilogram
                     per hoofd van de bevolking. Gaat dat naar beneden in de loop der jaren? En hoe zit
                     het met PEEK-plastic? Gaan we bedrijven vragen hoeveel plastic zij per jaar verkopen
                     en gaan we normen stellen waardoor het elk jaar een beetje minder wordt?
                  
De voorzitter:
Uw laatste vraag, opmerking of nabrander. Als het maar geen uitbrander is.
De heer Thijssen (PvdA):
Mijn laatste vraag gaat over het volgende. Op dit moment wordt slechts 31% van de
                     drankkartons gerecycled. Dat vinden wij erg weinig, ondanks dat er ambitie is om naar
                     55% te gaan. Is hier niet een statiegeldaanpak mogelijk? Graag een reactie van de
                     Staatssecretaris.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen namens de PvdA. Een vraag van de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Ik heb een vraagje over het punt dat de heer Thijssen maakt over de sociale kant van
                     de circulaire economie. Ik meende in zijn vraag te horen – ik toets dat nu maar even
                     – dat hij de Staatssecretaris vraagt om ook aandacht te hebben voor de sociale kant
                     van de circulaire economie. Daarmee lijkt het wel alsof de Partij van de Arbeid de
                     circulaire economie als een soort verbijzondering van de volledige economie ziet.
                     In mijn beleving gaan we in de toekomst naar een volledige circulaire economie waar
                     sociale omstandigheden net zo goed een plek hebben als in de huidige economie, als
                     in deze tijd. Mijn vraag is: hoe ziet de Partij van de Arbeid dat nou zelf? Vanwaar
                     die zorg voor specifiek sociale omstandigheden in dat stukje dat in hun ogen circulair
                     zou zijn?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, omdat dat heel vaak niet goed gaat. Omdat je ziet dat een vrije markt ervoor
                     zorgt dat zowel mensen als de planeet uitgebuit kunnen worden. Eerlijk gezegd zien
                     we dat ook wel in Nederland gebeuren. Denk aan de omstandigheden waaronder de koffersjouwers
                     van Schiphol moeten werken. Mijn fractievoorzitter heeft zich daar ook over uitgelaten.
                     Of denk aan pakketbezorgers die geen tijd hebben om even te plassen onderweg omdat
                     ze een bizarre hoeveelheid pakketjes per dag moeten bezorgen. Wat we hier willen doen
                     – neem nou bijvoorbeeld mijn voorstel over die batterijaanpak – is samenwerken tussen
                     overheid en bedrijven, waarbij we echt een schaalsprong maken, waarbij we echt veel
                     grootser denken dan in het graduele. Dat betekent dat de overheid daar dus bij betrokken
                     is, hetzij met regelgeving, hetzij door het te faciliteren, misschien ook wel met
                     subsidies. Dan is het voor de Partij van de Arbeid cruciaal om vanaf de start te zeggen:
                     we willen iets goeds doen voor de planeet, maar daarbij moeten we niet de mensen vergeten
                     en de mensen uitbuiten. We moeten daarom als voorwaarde stellen dat mensen behoorlijk
                     en goed werk hebben, ook in een circulaire economie.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Het is niet erg dat het de laatste is, want het is een belangrijk onderwerp. Ik constateer
                     gelukkig dat ook de Partij van de Arbeid wel ziet dat de circulaire economie niet
                     zomaar een stukje van de economie is, maar een volledige economie. En zijn punt is
                     terecht, want we hebben met elkaar natuurlijk te zorgen voor fatsoenlijke omstandigheden
                     binnen die volledig circulaire economie. Daar gaan we elkaar zeker op vinden.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen, u mag daar nog over op reageren als u wilt.
De heer Thijssen (PvdA):
Het was weer geen vraag, maar hier ga ik de VVD heel erg aan houden, namelijk dat
                     iedereen in dit land fatsoenlijk werk heeft, waarvan je kan rondkomen. Dat is op dit
                     moment namelijk absoluut niet het geval. Hier heeft de VVD nog wel een been bij te
                     trekken om dit ook echt voor elkaar te krijgen.
                  
De voorzitter:
Maak uw borst maar nat, meneer Haverkort. Dan gaan we nu helemaal naar Drenthe, naar
                     de immer goedlachse mevrouw Agnes Mulder van het CDA.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. Aan het einde van het jaar komt eindelijk het Nationaal Programma
                     Circulaire Economie. Voor het CDA zijn er in de transitie naar die circulaire economie
                     een aantal dingen van belang. Wij vinden dat het klimaatbeleid en het beleid op het
                     gebied van de circulaire economie elkaar moeten versterken. Dat langetermijnbeleid
                     moet gericht zijn op bredere productieketens, ook buiten onze landsgrenzen, zoals
                     collega's ook al bepleitten. We hebben bijvoorbeeld een hele bevlogen ambassadeur
                     van Bangladesh die graag met Nederland optrekt in de circulaire economie. Die kom
                     ik tegen als woordvoerder Buitenlandse Zaken. Zo heb je ver over de grenzen gesprekken
                     met elkaar. Ik vind dat de circulaire economie niet alleen Europa verder moet helpen,
                     maar dat het onze wereld uiteindelijk leefbaar moet houden. De overheid moet waar
                     nodig de regie pakken om de transitie naar die circulaire economie in goede banen
                     te leiden.
                  
Voorzitter. Ik begin bij de samenhang tussen ons klimaatbeleid en ons circulaire-economiebeleid.
                     Die ontbreekt nog. Zo constateerde de SER onlangs dat er onvoldoende prikkels voor
                     bedrijven zijn om naast maatregelen in hun eigen bedrijf ook verderop in de keten
                     primaire grondstoffen te gebruiken en minder CO2 uit te stoten. Het Nationaal Programma Circulaire Economie zou wat ons betreft concrete
                     instrumenten en een concrete invulling moeten geven aan de samenhang tussen die beide
                     belangrijke punten. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe zij daarnaar kijkt.
                     Welke instrumenten en maatregelen heeft zij voor ogen? Zeker als je nagaat dat we
                     in heel moeilijke geopolitieke omstandigheden verkeren, dan moet je juist kijken naar
                     je grondstoffen.
                  
Collega Thijssen sprak net al over de batterijen. De brief over de batterijen is een
                     reactie op een motie van het CDA, dus het is hartstikke mooi dat de PvdA dat met ons
                     zo belangrijk vindt. Maar als ik dan bijvoorbeeld kijk naar de brief die wij kregen
                     over de grondstoffen, waarin weer wordt verwezen naar een andere brief die eerder
                     bij EZK is binnengekomen, dan zie ik bij de grondstoffenstrategie voor leveringszekerheid
                     van kritieke grondstoffen «nader te bepalen» staan. Dan maak ik me toch wel een beetje
                     zorgen. Dus ik hoop dat er echt vaart wordt gemaakt met de grondstoffenstrategie,
                     want we hebben het gewoon heel erg hard nodig. We kunnen het ons niet meer veroorloven
                     om zo afhankelijk te zijn.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de geachte afgevaardigde Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank voor de bijdrage. We zaten samen ook bij de presentatie van het rapport van de
                     sociaaleconomische Raad over onder andere de grondstoffen. Ik ben blij dat het CDA
                     ook de contacten met het buitenland benoemt, vooral met landen waarin mensenrechten
                     worden geschonden, juist ook voor die kritieke grondstoffen. Wil het CDA in het transitieproces
                     scherp mee blijven kijken, zodat wij onze transitie hier in Nederland niet ten koste
                     van mensenrechten elders in gang zetten, ook omdat samenwerking met landen als Bangladesh
                     en andere landen belangrijk is en niet ten koste moet gaan van de lokale bevolking?
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat geeft mevrouw Bouchallikh terecht aan. Die zorg delen wij. Mijn zorg is niet alleen
                     hoe verschrikkelijk het kan zijn voor de mensen daar. Het is ook een heel harde economische
                     zorg. Want hoe kun je als Nederlands bedrijf nou concurreren met Oeigoerse dwangarbeid?
                     Dat kan helemaal niet! Daarom hebben wij er ook belang bij om goed te kijken naar
                     wat er over de grens gebeurt en om daar invloed op uit te oefenen. Natuurlijk is die
                     invloed ook weer beperkt. Laten we niet doen alsof wij over heel China gaan, maar
                     we kunnen wel wederkerigheid vragen van China. We kunnen met imvo-beleid ook duidelijk
                     aangeven, het liefst in Europees verband, dat wij bepaalde zaken niet op onze markt
                     willen hebben of dat daar in ieder geval transparantie over moet zijn zodat dat te
                     monitoren is. Als dat niet zo is, moeten we misschien wat strikter gaan worden. Ik
                     pleit niet voor volledige onafhankelijkheid en «Ot en Sien» in Europa, maar ik pleit
                     er wel voor om daar een eerlijker speelveld voor te krijgen. Dat deel ik met mevrouw
                     Bouchallikh.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. Gaat u rustig verder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank, voorzitter. De samenhang tussen klimaat en energie en circulaire economie zien
                     we ook sterk terug bij de afvalenergiecentrales in ons land. Wat ons betreft zijn
                     er meer sturing en regie nodig bij recycling, hergebruik, het uiteindelijk circulair
                     ontwerpen van producten en de afbouw van verbrandingscapaciteit, omdat er minder vraag
                     zal zijn. In juni 2021 heb ik gevraagd naar een realistisch scenario voor het afbouwen
                     van die verbrandingscapaciteit met aandacht voor de effecten op onder andere duurzame
                     energie, Europese CO2-uitstoot en de circulaire economie.
                  
Het overleg verloopt gewoon wat stroef, merk ik. Als het niet lukt om met de sector
                     als geheel afspraken te maken, roep ik de Staatssecretaris ertoe op om te proberen
                     om maatwerkafspraken te maken, net zoals we bij het klimaatbeleid doen. In datzelfde
                     stuk staat dat er 3 miljard euro voor klimaatbeleid en maatwerkafspraken beschikbaar
                     is. Ik roep de Staatssecretaris ertoe op om in overleg met Minister Jetten eens goed
                     te kijken wat daar nog uit te halen is. Wij willen graag werkgelegenheid. Een transitiepad
                     richting 2050 is ook voor de medewerkers in deze sector van belang. Is zij bereid
                     om maatregelen te nemen die aansluiten bij de individuele centrales en de aspecten
                     die ik in die motie noem? We maken ons echt zorgen over de bodem. We willen zo min
                     mogelijk van die assen overhouden. Kijkt de Staatssecretaris daar ook naar?
                  
Voorzitter. In juni heb ik in een motie gevraagd om de concrete beleidsopties, afwegingen
                     en maatschappelijke kosten van het circulaire-economiebeleid in kaart te brengen,
                     zodat we de juiste keuzes kunnen maken in de transitie richting 2050. De SER zegt
                     dat eigenlijk ook. Dat was die motie van mij over Laura van Geest. Gaat zij dat overnemen
                     in dat nationale plan?
                  
Op het punt van regie en sturing van de overheid heb ik de rol van de gemeenten in
                     de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid genoemd. Helaas krijgen wij nog steeds
                     signalen dat daarbij het nodige misgaat en dat de rekening vervolgens bij de inwoners
                     terechtkomt. Dat kwam net al even naar voren in het debat. Bij de UPV-verpakkingen
                     bepaalt het Afvalfonds in de praktijk welke gemeenten welke vergoeding krijgen. Dat
                     heeft er in Twente toe geleid dat het Afvalfonds in bepaalde maanden al het ingezamelde
                     plastic afkeurde en dat het werd verbrand, terwijl het nog prima te sorteren was.
                     Vanwege hogere sorteerkosten koos het Afvalfonds daar dan niet voor, naar wij hebben
                     begrepen. Het resultaat is vervolgens hogere CO2-uitstoot en hogere kosten voor gemeenten. Uiteindelijk betalen de inwoners dus. Ik
                     vind dat niet de goede weg. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris dat ook ongewenst
                     vindt. Wat het CDA betreft krijgen de gemeenten gewoon een formele positie in de UPV's.
                     Daarnaast willen wij een onafhankelijke rol voor overheidsorganisaties als Rijkswaterstaat
                     bij het bepalen van tarieven, de kwaliteit waaraan het plastic afval moet voldoen
                     en de afspraken tussen producenten en gemeentelijke inzamelaars. Graag een reactie
                     van de Staatssecretaris.
                  
En ik vrees dat ik door mijn tijd heen ben.
De voorzitter:
Dat klopt.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat kost u weer een gevulde koek, mevrouw Mulder. Mevrouw Van Esch, Partij voor de
                     Dieren, vandaag ook circulaire economie.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank, voorzitter. Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. We moeten de transitie
                     naar de circulaire economie versnellen. Het PBL, het Planbureau voor de Leefomgeving,
                     wees ons daar al op in februari, maar ik zie daar in de praktijk sindsdien eigenlijk
                     nog niet zo veel van terug. Recent kwam de sociaaleconomische Raad ook met een rapport.
                     Ook die wees erop dat er een versnelling nodig is, ook om onze klimaatdoelen te realiseren.
                     We overschrijden de planetaire grenzen en daarmee ook de draagkracht van de aarde.
                     Om deze grote problemen op te lossen zeiden ook zij dat we de energietransitie en
                     de grondstoffentransitie samen moeten aanpakken en dat dit onvoldoende gebeurt. Gelukkig
                     hoorde ik meerdere mensen vandaag hierover. Ik sluit me aan bij de vragen daarover.
                     Het is essentieel dat dat nu gebeurt. De SER beveelt dan ook aan om met een concrete
                     en afrekenbare grondstoffen- en materialendoelstelling te komen. Het lijkt ons dan
                     ook logisch dat de Staatssecretaris dit meeneemt in het al veelgenoemde plan dat wij
                     aan het einde van het jaar gaan zien. Ik ben benieuwd of zij daarop kan reageren.
                  
De SER beveelt ook aan om voldoende middelen ter beschikking te stellen voor de grondstoffentransitie.
                     Zij pluizen op dit moment zelf al uit wat die middelen precies zijn in al die circulaire-economiepotjes.
                     We zien op zich wel dat er de komende jaren flink extra geld bij komt, maar dit budget
                     is niet structureel en we zien ook nog niet waar dit precies aan wordt uitgegeven.
                     Kan de Staatssecretaris hier een toelichting op geven? De SER geeft ook aan dat beprijzing
                     via een grondstoffenheffing een effectieve maatregel kan zijn. Een voorbeeld hiervan
                     is een belasting op virgin plastics, waarmee de productie en het gebruik van nieuw
                     fossiel plastic worden ontmoedigd. Daarom snap ik niet dat deze Staatssecretaris zegt
                     dat een belasting op nieuw plastic pas wordt meegenomen in de besluitvorming over
                     aanvullend klimaatbeleid in de begrotingscyclus in het voorjaar van 2023. Komt die
                     er nou of komt die er nou niet?
                  
Voorzitter. Van het totale gebruik door de Nederlandse industrie gaat 47% van het
                     gas en 69% van de olie naar plastics. Van alle plasticproductie gaat vervolgens weer
                     40% naar plastic wegwerpverpakkingen. Ik vind dat echt bizar. Midden in een gascrisis
                     gaat een gigantische hoeveelheid gas naar plastic waarvan we vervolgens een groot
                     deel vrijwel meteen weer weggooien. Eén manier om hier snel mee aan de slag te kunnen
                     is door te stoppen met overbodige, vervangbare wegwerpverpakkingen. Een concreet voorbeeld
                     hiervan is plastic verpakkingen van groenten en fruit. Uit onderzoek van Recycling
                     Netwerk Benelux, RNB, aangevraagd door het Ministerie van IenW zelf blijkt dat de
                     meeste verse groente en fruit zonder verpakking kunnen worden aangeboden zonder dat
                     het leidt tot veel meer voedselverspilling. Wij gaan ervan uit dat de Staatssecretaris
                     de bevindingen uit het onderzoek van Recycling Netwerk overneemt en plastic verpakkingen
                     van groente en fruit zal gaan verbieden. Graag een reactie.
                  
In het kader van onzinnige verpakkingen hoor ik nog graag hoe het staat met de aangenomen
                     motie over het terugdringen van grote hoeveelheden onnodige verzendmaterialen. Ik
                     ben benieuwd naar de stand van zaken.
                  
Voorzitter. Ik wil het graag hebben over de inzamelpercentages van kleine statiegeldflesjes;
                     ik denk niet onverwacht. De reden dat ik hier zo achteraanzit, is dat het wat ons
                     betreft echt noodzakelijk is om te weten wat het inzamelpercentage van die kleine
                     plastic flesjes is. Wanneer de doelstelling van 90% van grote en kleine flesjes gezamenlijk
                     niet wordt gehaald en we niet weten welk percentage klein en groot is, kunnen we ook
                     niet precies weten waar het misgaat en kunnen we ook geen specifieke maatregelen nemen.
                     Deze Staatssecretaris wil ons die inzamelpercentages niet geven en ze ook niet opvragen
                     bij het bedrijfsleven. Zij wil enkel kijken naar het aandeel kleine plastic flesjes
                     in het zwerfafval.
                  
Maar die zwerfafvalcijfers vertellen slechts het halve verhaal. Deze cijfers laten
                     niet zien hoeveel flesjes er worden ingeleverd of hoeveel flesjes er alsnog bij het
                     restafval belanden. Het positieve milieueffect van statiegeld, naast die vermindering
                     van zwerfafval, is immers ook die betere recycling, waardoor er minder grondstoffen
                     worden gebruikt. Dus ik blijf erbij, ik snap het nog steeds niet en ik vraag het nog
                     een keer: erkent de Staatssecretaris dat de zwerfafvalcijfers geen totaalinzicht geven
                     in hoeveel plastic flesjes er worden ingeleverd en dus gerecycled kunnen worden? En
                     erkent de Staatssecretaris dan ook dat de inzamelingspercentages van kleine plastic
                     flesjes dus ook een aanvulling zijn op die cijfers over die zwerfafvalinzameling?
                  
Dan kom ik op de drankenkartons. De Partij van de Arbeid had het er ook al over. Zolang
                     er geen statiegeld zit op drankverpakkingen, zullen bedrijven altijd naar alternatieven
                     zoeken om onder dat statiegeld uit te komen. De Zwerfinator en de Plastic Soup Surfer
                     zagen dat al gebeuren bij die plastic flesjes. Zij zien het terug in het zwerfafval.
                  
Ik heb nog twee zinnen en dan rond ik af, voorzitter. Dit zijn nog twee vragen.
De voorzitter:
Kort alstublieft.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Hoe rijmt de Staatssecretaris dit met de door haar aangeleverde informatie dat er
                     geen verschuiving van flessen naar drankenkartons zou zijn? En is de Staatssecretaris
                     bereid om op z'n minst in gesprek te gaan met die Zwerfinator en die Plastic Soup
                     Surfer over dit onderwerp? Zij zegt namelijk iets anders dan zij ons meedelen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de Partij voor de Dieren, mevrouw Van Esch. Mevrouw
                     Hagen heeft nog een interruptie voor u.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Ik kan mij in alle lijnen eigenlijk wel heel goed vinden in het verhaal van mevrouw
                     Van Esch, maar ik heb haar nog niet over de luiers gehoord. Wij hebben hier in het
                     verleden wel al vragen over gesteld, dus ik dacht: ik ga haar met deze interruptie
                     even een podium bieden. Dat zijn natuurlijk minstens 5 luiers per dag en wellicht
                     ook wel 150 per maand, dus ongeveer 25 kilo per maand. Heeft u zicht op de planning?
                     En heeft u ook zo'n behoefte aan een planning ten aanzien van die UPV voor luiers?
                  
De voorzitter:
De sfeer zit er goed in. Mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank. Ik ga nu de hele Partij voor de Dieren-visie op luiers geven. Dat mag toch?
                     Dat lijkt mij wel. Ja, dat lijkt me een heel goed idee. Volgens mij heb ik in het
                     begin van mijn inbreng het woord «versnellen» genoemd, dus ik ben een zeer groot voorstander
                     van alles waarmee we kunnen versnellen. Ik hoop eigenlijk dat we daar dan ook incontinentiemateriaal
                     in gaan meenemen en dat we ook gaan kijken naar menstruatiematerialen. Dat is ook
                     een groot onderdeel dat we volgens mij niet moeten vergeten en waarbij we nog veel
                     te bereiken hebben. Laat ik hier ook nog een pleidooi houden voor die zero-waste-economie.
                     Volgens mij kunnen wij prima kijken hoe we luiers kunnen recyclen, maar laten we er
                     ook gewoon voor zorgen dat we er zo min mogelijk hebben en toegaan naar de luier die
                     je gewoon weer in de wasmachine kunt gooien.
                  
De voorzitter:
U heeft een zuinige baby gehad met vijf luiers per dag, mevrouw Hagen. Volgens mij
                     ligt het gemiddelde toch wat hoger, al ben ik geen ervaringsdeskundige.
                  
Dan mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks. Alstublieft, uw vijf minuten lopen.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Gisteren kwam de Klimaat- en Energieverkenning uit en opnieuw
                     zat daarin de bevestiging dat met het huidige circulaire-economiebeleid amper emissie-effecten
                     worden verwacht. En dat terwijl die transitie ontzettend belangrijk is. De planetaire
                     grenzen worden op onhoudbare wijze overschreden, maar volgens de sociaaleconomische
                     Raad staat de grondstoffentransitie nog altijd in de schaduw van de energietransitie,
                     terwijl deze net zo belangrijk is om de klimaatcrisis te bestrijden. De heer Ed Nijpels
                     zei bij de presentatie van dit rapport veel zinnige dingen, maar één citaat wil ik
                     even delen: «Zorg voor beleid dat bijt, zorg voor dwang en drang. We hebben beleid
                     nodig dat impact maakt.» Hoe gaat de Staatssecretaris de aandacht voor dit belangrijke
                     dossier vergroten, ook bij collega's van andere departementen? Graag een reactie daarop.
                  
Dan de doelen van circulaire economie. Opnieuw wil ik het belang van effectieve doelen
                     onderstrepen. We zijn inmiddels zes jaar verder sinds er besloten is om naar een circulaire
                     economie toe te werken, maar de doelen zijn nog altijd niet verder geconcretiseerd.
                     De sociaaleconomische Raad schrijft ook dat klimaat- en energiebeleid te vaak los
                     van grondstoffenbeleid worden beschouwd. Het lijkt ons daarom goed dat er zo snel
                     mogelijk een afrekenbaar klimaatdoel komt voor de circulaire economie. Zal dit doel
                     geformuleerd zijn in het Nationaal Programma Circulaire Economie dat eind 2022 verschijnt?
                  
Wij roepen er bovendien al tijden toe op om met doelstellingen per productgroep te
                     komen. Wat wordt er in de brief bedoeld met de zin: «De invulling van het raamwerk
                     voor concretere doelen voor specifieke productgroepen wordt in het Nationaal Programma
                     Circulaire Economie voorzien»? Ik begrijp dit oprecht even niet, dus graag een toelichting
                     daarop. Betekent dit ook echt dat de doelen erin komen te staan? Wij pleiten hierbij
                     met name voor circulaire doelstellingen, voor doelstellingen waarbij er per productgroep
                     niet alleen een recyclingdoelstelling wordt geformuleerd, maar ook een preventie-,
                     hergebruik- en recycled-contentdoelstelling. Dit voorstel wordt gedaan in een rapport
                     door Het Groene Brein. Is de Staatssecretaris bekend met dit rapport en neemt zij
                     dit mee? Pleit zij hier ook voor in Europa?
                  
Ik kom nu bij mijn punt over milieustraten. Het hergebruik of upcycling is altijd
                     beter dan recycling, maar op dit moment belanden er bij de milieustraten nog te vaak
                     goed bruikbare producten in een container. Als deze producten eenmaal in de container
                     zijn beland, zijn ze volgens de huidige wetgeving afval en mogen ze niet meer gebruikt
                     worden. Dat is enorm zonde, want hierdoor eindigen goede spullen zoals fietsen, meubels
                     en kleding gewoon als afval. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om meer ruimte
                     te geven aan gemeentelijke inzamelaars, zodat in samenwerking met creatieve circulaire
                     ondernemers kan worden gekeken of er waardevolle spullen zijn ingeleverd?
                  
Dat kan bijvoorbeeld door de invoering van een grijze fase van een week of twee, waarin
                     de grondstoffen in de container nog geen afvalstatus krijgen en nog beoordeeld kunnen
                     worden. Zo kunnen waardevolle materialen gered worden en een nieuw leven krijgen in
                     circulaire ambachtscentra. Ik heb hier wat voorbeelden van gezien in de praktijk.
                     Dat waren pilots op gemeentelijk niveau. We zien dat die tegen ontzettend veel beperkingen
                     aanlopen. Vandaar ook de vraag of we dit nationaal meer ruimte kunnen geven, juist
                     om het te stimuleren op meerdere plekken.
                  
Ik ga nu mevrouw Hagen blij maken, want ik heb een stukje over sanitaire producten.
                     Ik heb al vaker gesproken over luiers. Dat is op dit moment 8% van het huishoudelijk
                     afval. Ik ben dan ook erg blij dat er een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
                     komt voor deze gigantische afvalstroom. Dat laat ambitie zien. Daar ben ik blij mee,
                     maar ook ik heb een vraag over de planning. Kan de staatsecretaris aangeven per wanneer
                     deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in zal gaan, om duidelijkheid te
                     geven aan inzamelaars en recyclelaars? Vanuit het veld hoor ik dat er zorgen zijn,
                     omdat een en ander wel op tijd voorbereid moet worden. Op dit moment is het nog niet
                     duidelijk hoe dat eruitziet. Zal de Staatssecretaris zich er ook voor inzetten dat
                     er grootschalige recyclingcapaciteit komt?
                  
Verder heb ik nog een punt over menstruatieproducten. Ik heb eerder aandacht gevraagd
                     voor deze afvalberg. Deze producten zijn namelijk ook ontzettend vervuilend, terwijl
                     er goede alternatieven zonder plastic en ook herbruikbare alternatieven zoals menstruatiecups
                     bestaan. Wat doet de Staatssecretaris om deze alternatieven te stimuleren? Kan zij
                     hierover in gesprek gaan met haar collega's van Sociale Zaken... Nee, sorry, ik zeg
                     het verkeerd. Wat doet de Staatssecretaris om deze alternatieven te stimuleren? Los
                     daarvan zou het uitdelen van herbruikbare menstruatieproducten een mooie manier kunnen
                     zijn om menstruatiearmoede tegen te gaan. En dan komt Sociale Zaken in beeld: kan
                     de Staatssecretaris in gesprek gaan met dit ministerie om te kijken of juist mensen
                     met een lager inkomen hierin voorzien zouden kunnen worden? We hebben dan twee vliegen
                     in één klap.
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn punt over verpakkingen en het statiegeld op plastic
                     flesjes. De commissie heeft gevraagd om het inzamelpercentage van kleine plastic flesjes
                     voor dit debat te delen met de Kamer. Ik sluit mij aan bij de verontwaardiging van
                     de Partij voor de Dieren. We wilden namelijk weten of 90% zou worden gehaald. Waarom
                     wordt deze informatie niet met ons gedeeld? Wij willen graag weten hoe het ervoor
                     staat.
                  
Dan heb ik nog een punt over het statiegeld op blik. Ik vind het zorgelijk dat het
                     bedrijfsleven de deadline van 31 december niet gaat halen, na alle vertragingstactieken
                     die zijn toegepast. Ik vind het goed dat de Staatssecretaris vasthoudt aan de deadline
                     en dat er een dwangsom is opgelegd. Maar het Afvalfonds heeft hiertegen weer een rechtszaak
                     aangespannen. Blijkt door al deze incidenten niet weer dat de huidige statiegeldwetgeving
                     te vrijblijvend is? Hoe kunnen we meer druk uitoefenen?
                  
Voorzitter. Tot slot kom ik bij mijn punt over drankenkartons. Wij vinden de doelstelling
                     die zal worden vastgelegd te laag, namelijk 34% nu en 55% in 2030. Kan dit niet ambitieuzer?
                     Gaat de Staatssecretaris er bij producenten op aandringen dat zij meer gaan investeren
                     in de recyclingcapaciteit voor drankenkartons?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bouchallikh, voor uw inbreng namens GroenLinks. We gaan schorsen
                     tot 13.30 uur. Daarna heeft de Staatssecretaris maar een halfuurtje. Ik stel voor
                     dat we haar gewoon haar verhaal laten doen. Op een andere datum volgt dan de rest
                     van de eerste termijn van de Staatssecretaris, net als de tweede termijn van de Kamer
                     en van de Staatssecretaris. Dat wordt allemaal met de griffier afgestemd. Dat moeten
                     jullie maar onderling gaan uitvechten.
                  
De vergadering wordt van 13.11 uur tot 13.33 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef dadelijk het woord voor maximaal 25 minuten aan de Staatssecretaris. De Staatssecretaris
                     geeft dadelijk even aan met welke blokjes ze gaat werken. Zodra een blokje ten einde
                     is, kunnen de leden eventueel nog een interruptie plaatsen, maar ik denk dat er weinig
                     tijd voor zal zijn. We zien dus uit naar de volgende datum. Ik kijk dan ook even naar
                     de griffier, die dat met jullie gaat regelen. Mevrouw de Staatssecretaris, aan u het
                     woord. Als u de blokjes even kunt benoemen, zijn we u daarvoor zeer erkentelijk. Dank
                     u wel.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Heel hartelijk dank, voorzitter. Ik zal beginnen met een introductie, de doelen circulaire
                     economie en het nationaal programma. Het tweede blokje is: de UPV textiel. Het derde
                     blokje is: afvalbeheer. Het vierde blokje is: verpakkingen, plastics en statiegeld.
                     Dan is er nog een blokje overig.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil eerst wat algemene dingen zeggen. Vandaag spreken we over circulaire economie.
                     Dat is een belangrijk onderwerp. Het gaat volgens mij iedereen in deze commissievergadering
                     erg aan het hart. In die circulaire economie willen we namelijk op een zorgvuldige
                     manier met de grondstoffen omgaan die de aarde ons biedt. We vullen ons rentmeesterschap
                     dan op een hele goede manier in. Dat leidt ertoe dat wijzelf, maar ook de toekomstige
                     generaties, in een gezonde en schone wereld kunnen leven. We worden daarin internationaal
                     ook als koploper gezien. Ik heb in ons land al mooie voorbeelden gezien van chemische
                     bedrijven die werken aan circulair plastic tot duurzamere spijkerbroeken die gemaakt
                     worden met meer recyclaat. Er gaat dus ook al een heleboel goed. We recyclen vrij
                     goed in Nederland: we zitten rond de 80%. De grondstoffenefficiëntie is de afgelopen
                     jaren toegenomen en is een van de hoogste in de Europese Unie. We hebben doelen geformuleerd
                     en we brengen met de Integrale Circulaire Economie Rapportage van het PBL als eerste
                     land op zo'n gedegen manier de voortgang daarin in kaart. Tot zover het goede nieuws.
                  
Het mindere nieuws is dat wij in Nederland al op 12 april onze Earth Overshoot Day
                     hadden. Dat betekent dat we in Nederland op 12 april al meer grondstoffen hadden gebruikt
                     dan de aarde in een jaar kan genereren. We gaan wel efficiënter om met de grondstoffen,
                     maar ons grondstoffenverbruik neemt nog steeds enorm toe. We moeten ook met elkaar
                     erkennen dat de praktijk wereldwijd erg weerbarstig is. Ik heb eerder in de commissie
                     verteld dat ik in Bali ben geweest voor de G20. Ik bezocht daar ook een lokaal afvalproject,
                     waarbij 1.000 families heel erg netjes hun afval lokaal inzamelden. Zij recycleden
                     dat voor zo'n € 3 per maand. Al het afval van de andere 1.000 families in de buurt,
                     die daar geen geld voor hadden, werd gewoon in de mangrove gedumpt.
                  
Ik werd bovendien nog apart genomen. Mij werd verteld dat er nog altijd ook genoeg
                     misgaat met ons eigen Europese, en ook ons Nederlandse, plasticafvalbeleid, want in
                     diezelfde mangrove ligt ook Nederlands plasticafval. Daar ben ik echt van geschrokken.
                     Ik heb ook meteen contact opgenomen met de ILT om te vragen hoe dat precies zit. Het
                     is ook precies de reden waarom we in Europa werken aan strengere regels, die gericht
                     moeten zijn op aantoonbaar hoogwaardige en milieuverantwoorde verwerking. Het laat
                     ook zien dat er meer inzet nodig is op de hele productketen om een circulaire economie
                     binnen bereik te krijgen. We moeten minder grondstoffen gebruiken. We moeten dat dus
                     niet alleen willen, maar we moeten dat ook gaan doen. We moeten beter ontwerpen, meer
                     hergebruiken en ook meer repareren. Het is evident dat dit belangrijk is, want de
                     transitie naar een circulaire economie draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering,
                     aan biodiversiteit, aan een schoner milieu, een betere waterkwaliteit, een betere
                     bodem- en luchtkwaliteit en aan onze grondstoffenzekerheid, wat zojuist inderdaad
                     ook al is aangehaald.
                  
We kunnen en willen dat natuurlijk niet alleen als Nederland. Daarom zet ik me daar
                     ook in Europees verband, en ook breder, voor in. Ik probeer daar aandacht te vragen
                     voor ambitieuze plannen om, daar waar het kan en nodig is, ook dingen samen voor elkaar
                     te krijgen. Dat vraagt om ambitieuze wetgeving. We moeten er ook voor zorgen dat de
                     producten op de hele Europese markt überhaupt duurzamer worden. Ik ben heel erg blij
                     om te zien dat die visie gedeeld wordt door de Europese Commissie, maar ook in Nederland
                     zullen we op alle niveaus moeten samenwerken in de transitie naar een circulaire economie.
                     Ik vind vooral dat het voor iedereen gemakkelijker moet worden om een bijdrage te
                     leveren aan die circulaire economie en, waar mogelijk, moeten we het ook verbinden
                     met andere uitdagingen. We hebben dat net ook alweer besproken. We hebben ook andere
                     transities, zoals de klimaattransitie en de energietransitie. Daar past de circulaire
                     transitie natuurlijk volledig in.
                  
Ik heb de Kamer toegezegd dat er een Nationaal Programma Circulaire Economie komt.
                     We hebben met elkaar afgesproken dat dat voor het einde van het jaar zal komen. We
                     zetten daarin lijnen uit voor de komende jaren. De beleidsvisie is een begin van de
                     concretisering van onze doelen. Er komt ook een eerste set aan concrete maatregelen
                     om te gaan versnellen. Daarmee maken we concreet wat we als Rijk willen doen en nodigen
                     we anderen uit om zo veel mogelijk bij te dragen aan de transitie naar een circulaire
                     economie.
                  
Ik wil samen belangrijke vervolgstappen zetten richting een circulaire economie in
                     2050. We hebben het er al eerder over gehad dat een circulaire economie niet iets
                     is wat je even doet. Dit is echt een transitie. We zijn op dit moment in heel goed
                     overleg met de ketenpartners. We hebben laatst een vergadering gehad waarin zij zeiden:
                     wij onderschrijven de hoofdlijnen en het concept volledig. Maar ze gaven ook aan dat
                     ze iets meer tijd nodig hebben om hun eigen achterbannen te kunnen raadplegen over
                     datgene wat er in het programma staat. Ze willen ook kijken of het nog iets meer gefinetuned
                     kan worden. Er zijn best veel ideeën vanuit de ketenpartners om het programma nog
                     iets meer verdieping te geven dan dat het nu heeft. Er ligt dus een programma, maar
                     dat kan nog verbeterd worden.
                  
Ik hoorde mevrouw Hagen net zeggen: kunt u ook nog andere duurzame pioniers betrekken
                     bij de totstandkoming van het NPCE? Ja, dat kan ik, maar daar hebben we wel wat tijd
                     voor nodig. In mijn beleving zou het helpen als we een beetje uitstel krijgen. Dat
                     is ook het verzoek van de ketenpartners. Ik heb het echt niet over een halfjaar, want
                     ik denk dat het er ergens in februari kan liggen. Dat geeft iedereen wat meer tijd
                     en ruimte. Ik hoop dat de Kamer daar nog op kan reageren, wellicht volgende week in
                     de eerste termijn. Dat geeft iedereen wat meer lucht. Ik had in antwoord op de eerste
                     vraag van mevrouw Hagen al gezegd dat ik ze er graag bij wil betrekken. Dan kunnen
                     ze in de komende maand ook meteen een reactie geven op het conceptprogramma.
                  
Mevrouw Hagen en meneer Thijssen hadden nog een vraag over het NPCE, het Nationaal
                     Programma Circulaire Economie. Kan dat worden doorgerekend? Ik zou dat heel graag
                     willen, maar dat kan op dit moment nog niet. De effecten van de voorgestelde maatregelen
                     zijn vrij moeilijk in te schatten. Dat komt omdat er nog onvoldoende kennis is om
                     dat op een goede manier te kunnen doen. Wel is op voorhand duidelijk dat het doel
                     om als Nederland in 2050 circulair te zijn nog niet binnen handbereik is met de huidige
                     maatregelen. Ik probeer samen met kennisinstellingen te verkennen hoe we tot een goede
                     onderbouwing kunnen komen van de effecten van de maatregelen. Het PBL zal bij het
                     opleveren van de integrale CE-rapportage, in januari 2023, nog een aparte korte reflectie
                     geven op het nationaal programma. Naar aanleiding van de motie-Mulder zal ik eventuele
                     aanvullende maatregelen in kaart brengen, met de bijbehorende kosten.
                  
Mevrouw Van Esch vroeg of er meer geld beschikbaar komt voor de circulaire economie.
                     Ik ben blij met die vraag. Het nationaal programma zal een belangrijke bijdrage leveren
                     aan het hebben van meer aandacht voor dit onderwerp en dit dossier. In het programma
                     zie ik een mix voor me van normerende maatregelen, beprijzende maatregelen en stimulerende
                     maatregelen. Dat moet samen een hele goede basis vormen. Tegelijkertijd zeg ik daar
                     wel bij dat er meer aandacht, inzet en middelen nodig zijn om die circulaire economie
                     te bereiken. Dat moeten we samen doen. Ik heb hierover heel goede gesprekken, ook
                     met collega Jetten.
                  
Ons probleem vanuit de circulaire hoek is dat wij heel vaak de milieuschade en de
                     klimaatwinsten... We veroorzaken geen schade, dus we repareren niet. Je voorkomt dat
                     er schade wordt toegebracht, omdat je alles in een circulair systeem brengt. Het systeem
                     dat wij op dit moment hebben, is heel erg gericht op reparatie. Als we het hebben
                     over de CO2-winst die is behaald, dan is dat altijd repareren en nooit voorkomen. De rekenmodellen
                     sluiten niet goed op elkaar aan en op wat wij willen in de transitie. Daar heb ik
                     ook al met het PBL over gesproken. In Maastricht zouden we zeggen: er gaat nog heel
                     wat water door de Maas voordat we er zijn. Maar ik vind het heel positief dat collega
                     Jetten tijdens een gesprek over de vraag hoe we onze klimaatambities kunnen halen,
                     aangaf: het is ook heel erg belangrijk om te kijken hoe we de circulaire economie
                     daar een wezenlijk onderdeel van kunnen laten zijn.
                  
Natuurlijk hebben we geld nodig, maar ik zou het heel mooi vinden als we als commissie
                     kunnen nadenken over de manier waarop je dat heel goed kunt verweven met andere departementen
                     en ministeries. Landbouw is bijvoorbeeld ook iets wat je circulair kunt doen. Ik wil
                     dus graag dat zij zelf meedenken over hoe ze dat gaan doen en hoe ze dat mede in de
                     eigen budgetten gaan inpassen. Het helpt mij natuurlijk als de commissie daarvoor
                     wat meer richting meegeeft in aanloop naar de vaststelling van het nationaal programma.
                     Maar ik ben er verder niet zo heel erg bang voor dat dat gaat gebeuren.
                  
Mevrouw Bouchallikh vraagt nog hoe ik de aandacht voor dit belangrijke dossier ga
                     vergroten. Nijpels heeft gezegd: zorg voor beleid dat bijt. Ik vind het een goede
                     vraag. We delen het belang van de transitie en van een evenwichtige sturing voor zowel
                     de grondstoffen- als de energietransitie. Ik ga daarover nog verder in gesprek. Ik
                     zal ook in gesprek blijven met mijn collega van EZK, maar ook met de SER, mede naar
                     aanleiding van de SER-verkenning. Het nationaal programma zal een belangrijke bijdrage
                     leveren aan die grotere aandacht voor het dossier. Daar ben ik echt van overtuigd.
                     Het zal ook zorgen voor een nadrukkelijke koppeling met die andere transities.
                  
Dan vroeg meneer Thijssen nog welke doelen ik voorzie in het nationaal programma.
                     Hij vroeg: wordt daarin gewerkt met vijfjaarlijkse tussendoelen? Ik voorzie in het
                     programma een concretere set aan circulariteitsdoelen voor specifieke productgroepen.
                     Die doelen gaan over het verminderen van grondstofgebruik, substitutie, het verlengen
                     van de levensduur, en hoogwaardige verwerking. Die streefdoelen stellen we voor 2030,
                     want ik wil proberen in het programma wat concreter te worden en wat keuzes te maken.
                     Anders ga je namelijk alles doen, en dan doe je uiteindelijk niks. Het mooie is ook
                     dat ketenpartners in gesprekken aangeven: laten we kiezen, zodat we focus hebben.
                     Dat zal ook terug te vinden zijn in de eindversie van het nationaal programma.
                  
Mevrouw Mulder zegt: de samenhang tussen de grondstoffentransitie en de energietransitie
                     ontbreekt; je moet inzetten op ketenemissies. Ik herken het belang van het versterken
                     van de samenhang tussen circulaire economie en klimaatbeleid. Volgens mij heb ik dat
                     net ook al aangegeven. In het programma wordt ook ingegaan op de relatie tussen die
                     verschillende beleidsvelden. Ik benoem in het NPCE ook wat ik deze kabinetsperiode
                     ga doen om de samenhang tussen die transities te versterken.
                  
De heer Thijssen vroeg nog of we de sociale doelstellingen aan circulaire economie
                     kunnen verbinden. Naar goede arbeidsomstandigheden werd ook door anderen gevraagd.
                     Mevrouw Bouchallikh vroeg volgens mij aan mevrouw Mulder: hoe kunnen we nou voorkomen
                     dat we het probleem gaan verplaatsen? Dat vind ik een zeer terechte vraag. Ik zie
                     de sociaaleconomische aspecten dus ook als een belangrijke voorwaarde om een circulaire
                     economie te realiseren. Ik heb daarvoor op dit moment nog geen concrete doelstellingen
                     voorzien in het nationaal programma. Ik ben daarover wel in gesprek met werkgevers
                     en werknemers. Ik zal de inzet daarop onderdeel laten zijn van het nationaal programma.
                  
Mevrouw Bouchallikh had nog een vraag over afrekenbare klimaatdoelen. Zal dat geformuleerd
                     zijn in het nationaal programma? In het nationaal programma zal ik nader ingaan op
                     het ambitieuze klimaatdoel voor circulaire economie. Zoals het kabinet al eerder aan
                     de Kamer heeft laten weten, zal het precieze klimaatdoel voor circulaire economie
                     met de Voorjaarsnota in 2023 worden vastgesteld. Dan zal dus ook de Kamer daarover
                     nader geïnformeerd worden.
                  
Dan vroegen meneer Haverkort en meneer Thijssen nog of ik in het nationaal programma
                     kan opnemen dat supermarkten en brand owners hun plastic verpakkingen moeten gaan
                     verminderen. De heer Haverkort vroeg naar supermarkten en de heer Thijssen naar brand
                     owners. Via de herziening van de Verpakkingsrichtlijn zet ik volop in op de reductie
                     van plastic verpakkingen. Dat doen we door het tegengaan van overmatig verpakken,
                     maar ook door het gebruik van meer herbruikbare verpakkingen te stimuleren. Die doelen
                     zullen terugkomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de Staatssecretaris. Ik ga even een paar interrupties toestaan.
                     Dan zijn wel eigenlijk al bijna door de tijd heen. Allereerst mevrouw Hagen, dan mevrouw
                     Bouchallikh, mevrouw Van Esch, mevrouw Mulder, en dan meneer Thijssen. Mevrouw Hagen.
                  
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Het moet pingpongen worden, hè: korte vraag, kort antwoord.
Mevrouw Hagen (D66):
Kort woord van dank dan aan de Staatssecretaris voor haar antwoord. Haha! Ik zit eigenlijk
                     nog een beetje te spelen met februari. Iets eerder zou ik fijn vinden. Maar goed,
                     afijn. Zij geeft aan dat die onderdelen van het PBL nog niet helemaal inzichtelijk
                     zijn. Dat begrijp ik. Een stuk zit natuurlijk op gezond verstand. Kan zij nog wel
                     ingaan op de generatietoets die ik heb aangehaald? Want het zou goed zijn dat we kunnen
                     zien wat het beleid doet voor toekomstige generaties met een generatietoets.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, ik wil dat zeker overwegen. Het is ook goed om te kijken wat de impact is op langere
                     termijn. Ik denk dat het mooi is om dat mee te nemen.
                  
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik was erg blij te horen dat de Staatssecretaris in gesprek is met andere ministeries,
                     waaronder dat van Rob Jetten, en met het PBL, omdat de manier waarop we het nu beoordelen,
                     niet meer afdoende is. Dus heel fijn dat dat gebeurt. Daar ging mijn vraag over de
                     aandacht bij andere departementen ook over, maar die sloeg ook op het advies van de
                     sociaaleconomische Raad om te komen met een kabinetsbrede inzet op de grondstoffentransitie
                     en een adequate uitvoeringsstructuur. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat ze dat
                     onderdeel wil maken van het plan dat eraan gaat komen, maar ik vraag me af of dat
                     wel voldoende is. Als er al gesprekken met het PBL en andere ministeries lopen, kan
                     er dan niet een soort afzonderlijk plan van aanpak komen om specifiek in te gaan op
                     die kabinetsbrede inzet, in plaats van het onderdeel te maken van weer een departementaal
                     programma?
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil heel even nadenken over hoe we daarmee om moeten gaan, want ik ben het er helemaal
                     mee eens dat de grondstoffenstrategie een ontzettend belangrijk thema is. Dat moet
                     niet even tussen de soep en de aardappelen door behandeld worden. Daar is het gewoon
                     te belangrijk voor. We worden steeds afhankelijker. De heer Thijssen had daar ook
                     een opmerking over. Ik vind dat een zeer terecht punt. We moeten bekijken hoe dat
                     met voldoende aandacht kan gaan landen in onze besprekingen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bouchallikh, ik zie u bedenkelijk kijken.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Nee, ik ben heel blij met dit antwoord, maar ik ben wel aan het zoeken naar wat dit
                     concreet betekent.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is dus dat ik heel even na moet denken over de vraag of ik vind dat dat nu voldoende
                     ruimte krijgt en de aandacht die het verdient. Ik zeg toe aan mevrouw Bouchallikh
                     dat ik daar nog even schriftelijk op zal reageren en dat ik een voorstel aan de commissie
                     zal voorleggen over hoe we dat inpassen en nog apart bespreken.
                  
De voorzitter:
Die heeft u alweer in uw zak zitten. Dat is fijn.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik had een vraag gesteld, maar ik heb het antwoord gemist. Ik was benieuwd of er nu
                     echt een concrete en afrekenbare grondstoffen- en materialendoelstelling komt, zoals
                     de SER specifiek aangeeft. Ik ben benieuwd of wij dat in dat plan kunnen zien. Op
                     die vraag heb ik nog geen antwoord gehad.
                  
Ik wil ook nog heel even doorgaan op die middelen. Ik vind het antwoord op zich heel
                     mooi, maar ik wilde graag wat duidelijkheid hebben voordat we de begrotingsbehandeling
                     ingaan. Ik zie dat er met de nieuwe mutaties in de huidige begroting veel meer geld
                     bij komt. Het is mooi dat er incidenteel meer geld bij komt voor de aankomende jaren,
                     maar ik zie nog niet waar we dat incidentele geld aan gaan uitgeven. Komt in dat nationaal
                     plan terug waar we dat geld aan gaan uitgeven? Ik vind dat best ingewikkeld. Bij de
                     begroting zouden we daar iets van moeten vinden. Ik zie dat het er is, maar ik wil
                     weten waar het naartoe gaat.
                  
De voorzitter:
Dat was geen pingpongvraag maar misschien kunt u wel een pingpongantwoord geven, alstublieft,
                     mevrouw de Staatssecretaris.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, om op die laatste vraag terug te komen: dat komt dus terug in dat nationaal programma.
                     Daarin zullen richtingen worden aangegeven van waar we die gelden aan uit willen geven.
                     Uiteindelijk is het ook belangrijk om dat bij die begrotingsbehandelingen mee te nemen,
                     mocht dat nodig zijn.
                  
Als het gaat om het in kaart brengen van de grondstoffenstrategie: die zijn we volop
                     aan het maken. Ik kan alleen nog niet toezeggen wanneer dat allemaal af is. Dat vraagt
                     best veel aandacht en tijd. Ik kan niet toezeggen wanneer die klaar is, maar daar
                     wordt aan gewerkt.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Mijn vraag gaat ook over die grondstoffenstrategie. Daar wordt van stuk naar stuk
                     naar verwezen. Ik maak mij grote zorgen, want kiezen wij wel de juiste grondstoffen,
                     de grondstoffen waar wij de komende jaren ook geopolitiek mee aan de slag zouden moeten?
                     Ik zie met name de bulkgrondstoffen. Ik vind het helemaal logisch dat we die ook doen,
                     maar wordt in het nationaal programma ook hierop ingegaan? Dat lijkt me wel van belang.
                     Het biedt natuurlijk ook kansen, zie die batterijen waar collega Bontenbal eerder
                     aandacht voor heeft gevraagd. In het verlengde daarvan zouden wij die Scope 3 graag
                     in dat nationaal programma terugzien. Kan de Staatssecretaris daar wat over zeggen?
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Nog heel even voor de helderheid: die grondstoffenstrategie ligt primair bij EZK.
                     Wij leveren vanuit ons ministerie alle informatie aan die wij hebben. Dat is op zich
                     prima, want bij ons op het ministerie hebben we ook heel veel te maken met milieueffecten,
                     maar die grondstoffenstrategie zit weer bij EZK. Die wordt op dit moment gemaakt.
                     Ik hoop dat die zo snel mogelijk af is. Ik kan verder niet in de agenda's van anderen
                     en andere ministeries kijken, maar ik kan even navragen of daar al zicht op is.
                  
De voorzitter:
Daar komt de Staatssecretaris dan vanzelf op terug in het vervolg van het debat.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
En Scope 3 over CO2-reductie in dat nationaal programma.
De voorzitter:
We gaan dat nu horen.
Staatssecretaris Heijnen:
We moeten uiteindelijk gewoon een goede reductie hebben. Dan is het gek dat bepaalde
                     dingen niet mee zouden tellen, omdat dat, bij wijze van spreken, net even over de
                     grens is. Ik vind het belangrijk dat we daar even goed naar kijken. Dit zijn van die
                     voorbeelden waarvan je wil dat het anders is, maar dan zit je in een soort van beleidsmatige
                     klem. We moeten bekijken hoe we daar tot oplossingen kunnen komen, want ik ben het
                     helemaal met mevrouw Mulder eens: winst is winst.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Thijssen en dan meneer Haverkort.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, een pingpongreactie dan, want we moeten er toch echt voor zorgen dat in Nederland
                     die CO2-uitstoot naar beneden gaat en ons niet rijk rekenen met iets wat in een ver buitenland
                     is gebeurd.
                  
Maar mijn vraag gaat over dat Nationaal Programma Circulaire Economie, dat er komt.
                     Supergoed en superbelangrijk. We hebben net allemaal redenen gehoord waarom dat zo
                     belangrijk is, maar we kunnen het eigenlijk niet doorrekenen. Hoe gaan we ervoor zorgen
                     dat we die belangrijke doelen gaan halen als we een reflectie krijgen maar eigenlijk
                     nog niet weten of we het kunnen doorrekenen en dus eigenlijk ook niet kunnen beoordelen
                     of het een goed programma is? Ik heb behoefte aan wat meer houvast zodat we een goed
                     debat met elkaar kunnen voeren.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
We zijn aan het kijken hoe we dat kunnen gaan opbouwen, want wij willen dat ook doorrekenen.
                     Ik ben ook van «meten is weten». We willen er uiteindelijk voor zorgen dat we zien
                     wat de effecten zijn, maar we moeten dat wel op een goede manier kunnen doen. Dit
                     is allemaal vrij nieuw. We zijn aan het kijken hoe we dat op een goede manier kunnen
                     doen. Daar zal ik de Kamer in meenemen.
                  
Hetzelfde geldt overigens voor het PBL. De positiviteit die je eigenlijk zou moeten
                     voelen bij circulaire economie is op basis van een heleboel rekenmodellen die nu worden
                     gebruikt, niet terug te vinden. Dan doet circulaire economie het helemaal niet zo
                     goed. Je moet dus de modellen gaan aanpassen, omdat we ons hele systeem op een andere
                     manier willen gaan inrichten. Maar we zijn aan het zoeken naar manieren om het meetbaar
                     te maken.
                  
Meneer Thijssen zei ook nog dat we ons niet rijk moeten rekenen met het verminderen
                     van uitstoot in het buitenland en dat het toch vooral in Nederland moet gebeuren.
                     Niet om weer over Limburg te beginnen – misschien komt dat toch omdat ik naast u zit,
                     voorzitter – maar als je in een grensprovincie woont, dan kun je ontzettend veel last
                     hebben van industrie die net over de grens zit. Het maakt mij in die zin niet zo veel
                     uit waar de winst precies zit, als ze er maar is. Het is een en-enverhaal. We moeten
                     er zeker voor zorgen dat we alles naar beneden krijgen hier in Nederland, maar laten
                     we niet nalaten wat we nog aanvullend kunnen doen in het buitenland.
                  
De voorzitter:
Meneer Thijssen, kort.
De heer Thijssen (PvdA):
Een prachtig debat zo, «en-en». Daar ben ik het helemaal mee eens, dus laten we daarop
                     inzetten. Dan toch nog even die zoektocht naar hoe we het kunnen doorrekenen. Ik kan
                     namelijk prima maatregelen bedenken die sowieso heel erg goed zijn, bijvoorbeeld minder
                     virgin material en meer recyclingafspraken. We kunnen heel veel dingen noemen die
                     goed zijn. Maar kan de Staatssecretaris een toezegging doen voor wanneer we dan horen
                     wat daar uitkomt? Krijgen we dan, wanneer het Nationaal Programma Circulaire Economie
                     er is, ook iets te horen als: «nou, dit is de manier waarop we het gaan doorrekenen»
                     of «dit is de manier waarop we een methode gaan ontwikkelen om het door te rekenen»?
                     Anders varen we namelijk blind.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat die reflectie van het PBL ons gaat helpen om goed in beeld te krijgen
                     wat het daar al van vindt. Vervolgens kunnen we dat als een goede basis gebruiken
                     voor de manier waarop je dat verder kunt kwantificeren.
                  
De voorzitter:
Meneer Haverkort, tot slot.
De heer Haverkort (VVD):
Ik dank de Staatssecretaris voor deze antwoorden op de vragen uit dit eerste blokje.
                     Ik zie nu al uit naar blokje twee ergens in de loop van deze maand. Maar volgens mij
                     stelde de Staatssecretaris in een bijzin ook nog een soort vraag aan de commissie.
                     Die vraag gaat over het moment waarop het Nationaal Programma Circulaire Economie
                     het levenslicht ziet. Mijn fractie zou het waarderen als we die ketenpartners nog
                     even de gelegenheid geven om daarin echt hun laatste puntjes op de i te zetten. Als
                     dat betekent dat het dan februari wordt, vinden wij dat prima. Ik heb zelf ook nog
                     een aantal suggesties gedaan die dan mooi verwerkt kunnen worden. Die bijvangst cash
                     ik dan dus ook maar even. Ik zou het ook waarderen als mijn collega's – mevrouw Hagen
                     heeft dat al gedaan – zich daar ook nog even over uitspreken, want ik kan me ook voorstellen
                     dat dat enige structuur en rust in het ministerie brengt. Daarom breng ik dit zo op.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Mulder sloot zich verbaal en ook via non-verbale communicatie al bij u aan.
                     Het woord is aan mevrouw de Staatssecretaris.
                  
Staatssecretaris Heijnen:
Ik waardeer het dat meneer Haverkort dat nog even agendeert zo in de laatste minuut,
                     omdat het voor ons inderdaad wel fijn is om het te weten. Het is met name ook voor
                     die ketenpartners heel belangrijk om te weten of die ruimte om extra input te leveren
                     er überhaupt nog is. Ik heb gezegd dat ik het aan de Kamer zal voorleggen tijdens
                     de eerste de beste keer dat we met elkaar in gesprek zijn. Dat is nu. Het zou voor
                     mij dus wel fijn zijn als ik aan hen kan terugkoppelen of de Kamer daar ook mee kan
                     instemmen.
                  
De voorzitter:
Leden der Staten-Generaal, gaan jullie daarmee akkoord? Niet? Mevrouw Van Esch?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil me wel aansluiten bij wat mevrouw Hagen zegt. Ik vind een maand prima, maar
                     dan wil ik gewoon «eind januari» zeggen. Er was eind van het jaar bedacht, begrijp
                     ik. Een maand vind ik oké. Dan wordt het eind januari. Maar ik hoorde de Staatssecretaris
                     zonet februari zeggen en dan wordt het weer eind februari. Ik heb mijn hele bijdrage
                     niet voor niets over versnellen laten gaan. Ik word hier dan zelf weer een beetje
                     zenuwachtig van. Dus kunnen we dan niet gewoon proberen met elkaar eind januari af
                     te spreken? Anders ga ik namelijk mijn eigen pleidooi over dat het allemaal sneller
                     moet nu ...
                  
De voorzitter:
We gaan het nu horen van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben natuurlijk wel die cyclus waarin het bijvoorbeeld naar de ministerraad moet
                     en allemaal dat soort dingen. Ik wil dus toezeggen om het zo snel mogelijk te doen.
                     Kan het in januari, dan wordt het januari. Lukt dat net niet in de planning die we
                     gewoon procedureel hebben en die stap voor stap verloopt, dan kan het zijn dat het
                     misschien de eerste of de tweede week van februari wordt, maar laten we het niet later
                     doen.
                  
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik zou dat dan wel ook gewoon graag van de Staatssecretaris willen horen dat ze even
                     aan de commissie voor IenW meedeelt wat het dan wordt, al is dat met een heel kort
                     briefje. Stel dat het geen eind januari wordt, kan ze dan heel even laten weten wat
                     daarvan de reden is?
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris bevestigt dat al. U hebt dit al binnen.
We gaan schorsen. Ja, het is een schorsing, want het debat wordt nog voortgezet, maar
                     ik wil toch eenieder bedanken. Ik bedank de mensen die thuis hebben gekeken en geluisterd,
                     de mensen op de publieke tribune, heel veel ter zake kundigen, onze supersnelle Kamerbode
                     evenals onze collega van de Dienst Verslag en Redactie. Ik bedank ook de Staatssecretaris
                     en haar gevolg. Heel veel succes met al uw verplichtingen buiten deze deur. En ook
                     alle leden der Staten-Generaal en onze trouwe griffiers wil ik hartstikke bedanken.
                     We zien elkaar binnenkort weer terug, mogelijk met een andere voorzitter, maar ik
                     schors deze vergadering van vandaag.
                  
Sluiting 14.03 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J. Rijkers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
