Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 200 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023
Nr. 11
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 november 2022
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met
de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 28 september 2022 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Defensie. Bij brief van 27 oktober 2022 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris
van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en antwoorden
1. Welk deel van het Defensiebudget, het Defensiepersoneel en het Defensiematerieel
wordt ingezet voor EU-gerelateerde activiteiten/missies/projecten?
Het kabinet is voorstander van nadere Europese samenwerking, zowel op het gebied van
capaciteitsontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel, als op het gebied van oefeningen,
missies en operaties. Zo tekenden de Ministers van Defensie van 14 NAVO-bondgenoten
en Finland recent een intentieverklaring voor de ontwikkeling van een Europees Sky Shield Initiative. Het initiatief, aangevoerd door Duitsland, heeft tot doel een Europees lucht- en
raketverdedigingssysteem te creëren door de gemeenschappelijke aankoop van luchtverdedigingsapparatuur
en raketten door Europese landen. Dit zal de geïntegreerde lucht- en raketverdediging
van de NAVO versterken.
De Europese Commissie wil verder op korte termijn extra blusvliegtuigen en -helikopters
opnemen in een gemeenschappelijke Europese vloot. Er wordt € 170 miljoen vrijgemaakt
voor de versterking van materiaal in de lucht en op de grond. In de zomer van 2023
moeten er binnen het rescEU-programma 22 vliegtuigen en vier helikopters beschikbaar
zijn. Vanaf 2025 komen daar versneld extra vliegtuigen bij.
Daarnaast is er op de Defensiebegroting € 30 miljoen per jaar gereserveerd voor de
cofinanciering van Europees Defensiefonds (EDF)-projecten. Voor EDF werkprogramma
2021 gaat het hierbij onder andere om projecten die moeten leiden tot nieuwe technologieën
voor energieopslag in vooruitgeschoven operationele bases en de ontwikkeling van innovatieve,
digitale technologieën die toegepast kunnen worden bij toekomstige oppervlakteschepen
zoals de opvolger van de huidige luchtverdedigings- en commandofregatten. Daarnaast
is een budget van € 5 miljoen per jaar beschikbaar om een actieve rol te spelen in
de Europese samenwerkingsprojecten, waaronder in PESCO- en EDA-verband.
Defensie draagt via de Europese Vredesfaciliteit (EPF) bij aan de financiering van
de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en -operaties. Voor 2023 zal dit € 8,89
miljoen zijn.
Defensie draagt momenteel met elf militairen bij aan EU-missies en -operaties. Het
gaat om functies in EUNAVFOR Atalanta, EUNAVFOR Irini en EUTM Mali.
Een verdere uitsplitsing van bijdrages van Defensie aan Europese defensiesamenwerking
is niet mogelijk, omdat personeel en materieel over het algemeen niet alleen wordt
ingezet voor EU-gerelateerde activiteiten, missies of projecten, maar ook voor andere
verbanden of taken.
2. Welk deel van het Defensiebudget, het Defensiepersoneel en het Defensiematerieel
is gerelateerd aan de (uitvoering van de) tweede kerntaak van de krijgsmacht (het
bevorderen van de internationale rechtsorde)?
Defensie heeft een single set of forces voor alle hoofdtaken. Dit betekent dat Defensie geen specifieke delen van de Defensieorganisatie
alloceert aan de tweede hoofdtaak. De inzet van Defensie voor de tweede hoofdtaak,
waaronder de inzet van personeel en materieel, wordt uit de single set of forces gehaald.
Dit wordt verder omschreven in de Kamerbrief «Nederlandse inzet in het kader van de
collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale
rechtsorde 2022–2025 (Kamerstuk 29 521-446).
Uitgaven voor missies en operaties (zowel eerste als tweede hoofdtaak van de krijgsmacht)
worden betaald uit het Budget Internationale Veiligheid. De kasreeks daarvan is terug
te vinden in de ontwerpbegroting artikel 1.
3. Binnen welke termijn is de Koninklijke Marechaussee (KMar) in staat om (op de wijze
zoals gebruikelijk was vóórdat de Nederlandse grensbewaking werd opgeheven) de grensbewaking
aan de Nederlandse grens her in te voeren in het geval de Schengen-systematiek ophoudt
te bestaan?
Hiervan is op dit moment geen sprake en derhalve ga ik hierover niet speculeren.
4. Wat is de actuele stand van zaken betreffende het aantal gebreken aan de F-35 vliegtuigen
en binnen welke termijn zijn deze verholpen?
Zoals gemeld in de voortgangsrapportage project Verwerving F-35 van 2021 (Kamerstuk
26 488, nr. 466) en in de antwoorden op mondelinge vragen tijdens het Commissiedebat Materieel van
29 juni jl., is de lijst van tekortkomingen een momentopname. Bij de doorontwikkeling
van de F-35 worden continu, op basis van een door gebruikers aangegeven prioriteit,
tekortkomingen gecorrigeerd. Tegelijkertijd kunnen nieuwe tekortkomingen op de lijst
worden geplaatst ter beoordeling. Zoals gerapporteerd in 2021 was eind juli 2021 het
totale aantal tekortkomingen 857. In de eerstvolgende voortgangsrapportage project
Verwerving F-35, die uw Kamer uiterlijk 31 maart 2023 ontvangt, informeer ik u over
de actuele stand van zaken hieromtrent.
5. Hoeveel van de huidige gebreken aan de F-35 vliegtuigen vallen binnen de categorie
«ernstig gebrek»?
Het Joint Program Office F-35 (JPO) werkt binnen de lijst van tekortkomingen niet
met de categorie «ernstig gebrek». Van de totale lijst van tekortkomingen wordt een
klein deel aangemerkt als Category 1; dit zijn tekortkomingen die de veiligheid, beveiliging of een andere kritische behoefte
in gevaar kunnen brengen. Voor de tekortkomingen zijn waar nodig beheersmaatregelen
getroffen om het risico tot een acceptabel niveau terug te dringen. In de eerstvolgende
voortgangsrapportage project Verwerving F-35 informeer ik u ook over de actuele stand
van zaken hieromtrent.
6. Is bij de F-35 vliegtuigen het gebrek betreffende risico op exploderende brandstofleidingen
thans opgelost, zodat de toestellen ook weer operationeel zijn tijdens onweersbuien?
Het probleem met het On-Board Inert Gas Generation System (OBIGGS) is nog niet verholpen. Wel is er inmiddels een modificatie ontworpen om het
OBIGGS robuuster te maken, waarmee de risico’s worden gemitigeerd. De F-35 toestellen
worden met deze modificatie aangepast. Op dit moment kan hier nog geen termijn aan
worden verbonden. Tot die modificatie blijft de beperking van kracht om vluchten binnen
25 zeemijlen van een bekende onweercel te vermijden en vliegtuigen op de grond te
beschermen door een shelter of bliksemafleider bij onweer binnen tien zeemijlen. Defensie
beschikt over deze voorzieningen.
7. Wat zijn de totale kostenoverschrijdingen geweest rond de aanschaf, het onderhoud
en het gebruik van de F-35 vliegtuigen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen
en hoe zijn deze te verklaren?
In de laatste voortgangsrapportage is vermeld dat de investering voor 46 F-35 toestellen
past binnen het beschikbare budget. Voor de exploitatiekosten wordt over de gehele
levensduur een tekort verwacht van € 0,4 miljoen per jaar ten opzichte van het totale
beschikbare budget. Omdat dit ramingen betreft op de lange termijn die nog de nodige
onzekerheden bevatten, treft Defensie daarvoor nog geen maatregelen. Bij grote materieelprojecten
over een levenscyclus van meer dan 30 jaar komt het vaker voor dat ramingen afwijken.
Zoals vermeld in de recent verzonden Kamerbrief (Kamerstuk 2022Z19759) zijn de financiële ramingen vanuit het Amerikaanse Joint Project Office F-35 (PJO)
vertraagd. Bij de komende voortgangsrapportage zullen deze ramingen opnieuw worden
geactualiseerd.
8. Hoe wordt gewaarborgd dat de F-35 vliegtuigen binnen de geldende geluidsnormen
opereren en hoe worden die normen overschreden?
Voor vliegbases in Nederland is in een vergunning vastgelegd hoeveel geluid er mag
worden geproduceerd. F-35 toestellen vliegen binnen deze vastgestelde geluidscontouren.
Jaarlijks rapporteert het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum over de geluidbelasting
op de Nederlandse vliegbases. In die rapportages wordt zichtbaar gemaakt of de geluidbelasting
van het vliegverkeer binnen de vergunde ruimte is gebleven. Een voorbeeld is het rapport
«De geluidbelasting rondom de vliegbasis Leeuwarden voor het jaar 2021», dat in april
2022 is gepubliceerd (https://www.defensie.nl/downloads/rapporten/2022/04/14/geluidsbelasting…). Het NLR assisteert Defensie ook met de analyse van de huidige vliegprocedures en
een onderzoek naar het optimaliseren van die procedures, zodat de hinder afneemt.
Daarnaast worden het daadwerkelijk gemeten geluid en het berekende geluid uit de geluidscontour
met elkaar vergeleken in een geluidsmeetnet op Vliegbasis Leeuwarden, Gilze-Rijen
en Volkel.
9. Ter hoogte van welk bedrag zijn tot nu toe wapens/uitrusting geleverd aan Oekraïne?
In de meeste recente Kamerbrief over de leveringen van wapens/uitrusting aan Oekraïne
d.d. 13 september jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 372) is aangegeven dat Defensie tot en met 6 september 2022 voor ruim € 222,9 miljoen
aan materiële steun heeft geleverd. Dit bedrag betreft de boekwaarde van het geleverde
materieel. Na het verschijnen van de Kamerbrief zijn de leveringen onverminderd door
gegaan. Het kabinet heeft op 12 oktober aangekondigd rakketten voor luchtverdediging
aan Oekraïne te leveren. De huidige stand van zaken is dat er voor € 242 miljoen (boekwaarde)
aan goederen is geleverd.
Zoals in de brief van 7 juli jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 368) is vermeld, wil Defensie het geleverde materieel waar nodig zo spoedig mogelijk
aanvullen of vervangen. De toegenomen mondiale vraag heeft echter langere levertijden
en hogere prijzen tot gevolg, waardoor de kosten voor het vervangen van materieel
significant hoger zijn dan de boekwaarde. Het kabinet heeft daarom aanvullend budget
beschikbaar gesteld ter compensatie van de leveringen. Dit budget voor de vervangings-
of compensatiewaarde is momenteel € 526 miljoen.
10. Bij hoeveel mensen wier aanvraag om een schadevergoeding wegens het werken met
chroom-6 is afgewezen is sprake van ziekteverschijnselen en bij hoeveel van deze zaken
is vastgesteld dat er «enkele wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat de ziekteverschijnselen
het gevolg kunnen zijn van blootstelling aan chroom-6»?
In de Uitkeringsregeling chroom-6 zijn in Bijlage 2 de aandoeningen opgenomen waarvoor
(oud-) medewerkers of hun nabestaanden een vergoeding kunnen krijgen. Dit zijn aandoeningen
waarvan het RIVM heeft aangegeven dat deze kunnen worden veroorzaakt door werkgerelateerde
blootstelling aan chroom-6 (categorie 1), of aandoeningen die er van worden verdacht dat die door werkgerelateerde blootstelling aan chroom-6 kunnen worden veroorzaakt
(categorie 2). U vraagt naar de derde categorie aandoeningen waarvan RIVM aangeeft:
het is nog onvoldoende duidelijk of chroom-6 deze nadelige effecten en ziekten kan
veroorzaken bij mensen. Er zijn enkele wetenschappelijke aanwijzingen dat blootstelling
aan chroom-6 deze ziekte of nadelige gezondheidseffecten kan veroorzaken. Er is echter
geen of onvoldoende wetenschappelijk bewijs om te kunnen stellen dat chroom-6 de ziekte
of nadelige gezondheidseffecten kan veroorzaken bij mensen. Deze categorie aandoeningen
is niet opgenomen in de Uitkeringsregeling chroom-6, die is afgestemd in het overleg
tussen Defensie en de bonden. Het is niet bekend bij hoeveel mensen die een afwijzing
hebben gekregen sprake is van ziekteverschijnselen. Om die informatie wordt ook niet
gevraagd bij een aanvraag. Daarom is ook niet bekend of dit aandoeningen zou betreffen
waarvan nog onvoldoende duidelijk is of chroom-6 die kan veroorzaken bij mensen. Alleen
aandoeningen die in bijlage 2 van de Uitkeringsregeling chroom-6 vermeld staan, worden
bijgehouden.
11. Bij hoeveel uitzettingen van onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen
is de KMar betrokken geweest en bij hoeveel daarvan hebben (gewelds)incidenten plaatsgevonden
waarbij KMar-medewerkers zijn bedreigd of aangevallen en hoe verhouden deze aantallen
zich tot voorgaande jaren?
In onderstaande tabel wordt aangegeven hoeveel uitzettingen van onrechtmatig in Nederland
verblijvende vreemdelingen, die door de brigade vreemdelingenzaken van de KMar zijn
uitgevoerd, er zijn geweest in de periode 2018 tot en met het tweede kwartaal van
2022.
2018
2019
2020
2021
Q1 22
Q2 22
6.237
5.944
3.193
5.332
1.339
1.452
In de registratie wordt niet specifiek bijgehouden of de KMar medewerkers daarbij
bedreigd of aangevallen zijn.
12. Welke projecten worden later uitgevoerd dan voorzien door de kasschuiven naar
latere jaren?
Er worden in de begroting geen projecten later uitgevoerd. Projecten worden gefinancierd
uit het Defensie Materieel Fonds. Wel zijn in de begroting twee kasschuiven opgenomen
die direct effect hebben op het DMF. Namelijk de kasschuif instandhouding materieel en de kasschuif 2022 investeringen. Doordat fabrikanten langere levertijden hanteren voor het produceren van wapensystemen
en munitie, is dit budget in latere jaren benodigd.
De derde kasschuif in de Defensiebegroting heeft betrekking op arbeidsvoorwaardenbudget
en Artikel 12 nog onverdeeld. De realisatie van dit budget is afhankelijk van de uitwerking van de implementatie
van het arbeidsvoorwaardenakkoord en de nog lopende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen
over een gemoderniseerd toelagenstelsel. Het arbeidsvoorwaardenbudget is in latere
jaren alsnog volledig benodigd.
13. Wat waren de redenen voor onderbesteding in 2022?
De omvang van de Defensiebegroting voor het lopende begrotingsjaar is geraamd op € 12,9
miljard; dit betreft de stand die is opgenomen in de Defensiebegroting voor 2023.
Ten opzichte van de vastgestelde begroting voor 2022 betekent dit een toename van
circa € 0,2 miljard (destijds werd een begrotingstotaal van € 12,7 miljard geraamd).
Met de tweede suppletoire begroting zal de raming van de Defensie-uitgaven wederom
worden geactualiseerd. De tweede suppletoire begroting wordt uiterlijk eind november
aangeboden aan de Tweede Kamer. In de tweede suppletoire begroting wordt de meest
recente stand van de implementatie van de Defensiebegrotingen opgenomen. Over de uiteindelijke
realisatie van de Defensiebegroting wordt verantwoording afgelegd in het Jaarverslag,
waarbij ook een toelichting op het verschil tussen de begroting en de realisatie wordt
gegeven.
14. Wat zijn de gevolgen van onderbesteding in 2022 voor de rijksbijdrage aan het
Gemeentefonds?
De onderbesteding zoals gepresenteerd in de Miljoenennota is niet van invloed op de
rijksbijdrage aan het Gemeentefonds. In de Startnota heeft het kabinet aangegeven
om nader te bezien of het wenselijk is om het accres (de jaarlijkse toe- of afname
van het Gemeentefonds) stabieler te maken. Het kabinet heeft daarom voorgesteld om
het volumedeel van het accres voor deze kabinetsperiode vast te zetten op de stand
van de Voorjaarsnota 2022. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft met dit voorstel
ingestemd; het volumedeel van het accres voor het Gemeentefonds is zodoende voor deze
kabinetsperiode vastgezet. Dit betekent dat alleen de loon- en prijsontwikkelingen
nog invloed hebben op de omvang van het accres voor het Gemeentefonds.
15. Hoeveel additioneel geld is er volgens de meest recente ramingen nodig om in 2026
de norm van 2% van het bruto binnenlands product (BBP) vast te blijven houden?
Volgens de meest recente raming (CPB MEV 2023) is er € 1.069 miljoen extra benodigd
in 2026 om vast te houden aan de NAVO norm van 2% van het bbp.
16. Wat zijn volgens de meest recente ramingen de Defensie-uitgaven als percentage
van het BBP in de jaren 2023, 2024 en 2025
Volgens de meest recente raming (CPB MEV 2023) komt het bbp percentage in 2023 uit
op 1,66% en in 2024 en in 2025 beide op 2,02%.
17. Kunt u een update geven over de motie van het lid Belhaj die de regering verzoekt
kaders op te stellen omtrent de inzet van lokale medewerkers – zowel onder arbeidscontract
als op freelance basis – bij toekomstige militaire missies en op Nederlandse ambassades
en consulaten en daarbij vast te leggen welke verantwoordelijkheden de Nederlandse
staat wel of niet heeft ten opzichte van dit personeel (Kamerstuk 35 925-X, nr. 29)?
De motie Belhaj heeft betrekking op een complex vraagstuk, waarvan de uitwerking een
zorgvuldige benadering en daardoor ook tijd vereist. Ik beoog uw Kamer voor het Kerstreces
te informeren over de uitwerking van de motie.
18. Kunt u aangeven hoeveel fte is gebudgetteerd voor de coördinatie (door gender-adviseurs)
van het Defensie Actieplan 1325?
Voor de centrale coördinatie van de uitvoering van het Actieplan 1325 zijn twee VTE
gender adviseurs gebudgetteerd waaronder de gender adviseur van de Commandant der
Strijdkrachten. Daarnaast wordt de uitvoering hiervan bij verschillende defensieonderdelen
gecoördineerd door vijf functionarissen die hier niet voltijds mee bezig zijn. U ontvangt
binnenkort van het Ministerie van Buitenlandse Zaken de rijksbrede voortgangsrapportage
Nationaal Actieplan 1325 waar het Defensie Actieplan 1325 uit voortkomt.
19. Kunt u aangeven of voor alle onderdelen, zoals beschreven in het Defensie Actieplan
1325, budget is gealloceerd in 2023? Zo ja, hoeveel?
Er is voor inhuur van aanvullende personele ondersteuning € 50.000 gereserveerd voor
2023, dit komt naast de twee vaste VTE zoals genoemd in vraag 18. Daarnaast is er
€ 419.500 beschikbaar uit het Stabiliteitsfonds (BZ) voor de gehele periode van 1 juni
2021 t/m 31 december 2025. Dit is bestemd voor de Gender in Operations cursus. Tot
slot financieren de defensieonderdelen een aantal onderdelen van het plan zelf. Dit
gaat uit de reguliere bedrijfsvoeringsbudgetten.
20. Wat is de laatste stand van zaken aangaande de uitvoering van de motie van het
lid Valstar c.s. over pilots voor het versneld overgaan tot aanschaf van materieel
(Kamerstuk 35 925-X, nr. 70)?
Zoals toegezegd in de Defensienota 2022 wordt het Defensie Materieelproces (DMP) geactualiseerd.
U ontvangt binnenkort een brief over de wijze waarop Defensie die actualisatie ter
hand neemt en welke initiatieven reeds zijn genomen voor het versneld overgaan tot
aanschaf van materieel. In deze brief reageert de Staatssecretaris ook op de verdere
uitvoering van de motie van het lid Valstar.
21. Wat is de laatste stand van zaken aangaande de uitvoering van motie van het lid
Valstar c.s. over steun voor bewapening van de MQ-9 Reaper (Kamerstuk (35 925-X, nr. 69)?
Het voornemen om de MQ9 te bewapenen is aangekondigd met de Defensienota 2022. Gesteund
door de motie van het lid Valstar wordt de behoeftestelling voor de bewapening van
dit systeem door Defensie voorbereid. Hierover zullen we zoals toegezegd nog met uw
Kamer in gesprek gaan. Na dit gesprek zal uw Kamer naar verwachting conform het Defensiematerieelproces
in eerste helft van 2023 een A-brief ontvangen.
22. Wat is de laatste stand van zaken aangaande de uitvoering van motie van de leden
Piri en Valstar over de Afghaanse oud-medewerkers uit dankbaarheid voor bewezen diensten
op passende wijze eren (Kamerstuk 27 925, nr. 893)?
Ter uitvoering van de motie zijn de afgelopen periode voorbereidingen getroffen om
de Afghaanse oud-medewerkers van Defensie op passende wijze te eren. Ik heb besloten
om voor deze groep een passend blijk van waardering te laten ontwikkelen en dit uit
te reiken aan de mensen die in aanmerking komen.
23. Kan nader toegelicht worden welk deel van de Defensiebegroting valt onder de vrij
te besteden middelen? Kan dit nader gespecificeerd worden per krijgsmachtonderdeel?
24. Kan nader toegelicht worden welk deel van de Defensiebegroting valt onder de vrij
te besteden middelen? Kan dit nader gespecificeerd worden per krijgsmachtonderdeel?
In de begroting wordt voor het begrotingsjaar aangegeven welk deel van de uitgaven
juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd of nog niet ingevuld
is. Deze verdeling is per artikel opgenomen. In de toelichting bij de artikelen is
ook een korte toelichting opgenomen op deze verdeling, waarbij een onderscheid is
gemaakt naar de gereedstelling, de personele uitgaven en de materiële uitgaven.
Over het algemeen is het merendeel van de uitgaven bij de begrotingsartikelen juridisch
verplicht en in mindere mate beleidsmatig gereserveerd. Uitzondering hierop zijn de
uitgaven onder artikel 9 (Algemeen). Deze uitgaven zijn grotendeels bestuurlijk gebonden.
Het betreft hoofdzakelijk uitgaven aan de regelingen voor schadevergoedingen, bijdragen
aan internationale organisaties, bijdragen aan kennisinstituten en subsidies.
25. Is er een tijdpad voor het vervullen van de 20.500 vacatures? Zo ja, kunt u een
uiteenzetting van het tijdpad geven, met de tussentijdse doelen per kwartaal?
Defensie heeft momenteel circa 8.800 vacatures. Inclusief de voorgenomen uitbreiding
van de organisatie groeit de personele behoefte naar 20.500. De onlangs verzonden
Contourenbrief behouden, binden en inspireren (Kamerstuk 2022Z16038) vermeldt de maatregelen en ambitie om tot vulling te komen van deze 20.500 arbeidsplaatsen
in een periode van vier jaar, tot 2026. Defensie stuurt op concrete prestatie-indicatoren
met streefwaarden in de personele ketens. Zoals vermeld in de Contourenbrief wordt
u middels een vernieuwde rapportage op de hoogte gehouden van de realisatie van deze
ambitie.
26. Is het mogelijk dat indien het werven niet volgens het tijdpad gaat, er dan nog
een extra inspanning gaat worden geleverd om extra personeel te werven? Is er een
plan B voor als de tussentijdse doelstellingen niet gehaald worden?
De huidige krapte op de arbeidsmarkt in combinatie met de ambities uit de Contourenbrief
stellen Defensie voor een belangrijke opgave. Dat raakt niet alleen de werving, maar
ook het behoud van personeel. Daarnaast zullen andere oplossingen, zoals inhuur en
samenwerking met civiele partners, nodig zijn om in personele capaciteit te voorzien.
Alle inspanningen binnen het HR-domein zijn de komende jaren mede gericht op het realiseren
van de ambitie om de personele gereedheid te verhogen. Zoals in de Contourenbrief
behouden, binden en inspireren (Kamerstuk 2022Z16038) vermeld, onderzoekt de Staatssecretaris parallel andere maatregelen, zoals een gegarandeerde
beschikbaarheid van reservisten en de verdere uitwerking van het dienjaar.
27. Hoeveel recruiters zijn er op dit moment actief binnen Defensie?
Er zijn bij het Dienstencentrum Personeelslogistiek (DCPL) circa 54 VTE werkzaam als
recruiter bij de afdeling recruitment. Tevens werken circa twaalf externe recruiters
(van de ManpowerGroup) samen met het DCPL. Daarnaast worden regionaal bij operationele
eenheden ook eigen werknemers (als onderdeel van een neventaak) regelmatig ingezet
als recruiter.
28. Is dit aantal voldoende om invulling te geven aan die 20.500 vacatures? Zo nee,
is het dan denkbaar dat er meer recruiters worden aangesteld?
Realisatie van de doelen is niet alleen afhankelijk van het aantal vaste recruiters.
Om deze doelen te realiseren is een Defensiebrede inspanning nodig. Om succesvol te
vullen, zijn naast voltijds en parttime recruiters ook een succesvolle arbeidsmarktcampagne,
extra (decentrale en regionale) inspanningen bij de eenheden en resultaten van ingehuurde
partners cruciaal. De beoogde instroom en het behoud passen bij de groeiplannen van
Defensie zoals die nu zijn voorzien. De haalbaarheid is, net als bij andere werkgevers,
naast alle interne capaciteitsvraagstukken (recruitment, selectie, keuring, opleidingen,
etc.) afhankelijk van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De interne en ingehuurde
capaciteit om slagvaardig te kunnen zijn in die markt monitort Defensie doorlopend,
zodat kan worden bijgestuurd indien noodzakelijk.
29. Is het budget voor werving en recruiting vergelijkbaar met landen als België,
Duitsland en Groot-Brittannië, of is het relatief meer of minder?
Door significante verschillen in organisatie en bedrijfsvoering is het niet mogelijk
om een eenduidige vergelijking te maken tussen de verschillende landen.
30. Welk percentage van het totale budget wordt er gebruikt voor de recruiters?
Ongeveer 10% van het totale budget van het Dienstencentrum Personeelslogistiek (DCPL)
wordt gebruikt voor recruiters. Ten opzichte van het totale Defensiebudget betreft
dit ongeveer 0,05%.
31. Kunt u een uiteenzetting geven van de hoeveelheid personeelsuitstroom bij Defensie,
gespecificeerd naar de zeven organisatiedelen binnen Defensie?
In de eerste helft van 2022 betreft het de volgende uitstroom per defensieonderdeel:
Uitstroom
CZSK
CLAS
CLSK
KMAR
BS
DOSCO
DMO
Totaal
Militair
375
964
204
229
45
72
20
1.909
Burger
71
170
67
40
66
195
107
715
Reservist
32
309
50
40
3
11
0
445
Totaal
478
1.443
321
309
114
278
127
3.069
32. Worden er structureel exitgesprekken gevoerd met degenen die ontslag hebben genomen,
dan wel zijn ontslagen?
Er wordt binnen Defensie niet met alle medewerkers een exitgesprek gevoerd. Op dit
moment wordt stapsgewijs binnen de Defensieonderdelen een nieuwe gestandaardiseerde
werkwijze ingevoerd («het D3/Exit project»), waarbij medewerkers bij vertrek bij Defensie
structureel een exitgesprek (door een functionaris buiten de eigen hiërarchische lijn)
krijgen aangeboden. Deze nieuwe werkwijze is van toepassing bij vertrek op verzoek
en bij vertrek vanwege pensioen/leeftijdsontslag. De nieuwe werkwijze is thans ingevoerd
bij de KMar en zal komende jaren ook binnen de andere dienstonderdelen worden ingevoerd.
De nieuwe werkwijze leidt vanaf 2024 tot betrouwbare Defensiebrede onderzoeksresultaten.
33. Als er geen exitgesprekken worden gevoerd, wordt er dan op een andere manier bijgehouden
waarom militairen ontslag nemen of ontslagen worden?
Op dit moment krijgen alle burgermedewerkers, militairen en reservisten die voortijdig
bij Defensie vertrekken, een vragenlijst toegezonden. De antwoorden geven onder andere
inzicht in de vertrekredenen van militairen die voortijdig vertrekken. In de bovengenoemde
nieuwe D3/Exit werkwijze wordt naast de vragenlijst ook een exitgesprek aangeboden.
34. Wat zijn de redenen van ontslag die worden genoemd in de exitgesprekken?
Exitgesprekken worden op dit moment niet structureel en niet volgens een defensiebrede
werkwijze gevoerd. Derhalve leveren deze gesprekken geen betrouwbaar defensiebreed
beeld van redenen van ontslag. De vragenlijsten die worden uitgezet bij Dienstverlaters
(D3-onderzoek) leveren wel een betrouwbaar inzicht in de redenen van (voortijdig)
vertrek. De drie meest genoemde redenen over 2021 zijn: de wijze waarop de organisatie
wordt bestuurd, het gebrek aan loopbaan- en ontwikkelingsmogelijkheden en onvoldoende
nuttig en zinvol werk. Vanwege de stapsgewijze overgang naar de nieuwe D3/Exit werkwijze
(zie antwoord op vraag 33), kunnen deze defensiebrede cijfers niet geüpdatet worden
over 2022.
35. Worden de redenen voor de uitstroom onderzocht en worden er maatregelen op genomen?
Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
Ja, voorbeelden van de maatregelen die nu al zijn genomen zijn de ontwikkeling van
een nieuw loongebouw en de afspraken die zijn gemaakt over duurzame inzetbaarheid
van personeel werkzaam in zwaardere beroepen. In 2023 zetten we ons samen met de vakbonden
in om vervolgstappen te nemen naar de verdere vernieuwing van ons personeelssysteem.
Bijvoorbeeld door een gedifferentieerd aanbod van aanstellings- en contractvormen
zodat er meer maatwerk mogelijk is voor het personeel. Voor een gedetailleerder overzicht
van deze maatregelen op het gebied van behoud verwijs ik graag naar de op 1 september
jl. verzonden Contourenbrief behouden, binden en inspireren (Kamerstuk 2022Z16038).
36. Is er beleid met betrekking tot het goed houden van de sfeer op de werkvloer en
het voorkomen van pesterijen, ongewenst gedrag, seksuele intimidatie en dat mensen
veilig hun werk kunnen doen?
Ja. In juli 2022 is het herziene integriteitsbeleid (de aanwijzing van de Secretaris-Generaal
«Integriteit bij Defensie») vastgesteld. Dit beleid richt zich ten eerste op het bevorderen
van gewenst gedrag. Verder gaat het beleid in op de rollen en verantwoordelijkheden
als er grenzen worden overschreden. Tevens richt het beleid zich op het leren van
wat goed gaat en wat beter kan, zodat binnen Defensie zorg gedragen wordt voor een
sociaal veilige werkomgeving.
Defensie heeft een wettelijke zorgplicht om medewerkers te beschermen tegen ongewenst
gedrag en psychosociale arbeidsbelasting (pesten, discriminatie, agressie en geweld,
seksuele intimidatie en werkdruk). In het herziene integriteitsbeleid is vastgelegd
op welke wijze commandanten invulling kunnen geven aan deze zorgplicht en het beheersen
van de risico’s van ongewenst gedrag en psychosociale arbeidsbelasting. In het beleid
is tevens de zorg en nazorg voor melders extra benadrukt.
Onder andere aan de hand van risicoanalyses en werkbelevingsonderzoeken brengt Defensie
in kaart wat de belangrijkste aandachtspunten zijn voor het verder verbeteren van
een sociaal veilige werkomgeving en het voorkomen of beperken van klachten op het
gebied van psychosociale arbeidsbelasting.
37. Zijn er protocollen opgesteld om negatieve gedragingen tegen te gaan? Zo ja, kunnen
deze aan de Kamer worden toegestuurd?
Het integriteitsbeleid van Defensie richt zich op het bevorderen van gewenst gedrag.
Dit beleid is vastgelegd in de aanwijzing van de Secretaris-Generaal «Integriteit
bij Defensie». De Gedragscode Defensie beschrijft wat gewenst gedrag binnen Defensie
betekent en is hiermee een belangrijke bouwsteen van het integriteitsbeleid. In het
integriteitsbeleid zijn voor een aantal processen (zoals het meldproces of voor integriteitsonderzoeken)
stroomschema’s opgenomen, waarin het proces volledig is uitgeschreven.
Voor het tegengaan van negatieve gedragingen zijn geen concrete protocollen in het
integriteitsbeleid opgenomen. Voor het functioneringsgesprek is wel een protocol opgesteld,
hierin is ook het bespreken van houding en gedrag conform de Gedragscode Defensie
opgenomen. Het herziene integriteitsbeleid en de gedragscode zijn niet met de Kamer
gedeeld. Uw Kamer wordt geïnformeerd over sociale veiligheid en integriteit via het
Jaarverslag Integriteit Defensie (JID). Het JID 2021 is op 18 mei 2022 met de Kamer
gedeeld.
38. Zijn er bij Defensie vertrouwenspersonen en klachtenprocedures?
Ja, elk Defensieonderdeel heeft een netwerk van vertrouwenspersonen. Deze vertrouwenspersonen
zijn opgeleid en laagdrempelig benaderbaar voor alle Defensiemedewerkers.
Uit het Jaarverslag Integriteit Defensie 2021 blijkt dat Defensiemedewerkers de vertrouwenspersonen
beter weten te vinden dan in 2020, dit is een positieve ontwikkeling.
Tevens is er binnen Defensie een klachtenregeling. Medewerkers kunnen een mondelinge
of schriftelijke klacht in dienen. De klachtenprocedure hiervoor is vastgelegd in
de Klachtenregeling Defensie.
39. Is er vooruitgang geboekt ten opzichte van een aantal jaar geleden, toen er een
aantal incidenten op dit gebied in de media zijn geweest?
Uit het Jaarverslag Integriteit Defensie 2021 blijkt dat Defensiemedewerkers minder
vaak ongewenst gedrag ervaren, dat er meer gemeld wordt en dat vertrouwenspersonen
vaker benaderd worden.
Dit is een positieve ontwikkeling. Defensiemedewerkers ervaren minder incidenten en
wanneer zich toch iets voordoet, durven zij dit eerder bespreekbaar te maken bij een
vertrouwenspersoon of te melden.
40. Klopt het dat er in 2018 sprake was van seksueel wangedrag van drie militairen
tegen een jonge matroos (22) op de onderzeeboot De Dolfijn?
Ja, dat klopt. Binnen Defensie is geen plaats voor ongewenst gedrag. De drie betrokken
militairen zijn, na strafrechtelijk onderzoek, door de militaire rechtbank veroordeeld
en inmiddels ontslagen.
41. Tot welke maatregelen heeft het incident van mei 2018 op de onderzeeboot De Dolfijn
geleid?
De drie voormalige bemanningsleden zijn langdurig geschorst geweest en, na militaire
detentie, inmiddels ontslagen. Tevens is er een intern onderzoek uitgevoerd naar de
cultuur binnen de onderzeebootdienst, dat in oktober 2020 is afgerond.
Op basis van dit onderzoek is een plan van aanpak opgesteld, waarmee invulling gegeven
wordt aan de aanbevelingen uit het cultuuronderzoek. Voorbeelden hiervan zijn het
beter bespreekbaar maken van ongewenst gedrag, ontwikkeling van leiderschap en betere
begeleiding van nieuwe medewerkers binnen de onderzeebootdienst.
42. Wat zijn de protocollen met betrekking tot seksueel wangedrag? Leidt dit automatisch
tot ontslag, of alleen maar tot een waarschuwing of berisping?
Binnen Defensie is geen plaats voor ongewenst gedrag, hieronder valt ook seksueel
wangedrag. Na een melding van ongewenst gedrag, bepaalt de verantwoordelijk commandant
de disciplinaire maatregelen. Oneervol ontslag is hierbij een van de mogelijke maatregelen.
Bij het realiseren en behouden van een sociaal veilige werkomgeving vervullen leidinggevenden
en commandanten een essentiële rol. Situaties van ongewenst gedrag kunnen altijd worden
gemeld bij de direct leidinggevende. Hiernaast is het voor medewerkers mogelijk om,
indien gewenst anoniem, bij het Meldpunt Integriteit Defensie (MID) een melding te
doen.
De leidinggevende bespreekt de melding met een integriteitsadviseur, het MID zet de
melding door naar de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Vervolgens
wordt per melding, afhankelijk van de situatie, in overleg met de melder vastgesteld
wat de juiste wijze is om de melding te behandelen. Melders kunnen zich gedurende
dit proces laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.
Wanneer er sprake is van een mogelijk strafbaar feit wordt aangifte gedaan bij de
KMar. De KMar kan op basis hiervan een strafrechtelijk onderzoek uitvoeren. De (militaire)
rechtbank bepaalt uiteindelijk of een straf wordt opgelegd en in welke vorm.
43. Worden zaken met betrekking tot seksueel wangedrag standaard opgepakt door de
KMar?
Bij situaties waar sprake is van (mogelijke) strafbare feiten wordt aangifte gedaan
bij de KMar. Dit geldt niet alleen voor situaties van seksueel wangedrag, maar voor
alle vormen van ongewenst gedrag waarbij sprake is van (mogelijke) strafbare feiten.
44. Komen de ontgroeningsrituelen bij de andere krijgsmachtonderdelen nog steeds voor,
of zijn deze inmiddels verboden en wie houdt toezicht op de ontgroeningen?
Ontgroeningen bij Defensie zijn verboden. Dit is opgenomen in de leidraad voor leidinggevenden
bij inwijdingsrituelen, die begin 2022 door de Commandant der Strijdkrachten is vastgesteld.
In deze leidraad staat dat inwijdingsrituelen binnen Defensie wel zijn toegestaan,
omdat zij bijdragen aan het stimuleren van de saamhorigheid en het «esprit de corps».
De leidraad stelt verder dat de persoonlijke normen en waarden van degene die het
ritueel ondergaat altijd worden gerespecteerd en zijn of haar veiligheid is gewaarborgd.
Inwijdingsrituelen mogen niet tot ongewenste neveneffecten leiden.
Bij de uitvoering van inwijdingsrituelen worden door de verantwoordelijke commandanten
twee kaderleden aangewezen (een officier en onderofficier), die aanwezig zijn bij
het inwijdingsritueel. Deze kaderleden zijn belast met het toezicht en het waarborgen
van de fysieke en mentale veiligheid van alle deelnemers. De aanwezige officier treedt,
namens de commandant, op als eindverantwoordelijk kaderlid.
45. Kan een militair na een veroordeling nog terugkomen bij Defensie? Onder welke
voorwaarden kan dat wel of niet?
Of een militair na een strafrechtelijke veroordeling bij Defensie werkzaam kan blijven,
is afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval, zoals de
aard van de feiten waarop de veroordeling berust, de zwaarte van de opgelegde straf
en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
46. Hoe wordt de integriteitsmonitoring, zoals bij de Oranjekazerne in Schaarsbergen,
uitgevoerd? Is er voldoende capaciteit en personeel om deze monitoring te verrichten?
Sinds 2018 zijn er bij elk Defensieonderdeel adviseurs sociale veiligheid aangesteld,
die gekoppeld zijn aan specifieke eenheden. Dit is ook het geval bij de Luchtmobiele
Brigade, gelegerd op de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Deze adviseurs hebben een
signalerende functie en kunnen op eenheidsniveau ondersteunen. Hiernaast heeft elk
Defensieonderdeel een netwerk van vertrouwenspersonen, welke individuele medewerkers
ondersteunen. Tevens zijn er onder andere op Schaarsbergen teaminterventies uitgevoerd
om de integriteit van teams te versterken.
De adviseurs sociale veiligheid en vertrouwenspersonen zijn laagdrempelig benaderbaar
voor alle militairen van de eenheid. Op dit moment zijn binnen Defensie nog niet alle
functies van de adviseurs sociale veiligheid gevuld. Er wordt hard aan gewerkt om
deze functies op korte termijn gevuld te krijgen.
47. Is de monitoring effectief alsmede laagdrempelig? Komen er veel klachten binnen
en wat wordt hiermee gedaan?
De adviseurs sociale veiligheid en vertrouwenspersonen zijn laagdrempelig benaderbaar
voor alle militairen van de eenheid. Commandanten geven aan dat sociale veiligheid
en integriteit steeds meer onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoeringprocessen, dit
staat ook in het Jaarverslag Integriteit Defensie 2021. De aanwezigheid van de adviseurs
sociale veiligheid dragen hieraan bij. Uit het Jaarverslag Integriteit Defensie 2021
blijkt ook dat Defensiemedewerkers vertrouwenspersonen beter weten te vinden dan in
2020.
Alle integriteitsmeldingen binnen Defensie worden uiteindelijk geregistreerd in het
registratiesysteem van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Uit de
cijfers van het COID, weergegeven in het Jaarverslag Integriteit Defensie 2021, blijkt
dat er een toename van het aantal meldingen is. Hiernaast geven Defensiemedewerkers
aan minder vaak ongewenst gedrag te ervaren. Dit is een positieve ontwikkeling. Medewerkers
ervaren minder vaak ongewenst gedrag en wanneer er wel integriteitskwesties plaatsvinden
durven medewerkers dit vaker te melden.
Een melding kan op verschillende manieren worden afgehandeld, afhankelijk van de aard
en de ernst van de situatie. In bepaalde gevallen kan een gesprek tussen melder en
de overige betrokkene(n), begeleid door een integriteitsadviseur en eventueel een
vertrouwenspersoon, voldoende zijn. In andere gevallen kan een integriteitsonderzoek
noodzakelijk zijn.
48. Hoe wordt er gegarandeerd dat klachten indienen bij een dergelijke integriteitsmonitoring
geen negatieve gevolgen heeft voor de carrière van militairen binnen Defensie?
Het doen van een melding of het indienen van een klacht mag in geen enkel geval negatieve
gevolgen hebben voor de carrière van militairen binnen Defensie.
Integriteitskwesties kunnen altijd bij de eigen leidinggevende worden gemeld. Tevens
kunnen Defensiemedewerkers bij het, extern bemenste, Meldpunt Integriteit Defensie
terecht. Integriteitsadviseurs van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID)
ondersteunen en begeleiden melders gedurende de afhandeling van de melding.
Defensiemedewerkers zijn hierdoor in staat te allen tijde onafhankelijk van de eigen
leidinggevende en, indien gewenst, anoniem een melding te doen. Hierbij zijn zij verzekerd
van onafhankelijke begeleiding.
49. Hoe gaat de controle op de slaapplaatsen van militairen buiten diensturen in zijn
werk? Wat is de reden dat deze controles zijn ingesteld?
Op de Defensielocaties waar operationele eenheden zijn gelegerd, is in de avonduren
een (onder)officier van dienst aanwezig. Deze is onder andere belast met de controle
van het kazerneterrein en het bewaken van de orde, rust en netheid in de gebouwen,
waaronder legeringsgebouwen, tijdens avonduren. De (onder)officier van dienst is ook
verantwoordelijk voor de controle op de slaapplaatsen van militairen. Het betreden
van de slaapvertrekken is echter alleen toegestaan onder specifieke omstandigheden/voorwaarden.
Naast deze controlefunctie is een (onder)officier van dienst ook belast met het waarborgen
van de veiligheid op de locatie tijdens avonduren. Hiervoor worden onder andere inspectierondes
gelopen en wordt er actie genomen in het geval van incidenten, zoals bijvoorbeeld
het uitbreken van brand in een legeringsgebouw of het (laten) sluiten van openstaande
(brand)deuren.
50. In hoeverre is het mogelijk dat militairen op lange missies worden gerouleerd,
zodat zij bijvoorbeeld 6 tot 12 weken wegblijven in plaats van 31 weken?
Dit is niet altijd te realiseren vanwege de beschikbaarheid van personeel en benodigde
kennis en ervaring voor en in de missie. Ook kunnen langere plaatsingen bijdragen
aan de effectiviteit en efficiency van een missie, bijvoorbeeld om aan het vertrouwen
te bouwen tussen verschillende eenheden en landen. De lengte van een missie hangt
vaak samen met de aard hiervan. Zo worden er ook kortere missies van zes of twaalf
weken uitgevoerd door bijvoorbeeld personeel van het Instituut samenwerking Defensie
en Relatieziekenhuizen (IDR) en personeel van de Koninklijke Luchtmacht.
51. Op welke manier worden de zes houwitsers geleverd aan Oekraïne? Worden deze houwitsers
geschonken of uitgeleend? Wanneer kan Defensie nieuwe, vervangende houwitsers verwachten?
De geleverde Pantserhouwitsers zijn aan Oekraïne geschonken (Kamerstuk 2929/2022Z08514 d.d. 31 mei 2022). Voor de leveringen heeft het kabinet generale compensatie ter
beschikking gesteld (Kamerstuk 22 054, nr. 372 d.d. 13 september 2022). Momenteel wordt bezien op welke wijze financiële compensatie
voor de geleverde Pantserhouwitsers, samen met de beschikbare extra middelen voor
vuursteun capaciteit uit de Defensienota, worden. Voor meer detail verwijs ik u naar
Kamerstuk 22 054, nr. 369 en Kamerstuk 22 054, nr. 365 over de effecten van de leveringen op de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht;).
52. Kan in een overzicht weergegeven worden hoe de doelen uit het coalitieakkoord
concreet worden uitgevoerd in 2023?
In de Defensienota heeft Defensie aangegeven welke doelen de komende jaren centraal
staan, namelijk het verhogen van de gereedheid en inzetbaarheid, het gericht versterken
van de gevechtskracht en het vergroten van de wendbaarheid van de organisatie.
De doelen uit het coalitieakkoord, zoals bijvoorbeeld het op orde brengen van de basis,
het investeren in modern materieel en ook het verdiepen van (Europese) internationale
samenwerking, waaronder het versterken van onze specialismen, maken hier onderdeel
van uit. Uiteraard is het realiseren van deze doelstellingen een meerjarige planning,
waarbij in 2023 weer stappen worden gezet. In de voorliggende begroting staat weergegeven
welke stappen Defensie in 2023 wil nemen om de doelen uit de Defensienota te realiseren.
Zoals aangegeven tijdens het Commissiedebat over de Defensienota gaat Defensie zijn
rapportagesystematiek aanpassen zodat uw Kamer de voortgang op de doelen beter kan
volgen. Hierover zal uw Kamer eerste helft van 2023 een contourenbrief ontvangen.
53. Op welke wijze draagt de begroting van Defensie voor 2023 bij aan de brede welvaart?
Het kabinet acht de ontwikkelingen op het gebied van brede welvaart, waaronder de
integratie in de begrotings- en beleidssystematiek van groot belang. Daarom onderzoekt
het kabinet in samenwerking met het CBS de mogelijkheid en de toegevoegde waarde van
het op hoofdlijnen inzichtelijk maken hoe indicatoren uit de Monitor Brede Welvaart
gekoppeld zijn aan departementale beleidsterreinen en begrotingen, via de publicatie
van factsheets. Defensie werkt daaraan mee. Conform de planning is het nu nog niet
zo ver dat deze in de Defensiebegroting 2023 opgenomen konden worden. Over de opname
in volgende Defensiebegrotingen zal later een keuze worden gemaakt. U wordt daarover
geïnformeerd.
54. Hoeveel aanvragen zijn er tot nu toe binnengekomen inzake schadevergoedingen wegens
werken met chroom-6 en hoeveel van die aanvragen zijn afgewezen?
Er zijn 929 aanvragen voor een uitkering op grond van de Tijdelijke Regeling tegemoetkoming
en ondersteuning slachtoffers blootstelling chroom VI houdende stoffen defensie (Tijdelijke
Regeling) ingediend. Hiervan zijn 357 aanvragen toegekend en 572 afgewezen. Er zijn
668 aanvragen ingediend voor een uitkering op grond van de Uitkeringsregeling chroom-6.
Hiervan zijn 336 aanvragen toegekend, 278 aanvragen afgewezen en zijn 54 aanvragen
nog in behandeling. In totaal hebben 693 (oud-)medewerkers en nabestaanden een uitkering
ontvangen op grond van de Tijdelijke Regeling en/of van de Uitkeringsregeling (standdatum
16 september 2022).
Voor de verschillen tussen de twee regelingen verwijs ik u graag naar Kamerstuk 35 570, nr. 92.
55. Wat is het totale bedrag aan schadevergoedingen dat tot nu toe is uitgekeerd vanwege
het werken met chroom-6 en over hoeveel mensen is dit bedrag verdeeld?
In totaal is ca. € 10,2 miljoen aan uitkeringen uitbetaald op grond van de Tijdelijke
Coulanceregeling en de Uitkeringsregeling. Dit bedrag is verdeeld over 693 (oud-)medewerkers
en nabestaanden.
56. Wat behelst de eerste stap in concreto van de capaciteitsuitbreiding van de bewakingseenheid
van de vliegbasis Volkel? Hoeveel fases onderscheidt u in deze capaciteitsuitbreiding
en waarom moet de hele uitbreiding voltooid zijn?
Vanaf januari 2023 anticipeert CLSK met extra inspanning op de voorgenomen uitbreiding
van de bewakingseenheid. Deze uitbreiding is benodigd om de middelen van de eenheid
in balans te brengen met de taken. De eerste stap die Defensie concreet heeft genomen,
is het bepalen van de benodigde hoeveelheid functies. Deze is inmiddels opgenomen
in de interne aanstellingsopdracht. De vervolgstappen in het proces zijn: 1) ophogen
aanstellingsopdracht, 2) werven, 3) keuren, 4) opleiden en 5) tewerkstellen personeel.
In de aanstellingsopdracht voor 2023 is, mede naar aanleiding van de Defensienota,
een deel van de uitbreiding van de bewakingseenheid op vliegbasis Volkel al meegenomen.
CLSK is bovendien reeds gestart met het lokaal werven van medewerkers.
57. Hoeveel gronden heeft Defensie (aantal terreinen en oppervlakte) die op dit moment
niet gebruikt worden? Hoeveel hiervan hebben wel een toekomstige bestemming en hoeveel
niet?
Defensie heeft meer dan 34.000 hectare grondoppervlak in bezit en in gebruik in Nederland
en elders in het Koninkrijk, verspreid over 460 objecten. Hiervan wordt een aantal
objecten in (tijdelijk) medegebruik aangeboden. Zo wordt onder andere de Nassau Dietz
kazerne in Budel gebruikt door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).
Defensie transformeert haar vastgoed naar een toekomstvaste portefeuille langs de
lijnen concentreren, verduurzamen en vernieuwen. Dit wordt in nauw overleg met het
Rijk en de betrokken provincies en gemeenten uitgevoerd. Het Strategisch Vastgoedplan
2022 zal de verdere uitwerking van de plannen bevatten. Deze wordt voor eind november
met Uw Kamer gedeeld.
58. Zijn er ten aanzien van de in het kader van de Defensiebrede Vervanging Operationele
Wielvoertuigen bestelde Scania-voertuigen nog andere problemen/gebreken aan het licht
gekomen naast het reeds bekende probleem met betrekking tot de hoogte? Zo ja, sinds
wanneer zijn deze problemen bekend?
Bij de ingebruikname van nieuwe systemen is het niet ongebruikelijk dat er onvoorziene
gebreken voorkomen en/of verbeterpunten worden geconstateerd, ondanks de uitgebreide
verificatie- en testperiodes. Gemelde tekortkomingen worden zo snel mogelijk door
de leverancier opgelost, waarbij zo nodig kan worden teruggevallen op garantiebepalingen.
Ook bij de Scania Gryphus zijn na de start van de ingebruiknameperiode in 2018 een
aantal verbeteringen doorgevoerd of gepland.
59. Wat is uw verklaring voor de stijging van «geregistreerde meldingen voorval met
ernstcategorie 3 van 13,68%»? Wat is precies categorie 3 en in welke krijgsmachtonderdelen
heeft deze stijging plaats?
Het aantal geregistreerde meldingen is gestegen omdat voorvallen Defensiebreed actiever
worden gemeld (onder andere door campagnes over veiligheid en meldingsbereidheid).
Deze stijging bevat ook voorvallen van de categorie 3. De afgelopen jaren is tevens
geïnvesteerd in het verbeteren van de zichtbaarheid van het centrale meldingssysteem
waardoor men de weg naar het indienen van een melding voorval sneller of gemakkelijker
kan vinden. Een stijging van het aantal meldingen betekent derhalve niet dat er per
definitie meer voorvallen van een bepaalde categorie zich voordoen. Daarnaast is een
dergelijke stijging dikwijls niet verbonden aan specifieke Defensieonderdelen. Tevens
dient opgemerkt te worden dat een melding voorval die aanvankelijk verkeerd geclassificeerd
ingediend wordt, technisch niet meer aanpasbaar is in het meldingssysteem. Dit heeft
gevolgen voor de betrouwbaarheid van de informatie.
60. Kunt u uitsplitsen waar de 200 miljoen euro die volgens de afspraken uit de Voorjaarsnotabesluitvorming
extra aan de Defensie-uitgaven (om de NAVO-norm te halen) worden toegerekend uit bestaan,
op welke departementale posten deze uitgaven zich bevinden en of al duidelijk is of
de NAVO deze posten ook erkent als Defensie-uitgaven volgens haar systematiek?
Op dit moment onderzoeken Defensie, Financiën en andere departementen de toerekening
van € 200 miljoen vanuit andere departementale posten op basis van betreffende NAVO-toerekeningsrichtlijn.
De uitkomst van dit onderzoek wordt meegenomen in de rapportages aan de NAVO.
61. Wat verklaart het verschil in programmaontvangsten in tabel 10 Budgettaire gevolgen
van beleid artikel 1 Inzet tussen de jaren 2021–2025 en het jaar 2026 bij internationale
inzet?
In 2026 verwacht Defensie uitbetaling naar aanleiding van de declaratie bij het European
Peace Facility (EPF) te ontvangen. In overleg met het Ministerie van Financiën is
afgesproken dat hiervoor een raming van € 50 miljoen wordt gehanteerd. Deze € 50 miljoen
komt bovenop de reguliere ontvangsten die Defensie jaarlijks als ontvangsten begroot.
62. Waarom is ervoor gekozen om bij personele uitgaven het budget voor externe inhuur
aanzienlijk af te bouwen vanaf 2023 en wat is het verschil tussen «externe inhuur»
en «overige personele exploitatie» (dit geldt voor meerder beleidsartikelen)?
Het budget voor externe inhuur is bestemd voor het uitvoeren van werkzaamheden door
personeel buiten Defensie. Dit budget wordt voor het grootste deel in het betreffende
uitvoeringsjaar zelf vastgesteld. Vandaar dat deze post vanaf 2023 significant lager
is. Wanneer tijdens het uitvoeringsjaar blijkt dat een bepaald deel van de reguliere
functies niet gevuld kan worden met eigen personeel en er externe inhuur nodig is
om deze functies alsnog te vullen, wordt gedurende het uitvoeringsjaar per 1e en 2e
suppletoire begrotingswet budget overgeheveld van onder andere de post eigen personeel
naar de post externe inhuur. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen,
werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden uitgaven.
63. Wat is de status van de fusie van het Korps Commandotroepen en 11 Luchtmobiele
Brigade?
Het concretiseren van de samenwerking van het Korps Commandotroepen en 11 Luchtmobiele
Brigade binnen het SOF/Rapid Reaction Command wordt in nauwe afstemming met de betrokken eenheden uitgewerkt en bevindt zich momenteel
nog in de studiefase.
64. Wat is de onderbouwing van het plan om het Korps Commandotroepen en 11 Luchtmobiele
Brigade te laten fuseren?
Defensie versterkt de ondersteuning van de special operations forces (SOF) met betere inlichtingen, explosievenopruiming, genie, medische ondersteuning,
vuursteun en logistiek. Dit leidt tot een hogere mate van gereedheid van de SOF-eenheden.
Om deze ondersteuning vorm te geven, wordt onder meer een bataljon van 11 Luchtmobiele
Brigade omgevormd naar een SOF-supporteenheid. Door de oprichting van het SOF/Rapid Reaction Command is Defensie sneller in staat te reageren op ontwikkelingen door een gerichte eigen
inzet, inlichtingen te verzamelen, randvoorwaarden te creëren voor de inzet van andere
eenheden of door Nederlanders te evacueren uit crisisgebieden.
65. Is er intern gekeken bij beide eenheden naar draagvlak omtrent de fusie van het
Korps Commandotroepen en 11 Luchtmobiele Brigade? Zo ja, wat was hier de uitslag van?
Beide eenheden hebben baat bij de voordelen die de nauwere samenwerking met zich meebrengen.
Het KCT wordt beter ondersteund en de 11e Luchtmobiele Brigade specialiseert zich verder in SOF-support taken. Naar aanleiding
van het overleg met de betrokken eenheden is bij de uitwerking van het SOF/Rapid Reaction Command één van de richtlijnen het behoud van de eigen identiteit van beide eenheden.
66. Wat verklaart de hoge «overige personele exploitatie» bij artikel 4 Koninklijke
Luchtmacht?
De relatief hogere budgetten voor overige personele exploitatie bij de Koninklijke
Luchtmacht ten opzichte van andere krijgsmachtonderdelen worden verklaard door de
uitgaven voor de vliegeropleidingen.
67. Kunt u aangeven of, en zo ja hoeveel, Nederland tijdens de Kosovo-oorlog (1999)
of daarna heeft uitgekeerd aan slachtoffers en/of nabestaanden van eigen geweldsinzet
in deze oorlog, bijvoorbeeld middels ex gratia-betalingen? Hoeveel slachtoffers en/of
nabestaanden werden hiermee betaald en waarvoor?
Uit de evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-inzet «Operatie Allied Force»
in voormalig Joegoslavië (zie Kamerstuk 22 181, nr. 311) blijkt niet dat Nederland ex gratia betalingen vergoedingen betaald heeft. Het is
echter niet mogelijk om deze vraag met volledige zekerheid te kunnen beantwoorden,
omdat het niet zeker is of en zo ja hoe er destijds een registratie is bijgehouden
van eventuele ex-gratie betalingen.
68. Kunt u aangeven hoeveel Nederland tijdens de oorlog in Afghanistan (2001–2021)
of daarna heeft uitgekeerd aan slachtoffers en/of nabestaanden van eigen geweldsinzet
in deze oorlog, bijvoorbeeld middels ex gratia-betalingen? Hoeveel slachtoffers en/of
nabestaanden werden hiermee betaald en waarvoor?
Ex-gratia betalingen werden tijdens de missies in Afghanistan (2001–2021) gedaan door
eenheidscommandanten en vanuit voor de missies gereserveerde middelen. Over de Nederlandse
inspanningen en betalingen is uw Kamer geïnformeerd op 24 september 2007 (Kamerstuk
27 295, nr. 272) en op 5 juli 2021 (Kamerstuk 3466).
69. Kunt u aangeven hoeveel Nederland tijdens de oorlog tegen Islamitische Staat (2014–2019)
of daarna heeft uitgekeerd aan slachtoffers en/of nabestaanden van eigen geweldsinzet
in deze oorlog, bijvoorbeeld middels ex gratia-betalingen? Hoeveel slachtoffers en/of
nabestaanden werden hiermee betaald en waarvoor?
Met de Kamerstukken 27 925, nr. 729 en 899 is de Kamer geïnformeerd dat de Minister van Defensie, namens het kabinet, in twee
gevallen een vrijwillige (ex-gratia) vergoeding heeft uitgekeerd in het kader van
de Nederlandse deelname aan de luchtcampagne van Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie (2014–2016 en 2018). Er is een individuele vergoeding
uitgekeerd in verband met de gevolgen van een Nederlandse wapeninzet in de nacht van
20 op 21 september 2015 te Mosul, Irak. De hoogte van dit bedrag is, mede op verzoek
van de ontvanger, niet openbaar gemaakt (Kamerstuk 27 925, nr. 729). Er is tevens overgegaan tot een vrijwillige vergoeding aan de getroffen gemeenschap
te Hawija, Irak, in verband met de gevolgen van een Nederlandse wapeninzet in de nacht
van 2-3 juni 2015, in de vorm van twee projecten ter waarde van ca. € 4,5 miljoen
(Kamerstuk 27 925, nr. 899).
70. Hoeveel heeft Nederland de afgelopen drie decennia in totaal uitgekeerd aan ex
gratia-betalingen aan slachtoffers en/of nabestaanden van eigen geweldsinzet?
Zie de antwoorden op de vragen 67 t/m 69.
71. Kunt u aangeven welk beleid Nederland voerde met betrekking tot ex gratia-betalingen
tijdens de Kosovo-oorlog, de Afghanistan-oorlog en de oorlog tegen Islamitische Staat?
Wat waren de overeenkomsten en verschillen in dit beleid?
72. Wat is tegenwoordig het beleid met betrekking tot ex gratia-betalingen? Is dit
beleid inmiddels gestandaardiseerd?
Het uitgangspunt van ons optreden is altijd om materiële nevenschade en/of burgerslachtoffers
te voorkomen. Als er toch schade optreedt, was en is het beleid dat bij het uitkeren
van vrijwillige compensatie (ex-gratia betalingen) algemeen geldende principes worden
toegepast (o.a. beschreven in Kamerbrief 27 925, nr. 753) om telkens maatwerk te kunnen leveren.
Er kan besloten worden tot het uitkeren van vrijwillige compensatie als er sprake
is van nevenschade bij rechtmatig operationeel optreden, waaronder geweldgebruik,
waarbij Nederland wel verantwoordelijk maar niet aansprakelijk is voor de ontstane
nevenschade. Nederland is dan immers niet juridisch verplicht tot het uitkeren van
een schadevergoeding, maar kan desalniettemin op vrijwillige basis besluiten om slachtoffers
te compenseren om leed te verzachten, medeleven te tonen en/of om draagvlak voor de
operationele inzet te bewaken.
Standaardisatie wringt met het karakter van een vrijwillige compensatie (ex-gratia
betaling). Die kan namelijk verschillende vormen aannemen, omdat die telkens nauwkeurig
moet worden afgestemd op de aard van de wapeninzet en geleden schade, binnen de context
van het desbetreffende conflict. Elke vorm van vrijwillige compensatie is daarmee
maatwerk, omdat deze variabelen in elke situatie anders zijn. Dit maakt het ook ondoenlijk
om hierin algemeen geldende standaarden of automatismen vast te leggen voor situaties
die we nog niet kennen. Dit zou in potentie zelfs nadelig kunnen uitpakken voor slachtoffers,
wat niet strookt met het doel van vrijwillig compenseren. Er is overigens geen reden
om aan te nemen dat er op enig moment sprake zal zijn van een tekort aan financiering
(Kamerstuk 36 124, nr. 1) voor vrijwillige compensatie. Het is daarom niet nodig om een apart burgerslachtofferfonds
in te stellen, zoals PAX heeft voorgesteld (Parool, 13 september 2022).
Voortaan zal de Kamer voorafgaand aan nieuwe inzet in het kader van artikel 100 van
de Grondwet worden geïnformeerd over hoe er in de betreffende missie zal worden omgaan
met compensatie van evt. burgerslachtoffers, conform het «Stappenplan burgerslachtoffers»
(Kamerstuk 29 521, nr. 442).
73. Indien ex gratiabetalingen zijn gedaan vanwege Kosovo-oorlog, de Afghanistan-oorlog
en de oorlog tegen de Islamitische Staat, in welke post van artikel 9 of elders zijn
deze opgenomen?
Defensie voldoet ex-gratia betalingen bij internationale missies en operaties vanuit
de post «Internationale Inzet» van het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Het
BIV staat op artikel 1 van de begroting van het Ministerie van Defensie.
74. Waarom begroot u geen bedrag voor HDP 2023 in het kader van de Civielrechtelijke
regeling Hawija? Is het geld voor 2021 en 2022 in dit kader allemaal uitgegeven?
75. Hoe komt het dat de civielrechtelijke regeling Hawija niet doorloopt in 2024 en
later?
Er is geen sprake van een civielrechtelijke regeling. Abusievelijk is deze omschrijving
in tabel 26 op pagina 70 terechtgekomen. Er wordt hier gedoeld op de vrijwillige compensatie
voor de gemeenschap in Hawija, die in de nacht van 2 op 3 juni 2015 is getroffen door
een Nederlandse wapeninzet. Op dit moment voeren het United Nations Development Programme
(UNDP) en de International Organization for Migration (IOM) in opdracht van Nederland
projecten uit (Kamerstuk 27 925, nr. 766). In totaal is $ 5.398.323 (€ 4.424.855) aan de projecten besteed, waarvan $ 3.640.777
aan IOM en $ 1.757.546 aan UNDP. Het project van IOM loopt tot eind oktober dit jaar,
het project van UNDP zal voor het eind van dit jaar worden afgerond. Daarom worden
er in de komende jaren geen verdere betalingen verwacht en is er geen bedrag voor
begroot. Uw Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de voortgang van de projecten.
76. Waarom begroot u geen bedrag voor 2023 in het kader van de Regeling uitkering
chroom-6 Defensie?
In tabel 26 Budgettaire gevolgen artikel 9 Algemeen op pagina 70 van de Defensiebegroting
is budget gereserveerd voor de jaren 2023 en 2024. In beide jaren is telkens € 4,8
miljoen begroot. Dit staat onder het financiële instrument «schadevergoeding» bij
de post Reservering regeling uitkering chroom-6 Defensie.
77. Wat is het beleid achter het afnemen van de post «externe inhuur» in artikel 10?
Is er een verband met de stijging van de post «Overige personele exploitatie»? Zo
nee, wat is dan de verklaring?
Het budget voor de post externe inhuur wordt voor het grootste deel in het betreffende
uitvoeringsjaar zelf vastgesteld. Vandaar dat deze post vanaf 2023 significant lager
is. Wanneer tijdens het uitvoeringsjaar blijkt dat een bepaald deel van de reguliere
functies niet gevuld kan worden met eigen personeel en er externe inhuur nodig is
om deze functies alsnog te vullen, wordt gedurende het uitvoeringsjaar per 1e en 2e suppletoire begrotingswet budget overgeheveld van onder andere de post eigen personeel
en overige personele exploitatie naar de post externe inhuur. Er is dus grotendeels
een verband, omdat deze posten communicerende vaten zijn.
78. Waarom staat er onder artikel 12 nog meer dan 350 miljoen euro onverdeeld?
Artikel 12 is een begrotingsartikel van waaruit diverse doorverdelingen plaatsvinden
naar andere artikelen van de Defensiebegroting. Zo zijn op dit moment nog niet alle
middelen uit het arbeidsvoorwaardenakkoord doorverdeeld aan de Defensieonderdelen,
omdat een aantal afspraken uit dit akkoord verder uitgewerkt moeten worden. Daarom
is het budget hiervoor tijdelijk op dit artikel geplaatst. Daarnaast resteert op dit
artikel budget dat voortkomt uit de middelen die met het coalitieakkoord en/of de
Voorjaarsnota 2022 zijn toegevoegd aan de defensiebegroting en waarvoor de plannen
nog verder uitgewerkt moeten worden. Dit budget wordt eveneens nog nader verdeeld
binnen de Defensiebegroting.
79. Hoe staat het met de uitvoering van motie van de leden Hammelburg en Boswijk over
versterking van gezamenlijke inkoop, interoperabiliteit en samenwerking met andere
EU-landen op het gebied van onderhoud (Kamerstuk 35 925-X, nr. 65)?
Defensie is reeds bezig om een inventarisatie te maken van kansen om samenwerking
met Europese partners uit te breiden of te initiëren. Defensie zet daarbij in op zowel
gezamenlijke inkoop, bijvoorbeeld op het gebied van munitie, als aan maatregelen die
de interoperabiliteit verhogen, waaronder gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe systemen
en het daaraan gerelateerde onderhoud.
80. Kunt u de motie van de leden Van den Nieuwenhuizen en Belhaj met spoed uitvoeren,
die de regering verzoekt scenario's op te stellen voor mogelijke routes van specialisatie
van defensie binnen haar internationale partnerschappen en deze scenario's voor te
leggen aan de Kamer (Kamerstuk 35 570-X, nr. 39)?
Specialisatie is een vergaande vorm van samenwerking. In de Defensienota 2022 is aangeven
dat Nederland als eerste stap inzet op internationale samenwerking bij bijvoorbeeld
materieelprojecten en capaciteitsontwikkeling, en daardoor ook standaardisatie en
interoperabiliteit, als randvoorwaarde voor samenwerking, wil verbeteren. Daarbij
intensiveert Nederland bestaande samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld Duitsland
en wordt geïnvesteerd in een aantal specialismen.
Een nog verdergaande vorm van samenwerking is de verdeling van taken. Hoewel het maken
van verdergaande afspraken over taakverdeling en uiteindelijk ook de afstoting van
taken internationaal een gradueel en langdurig traject is, zijn er wel al voorbeelden
van deze vorm van samenwerking te benoemen. Zo is de nucleaire afschrikkingstaak binnen
de NAVO bij een beperkt aantal landen belegd. Ook de gezamenlijke vloot MRTT transport-
en tankvliegtuigen, en ook de Nederlands-Duitse integratie op het landdomein zijn
al treffende voorbeelden.
Nederland denkt dat ook deze vergaande vorm samenwerking vaak begint bij het initiatief
om samen te werken aan een nieuwe capaciteit. Het samen bouwen aan mijnenjagers of
M-fregatten tussen Nederland en België heeft geleid tot verdeling van taken op het
gebied van opleidingen en onderhoud. En doordat zowel Nederland en Duitsland beide
de Pantserhouwitser 2000 hebben gekocht, wordt nu de opleiding gezamenlijk in Duitsland
verzorgt,
We zullen uw Kamer op korte termijn informeren over de wijze waarop Nederland toewerkt
naar intensieve en vergaande samenwerking met bondgenoten, waar specialisatie een
onderdeel van is. In de kabinetsappreciatie op het Clingendael rapport, die door uw
Kamer is verzocht, wordt ook ingegaan op de motie van de leden Van den Nieuwenhuizen
en Belhaj (Kamerstuk 35 570-x, nr. 39).
81. Wat is het resultaat van het binnen Defensie gevoerde diversiteitsbeleid en wat
zijn de (kwantitatieve) doelen van dit beleid?
Defensie streeft naar een pluriforme samenstelling van het personeelsbestand. In het
diversiteitsbeleid zijn kwantitatieve doelen geformuleerd voor de groei van het vrouwelijk
personeelsbestand. Het aandeel vrouwen binnen het gehele personeelsbestand is van
1-1-2022 tot 1-9-2022 gestegen van 16,0% naar 16,5%; van 10.804 naar 11.067 vrouwen.
Het kwantitatieve streefcijfer is om deze groei voort te zetten naar 17% in 2023,
18% in 2024 en daarna met 2% groei per jaar naar 30% in 2030. Daarnaast zal het aantal
vrouwelijke militaire topfunctionarissen in 2022 stijgen van vier naar acht.
Het zijn van een inclusieve en diverse organisatie is een expliciete doelstelling
van Defensie. Om deze doelstelling verder aan te scherpen is er een brede set aan
maatregelen, die ten behoeve komt aan meerdere doelgroepen, omschreven in de Kamerbrief
Diversiteit en Inclusiviteit (Kamerbrief 35 925-X-71). Deze set aan maatregelen is gericht op het verder versterken en verankeren van
D&I binnen de organisatie en de resultaten hiervan worden de komende jaren verder
zichtbaar. Een eerste resultaat hiervan is, naast de nu al zichtbare groei, dat inmiddels
alle Defensieonderdelen een eigen plan van aanpak voor D&I hebben opgesteld en uitvoeren.
82. Kunt u een overzicht sturen van de operationele Defensie-uitgaven in het gehele
Caribische gebied?
83. Kunt u een overzicht sturen van de totale uitgaven aan grensbewaking in het gehele
Caribische gebied?
In bijlage 7.7 van de begroting getiteld «bijlage uitgaven Caribisch Nederland» is
opgenomen dat Defensie haar taken structureel in het gehele Koninkrijk uitvoert; derhalve
valt niet te bepalen welk specifiek deel daarvan wordt besteed in Caribisch Nederland
dan wel in het gehele Caribische gebied.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier