Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening lichaamsmateriaal
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3536
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 7 november 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
                  de brief van 16 september 2022 over het Fiche: Verordening lichaamsmateriaal (Kamerstuk
                  22 112, nr. 3495).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 4 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
5
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
7
II.
Reactie van het kabinet
7
De reactie van het kabinet op de inbreng van de VVD-fractie
7
De reactie van het kabinet op de inbreng van de D66-fractie
9
De reactie van het kabinet op de inbreng van de PVV-fractie
11
De reactie van het kabinet op de inbreng van de CDA-fractie
14
De reactie van het kabinet op de inbreng van de SP-fractie
15
De reactie van het kabinet op de inbreng van de GroenLinks-fractie
17
De reactie van het kabinet op de inbreng van de BBB-fractie
23
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief omtrent het BNC-fiche:
                  Verordening lichaamsmateriaal (Kamerstuk 22 112, nr. 3495). Zij hebben hierbij nog enkele vragen. Genoemde leden lezen in de Nederlandse positie
                  ten aanzien van het voorstel dat het kabinet op hoofdlijnen positief is over het voorstel,
                  maar dat het kabinet nog enkele punten van zorg heeft. Zo wil het kabinet dat het
                  entiteitoverstijgend register expliciet ingezet kan worden om toe te zien op het aantal
                  vrouwen dat behandeld wordt met zaadcellen van één donor. Artikel 53, derde lid geeft
                  aan dat het entiteitoverstijgend register betrekking heeft op donoren die «veelvuldig
                  of herhaaldelijk doneren». In hoeverre wijkt dit artikel nog af van de wens van het
                  kabinet?
               
Ook lezen deze leden dat op het grensgebied van betere beschikbaarheid van lichaamsmateriaal
                  sprake is van een wisselend beleid van lidstaten, wat de uitwisseling van materiaal
                  bemoeilijkt. Het kabinet vindt dat dit grensgebied verhelderd dient te worden. Kan
                  aangegeven worden wat vanuit Nederland wordt voorgesteld om dit te verhelderen?
               
Genoemde leden lezen dat meer aansluiting nodig is tussen- en verduidelijking van
                  wetgevende kaders om de beschikbaarheid van substances of human origin (SoHO) te bevorderen.
                  Kan het kabinet een nadere duiding geven van de relatie tussen het EU-voorstel Verordening
                  lichaamsmateriaal en de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal?
               
In het fiche valt te lezen dat het kabinet aandacht zal vragen voor- en zal toezien
                  op de concrete toegevoegde waarde voor de veiligheid en kwaliteit van SoHO van elke
                  uitbreiding van gegevensvergaring die voortvloeit uit de gedelegeerde handelingen
                  en uitvoeringshandelingen. Vindt het kabinet dat het EU-voorstel Gegevensbescherming
                  voldoende waarborgt? Kan het kabinet het antwoord hierop toelichten?
               
De leden lezen dat het kabinet kritisch is over de stijging van het aantal werknemers.
                  Met hoeveel is dit precies gestegen en hoe verhoudt dat zich ten opzichte van de huidige
                  krapte op de arbeidsmarkt?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het EU-voorstel Verordening lichaamsmateriaal
                  gelezen. Deze leden erkennen de voordelen van verdere harmonisering met betrekking
                  tot regelgeving in omgang lichaamsmateriaal. Zij hebben nog enkele verhelderende vragen.
                  Deze leden vragen het kabinet om de samenhang toe te lichten tussen de Wet zeggenschap
                  lichaamsmateriaal en het EU-voorstel Verordening lichaamsmateriaal.
               
Genoemde leden willen graag weten hoe de registratieplicht voor handelingen met betrekking
                  tot lichaamsmateriaal en een donorgezondheidsbeoordeling door een SoHo-entiteit aansluit
                  bij bestaande Nederlandse administratieve verplichtingen. Kan worden toegelicht welk
                  effect dit heeft op de uitvoeringslast?
               
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan reflecteren op hoe gegevensbescherming
                  in het EU-voorstel verordening lichaamsmateriaal is opgenomen. Kan het kabinet hierbij
                  ingaan op de balans tussen gegevensbescherming, bevorderen van uitwisseling in gegevens
                  en kennis en stimuleren van innovatie?
               
Genoemde leden vragen om een verdere toelichting op het behoud van bevoegdheid voor
                  lidstaten rondom ethische aspecten. Kan het kabinet specifiek ingaan op bescherming
                  van de donor en het recht van donorkinderen op afstammingsgegevens? Deze leden vragen
                  of het kabinet de inzet nader kan toelichten om het entiteitoverstijgend register
                  toe te passen, om toe te zien op het aantal vrouwen dat behandeld wordt met zaadcellen
                  van één donor.
               
Tot slot vragen de leden aan het kabinet of een overzicht kan worden gegeven van het
                  krachtenveld in Brussel ten aanzien van dit voorstel. Kan het kabinet hierbij ingaan
                  op de positie van verschillende veldspelers en verwachtte positie van lidstaten in
                  de Raad, mede met het oog op verkiezingen die onlangs hebben plaatsgevonden? Verwacht
                  het kabinet dat lidstaten de ethische aspecten van dit voorstel ter discussie zullen
                  stellen in de Raad, of verwacht het kabinet dat het lidstaten zal gaan om de administratieve
                  implementatie van het voorstel? Kan het kabinet verder toelichten waar mogelijke aanvullingen
                  of knelpunten vanuit het Europees Parlement zitten? Verwacht het kabinet dat dit wetsvoorstel
                  voor de Europese verkiezingen afgerond zal zijn? Gaat het kabinet zich daarvoor inspannen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche: Verordening lichaamsmateriaal.
                  Zij zien deze verordening helemaal niet zitten, het betekent weer meer-meer-meer EU
                  op het gebied van gezondheidszorg, terwijl gezondheidszorg een nationale aangelegenheid
                  is. Deze leden sluiten zich aan bij de zorgen die het kabinet al heeft, maar hebben
                  daarbij nog aanvullende vragen en opmerkingen.
               
Genoemde leden vinden het volstrekt onduidelijk waarom onze nationale wetgeving aangaande
                  lichaamsmateriaal niet toereikend is. Verschillende wetten (de Wet veiligheid kwaliteit
                  lichaamsmateriaal, de Embryowet, de Geneesmiddelenwet, de Wet donorgegevens kunstmatige
                  bevruchting en de Wet inzake bloedvoorziening) bewaken de kwaliteit, de veiligheid
                  en de traceerbaarheid van lichaamsmateriaal. Kan het kabinet uitleggen wat de Europese
                  verordening toevoegt aan deze nationale wetgeving? Gaan onze regels voor doneren,
                  verkrijgen en testen veranderen? Wat is de meerwaarde van de verordening voor de Nederlandse
                  patiënt/donor?
               
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het niveau van gezondheidsbescherming
                  van burgers in Nederland hoog is. Hoe staat het met de verschillende niveaus van gezondheidsbescherming
                  in de afzonderlijke lidstaten? Graag ontvangen deze leden een opsomming. Zij willen
                  ook weten wat harmonisatie van wet- en regelgeving op Europees niveau voor Nederland
                  gaat betekenen.
               
Deze leden vragen wat er mis gaat in de huidige Europese samenwerking ten aanzien
                  van grensoverschrijdend lichaamsmateriaal. Graag ontvangen zij een paar voorbeelden
                  uit de praktijk. Hoe gaat deze verordening dit oplossen?
               
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat weer meer gegevens op Europees niveau uitgewisseld
                  en opgeslagen worden. Genoemde leden zijn hierop tegen. Kan het kabinet uitleggen
                  welke gegevens verzameld gaan worden? Hoe worden ze opgeslagen en hoe lang? Wie hebben
                  er allemaal toegang tot deze gegevens? Hoeveel medische dataverzamelingen zijn er
                  al (of zijn aangekondigd) op Europees niveau?
               
Tot slot willen deze leden graag een toelichting ten aanzien van alle financiële consequenties
                  van deze verordening voor Nederland.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met betrekking tot
                  de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende kwaliteits- en veiligheidsnormen
                  voor stoffen van menselijke oorsprong die bestemd zijn voor toepassing op de mens
                  en tot intrekking van Richtlijn 2002/98/EG en Richtlijn 2004/23/EG. Deze leden hebben
                  hier enkele vragen bij.
               
Zij vragen ten eerste of de Minister een nadere duiding kan geven over de samenhang
                     tussen de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) en het EU-voorstel Verordening lichaamsmateriaal.
                     Hoe gaan bijvoorbeeld de Verordening en de Wzl om met de rechten/bescherming van de
                     donor? Overlappen regels omtrent zeggenschap van het lichaamsmateriaal met betrekking
                     tot toestemming of machtiging geven ten aanzien van het afnemen van lichaamsmateriaal?
                     Hanteren beide voorstellen dezelfde regels omtrent vergoedingen aan donors van lichaamsmateriaal?
                  
De leden van de CDA-fractie delen het standpunt van het kabinet dat de Verordening
                     er niet toe mag leiden dat donorkinderen geen recht meer zullen hebben op afstammingsgegevens.
                     Zij vragen welke andere EU-landen dit recht van donorkinderen ook in de nationale
                     wetgeving hebben opgenomen. Kan het kabinet een inschatting maken van het krachtenveld
                     op dit punt?
                  
Genoemde leden vragen of het kabinet andere knelpunten voorziet naast de rechten van
                  donorkinderen als gevolg van de constatering dat lidstaten onvoldoende ruimte krijgen
                  voor een eigen invulling als het om ethische kwesties gaat.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel en de positie van het kabinet ten aanzien
                  van het voorstel gelezen en hebben daarover nog enkele vragen. Zij vragen het kabinet
                  om een opsomming te maken van alle wijzigingen van Nederlandse wetten die deze verordening,
                  zoals deze nu voorligt, zou veroorzaken. Kan het kabinet daarbij per potentiële wetswijziging
                  ook aangeven of zij daarvoor nog een wijziging in de verordening wil aanbrengen?
               
Genoemde leden vragen het kabinet toe te lichten hoe sterk het grensoverschrijdende
                  karakter van de SoHO-sector is, aangezien het kabinet aangeeft dat dat de noodzaak
                  voor deze verordening verklaart. Kan het kabinet tevens een beeld geven van het effect
                  van deze verordening op het grensoverschrijdende karakter van de sector?
               
Genoemde leden lezen dat het kabinet stelt dat de voorliggende verordening indruist
                  tegen de Nederlandse wetgeving waar het gaat om het niet anoniem kunnen doneren van
                  reproductieve cellen, en dat zij op dat onderdeel de verordening wil wijzigingen.
                  Hoe groot acht het kabinet de kans dat zij die wijziging ook daadwerkelijk voor elkaar
                  weet te krijgen? Kan Nederland hoe dan ook een uitzondering krijgen, en wat zou zo
                  een uitzondering betekenen wanneer de reproductieve cellen uit een lidstaat komen
                  waar donoren wel anoniem kunnen doneren? Kan het kabinet garanderen dat de Nederlandse
                  wetgeving waarbij donoren niet anoniem kunnen doneren niet zal veranderen?
               
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet toe te lichten wat er gebeurt als deze
                  verordening ongewijzigd aangenomen wordt op het punt van anoniem doneren. Betekent
                  het dat materiaal van donoren uit lidstaten waar anoniem gedoneerd kan worden straks
                  beschikbaar is in Nederland, en dat het recht van donorkinderen om te weten wie hun
                  donor is hierdoor niet meer geldt? Gaat het kabinet er dan voor zorgen dat er in dit
                  kader dan geen Europese uitwisseling gaat plaatsvinden?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het fiche Verordening
                  lichaamsmateriaal. De voornoemde leden hebben nog enkele vragen met betrekking tot
                  het voorstel die zij zouden willen voorleggen aan het kabinet. Deze leden lezen dat
                  het onderhavige voorstel beoogt donoren beter te beschermen. Onderdeel hiervan zou
                  zijn dat er een entiteit overstijgend register wordt geïntroduceerd om toezicht te
                  houden op de frequentie van donaties. Genoemde leden hebben nog een aantal vragen
                  met betrekking tot dit register. Welke persoonsgegevens zullen geregistreerd worden
                  binnen dit register? Welke concrete maatregelen zullen genomen worden om erop toe
                  te zien dat op zorgvuldige wijze omgegaan zal worden met deze gegevens? Voor welke
                  doeleinden zullen deze gegevens worden (her)gebruikt? Hoe lang zullen deze gegevens
                  opgeslagen worden? Zal er een concreet plan van aanpak komen voor het scenario waarin
                  een donor te frequent doneert? Zullen andere maatregelen getroffen worden om te voorkomen
                  dat personen vaker dan wenselijk doneren? Zo ja, welke? Zullen maatregelen genomen
                  worden om de voorlichting omtrent donorveiligheid te verbeteren? Zo ja, welke?
               
Deze leden lezen dat aanvullende (toezicht)eisen gesteld kunnen worden bij handelingen
                  met een grote impact op de veiligheid en kwaliteit van de SoHo. Zou nader toegelicht
                  kunnen worden welke handelingen beschouwd worden als handelingen met een grote impact
                  op de veiligheid en kwaliteit van de SoHo? Welke aanvullende (toezicht)eisen zouden
                  gesteld kunnen worden? Zou per aanvullende eis toegelicht kunnen worden op welke wijze
                  zij bijdragen aan het bevorderen van de veiligheid en kwaliteit van de SoHo? Daarnaast
                  lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
                  en controles van de Unie zullen bijdragen aan harmonisatie. Welke maatregelen zal
                  het kabinet nemen om deze samenwerking te ondersteunen? Bovendien lezen de deze leden
                  dat lidstaten en instellingen maatregelen moeten treffen om de leveringscontinuïteit
                  te waarborgen. Wat voor maatregelen zullen in dit kader genomen worden? Zullen lidstaten
                  dezelfde maatregelen hanteren?
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat er meer
                  verduidelijking van en aansluiting tussen wetgevende kaders vereist is. Deze leden
                  zijn ook van mening dat onduidelijkheid op dit vlak onwenselijk is en dat het grensgebied
                  verhelderd dient te worden. Hoe ziet het kabinet deze verheldering van het grensgebied
                  voor zich? Welke maatregelen zullen genomen worden om de wetgevende kaders te verduidelijken?
                  Welke maatregelen zullen genomen worden om de wetgevende kaders beter te laten aansluiten
                  op elkaar?
               
Deze leden lezen dat een adviesprocedure over de juridische status van producten geïntroduceerd
                  zal worden. Hoe zullen belanghebbende partijen geïnformeerd worden over de introductie
                  van deze adviesprocedure? Welke andere maatregelen worden getroffen om innovatie te
                  bevorderen? Genoemde leden lezen dat de veiligheid en effectiviteit van innovatieve
                  SoHo op een uniforme wijze getoetst zal worden. Op welke wijze zal deze toetsingswijze
                  bepaald worden? Welke partijen zullen betrokken worden bij het bepalen van de toetsingswijze?
                  Welke eisen zullen gesteld worden aan effectiviteit? Hoe zal effectiviteit bepaald
                  worden? Welke eisen zullen gesteld worden aan veiligheid? Hoe zal de veiligheid bepaald
                  worden? Ook lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat een verplichte registratie
                  van de status van innovatieve SoHo moet bijdragen aan een brede beschikbaarheid van
                  innovatieve SoHo. Welke maatregelen zullen getroffen worden om te garanderen dat alle
                  EU-lidstaten gelijke toegang zullen hebben tot deze innovatieve SoHo?
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er financiële middelen worden verdeeld
                  over drie specifieke doelstellingen: burgers beschermen, toegang optimaliseren en
                  innovatie bevorderen. Welke maatregelen zullen per doelstelling genomen worden om
                  het doel te bereiken? Hoe zal per maatregel de beschikbare financiële middelen verdeeld
                  worden? Daarnaast lezen de voornoemde leden dat het kabinet van mening is dat de expertise
                  van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ) en het CIBG nodig zijn. De voornoemde leden delen deze mening met het
                  kabinet en vragen zich af op welke wijze deze partijen zijn betrokken bij uitwerking
                  van de verschillende doelstellingen.
               
Genoemde leden lezen dat het kabinet van mening is dat bij het voorstel onvoldoende
                  ruimte is voor een eigen invulling van individuele lidstaten als het om ethische kwesties
                  gaat. Hoeveel ruimte wenst het kabinet te geven aan individuele lidstaten om de verordening
                  nader in te vullen op gebied van regelgeving die raakt aan ethische kwesties? Genoemde
                  leden lezen ook dat de Europese Commissie in de verordening benadrukt dat lidstaten
                  hun volledige bevoegdheid behouden rondom ethische kwesties. Zou het kabinet nader
                  kunnen toelichten waarom zij van mening zijn dat het voorstel toch onvoldoende ruimte
                  biedt voor eigen invulling?
               
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het fiche Verordening
                  lichaamsmateriaal. Genoemd lid is met het kabinet van mening dat de administratieve
                  lasten te groot worden als elke instelling die lichaamsmateriaal toepast (van ziekenhuis
                  tot tandartspraktijk) zich moet laten registreren. In Nederland zijn deze behandelaars
                  reeds in beeld bij de toezichthouders en daarmee is volgens het kabinet onvoldoende
                  helder wat de toegevoegde waarde van registratie is. Het lid van de BBB-fractie vraagt
                  dan ook welke stappen het kabinet gaat zetten als deze voorwaarde toch in de wet blijft
                  staan.
               
Het kabinet wil dat voldoende aandacht en zorgvuldigheid in acht wordt genomen in
                  het kader van de toename aan gegevensverzameling. Het lid van de BBB-fractie hoort
                  graag welke zorgen het kabinet hier momenteel over heeft en hoe het kabinet gaat borgen
                  dat gegevens van burgers alleen voor dat doel worden gebruikt waar ze voor bedoeld
                  zijn, en op welke manier burgers kunnen inzien waar hun gegevens voor gebruikt mogen
                  worden en uiteindelijk effectief voor gebruikt zijn en aan geleverd zijn.
               
II. Reactie van het kabinet
               
Ik dank de leden van de fracties voor hun inbreng. Ik ga hieronder in op de vragen
                  die door de leden van de verschillende fracties zijn gesteld.
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de VVD-fractie
In de BNC-fiche «Verordening lichaamsmateriaal» (Kamerstuk
                     22 112, nr. 3495
                  ) heeft het kabinet aangegeven de wens te hebben dat het entiteitoverstijgend register
                     expliciet ingezet kan worden om toe te zien op het aantal vrouwen dat behandeld wordt
                     met zaadcellen van één donor. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre artikel 53,
                     derde lid over het entiteitoverstijgend register afwijkt van deze wens.
Het entiteitoverstijgend register richt zich op de donor. Het is de wens van het kabinet
                  om in dit register ook de uitgave van gedoneerd lichaamsmateriaal voor behandeling
                  bij een ontvanger op te nemen. En dan specifiek gericht op de vrouwen die zijn behandeld
                  met zaadcellen van één donor. Het is namelijk niet zo dat elke donatie gelijkstaat
                  aan toepassing bij één vrouw, waardoor enkel registreren van donaties van een donor
                  niet afdoende is.
               
In de fiche heeft het kabinet beschreven dat voor een betere beschikbaarheid van lichaamsmateriaal
                     het grensgebied verhelderd dient te worden om wisselend beleid tegen te gaan. De leden
                     vragen of aangegeven kan worden wat vanuit Nederland wordt voorgesteld om dit te verhelderen.
Om de verordening op dit onderwerp te verhelderen, zal het kabinet in de Raad van
                     de EU de volgende suggesties doen:
                  
– het toevoegen van verhelderende overzichten/lijsten/toelichtingen van classificatie
                           en classificatiecriteria van grensproducten en specificering van van toepassing zijnde
                           artikelen op deze producten. Waaronder ook een stroomschema waaruit duidelijk blijkt
                           of de verordening van toepassing is op een specifiek product.
                        
– de mogelijkheid voor het afgeven van een bindend advies door de SoHO-coördinatieraad
                           over de juridische status van een product.
                        
– in de verordening te specificeren dat transitie van SoHO verordening naar de verordening
                           geavanceerde therapie plaatsvindt zodra het product in ontvangst wordt genomen door
                           de instelling die er een ATMP gaat maken.
                        
– dat eisen omtrent meldingen over incidenten (vigilantie) en traceerbaarheid van toepassing
                           blijven of verplicht verbonden worden met systemen van andere wetgevende kaders indien
                           SoHO onder een ander wetgevend kader komen te vallen. Dit komt onvoldoende naar voren
                           in de verordening. Indien nodig moeten namelijk gepaste maatregelen genomen kunnen
                           worden als donormateriaal vervuild blijkt te zijn.
                        
De leden vragen om een nadere duiding van de relatie tussen het EU-voorstel verordening
                     lichaamsmateriaal en de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal.
Het EU-voorstel voor een verordening lichaamsmateriaal stelt enkel eisen aan lichaamsmateriaal
                  dat bedoeld is voor toepassing op de mens. De Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl)
                  reikt verder en gaat over het zeggenschap van alle lichaamsmaterialen die worden afgenomen
                  binnen de zorg of de geneeskunst (inclusief medische wetenschap en onderwijs) en worden
                  gebruikt voor andere doeleindes dan de zorgverlening of diagnostiek van de donor,
                  zoals bijvoorbeeld voor onderzoeks- of onderwijsdoeleindes.
               
Er worden soortgelijke eisen gesteld in de verordening en in de Wzl wanneer het gaat
                  om het verlenen van toestemming voor donatie en het informeren van donors. De Wzl
                  is een wet die aanvullend werkt op andere wetgeving. Dit betekent dat indien er al
                  eisen worden gesteld op grond van een andere wet, de Wzl niet ook van kracht is op
                  dezelfde onderdelen.
               
De verordening lichaamsmateriaal zal zorgen voor een toename aan gegevensverzameling.
                     De leden vragen om een toelichting of het EU-voorstel gegevensbescherming voldoende
                     waarborgt.
Artikel 76 in het EU-voorstel gaat over de gegevensbescherming. Dit artikel bevat
                  de wettelijke grondslag zodat aan de AVG wordt voldaan. Het kabinet zal benadrukken
                  dat het verzamelen van gegevens doelmatig moet plaatsvinden en dat het doel moet bijdragen
                  aan de veiligheid en kwaliteit van het lichaamsmateriaal. Deze gegevensverzameling
                  kan op sommige punten in de toekomst door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
                  uitgebreid worden. Ook hierbij zal het kabinet kritisch zijn op de hierboven genoemde
                  doelmatige inzameling.
               
In de BNC fiche geeft het kabinet aan kritisch te zijn over de stijging van het aantal
                     werknemers. De leden willen weten met hoeveel het aantal werknemers is gestegen en
                     hoe dat zich verhoudt ten opzichte van de huidige krapte op de arbeidsmarkt.
Deze opmerking richt zich tot de stijging van het aantal werknemers bij de Europese
                  Commissie. Volgens het voorstel zal er zes fte in totaal nodig zijn, mede door de
                  uitbreiding van werkzaamheden. Het kabinet is niet op de hoogte van eventuele wervingsproblematiek
                  bij de Europese Commissie en kan daarom niet inschatten hoe de nood voor additionele
                  werknemers zich verhoudt tot een eventuele krapte. Het kabinet zal benadrukken dat
                  de focus moet liggen op het efficiënt (her)verdelen van de werklast alvorens nieuw
                  personeel te werven.
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen aan het kabinet om de samenhang toe te lichten
                     tussen het EU-voorstel verordening lichaamsmateriaal en de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal.
Het EU-voorstel voor een verordening lichaamsmateriaal stelt enkel eisen aan lichaamsmateriaal
                  dat bedoeld is voor toepassing op de mens. De Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl)
                  reikt verder en gaat over het zeggenschap van alle lichaamsmaterialen die worden afgenomen
                  binnen de zorg of de geneeskunst (inclusief medische wetenschap en onderwijs) en worden
                  gebruikt voor andere doeleindes dan de zorgverlening of diagnostiek van de donor,
                  zoals bijvoorbeeld voor onderzoeks- of onderwijsdoeleindes.
               
Er worden soortgelijke eisen gesteld in de verordening en in de Wzl wanneer het gaat
                  om het verlenen van toestemming voor donatie en het informeren van donors. De Wzl
                  is een wet die aanvullend werkt op andere wetgeving. Dit betekent dat indien er al
                  eisen worden gesteld op grond van een andere wet, de Wzl niet ook van kracht is op
                  dezelfde onderdelen.
               
De leden willen graag weten
                  hoe de registratieplicht voor handelingen met betrekking tot lichaamsmateriaal en
                     een donorgezondheidsbeoordeling door een SoHo-entiteit aansluit bij bestaande Nederlandse
                     administratieve verplichtingen en of toegelicht kan worden welk effect dit heeft op
                     de uitvoeringslast.
Op dit moment hebben de meeste instellingen die handelingen verrichten met lichaamsmateriaal
                  al een erkenning als weefselinstelling. In de verordening zullen deze instellingen
                  straks allemaal gezien worden als SoHO-entiteit of SoHO-instelling waar een registratieplicht
                  voor geldt. Voor deze instellingen zal er vrijwel niets veranderen of zal de uitvoeringslast
                  zelfs verminderen omdat voor sommige SoHO-entiteiten mogelijk geen inspectieplicht
                  meer van toepassing zal zijn. De bestaande eisen voor zaken zoals vigilantie en traceerbaarheid
                  blijven wel gelden. De verplichtingen aangaande de donorgezondheidsbeoordeling zoals
                  beschreven in de verordening sluit aan op de bestaande praktijk in Nederland. Het
                  gaat hier om donaties bij leven, zoals het doneren van bloed, plasma of stamcellen.
               
Met de verordening zullen er echter een aantal instellingen zijn die zich als SoHO-entiteit
                  moet registreren die nu nog niet erkenning plichtig zijn als weefselinstelling. Dit
                  betreft met name een grote groep behandelaren die SoHO «toepassen». Het kabinet ziet
                  voor de Nederlandse situatie geen toegevoegde waarde om deze behandelaren als SoHO-entiteit
                  te laten registeren, omdat deze groep als behandelaar al in beeld is bij de toezichthouder,
                  onder meer door registratie in het BIG-register en het daarnaast ook een aanzienlijke
                  extra administratieve last zal betekenen.
               
De leden vragen om een reflectie op de gegevensbescherming zoals opgenomen in het
                     EU-voorstel en vraagt of hierbij ingegaan kan worden op de balans tussen gegevensbescherming,
                     bevorderen van uitwisseling in gegevens en kennis en stimuleren van innovatie.
In het artikel 76 van het EU-voorstel zijn bepalingen opgenomen over de gegevensbescherming.
                  In dit artikel zit de wettelijke grondslag benodigd om aan de AVG te voldoen. Het
                  kabinet vindt dat gegevensverzameling doelmatig moet plaatsvinden en dat het doel
                  moet bijdragen aan veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal.
               
Het verzamelen van meldingen van incidenten (vigilantie) is een goed voorbeeld van
                  een doelmatige inzameling waarbij er een duidelijke balans zit tussen gegevensbescherming,
                  bevorderen van uitwisseling in gegevens en kennis en stimuleren van innovatie. Deze
                  gegevens worden op nationaal niveau verzameld en geaggregeerd waarbij de persoonsgegevens
                  worden afgeschermd. De persoonsgegevens bij deze meldingen zijn ook niet noodzakelijk
                  voor het doel van vigilantie. Met het internationaal uitwisselen van de geaggregeerde
                  gegevens kunnen bepaalde patronen op grotere schaal zichtbaar worden. Hiervan kan
                  geleerd worden om de veiligheid en kwaliteit van SoHO te verbeteren.
               
Gegevensverzameling in het kader van deze verordening zal op sommige punten in de
                  toekomst via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen uitgebreid worden. Ook hierbij
                  zal het kabinet kritisch zijn op de hierboven genoemde doelmatige inzameling.
               
In het voorstel voor een verordening is benadrukt dat lidstaten de bevoegdheid behouden
                     als het gaat over besluitvorming rondom ethische aspecten. Het kabinet is van mening
                     dat deze ruimte niet overal wordt geboden. De leden vragen of het kabinet in kan gaan
                     op het ethische aspect aangaande bescherming van de persoonsgegevens van de donor
                     en het recht van donorkinderen op afstammingsgegevens.
In de verordening is opgenomen dat SoHO-entiteiten de identiteit van de donor niet
                  bekend mogen maken aan de ontvanger, behalve als dit in een lidstaat is toegestaan
                  en plaatsvindt op uitdrukkelijk verzoek van beide partijen. Op grond van de Wet donorgegevens
                  kunstmatige bevruchting zijn klinieken verplicht om de gegevens van de donor van wie
                  de zaadcellen zijn gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling te registreren bij de
                  Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting. Het donorkind kan een verzoek indienen
                  om verstrekking van de persoons-identificerende gegevens van de donor als het de leeftijd
                  van 16 jaar heeft bereikt. Verstrekking blijft, indien de donor daarmee niet instemt,
                  uitsluitend achterwege indien de donor dusdanig zwaarwegende belangen heeft dat verstrekking
                  niet behoort plaats te vinden. In het nationale recht heeft de donor (sinds 2004)
                  dus geen beslissende zeggenschap. Het kabinet zal daarom inzetten op aanpassing van
                  de verordening zodat dit recht van donorkinderen in het nationale recht kan worden
                  behouden.
               
De leden vragen of het kabinet kan toelichten wat de inzit is om het entiteitoverstijgend
                     register uit te breiden zodat toegezien kan worden op het aantal vrouwen dat is behandeld
                     met zaadcellen van één donor.
Het entiteitoverstijgend register richt zich op de donor. Het is de wens van het kabinet
                  om in dit register ook de uitgiftes en toepassing van gedoneerde reproductieve cellen
                  op te nemen. En dan specifiek de vrouwen die zijn behandeld met zaadcellen van één
                  donor. Het is niet zo dat elke donatie gelijkstaat aan de toepassing bij één vrouw,
                  waardoor enkel registreren van donaties van een donor niet afdoende is. Door deze
                  informatie op te nemen in het register kan bovendien voorkomen worden dat een zaaddonor
                  onnodig doneert, in het geval dat het maximum aan toepassingen is bereikt. Deze toevoeging
                  zal dus ook bijdragen aan de bescherming van de donor.
               
De leden vragen om een overzicht van het krachtenveld in Brussel ten aanzien van dit
                     voorstel voor een verordening en of het kabinet in kan gaan op de positie van verschillende
                     veldspelers en verwachtte positie van lidstaten in de Raad, mede met het oog op verkiezingen
                     die onlangs hebben plaatsgevonden.
Voorafgaand aan de publicatie van het voorstel heeft een impact assessment plaatsgevonden. In deze fase heeft de Europese Commissie de verschillende beleidsopties
                  getoetst. Voor de meeste voorstellen die uiteindelijk ook in de verordening zijn opgenomen
                  was brede steun bij zowel veldpartijen als lidstaten van de Raad. Bij de eerste raadswerkgroepen
                  is ook gebleken dat lidstaten op hoofdlijnen positief zijn over het voorstel. Van
                  opvallende effecten van verkiezingen die onlangs hebben plaatsgevonden lijkt geen
                  sprake te zijn.
               
De leden willen weten of het kabinet verwacht dat lidstaten de ethische aspecten van
                     dit voorstel ter discussie zullen stellen in de Raad, of dat het kabinet verwacht
                     dat het lidstaten met name zal gaan om de administratieve implementatie van het voorstel.
Het is de verwachting dat lidstaten kritisch zullen zijn op de administratieve implementatie.
                  Ondanks dat de Europese Commissie ethische aspecten grotendeels buiten beschouwing
                  wil laten, zitten er wel ethische elementen in, zoals het principe van vrijwillige
                  onbetaalde donatie. Het is daarom te verwachten dat over zowel ethische als administratie
                  implementatie aspecten gediscussieerd zal worden.
               
De leden vragen verder of het kabinet kan toelichten waar mogelijke aanvullingen of
                     knelpunten vanuit het Europees Parlement zitten.
Het Europees Parlement heeft zich nog niet uitgelaten over de verordening.
In 2024 zullen de volgende Europese Parlementsverkiezingen plaats gaan vinden. De
                     leden vragen of het de verwachting is dat het wetsvoorstel voor die tijd is afgerond
                     en of het kabinet zich daarvoor zal inspannen.
In het voorstel staat beschreven dat de Europese Commissie verwacht dat de nieuwe
                  verordening nog voor de Europese verkiezingen zal zijn vastgesteld (in 2023). Het
                  kabinet staat achter deze planning.
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie willen uitleg over wat de Europese verordening toevoegt
                     aan de nationale wetgeving, zoals de Wet veiligheid kwaliteit lichaamsmateriaal, de Embryowet, de Geneesmiddelenwet, de
                     Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en de Wet inzake bloedvoorziening).
De noodzaak voor wetgeving op Unie-niveau bestaat vanwege het sterke grensoverschrijdende
                  karakter van de SoHO-sector. Om een voorbeeld te noemen komen de meeste stamcelpreparaten
                  voor stamceltransplantaties uit het buitenland. In Nederland missen we voor sommige
                  lichaamsmaterialen de schaalgrootte om alle patiënten te kunnen behandelen. Door het
                  stellen van dezelfde kwaliteitseisen zal het vertrouwen tussen lidstaten toenemen
                  wat kan bijdragen aan betere beschikbaarheid van kwalitatief en veilig lichaamsmateriaal,
                  ook voor de Nederlandse patiënt.
               
In de door de vraagsteller genoemde nationale wetgeving zijn overigens de Europese
                  richtlijnen voor bloed, en weefsels en cellen geïmplementeerd. Voor het toezicht op
                  veiligheid en kwaliteit vormen de richtlijnen de basis voor de toezichthouder. Uit
                  een evaluatie van de richtlijnen bleek dat ondanks dat de wetgeving aanmerkelijk van
                  toegevoegde waarde is en de veiligheid is toegenomen in de sector, er aanpassingen
                  nodig zijn om weer beter aansluiting te vinden met de praktijk om de burger beter
                  te beschermen.
               
De leden vragen of met de verordening de regels voor doneren, verkrijgen en testen
                     zal veranderen.
Ja. De technische richtsnoeren voor doneren, verkrijgen en testen zullen flexibeler
                  aangepast kunnen worden aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen dan nu het geval is.
                  Dit zal de veiligheid en kwaliteit van SoHO ten goede komen. Ook komen er bijvoorbeeld
                  meer eisen om donors te beschermen. Zo wordt er een entiteitoverstijgend register
                  geïntroduceerd dat geraadpleegd kan worden om de veiligheid van een donatie te beoordelen.
               
De leden willen graag weten wat de meerwaarde van het voorstel voor een verordening
                     is voor de Nederlandse patiënt/donor.
Zoals hierboven beschreven, worden meer eisen geïntroduceerd om de donor te beschermen
                  en zorgt de verordening voor meer grensoverschrijdende uitwisseling van lichaamsmaterialen,
                  maar ook meer samenwerking tussen lidstaten. Dit zal bijdragen aan een betere beschikbaarheid
                  van behandelingen, ook specifiek in crisissituaties bij een plotseling tekort. De
                  expertise van de hele Unie wordt benut, wat ten goede komt aan de veiligheid en kwaliteit
                  van lichaamsmateriaal.
               
De leden vragen om een inzicht in de verschillende niveaus van gezondheidsbescherming
                     in de afzonderlijke lidstaten.
De huidige richtlijnen (voor bloed enerzijds en weefsels en cellen anderzijds) zorgen
                  al voor een minimale gezondheidsbescherming. Lidstaten mogen nu, maar ook straks,
                  strengere maatregelen treffen. Uit de evaluatie van de richtlijnen is echter gebleken
                  dat er grote verschillen zitten in de wijze van implementatie van de richtlijnen.
                  Met het voorstel voor een verordening zal de minimale gezondheidsbescherming eenduidiger
                  worden.
               
De leden willen weten wat verdere harmonisatie van wet- en regelgeving op Europees
                     niveau voor Nederland gaat betekenen.
Voor Nederland betekent dit dat behandelaren erop kunnen vertrouwen dat producten
                  uit andere lidstaten ten minste aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen die ook voor
                  Nederland gelden. Dit kan bijdragen aan meer uitwisseling van lichaamsmaterialen tussen
                  lidstaten en daarmee een betere beschikbaarheid van behandelingen. Ook in geval van
                  tekorten kunnen behandelaren zich makkelijker wenden tot andere lidstaten en nog steeds
                  vertrouwen op het leveren van goede zorg.
               
De leden vragen om inzicht in wat er misgaat in de huidige Europese samenwerking ten
                     aanzien van grensoverschrijdende uitwisseling van lichaamsmaterialen en willen daar
                     graag een paar voorbeelden van ontvangen.
Uit de evaluatie van de richtlijnen is onder meer gebleken dat er verschillen in implementatie
                  zitten tussen lidstaten. Hierdoor bestaan er verschillen in kwaliteitseisen, toezicht,
                  en onbekendheid met de wetgeving in andere landen hetgeen belemmerend werken om het
                  noodzakelijke lichaamsmateriaal van elders te betrekken.
               
De keuze voor een verordening, in plaats van een richtlijn, zal leiden tot verdere
                  harmonisatie en de implementatieverschillen tegengaan. Daarnaast zal de verplichting
                  tot het inzichtelijk maken van strengere wetgeving op nationaal gebied samenwerking
                  vergemakkelijken.
               
Ook de introductie van een SoHO-coördinatieraad die advies geeft over de juridische
                  status van producten zal bijdragen aan harmonisatie in classificatie en daarmee meer
                  mogelijkheden tot grensoverschrijdende uitwisseling. Als een lichaamsmateriaal product
                  in Duitsland als geneesmiddel wordt beschouwd en in Nederland niet, kan dit namelijk
                  uitwisseling tegenwerken.
               
De verordening lichaamsmateriaal zal zorgen voor een toename aan gegevensverzameling.
                     De leden vraagt welke gegevens verzameld gaan worden.
Het kabinet vindt dat gegevensverzameling doelmatig moet plaatsvinden en dat het moet
                     bijdragen aan de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal. Deze gegevensverzameling
                     zal op sommige punten in de toekomst via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen uitgebreid
                     worden. Ook hierbij zal het kabinet kritisch zijn op de genoemde doelmatige inzameling.
                     In het kader van de verordening worden gegevens verzameld voor verschillende doeleinden,
                     onder meer:
                  
1. Persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens, voor afgebakende doelstellingen zoals
                           beschreven in artikel 76, waaronder gegevens over donoren voor het entiteitoverstijgend
                           register.
                        
2. Rapportage van ernstige incidenten die plaats hebben gevonden in de keten van donatie
                           tot en met transplantatie (vigilantie). Analyse van deze informatie is nodig om de
                           oorzaak te achterhalen en te verhelpen. Daarnaast is analyse op grote schaal nodig
                           zodat bepaalde patronen zich manifesteren waarvan geleerd kan worden om de veiligheid
                           en kwaliteit te verbeteren.
                        
3. Informatie over de beoordeling van innovatieve SoHO op het SoHO ICT platform. Dit
                           is relevant omdat een positieve beoordeling geldig is in de hele EU. Door informatie
                           hierover te delen op dit platform, zal de betreffende behandeling op grotere schaal
                           kenbaar en toegepast worden. Dit zal ook de innovatie stimuleren.
                        
4. Registratie van activiteitgegevens. SoHO-entiteiten wordt gevraagd specifieke gegevens
                           aan te leveren over de handelingen die worden uitgevoerd met lichaamsmateriaal. Bijvoorbeeld
                           het aantal verkregen en gedistribueerde lichaamsmaterialen. Door de uitbreiding van
                           de registratieplicht naar instellingen die ook lichaamsmaterialen toepassen (zoals
                           behandelaren) wil men een beter beeld krijgen van de toepassingen van lichaamsmateriaal.
                           Het is voor het kabinet niet duidelijk er sprake is van een toegevoegde waarde van
                           deze gegevensvergaring bovenop de verzameling van gegevens over distributie en of
                           dit wel in verhouding staat tot de administratieve lasten. Hier zal het kabinet verhelderende
                           vragen over stellen.
                        
5. Voorraadinformatie over kritische SoHO om snel te kunnen reageren op dreigende tekorten
                           en snel het gesprek aan te gaan of andere landen kunnen helpen de tekorten tegen te
                           gaan.
                        
De leden willen weten hoe de gegevens worden opgeslagen en voor hoe lang.
Voor de opslag van de gegevens wordt het Europese SoHO ICT platform opgezet. Via dit
                  platform vindt er uitwisseling plaats van informatie en gegevens tussen alle relevante
                  partijen (bevoegde autoriteiten, SoHO-entiteiten, Europese Commissie). Het Europese
                  SoHO-platform is een beveiligde omgeving. De gegevens worden lokaal opgeslagen middels
                  een federale netwerkstructuur. Afhankelijk van de gegevens zijn ze inzichtelijk voor
                  andere competente autoriteiten, maar de gegevens blijven eigendom van de lidstaat
                  zelf. Hoelang en de wijze waarop gegevens bewaard worden wordt bepaald door de AVG.
               
De leden willen weten wie er allemaal toegang heeft tot de gegevens.
De toegang tot de gegevens is afhankelijk van de aard van de gegevens. Geaggregeerde
                  rapportages, dus zonder persoonsgegevens, zullen openbaar gepubliceerd worden. Als
                  het om persoonsgegevens gaat zullen de lidstaten bevoegde autoriteiten benoemen tot
                  verwerkingsverantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2016/679, met de bevoegdheid
                  om besluiten te nemen over de toegang tot, en het hergebruik van die gegevens.
               
De leden willen weten hoeveel medische dataverzamelingen er al zijn (of zijn aangekondigd)
                     op Europees niveau.
Hierboven is toegelicht welke dataverzamelingen zijn aangekondigd in de verordening.
                  In het kader van de huidige richtlijnen worden er nu al activiteit-gegevens opgevraagd
                  bij instellingen en worden ook ernstige incidentenmeldingen verzameld. Dit wordt gebruikt
                  voor geaggregeerde rapportages, dus zonder persoonsgegevens, die openbaar gepubliceerd
                  worden.
               
De leden verzoeken om een toelichting ten aanzien van de financiële consequenties
                     van deze verordening voor Nederland.
Deze verordening streeft naar kostenbesparing en een doelmatigere uitvoering met dezelfde
                  middelen door bijvoorbeeld de introductie van risico-gebaseerde inspecties. Instellingen
                  zullen echter kosten maken om onder meer de gevraagde activiteits-gegevens aan te
                  leveren, zich te registeren en/of om innovatieve SoHO beschikbaar te stellen. Door
                  het verstrekken van onder meer subsidies ter ondersteuning van de digitalisering verwacht
                  de Commissie dat instellingen in de transitiefase worden gecompenseerd. Ook zal de
                  Europese Commissie ondersteuning bieden door cursussen aan te bieden aan de competente
                  autoriteiten. Het kabinet gaat opheldering vragen over de te verwachten administratieve
                  last voor zorgverleners en specifiek de toegevoegde waarde van de bepaling van de
                  verordening waardoor instellingen die patiënten behandelen met SoHO zich moeten registreren
                  als SoHO-entiteit.
               
De verordening leidt ook tot het opnieuw inrichten van bestaand beleid. Het streven
                  is om de taken te herverdelen en het aanwezige personeel optimaal in te zetten. Dit
                  laat onverlet dat de verordening voor additionele kosten kan zorgen. Het kabinet zal
                  om verduidelijking vragen op dit punt.
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen om een duiding over de samenhang en overlap tussen
                     de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) en het EU-voorstel Verordening lichaamsmateriaal
                     en specifiek wat de rechten/bescherming van de donor betreft.
Het EU-voorstel voor een verordening lichaamsmateriaal stelt enkel eisen aan lichaamsmateriaal
                  dat bedoeld is voor toepassing op de mens. De Wzl reikt verder en gaat over het zeggenschap
                  van alle lichaamsmaterialen die worden afgenomen binnen de zorg of de geneeskunst
                  (inclusief medische wetenschap en onderwijs) en worden gebruikt voor andere doeleindes
                  dan de zorgverlening of diagnostiek van de donor, zoals bijvoorbeeld voor onderzoeks-
                  of onderwijsdoeleindes.
               
Er worden soortgelijke eisen gesteld in de verordening en in de Wzl wanneer het gaat
                  om het verlenen van toestemming voor donatie en het informeren van donors. De Wzl
                  is een wet die aanvullend werkt op andere wetgeving. Dit betekent dat indien er al
                  eisen worden gesteld op grond van een andere wet, de Wzl niet ook van kracht is op
                  dezelfde onderdelen.
               
De leden willen weten of beide voorstellen dezelfde regels hanteren omtrent vergoedingen
                     aan donors van lichaamsmateriaal.
In de Wzl staat dat een vergoeding niet meer mag bedragen dan de kosten die de donor
                  of beslissingsbevoegde in verband met de donatie heeft gemaakt. Dit komt overeen met
                  het principe van vrijwillige onbetaalde donatie in de verordening lichaamsmateriaal.
                  Het principe wordt wel verder verhelderd ten opzichte van hetgeen beschreven was in
                  de richtlijnen. Er wordt gespecificeerd dat wordt gestreefd naar een financiële neutraliteit
                  waarbij een donor (of nabestaande van de donor) door de donatie financieel niet armer
                  of rijker wordt. Dit komt overeen met wat er in de Wzl wordt voorgesteld.
               
De leden vragen of andere EU-landen ook het recht van donorkinderen op afstammingsgegevens
                     in nationale wetgeving hebben opgenomen en om een inschatting te geven van het krachtenveld.
De landen in de EU hebben momenteel de vrijheid hier nationaal beleid op te voeren.
                  Dit varieert van beleid waarbij de donor verplicht anoniem moet zijn, tot de mogelijkheid
                  voor de donor om hier zelf een keuze in te maken. In meer dan de helft van de Europese
                  landen is het anoniem doneren van ei- of zaadcellen de norm. Anoniem donoren is niet
                  mogelijk in Duitsland, Finland, Ierland, Kroatië, Malta, Nederland, Oostenrijk, Turkije
                  en Zweden. In Denemarken en Hongarije is het zowel mogelijk om anoniem te donoren
                  als om als bekende donor te donoren.
               
Nederland is dus niet het enige land waarbij de bepaling over het beschermen van de
                  identiteit van de (zaad)donor strijdig is met nationale wetgeving.
               
Leden willen weten of het kabinet andere knelpunten voorziet als gevolg van de constatering
                     dat lidstaten onvoldoende ruimte krijgen voor een eigen invulling als het om ethische
                     kwesties gaat.
Nee, vooralsnog niet.
De reactie van het kabinet op de inbreng van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie verzoeken om inzicht in wijzigingen van Nederlandse wetten
                     als gevolg van de verordening zoals deze nu voorligt.
Zoals in de BNC-fiche beschreven is de huidige weefsel- en cellenrichtlijn in Nederland
                  geïmplementeerd in de Wet op de orgaandonatie (Wod), de Wet veiligheid en kwaliteit
                  lichaamsmateriaal (Wvkl) en de Embryowet. De bloedrichtlijn is geïmplementeerd in
                  de Wet inzake bloedvoorziening (Wibv). De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting
                  bevat voor Nederland aanvullende bepalingen over het verstrekken van afstammingsgegevens
                  aan donorkinderen. Omdat een verordening, in tegenstelling tot een richtlijn, direct
                  van kracht is en niet geïmplementeerd moet worden in nationale wetgeving, zal de verordening
                  wijzigingen teweegbrengen in al deze wetgeving.
               
De leden vragen om een toelichting op het grensoverschrijdende karakter van de SoHO
                     sector en de noodzaak grensoverschrijdende uitwisseling te versterken.
De mate van grensoverschrijdende uitwisseling is zeer afhankelijk per type lichaamsmateriaal.
                  Rode bloedcellen worden in de praktijk niet grensoverschrijdend uitgewisseld. Andere
                  lichaamsmaterialen zoals hartkleppen, reproductieve cellen, stamcellen worden veel
                  grensoverschrijdend uitgewisseld. Dit heeft veelal te maken met vraag en aanbod, maar
                  ook de benodigde schaalgrootte vanwege schaarste en noodzaak tot het matchen van een
                  donor aan een ontvanger op DNA-niveau voor onder meer stamcellen (zogeheten HLA-typering).
               
De leden vragen om inzicht in het effect van deze verordening op het grensoverschrijdende
                     karakter van de sector.
Door het gelijktrekken van kwaliteitseisen zal het vertrouwen tussen lidstaten toenemen
                  wat kan bijdragen aan betere beschikbaarheid van kwalitatief en veilig lichaamsmateriaal,
                  ook voor de Nederlandse patiënt.
               
De leden willen weten hoe groot het kabinet de kans acht dat de verordening wordt
                     aangepast zodat de bescherming van de identiteit van de zaaddonor een nationale competentie
                     blijft.
In het voorstel van de verordening staan de hieronder uitgelichte frasen die erop
                     duiden dat het de intentie van de Europese Commissie is dat besluiten over ethische
                     aspecten een nationale competentie is. Het kabinet zal de Europese Commissie hierop
                     wijzen. Het kabinet acht de kans daarmee reëel dat de Europese Commissie ontvankelijk
                     is om lidstaten zelf de keuze te geven of een donor van reproductieve cellen wel of
                     niet moet instemmen met het vrijgeven van de persoonsgegevens.
                  
– Paragraaf over rechtsgrondslag: «De lidstaten blijven verantwoordelijk voor besluiten
                           van ethische en organisatorische aard»
                        
– Overweging 16: «Ook moet deze verordening door de lidstaten genomen besluiten van
                           ethische aard onverlet laten»
                        
– Paragraaf over grondrechten: «Voor de meeste ethische aspecten, en in het bijzonder
                           voor de rechten van uit medisch begeleide voortplanting geboren kinderen, worden besluiten
                           echter door de lidstaten op nationaal niveau genomen.»
                        
De leden vragen of de mogelijkheid bestaat dat Nederland een uitzondering krijgt en
                     wat dit zou betekenen voor reproductieve cellen die uit een lidstaat komen waar donoren
                     wel anoniem kunnen doneren.
Bij de onderhandeling over de betreffende bepaling zal het kabinet inzetten op het
                  bieden van ruimte om dit nationaal te bepalen. In dat geval zal op grond van de Wet
                  donorgegevens kunstmatige bevruchting blijven gelden dat het gebruik van anonieme
                  geslachtscellen bij een fertiliteitsbehandeling niet mogelijk is in Nederland, omdat
                  klinieken op grond van die wet verplicht zijn om de gegevens van de donor te registreren
                  bij de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting.
               
De leden vragen of de garantie gegeven kan worden dat de Nederlandse wetgeving waarbij
                     donoren niet anoniem kunnen doneren niet aangepast zal worden.
Het kabinet vindt dit een belangrijk punt, zoals ook is opgenomen in de BNC-fiche,
                  en zal dit inbrengen als zwaarwegend standpunt. Het is echter niet mogelijk om hier
                  garanties over te geven. Bij de onderhandeling over het voorstel bij de raad van de
                  EU kan, als men het niet eens wordt, via meerderheidsstemming besloten worden.
               
In het voorstel staat echter herhaaldelijk beschreven dat over ethische kwesties nationaal
                  besloten dient te worden. Om die reden verwacht het kabinet dat dit punt aangepast
                  zal gaan worden bij de constatering dat dit een ethische kwestie betreft.
               
De leden willen een toelichting op de consequenties voor Nederland als de verordening
                     niet wijzigt op dit punt en wat dit betekent voor materiaal van donoren uit lidstaten
                     waar anoniem gedoneerd kan worden als dat straks beschikbaar zou zijn in Nederland.
In de geschetste situatie zouden donoren uitdrukkelijk moeten verzoeken om bekendmaking
                  van hun persoonsgegevens aan donorkinderen. Als de geschetste situatie zich voor zou
                  doen dan zal uitgezocht worden of het mogelijk is om donoren te verplichten voorafgaand
                  aan een donatie dit uitdrukkelijke verzoek alvast in te dienen. Op deze wijze zou
                  dan alsnog voldaan worden aan de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb).
                  Het is echter de wens van het kabinet om in de verordening helderheid te bieden over
                  de mogelijkheid om nationaal te besluiten de donor van reproductieve cellen het recht
                  van anonimiteit jegens de donorkinderen te ontnemen vanwege het prevalerende recht
                  van donorkinderen op afstammingsgegevens.
               
Het gebruik van anonieme geslachtscellen bij een fertiliteitsbehandeling is niet mogelijk
                  in Nederland, omdat klinieken op grond van die wet verplicht zijn om de gegevens van
                  de donor te registreren bij de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting. Daarom
                  zou de geschetste situatie waarbij lichaamsmateriaal met een anonieme donor beschikbaar
                  wordt gesteld in Nederland niet voorkomen.
               
De leden vragen of het kabinet er in die situatie voor zou zorgen dat er geen Europese
                     uitwisseling gaat plaatsvinden.
In dat geval zal nader bezien worden in hoeverre het Europese recht nog ruimte biedt
                  om het recht op afstammingsinformatie voor donorkinderen te borgen.
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke persoonsgegevens geregistreerd zullen
                     worden binnen het entiteitoverstijgend register.
In artikel 76 is in lid 1 gespecificeerd dat persoonsgegevens die vereist zijn voor
                  de toepassing van het register worden verzameld met oog op de betreffende contactpersoon
                  binnen de SoHO-entiteiten voor toezichtsdoeleinden en in lid 3 is gespecificeerd dat
                  persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens, die vereist zijn voor de toepassing
                  van dit artikel uitsluitend worden verwerkt om de veiligheid van de SoHO-donoren te
                  beschermen. Het betreft de gegevens die rechtstreeks gerelateerd zijn aan de resultaten
                  van de desbetreffende toezichthoudende activiteiten en zal zich beperken tot hetgeen
                  voor dat doel noodzakelijk en evenredig is.
               
De leden vragen welke maatregelen genomen zullen worden om toe te zien dat zorgvuldig
                     wordt omgegaan met deze gegevens.
Artikel 75 stelt vertrouwelijkheidseisen voor omgang met onder meer de gegevens verzameld
                  in het kader van het entiteitoverstijgend register.
               
De leden willen weten voor welke doeleinden deze gegevens worden (her)gebruikt en
                     voor hoe lang deze gegevens opgeslagen zullen worden.
De AVG is van toepassing op deze gegevensverzameling met de daarin vastgestelde regels
                  aangaande bewaartermijnen. Het register is bedoeld om SoHO-entiteiten inzage te geven
                  in de donatiegeschiedenis van een donor om daarmee de veiligheid van een donatie in
                  te schatten. Het kabinet zal aan de Europese Commissie vragen of dit inderdaad het
                  enige doel is. Zo ja, dan zal de suggestie gedaan worden het doel duidelijker af te
                  bakenen. Het kabinet wil ook de suggestie doen om lidstaten de mogelijkheid te bieden
                  dit register ook in te zetten om bij te houden hoeveel vrouwen zijn behandeld met
                  de reproductieve cellen van één donor.
               
De leden vragen of er een concreet plan van aanpak zal komen voor het scenario waarin
                     een donor te frequent doneert.
In de verordening zal verwezen worden naar de technische richtsnoeren die relevant
                  zijn voor het betreffende lichaamsmateriaal. Voor bijvoorbeeld het doneren van plasma
                  is er een maximumaantal donaties per jaar vastgesteld alsook de periode die tussen
                  twee donaties moet zitten. Indien bij de donorscreening blijkt dat iemand volgens
                  de technische richtsnoeren al maximaal heeft gedoneerd, zal de donor afgewezen worden.
                  In Nederland is dit al de praktijk, waarbij Sanquin een donor niet zal oproepen als
                  de donor al aan het maximumaantal donaties zit.
               
De leden willen weten of en welke andere maatregelen genomen zullen worden om te voorkomen
                     dat personen vaker dan wenselijk doneren.
Hier is geen noodzaak toe. Er bestaan al veel internationale technische richtsnoeren
                  die voorschrijven wanneer een donatie niet plaats kan vinden (zoals een te lage bloeddruk
                  bij bloeddonoren). Ook verplicht de huidige Wet op de orgaandonatie al dat een donatie
                  in principe niet uitgevoerd mag worden indien een donatie blijvende gevolgen zal geven
                  voor de gezondheid van de donor.
               
De leden vragen of en welke maatregelen genomen worden om de voorlichting omtrent
                     donorveiligheid te verbeteren.
Artikel 55 van het voorstel omschrijft verplichtingen in de informatievoorziening
                  voorafgaand aan de donatie, zoals het verstrekken van informatie over de risico’s
                  en gevolgen van een donatie.
               
In de verordening is opgenomen dat een SoHO entiteit onderworpen kan worden aan aanvullende
                     (toezicht)eisen indien handelingen worden uitgevoerd met een grote impact op de veiligheid
                     en kwaliteit. De leden vragen om een toelichting welke handeling als zodanig geclassificeerd
                     kan worden.
De verordening licht toe dat dit afhankelijk is van de schaal, het kritische karakter
                  of de complexiteit van de handelingen die worden uitgevoerd. Het kabinet vindt dit
                  echter niet duidelijk genoeg. Het kabinet is van mening dat een duidelijkere omschrijving
                  nodig is om uiteenlopend beleid tussen lidstaten te voorkomen.
               
De leden willen weten welke aanvullende (toezicht)eisen gesteld zouden kunnen worden.
Op basis van de verordening moeten alle instellingen die handelingen uitvoeren zoals
                  beschreven in artikel 2 lid 1 (waaronder donorwerving) zich laten registreren als
                  SoHO-entiteit. Alleen de instellingen die lichaamsmaterialen bewerken én bewaren zullen
                  een aanvraag moeten indienen als SoHO-instelling. Een SoHO-instelling moet aan meer
                  verplichtingen voldoen dan een SoHO-entiteit, waaronder de aanwezigheid van een arts
                  en de verplichting van een kwaliteitssysteem. Daarnaast wordt een SoHO-instelling
                  periodiek geïnspecteerd.
               
De leden willen per aanvullende eis een toelichting krijgen op welke wijze deze bijdragen
                     aan het bevorderen van veiligheid en kwaliteit van SoHO.
Deze aanvullende eisen komen grotendeels overeen met de eisen die nu al gelden voor
                     weefselinstellingen volgens de huidige richtlijnen geïmplementeerd in de Wet veiligheid
                     en kwaliteit lichaamsmateriaal, waaronder:
                  
– Een kwaliteitssysteem dat onder meer documentatie bevat over relevante richtsnoeren,
                           handboeken en handleidingen, rapportage formulieren, etc.
                        
– Een aangewezen arts die een aantal taken vervuld die nu uitgevoerd moeten worden door
                           een aangewezen «verantwoordelijk persoon».
                        
– Periodieke inspectie op naleving van wet- en regelgeving.
De toegevoegde waarde van een kwaliteitssysteem en periodieke inspectie spreekt voor
                  zich. Het kabinet gaat nog om opheldering vragen waarom sommige taken die nu nog door
                  een verantwoordelijk persoon worden uitgevoerd, straks door de aanwezen arts moeten
                  worden uitgevoerd.
               
De leden vragen welke maatregelen het kabinet verwacht te zullen gaan nemen om samenwerking
                     tussen bevoegde autoriteiten en controles van de Unie te ondersteunen om bij te dragen
                     aan harmonisatie.
De verordening maakt het mogelijk om gezamenlijke inspecties uit te voeren. Dit is
                  met name relevant bij partijen die grensoverschrijdende werkzaamheden verrichten.
                  Als hier sprake van is, zal het van toegevoegde waarde zijn voor het inspectieresultaat.
                  Het kabinet zal met de IGJ in gesprek gaan om te onderzoeken of en in welke situaties
                  de samenwerking tussen inspectoraten gezocht kan worden.
               
De verordening schrijft voor dat maatregelen moeten worden getroffen om leveringscontinuïteit
                     te borgen voor kritische SoHO. De leden willen weten welke maatregelen in dit kader
                     genomen zullen worden en of lidstaten dezelfde maatregelen zullen treffen.
Maatregelen, zoals beschreven in hoofdstuk 8 van de verordening, omhelzen onder meer:
– het opstellen van noodplannen voor kritische SoHO;
– het plaatsen en organiseren van leveringswaarschuwingen voor kritische SoHO;
– indien nodig mogelijkheid tot ontheffing van de verplichte toelating van SoHO.
Naast deze algemene principes, zijn lidstaten gehouden aan specifieke richtsnoeren
                  waarvoor wordt verwezen naar de relevante deskundige organisaties. In geval van bijvoorbeeld
                  een infectieziekte uitbraak wordt verwezen naar richtsnoeren van de European Center for Disease Control (ECDC) en voor het opstellen van noodplannen de richtsnoeren van de European directorate quailty of medicines (EDQM). Ook heeft de Europese Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen op
                  te stellen hetgeen zal zorgen voor harmonisatie.
               
Vanwege een toename aan innovatieve bewerkingen en toepassingsmogelijkheden komt het
                     steeds vaker voor dat SoHO een geneesmiddel, geavanceerde celtherapie of een medisch
                     hulpmiddel worden. In sommige gevallen bevindt een product zich in het grensgebied
                     tussen regelgevende kaders en is er onduidelijk voor zowel instellingen als competente
                     autoriteiten hoe een product geclassificeerd moet worden. Deze wetswijziging biedt
                     de mogelijkheid om dit grensgebied te verhelderen. De leden vragen welke maatregelen
                     worden getroffen om dit grensgebied te verhelderen, hoe het kabinet dit voor zich
                     ziet en welke maatregelen getroffen zullen worden om de wetgevende kaders beter te
                     laten aansluiten op elkaar.
In artikel 2 van de verordening wordt het bereik van de verordening toegelicht. Met
                  lid 3 wordt beoogd te verhelderen wanneer SoHO wel of niet aan de verordening moet
                  voldoen, maar dus niet wanneer SoHO onder een ander wetgevend kader valt. Voor deze
                  inclusiecriteria en dus ook aansluiting wordt verwezen naar de andere wetgevende kaders.
                  Om instellingen, maar ook competente autoriteiten, te helpen bij het bepalen van de
                  juridische status van een product kan advies worden gevraagd aan de nieuw geïntroduceerde
                  SoHO coördinatieraad.
               
Om het grensgebied en de aansluiting met andere wetgevende kaders te verhelderen,
                     zal het kabinet in de Raad van de EU de volgende suggesties doen:
                  
– het toevoegen van verhelderende overzichten/lijsten/toelichtingen van classificatie
                           en classificatiecriteria van grensproducten en specificering van van toepassing zijnde
                           artikelen op deze producten. Waaronder ook een stroomschema waaruit duidelijk blijkt
                           of de verordening van toepassing is op een specifiek product.
                        
– de mogelijkheid voor het afgeven van een bindend advies door de SoHO-coördinatieraad
                           over de juridische status van een product.
                        
– in de verordening te specificeren dat transitie van SoHO verordening naar de verordening
                           geavanceerde therapie plaatsvindt zodra het product in ontvangst wordt genomen door
                           de instelling die er een ATMP gaat maken.
                        
– dat eisen omtrent vigilantie en traceerbaarheid van toepassing blijven of verplicht
                           verbonden worden met systemen van andere wetgevende kaders indien SoHO onder een ander
                           wetgevend kader komen te vallen. Dit komt onvoldoende naar voren in de verordening.
                           Indien nodig moeten namelijk gepaste maatregelen genomen kunnen worden als donormateriaal
                           vervuild blijkt te zijn.
                        
De verordening introduceert de SoHO coördinatieraad die onder meer advies kan gaan
                     geven over de juridische status van producten. De leden vragen hoe relevante partijen
                     hierover op de hoogte worden gesteld.
Voorafgaand aan inwerkingtreding van de verordening zal de relevantie informatie worden
                  verstrekt aan de belanghebbende partijen. Ook zal het kabinet een informatiebijeenkomst
                  organiseren om de verordening toe te lichten. Een dergelijke bijeenkomst heeft ook
                  plaatsgevonden tijdens de impact assessment van de beleidsvoorstellen in de zomer
                  van 2021.
               
Eén van de doelstellingen van het voorstel van de verordening is de bevordering van
                     innovatie. De leden vragen welke maatregelen worden getroffen om dit te bewerkstelligen.
Innovatie wordt met de verordening bevorderd door onder meer:
– de hierboven beschreven adviesprocedure;
– een op risico-gebaseerd toetsingssysteem van SoHO die op nieuwe manieren worden bewerkt
                           of gebruikt, met evenredige vereisten voor klinische gegevens;
                        
– registratie van toegelaten nieuwe producten op een Europees SoHO-platform waardoor
                           de producten in de hele Unie gebruikt mogen worden.
                        
De leden willen weten op welke wijze de toetsingswijze bepaald gaat worden op basis
                     waarvan de veiligheid en effectiviteit van innovatieve SoHO op uniforme wijze behoordeeld
                     zal gaan worden en welke partijen betrokken zullen worden bij de bepaling hiervan.
De afgelopen jaren heeft er een EU-project plaatsgevonden die mede was gefinancierd
                  door de Europese Commissie (een zogeheten joint action) met als doel het opstellen van een toelatingssysteem voor innovatieve SoHO. Hierbij
                  zijn diverse competente autoriteiten en expert-organen betrokken. Er wordt een vervolg
                  gegeven aan deze joint action waar Nederland aan deelneemt. De resultaten van deze joint actions zullen als leidraad gebruikt worden voor uniforme technische richtsnoeren die nageleefd
                  dienen te worden door lidstaten van de EU.
               
De leden vragen opheldering over welke eisen zullen gelden en hoe bepaald zal worden
                     of een innovatieve SoHO veilig en effectief is.
De verordening heeft als doel dat een nieuwe bewerking of toepassing van SoHO (innovatieve
                  SoHO) allereerst getoetst moet worden op risico. Heeft een behandeling met deze SoHO
                  een laag, gemiddeld of hoog risico-gehalte voor de ontvanger van een dergelijke toepassing.
                  Afhankelijk van dit risiconiveau worden strengere eisen gesteld. Zo moet een klinische
                  follow up plaatsvinden bij de toepassing van behandeling met een laag risico tot het
                  verrichten van klinische studies bij toepassing van producten met een hoog risico.
                  Aangetoond moet worden dat de behandeling veilig is (onder meer vrij van vervuilingen),
                  maar ook dat het beoogde effect wordt behaald in de ontvanger.
               
De leden vragen welke maatregelen getroffen worden om gelijke toegang tot deze innovatieve
                     SoHO te bewerkstelligen.
Met de verplichte registratie van de status van een innovatieve SoHO op het SoHO platform
                  en EU-brede toelating wordt onder meer beoogd om de beschikbaarheid van nieuwe behandelingen
                  te vergroten. Met name landen die beperkte mogelijkheden hebben om innovatieve behandelingen
                  te toetsen op veiligheid en kwaliteit zullen hier baat bij hebben. Ook zou dit internationale
                  samenwerking in datavergaring stimuleren dat ervoor kan zorgen dat een behandeling
                  sneller beschikbaar wordt.
               
Het is echter niet zo dat deze maatregel ervoor zorgt dat alle EU-lidstaten gelijke
                  toegang zullen hebben. Onder meer omdat voor behandelingen met SoHO altijd donormateriaal
                  nodig is dat beschikbaar moet zijn.
               
De leden vragen welke maatregelen worden getroffen om de doelstellingen van de verordening
                     «burgers beschermen», «toegang optimaliseren», en «innovatie» te bereiken en op welke
                     wijze de beschikbare financiële middelen verdeeld zullen worden over deze doelstellingen.
De eerste doelstelling, het beschermen van burgers, wordt nagestreefd door het vaststellen
                  van gemeenschappelijke algemene veiligheids- en kwaliteitsnormen onder verwijzing
                  naar richtsnoeren die primair door deskundige instanties worden vastgesteld. Daarnaast
                  wordt voorzien in een betere rapportage over incidenten om het toezicht op de veiligheid
                  te verbeteren. Hiervoor is € 6,6 miljoen uitgetrokken.
               
Voor de tweede doelstelling, toegang optimaliseren, wordt ingezet op een versterking
                  van toezicht. Ingezet wordt op het vergroten van het vertrouwen in de toezichtsystemen
                  zodat de uitwisseling van SoHO tussen de lidstaten wordt bevorderd, met een betere
                  toegang voor patiënten tot gevolg. Ten tweede wordt beoogd de sector beter toe te
                  rusten om toekomstige crisissituaties te beheersen door bijvoorbeeld verplichtingen
                  in crisisparaatheid en het bijhouden van leveringen en tekorten. Voor deze doelstelling
                  is € 11,5 miljoen beschikbaar.
               
De laatste doelstelling, innovatie bevorderen, wordt bereikt volgens het voorstel
                     door een op risico-gebaseerde toelatingssysteem in te richten om de werkzaamheid (voordelen)
                     van nieuwe SoHO-preparaten aan te tonen. Deze worden via het Europees SoHO platform
                     geregistreerd, zodat alle lidstaten toegang hebben tot dezelfde procedure van gebruik
                     van nieuwe SoHO.
                  
Daarnaast wordt een coördinatieraad ingericht die lidstaten adviseert de lidstaten
                     over de toepassing van de verordening voor SoHO die op de grens liggen met andere
                     wetgevingskaders. Voor deze activiteiten is € 30,4 miljoen uitgetrokken.
                  
De leden vragen op welke wijze het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
                     de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het CIBG betrokken worden bij de uitwerking
                     van de verschillende doelstellingen.
Bij de uitvoering van de verordening zal zoveel mogelijk aangesloten worden bij de
                  bestaande rolverdeling. Het agentschap CIBG verzorgt al de erkenningverlening van
                  weefselinstellingen in Nederland en daarmee is het passend dat het CIBG op basis van
                  de verordening de beoordeling en het beheer van aanvragen en registraties van SoHO-entiteiten
                  gaat verzorgen. De IGJ zal als toezichthouder op naleving van de veiligheids- en kwaliteitseisen
                  blijven optreden. Het RIVM zal op het gebied van infectieziektebestrijding expertise
                  blijven leveren. In de onderhandeling zal verdere verheldering worden gevraagd over
                  de werkwijze van de SoHO-coördinatieraad en daarbij zal bezien worden op welke wijze
                  Nederland hierin het beste vertegenwoordigd kan worden. Hierbij zal de expertise van
                  de genoemde partijen op zorgvuldige wijze meegenomen worden.
               
De leden vragen hoeveel ruimte het kabinet wenst te geven aan individuele lidstaten
                     op het gebied van regelgeving die raakt aan ethische kwesties.
EU-wetgeving moet getoetst worden op de bevoegdheid om regels te stellen, subsidiariteit
                  en proportionaliteit. Op basis van deze beginselen moet ook gekeken worden naar onderwerpen
                  met een ethisch aspect.
               
Daarnaast moet er rekening mee gehouden worden dat, met name als het gaat om ethische
                  aspecten, het vaak principiële standpunten betreffen van lidstaten die ver uit elkaar
                  kunnen liggen. Sommige ethische kwesties kunnen een effect hebben op veiligheid en
                  kwaliteit van SoHO waardoor het noodzakelijk is daar eisen aan te stellen, zoals vergoedingen
                  voor donoren. De bepaling aangaande anonimiteit van de donor van reproductieve cellen
                  vindt het kabinet disproportioneel, zoals beschreven in de BNC-fiche. Het is dus niet
                  mogelijk om in algemene zin iets te zeggen over ethische kwesties, omdat het een afweging
                  vergt per geval.
               
De leden vragen waarom het kabinet van mening is dat het voorstel onvoldoende ruimte
                     biedt voor een eigen invulling als het om ethische kwesties gaat.
In de verordening is opgenomen dat SoHO entiteiten de identiteit van de donor niet
                  bekend mogen maken aan de ontvanger, behalve als dit in een lidstaat is toegestaan
                  en plaatsvindt op uitdrukkelijk verzoek van beide partijen.
               
Op grond van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting zijn klinieken verplicht
                  om de gegevens van de donor van wie de zaadcellen zijn gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling
                  te registreren bij de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting. Het donorkind
                  kan een verzoek indienen om verstrekking van de persoons-identificerende gegevens
                  van de donor als het de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Verstrekking blijft, indien
                  de donor daarmee niet instemt, uitsluitend achterwege indien de donor dusdanig zwaarwegende
                  belangen heeft dat verstrekking niet behoort plaats te vinden. In het nationale recht
                  heeft de donor (sinds 2004) dus geen beslissende zeggenschap.
               
De bepaling in de verordening geeft dus geen ruimte voor deze nationale invulling.
                  Dit staat haaks op hetgeen in de paragraaf over grondrechten in het voorstel is opgenomen:
                  «Voor de meeste ethische aspecten, en in het bijzonder voor de rechten van uit medisch
                  begeleide voortplanting geboren kinderen, worden besluiten echter door de lidstaten
                  op nationaal niveau genomen».
               
De reactie van het kabinet op de inbreng van de BBB-fractie
In het voorstel van de verordening is opgenomen dat ook de instellingen die lichaamsmateriaal
                     toepassen, geregistreerd moeten worden als SoHO-entiteit. In de BNC-fiche is opgenomen
                     dat het voor het kabinet niet duidelijk is wat de toegevoegde waarde van deze uitbreiding
                     is. Het lid van de BBB-fractie wil weten welke stappen het kabinet gaat zetten als
                     deze voorwaarde toch in de wet blijft staan.
Als deze verplichting in de verordening blijft staan, zal het kabinet insteken op
                  een efficiënte registratievorm met zo laag mogelijke lasten voor de instellingen.
               
In het kader van de verordening zal er een groei plaatsvinden in gegevensverzameling.
                     Het lid van de BBB-fractie wil weten hoe het kabinet ervoor zorgt dat de gegevens
                     enkel doelmatig worden gebruikt en op welke manier burgers kunnen inzien wat er precies
                     met de gegevens gebeurt.
Het kabinet zal in de Raad benadrukken dat gegevensverzameling doelmatig moet plaatsvinden
                  en dat het doel moet bijdragen aan veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal.
                  Deze gegevensverzameling kan op sommige punten in de toekomst door middel van gedelegeerde
                  en uitvoeringshandelingen uitgebreid worden. Ook hierbij zal het kabinet kritisch
                  zijn op de hierboven genoemde doelmatige inzameling.
               
In dit artikel 76 van de verordening is de wettelijke grondslag beschreven om aan
                  de AVG te voldoen en instellingen die persoonsgegevens verwerken zijn hieraan gebonden.
                  Zo zijn instellingen verplicht (aspirant) donoren, hun familieleden, of eenieder die
                  overeenkomstig de nationale wetgeving namens hen machtiging verleent, alle relevante
                  informatie te verstrekken met betrekking tot de donatie- en afnameprocedure, waaronder
                  ook het doel en gebruik van persoonsgegevens. (Artikel 53 en 55).
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier