Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over het bericht ‘Rente over studielening op komst, vooral mbo'ers gaan meer betalen’
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over rente die vooral mbo’ers gaan betalen over hun studieschuld (ingezonden 7 oktober 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 november
2022).
Vraag 1
Vindt u dat mbo-studenten ten principale eenzelfde behandeling verdienen als andere
studenten?
Antwoord 1
Ja, in het kader van de kansengelijkheid verdienen mbo-studenten onder gelijke omstandigheden
een gelijke behandeling. Daarom ben ik op dit moment bezig om de bestaande verschillen
tussen mbo-studenten en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho-studenten) waar
mogelijk weg te nemen. Zie ook mijn brief over de inzet Werkagenda mbo1.
Vraag 2
Zou u niet liever een gelijke rentelast tussen mbo-studenten en hbo- en universitaire
studenten opleggen, nu u weer de rente op studieleningen eind dit jaar formeel gaat
vaststellen, in plaats van een verschil te laten bestaan tussen mbo-studenten, die
over hun studieschuld zo’n 1,8% rente moeten betalen, en hbo- en universitair geschoolden,
die 0,4% rente moeten betalen, dit mede in het licht van de financiële problemen waarin
ook alle studenten dreigen te geraken door de torenhoge energierekeningen en inflatie?2
Antwoord 2
Mbo-studenten en ho-studenten studeren op dit moment niet onder hetzelfde stelsel
en dus niet onder dezelfde voorwaarden. Studenten in het mbo ontvangen een basisbeurs
en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho) vallen op dit moment nog onder het
leenstelsel. Dat zijn dus twee verschillende stelsels. Bij invoering van het leenstelsel
is ook bewust de keuze gemaakt om daar een ander terugbetaalregime aan te koppelen,
met een langere looptijd en een andere renteberekening.
In het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs is het voorstel opgenomen
om het terugbetaalregime ook voor mbo-studenten aan te passen en dit gelijk te trekken
aan het regime voor ho-studenten. In beide stelsels is er dan immers een basisbeurs
en de regering ziet geen reden om de terugbetaalregimes dan nog van elkaar te laten
verschillen. Daarmee wordt ook het rentepercentage gelijk getrokken. Als het wetsvoorstel
aangenomen wordt, dan zal dit regime gaan gelden voor mbo-studenten die beginnen met
studeren in studiejaar 2023–2024.
In het kader van de huidige inflatie zijn er ook koopkrachtmaatregelen getroffen die
studenten ondersteunen. Zo gaat de zorgtoeslag met € 30 per maand omhoog en wordt
het minimumloon verhoogd. In studiejaar 2023–2024 ontvangen uitwonende studenten,
in zowel het mbo als het ho, daarnaast
€ 164,30 meer aan basisbeurs.
Vraag 3
Kunt u begrijpen dat JOB MBO dit ervaart als een zoveelste voorbeeld van ongelijkheid
tussen mbo-studenten en andere studenten?
Antwoord 3
Zoals eerder aangegeven, is het in het kader van kansengelijkheid van belang om mbo-studenten
zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als ho-studenten. Met het wetsvoorstel herinvoering
basisbeurs wordt er weer een stap gezet om de voorwaarden voor mbo-studenten en andere
studenten gelijk te stellen.
Vraag 4
Ziet u nog enige rechtvaardiging voor deze ongelijkheid? Zo ja, hoe luidt deze dan?
Zo neen, wat gaat u ondernemen om de rentes gelijk te trekken?
Antwoord 4
Op dit moment zijn er nog twee verschillende stelsels, die ook een ander terugbetaalregime
kunnen hebben. Voor invoering van het leenstelsel vielen zowel de studenten in het
mbo als in het ho onder dezelfde terugbetaalvoorwaarden, die nu nog voor mbo-studenten
gelden. Bij invoering van het leenstelsel zijn de terugbetaalvoorwaarden voor ho-studenten
gewijzigd, omdat zij niet langer gebruik konden maken van een basisbeurs. Onderdeel
daarvan is ook de wijze waarop de rente wordt berekend.
De herinvoering van de basisbeurs in het ho zorgt er echter voor dat het onderscheid
tussen mbo en ho op dit vlak niet meer rechtvaardig is. Mede vanwege mijn ambitie
om de verschillen zo veel mogelijk weg te werken en de kansengelijkheid te vergroten,
kies ik ervoor om met de herinvoering van de basisbeurs de socialere terugbetaalvoorwaarden
in het ho te laten bestaan en deze ook in te voeren voor mbo-studenten. Als het wetsvoorstel
aangenomen wordt, zal de wet in werking treden voorafgaand aan studiejaar 2023–2024.
De nieuwe terugbetaalvoorwaarden gaan gelden voor mbo-studenten die in dat studiejaar
beginnen met studeren. Mbo-studenten die al eerder zijn begonnen met studeren en in
dat studiejaar nog steeds studeren krijgen de keuze onder welke voorwaarden zij willen
terugbetalen, de oude of de nieuwe regeling.
Vraag 5
Gaat u ook met JOB MBO overleggen over de andere voorbeelden van regels die mbo-studenten
ongunstiger behandelen dan andere studenten teneinde deze weg te nemen? Zo ja, wanneer
denkt u dan de Kamer te kunnen informeren wat dit overleg oplevert?
Antwoord 5
Het bevorderen van kansengelijkheid is een van mijn drie prioriteiten voor de Werkagenda
mbo3 die ik samen met de sector ontwikkel. Het bijdragen aan het gelijkwaardig behandelen
van alle studenten in Nederland is hier een nadrukkelijk onderdeel van. Ik wil af
van het ladder-denken, af van het verticale denken van hoger/lager en toe naar het
waaier-model, waarbij mbo, hbo en wo samen een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden
vormen. We onderzoeken de mogelijkheden om de terminologie aan te passen en zo bij
te dragen aan het tegengaan van het hoger/lager denken.
Ik start een verkenning naar mogelijke financiële bijdrage van mbo-scholen voor bijdrage
aan studentensportverenigingen en bestuursbeurzen voor studentenverenigingen. Er zijn
door het land heen al wat mooie voorbeelden waarvan we kunnen leren. Kijk naar Utrecht
waar mbo-studenten al lid kunnen worden van een studentenvereniging en deelnemen aan
de introductieweek.
JOB MBO is actief betrokken bij de totstandkoming van de gezamenlijke Werkagenda mbo.
De andere partijen die betrokken zijn bij de Werkagenda, zoals de VNG, VNO-NCW en
de MBO Raad, stimuleren ook de gelijkwaardige positie van mbo-studenten in het studentenleven.
En dat is nodig, want voor de emancipatie van de mbo-student is juist waardering en
erkenning in de ogen van anderen een voorwaarde. Een gelijkwaardige behandeling is
daarmee een brede opgave, waar alle onderwijssectoren, gemeenten, werkgevers, ouders
en de samenleving aan kunnen bijdragen. Een voorbeeld: ik roep bedrijven en organisaties,
zoals sportscholen en horecagelegenheden, dan ook op om hun studentenkorting te laten
gelden voor alle studenten in Nederland, dus ook voor mbo-studenten.
Op 20 oktober heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor het mbo. Nadat ik
met u in debat ben geweest over het mbo (Commissiedebat op 9 november) volgt de gezamenlijke
Werkagenda.
Vraag 6
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat van 9 november a.s. over het
mbo?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.