Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over het stikstofreducerende middel Kopros
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het stikstofreducerende middel Kopros (ingezonden 5 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 1 november 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Boeren overtuigd van wondermiddel tegen stikstof, maar
overheid (nog) niet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het ammoniak- en stikstofreducerende middel Kopros (dat vermengd
met water op de stalvloer wordt gespoten)?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat er in Zwitserland al jarenlang succesvol met Kopros
wordt gewerkt?
Antwoord 3
Het is mij bekend dat Kopros een middel is van een Zwitserse producent. In het rapport
«Additieven voor dierlijke mest»2 door de HAS uit Den Bosch wordt aangegeven dat het middel 700 afnemers heeft, waarbij
niet wordt aangegeven of die zich in Zwitserland bevinden.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de bevindingen van meetbureau EnviVice dat bij Nederlandse boeren,
die Kopros gebruiken, een duidelijke emissiereductie is vastgesteld? Onderschrijft
u de conclusie dat de ammoniakuitstoot door het gebruik van Kopros wordt gereduceerd
van 13 kilo per dier per jaar naar zo’n vier kilo per dier per jaar?
Antwoord 4
Voor de beoordeling of een duidelijke emissiereductie wordt geleverd, heeft EnviVice
contact gehad met Brabantse en nationale beoordelingsinstanties (Landbouw Innovatie
Brabant en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)). Dat heeft (nog) geen
resultaat opgeleverd. De conclusie van EnviVice over Kopros kan ik daarom (nog) niet
onderschrijven.
Vraag 5
Klopt het dat ontwikkelaars van emissiereducerende technieken (stalsystemen) obstakels
ondervinden om op de Regeling Ammoniak Veehouderij lijst (RAV-lijst) te komen? Waar
ligt dit aan?
Antwoord 5
Zoals onlangs aangegeven in antwoord op de feitelijke vragen, is bewust gekozen voor
een procedure, waarbij de zorgvuldigheid opnamens op de Rav-lijst centraal staat.
Het is daarbij van belang dat er voor een definitieve emissiefactor voldoende metingen
in vier verschillende praktijkstallen zijn, die verspreid over een jaar zijn uitgevoerd.
Het proces van aanvragen van een proefstalfactor, het verkrijgen van de vergunningen
voor de bouw van die stallen, het bouwen zelf en het meten van de stallen duurt enkele
jaren. Het is daarom ook mogelijk om voorafgaand aan de metingen met een voorlopige
emissiefactor3 op de Rav-lijst te komen. Hieraan zijn wel eisen verbonden, zoals het indienen van
meetplannen en het toepassen van een risicofactor.
Er zijn regelingen om innovatieve ondernemers tegemoet te komen. Voor proefstallen
is geregeld dat deze in principe via de regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA) en
de regeling willekeurige afschrijving Milieu-investeringen (Vamil) kunnen worden gefinancierd.
Ook begeleidt RVO daarbij de aanvragers intensief en kosteloos. Daarnaast zijn er
subsidieregelingen zoals de Sbv (Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal-
en managementmaatregelen), op grond waarvan ondernemers subsidie aan kunnen vragen
voor het ontwikkelen en bemeten van nog niet bewezen stal- en managementmaatregelen.
Ook regionaal of sectoraal, zoals voor de pluimveesector, zijn er regelingen waarbij
meetkosten gesubsidieerd worden, zoals de pilot-regeling voor het meten van emissiereducerende
fijnstoftechnieken van het PEV (Praktijkcentrum emissiereductie veehouderij).
Vraag 6
Waarom is Kopros nog niet aan de RAV-lijst toegevoegd? Komt dat door het enkele feit
dat Kopros geen stalsysteem is, maar een middel? Bent u bereid Kopros – als onderdeel
van een stalsysteem – alsnog op de RAV-lijst op te nemen?
Antwoord 6
Bijlage 1 van de Rav is bedoeld voor emissiefactoren voor huisvestingssystemen en
aanverwante technieken. De toepassing van een additief of toevoegmiddel zoals Kopros
kan wel hierin worden opgenomen als het onderdeel uitmaakt van een stalsysteem, waarbij
het middel automatisch op de vloer gesproeid wordt. Daarbij is onder andere van belang
dat de dosering geborgd wordt en de toediening gemonitord kan worden. Om te komen
tot een definitieve emissiefactor en daarmee opgenomen te worden in bijlage 1 van
de Rav moet de procedure, als genoemd in het antwoord op vraag 5, succesvol doorlopen
worden. Uit het bericht waarnaar verwezen wordt in vraag 1 blijkt dat er sprake is
van onvolledige metingen.
In bijlage 2 van de Rav zijn, als onderdeel van de afspraken in het kader van Programmatische
Aanpak Stikstof (PAS), voer- en managementmaatregelen ten behoeve van vergunningverlening
in het kader van de Wet natuurbescherming opgenomen. De PAS wordt echter na de uitspraak
van de Raad van State in 2019 niet meer toegepast voor de Wnb-vergunningverlening.
Daarom heeft na deze uitspraak ook geen uitbreiding van de maatregelen van bijlage
2 meer plaatsgevonden. Het is ook mogelijk bij de Wnb-vergunningverlening los van
maatregelen in bijlage 2 van de Rav met eigen specificaties een aanvraag te doen bij
het bevoegd gezag, mits de werking is onderbouwd.
Mestadditieven kunnen effect hebben op de ammoniakemissie. Op dit moment brengt Wageningen
University & Reasearch (WUR) voor een selectie van potentieel veelbelovende additieven
in beeld wat op basis van het werkingsprincipe de verwachting is van de effecten op
de ammoniakemissie. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van het rapport genoemd
in het antwoord op vraag 3. Wanneer bepaalde toevoegingen aan mest ammoniakemissiereductie
weten te sorteren, kan worden ingezet op het verder stimuleren van het gebruik hiervan
en kan bekeken worden hoe deze maatregelen juridisch geborgd ingezet kunnen worden.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de uitspraak van EnviVice dat «het soms lijkt alsof de overheid kleine
partijen geen kans geeft met dit soort innovaties»? Zijn er nog meer van dit soort
«kleine partijen» met emissiereducerende innovaties?
Antwoord 7
De claims van emissiereductie van innovaties worden beoordeeld met een gestandaardiseerde
procedure. Het doel daarvan is om de emissiereducerende werking van een innovatie
zo goed mogelijk vast te stellen. Dat partijen, misschien wel met name kleine partijen,
die procedure als een probleem ervaren, herken ik. Daar waar het mogelijk is wordt
gekeken naar vereenvoudigingen, maar deze mogen niet afdoen aan de betrouwbaarheid
van de erkenning. Uit het bericht waar naar verwezen wordt in vraag 1 blijkt overigens
dat sprake is van onvolledige metingen. Dan al een beoordeling uitvoeren, zou de betrouwbaarheid
duidelijk verminderen.
Vraag 8
Kunt u een overzicht verstrekken van alle emissiereducerende innovaties die in het
buitenland reeds tot goede resultaten hebben geleid, maar in Nederland (nog) niet
zijn erkend en waarom niet?
Antwoord 8
Er is geen actueel overzicht van buitenlandse innovaties. Een buitenlandse innovatie
kan in Nederland een erkenning krijgen als daarvoor een aanvraag wordt ingediend.
Nederland werkt er al vele jaren aan mee om dat proces makkelijker te maken door de
beoordeling internationaal te harmoniseren4. In het Europese proces ter vaststelling van Beste Beschikbare Technieken wordt periodiek
een beoordeling van succesvolle technieken uitgevoerd. Voor het laatst is dat gedaan
in 20175.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het dertigledendebat over het advies van de heer
Remkes naar aanleiding van de gesprekken over de aanpak van het stikstofprobleem?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.