Nota van wijziging : Vijfde nota van wijziging
36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)
Nr. 38 VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 4 november 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Na artikel IX, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Na artikel 11d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11e
Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met op de
werknemer drukkende:
a. geldboeten opgelegd door een strafrechter, geldsommen betaald aan een staat of
een onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking
of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel ter voldoening
aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten
en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij
wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie,
alsmede kosten als bedoeld in de artikelen 234, vijfde lid, en 235, derde lid, van
de Gemeentewet;
b. dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en
daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
2
Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XVA
In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «29 percent» vervangen voor «29,3 percent».
2. in het tweede lid wordt «100/71» vervangen door «100/70,7».
3
Artikel XXIII vervalt.
4
In artikel XXXII, onderdeel A, wordt de aanduiding «11.» vervangen door «1.».
5
In artikel XXXVI, onderdeel 3, wordt «€ 211,24» vervangen door «€ 214,24».
6
In artikel XXXVIII, onderdeel 3, wordt «€ 211,24» vervangen door «€ 214,24» en wordt
«€ 261,58» vervangen door «€ 264,58».
7
Artikel LII, onderdeel B, vervalt.
I. Algemene toelichting
In deze vijfde nota van wijziging zijn de hierna opgesomde maatregelen opgenomen:
– uitsluiten boeten als negatief loon;
– aanpassing dekking vrijstelling bestelauto’s in de zin van de Wet op de belasting
van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
– verhoging van de kansspelbelasting; en
– verhoging van de tabaksaccijns.
Uitsluiten boeten negatief loon
Onder de werkkostenregeling zijn boeten, dwangsommen en geldsommen die worden opgelegd
aan of verhaald op een werknemer en die rechtstreeks verband houden met het uitvoeren
van de dienstbetrekking te beschouwen als beroepskosten en daarom niet als negatief
loon. Niettemin wordt in de praktijk soms het standpunt ingenomen dat dergelijke boeten
als negatief loon aftrekbaar zijn. Dit is ongewenst en mede met het oog op de kenbaarheid
van het recht wordt de wet met dit voorstel verduidelijkt. Het is – mede gelet op
de uitsluiting van kostenaftrek bij de Belastingherziening 2001 – uiteraard niet de
bedoeling dat voor de voor rekening van de werknemer komende boeten, dwangsommen en
geldsommen de facto een dergelijke aftrek mogelijk zou zijn via de route van negatief
loon. Ook in de winstsfeer is een dergelijke aftrek niet mogelijk als gevolg van de
wettelijke aftrekuitsluitingen van boeten, dwangsommen en geldsommen. Hoewel in de
Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) wel een specifieke uitsluiting is opgenomen
ter zake van het onbelast kunnen vergoeden van boeten, dwangsommen en geldsommen1, is dit niet expliciet geregeld voor het eventueel als negatief loon kunnen kwalificeren
van het voor rekening van de werknemer komen van boeten, dwangsommen en geldsommen.
Om hierover geen onduidelijkheid te laten bestaan, wordt met de voorgestelde maatregel
expliciet geregeld dat boeten, dwangsommen en geldsommen die worden opgelegd aan of
verhaald op een werknemer en voor rekening komen van deze werknemer niet op het loon
in mindering kunnen worden gebracht.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De maatregel is doeltreffend omdat hiermee expliciet wordt vastgelegd wat wordt beoogd,
namelijk dat bij het bepalen van de omvang van het loon geen rekening wordt gehouden
met bepaalde strafrechtelijke en bestuurlijke boeten en dwangsommen en geldsommen
die worden opgelegd aan of verhaald op een werknemer en voor rekening komen van deze
werknemer en die rechtstreeks verband houden met het door die werknemer uitvoeren
van zijn dienstbetrekking. Doelmatigheid en evaluatie zijn niet van toepassing.
Budgettaire aspecten
De voorgestelde maatregel heeft geen budgettaire gevolgen, omdat het slechts gaat
om een expliciete vastlegging van de bedoeling van de wetgever.
Aanpassing dekking vrijstelling BPM bestelauto’s
In de Wet op de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB 1994) geldt een bijzonder tarief
voor bestelauto's die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in de
Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968).2 In het wetsvoorstel wordt voorgesteld dat tarief te verhogen. Die verhoging zou dienen
als dekking voor de lagere opbrengst van het afschaffen van de vrijstelling in de
belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) ter zake van een bestelauto die
te naam wordt gesteld van een ondernemer in de zin van de Wet OB 1968 ten opzichte
van wat bij de start van het kabinet was geraamd.
Het kabinet is zich ervan bewust dat voornoemde dekkingsmaatregel zal resulteren in
hogere lasten voor ondernemers die een bestelauto bezitten. Er is gezocht naar een
manier om de impact van deze maatregel te verminderen zonder afbreuk te doen aan de
doelen die met de bpm-maatregel samenhangen (CO2-reductie en de realisatie van een budgettaire opbrengst). Met deze nota van wijziging
wordt hier invulling aan gegeven door de motorrijtuigenbelasting (mrb-)tariefsverhogingen
voor bestelauto’s van ondernemers voor 2025 en 2026 van 15%, onderscheidenlijk 6,96%
te schrappen.
Budgettaire aspecten
De dekking die nodig is om het inkomstenkader als gevolg van dit besluit te kunnen
sluiten wordt hoofdzakelijk gevonden in de benutting van de opbrengsten die worden
voorzien als gevolg van de herijking van de forfaits die binnen de bpm gelden bij
de import van gebruikte voertuigen.3 Het resterende deel wordt gedekt door de kansspelbelasting met 0,3%-punt te verhogen
met ingang van 1 januari 2023 en door het tarief van de specifieke accijns op rooktabak
met ingang van 1 april 2023 aanvullend te verhogen met € 3 per 1.000 gram rooktabak.
Deze voornoemde herijking van de forfaits, waarover de Tweede Kamer op 30 september
2022 schriftelijk is geïnformeerd4, resulteert in een structurele opbrengst van € 62 miljoen per jaar (cumulatief € 310 miljoen
van 2023 tot en met 2027). Het resterende deel wordt gedekt door verhoging van de
kansspelbelasting en door verhoging van het tarief van de specifieke accijns op rooktabak.
Deze verhogingen resulteren in een budgettaire opbrengst van € 35 miljoen, onderscheidenlijk
€ 23 miljoen in de periode 2023 tot en met 2027. In tabel 1 is de jaarlijkse budgettaire
opbrengst weergegeven.
Tabel 1: Budgettaire opbrengst van de aanpassing van de forfaits in de bpm, de verhoging
van het tarief van de kansspelbelasting en de aanvullende verhoging van de accijns
op rooktabak
Maatregel (+ = saldoverbeterend)
2023
2024
2025
2026
2027
2023–2027
Schrappen verhoging mrb
0
0
– 80
– 140
– 144
– 364
Aanpassen forfaits bpm
62
62
62
62
62
310
Verhogen tarief kansspelbelasting
7
7
7
7
7
35
Aanvullende verhoging accijns op rooktabak
3
5
5
5
5
23
Verschil budgettaire dervingen en dekking
72
74
– 6
– 66
– 70
4
Uitvoeringsgevolgen
De wijzigingen in deze nota van wijziging zijn beoordeeld met de uitvoeringstoets.5 Voor de wijziging in de accijns geldt dat de dienaangaande opgestelde eerder uitgebrachte
uitvoeringstoets onverkort van kracht is6. Voor de overige drie wijzigingen is de uitvoeringstoets bijgevoegd.
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
De inschatting is dat er geen gevolgen zullen zijn voor de administratie lasten voor
burgers en bedrijfsleven. De voorgenomen wijzigingen in deze nota van wijziging liggen
momenteel ter advisering voor bij het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).
II. Onderdeelsgewijze toelichting
Onderdeel 1 (artikel 11e van de Wet op de loonbelasting 1964)
De invoering van het in deze nota van wijziging opgenomen artikel 11e Wet LB 1964
strekt ertoe expliciet vast te leggen dat bepaalde boeten, dwangsommen en geldsommen
die rechtstreeks verband houden met het door de werknemer uitvoeren van zijn dienstbetrekking
en voor rekening van die werknemer komen niet op het loon in mindering kunnen worden
gebracht. Hiermee wordt aangesloten bij de uitsluiting van de aftrekbaarheid van deze
boeten, dwangsommen en geldsommen in de winstsfeer alsmede bij de in artikel 31, vierde
lid, onderdelen c en j, Wet LB 1964 opgenomen uitsluiting ter zake van het via de
werkkostenregeling onbelast kunnen vergoeden van op de werknemer drukkende boeten,
dwangsommen en geldsommen.7 In het voorgestelde artikel 11e Wet LB 1964 is daarom opgenomen dat bij het bepalen
van de omvang van het loon geen rekening wordt gehouden met deze boeten, dwangsommen
en geldsommen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat vergoedingen die door de werkgever
worden verstrekt ter zake van dergelijke boeten wel tot het loon van de werknemer
blijven behoren. Hetzelfde geldt voor boeten die door de werkgever voor zijn rekening
worden genomen hoewel ze bij de werknemer thuishoren.
Onderdeel 2 (artikel 5 van de Wet op de kansspelbelasting)
Met de in deze nota van wijziging opgenomen wijziging van artikel 5 van de Wet op
de kansspelbelasting (Wet KSB) wordt het algemene tarief van de kansspelbelasting
structureel verhoogd met 0,3 percent-punt tot 29,3 percent, zoals toegelicht in het
algemeen deel van deze nota. Ingeval degene die bij een kansspel als bedoeld in artikel 1,
onderdeel g, Wet KSB de prijs verschuldigd is de belasting voor zijn rekening neemt,
komt deze verhoging tot uitdrukking door de prijs te vermenigvuldigen met 100/70,7
in plaats van met 100/71.
Onderdelen 3 en 7 (artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)
Met deze onderdelen worden de mrb-tariefsverhogingen voor bestelauto’s van ondernemers
voor 2025 en 2026 geschrapt. Met onderdeel 3 vervalt de verhoging voor 2026, met onderdeel
6 vervalt ook de tariefsverhoging voor 2025.
Onderdeel 4 (artikel 59 van de Wet belastingen op milieugrondslag)
Met deze wijziging wordt een wetstechnische omissie hersteld.
Onderdelen 5 en 6 (artikel 35 van de Wet op de accijns)
In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de accijns te verhogen op zowel sigaretten
(per 1000 stuks) als op rooktabak (per kilogram) met € 50,33 per 1 april 2023 en met
€ 50,34 per 1 april 2024. De budgettaire derving die gepaard gaat met het schrappen
van de voorgestelde verhoging van de mrb voor bestelauto’s van ondernemers wordt gedeeltelijk
gedekt met een eenmalige, aanvullende verhoging van de specifieke accijns op rooktabak.
De accijns op rooktabak wordt daartoe per 1 april 2023 aanvullend verhoogd met € 3
per 1.000 gram rooktabak. Deze verhoging komt bovenop de verhoging per 1 april 2023
van € 50,33 welke reeds onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel. De totale verhoging
van de accijns op rooktabak bedraagt per 1 april 2023 € 53,34. Als gevolg van deze
aanvullende verhoging bedraagt het tarief per 1 april 2023 € 214,24 en per 1 april
2024 € 264,58 per 1.000 gram rooktabak.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën