Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vestering en Van Esch over de vondst van plastic in veevoer, melk en vlees
Vragen van de leden Vestering en Van Esch (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de vondst van plastic in veevoer, melk en vlees (ingezonden 13 juli 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 26 oktober 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3659.
Vraag 1
Heeft u gezien dat bij een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam in 80% van
de onderzochte monsters van melk, vlees, veevoer en bloed van dieren microplastics
zijn aangetroffen?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat dat 7 van de 8 geteste rundvleesmonsters plastic
deeltjes bleken te bevatten en dat in 18 van de 25 geteste melkmonsters plastic werd
aangetroffen?
Antwoord 2
De resultaten van het onderzoek zijn niet onverwacht en neem ik zeer serieus. Ik ben
me bewust van de wijdverbreide verspreiding van microplastic, die niet beperkt is
tot enkel diervoeder en dierlijke producten. Microplastic wordt onder meer aangetroffen
in het menselijk lichaam, levensmiddelen, water, bodem en lucht.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de verklaring dat de vondst van plastic in dierlijke producten het
gevolg is van de aanwezigheid van plastic in veevoer, aangezien in alle monsters van
voederpellets en versnipperd voer plastic werd teruggevonden? Welke andere mogelijke
routes van vervuiling ziet u?
Antwoord 3
In het rapport van de VU is aangegeven dat er geen onderzoek is gedaan naar de vervuilingsroutes.
Desalniettemin kan veevoeder een potentiële vervuilingsroute zijn, zoals ook gesteld
in het onderzoeksrapport. Andere mogelijke routes van vervuiling zijn via gras, voedergewassen,
water en inademing, aangezien microplastics ook in bodem, water en lucht zijn aangetoond.
De bijdrage vanuit verschillende routes en bronnen is nog grotendeels onbekend.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de aanwezigheid van plastic in veevoer wordt veroorzaakt doordat
«reststromen» van voedsel dat over de datum is, zoals koekjes, chocola en sauzen afkomstig
uit supermarkten, soms met verpakking en al worden verwerkt tot veevoer?
Antwoord 4
Het gebruik van verpakte voormalige levensmiddelen is een van de mogelijke bronnen
die kan leiden tot de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeder. Het is
verboden om plastic van verpakkingsmateriaal in diervoeder te verwerken. Daarom is
onderdeel van het verwerkingsproces van deze reststromen het verwijderen van verpakkingsmateriaal.
Dit wordt gedaan door middel van verschillende technieken, zoals blazen, zeven en
met behulp van magneten en ook handmatig. Ondanks deze inspanningen én de andere routes
waardoor plastic in het voer terecht kan komen (zie vraag 3) is het niet volledig
uit te sluiten dat er plastic in diervoeder kan voorkomen.
Vraag 5
Wat betekent de aanwezigheid van plastic deeltjes in veevoer voor de gezondheid van
dieren?
Antwoord 5
In 2011 heeft het toenmalige RIKILT een risico-inventarisatie van verpakkingsmateriaal
uitgevoerd.2 Geconcludeerd werd dat bij de gevonden gehalten aan «vreemde bestanddelen» het niet
aannemelijk is dat er risico’s zijn voor dieren (en mensen). Desondanks kunnen gezondheidsrisico’s
niet geheel worden uitgesloten. Kennis over bijvoorbeeld de effecten van microplastic
op mens en ecosysteem is nog volop in ontwikkeling.
Vraag 6
Sluit u uit dat hier sprake is van gezondheidsrisico’s voor mens of dier? Zo ja, hoe?
Antwoord 6
Zoals hierboven staat aangegeven, is het niet aannemelijk dat de aanwezigheid van
(sporadisch achtergebleven) plasticdeeltjes uit verpakkingsmateriaal in veevoeder
gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor mens en dier. Het is duidelijk dat plastic
niet thuishoort in het milieu en in het lichaam van mens en dier. Het kabinet vindt
het daarom belangrijk om uit voorzorg te voorkomen dat microplastic in het milieu
terechtkomt. Daarnaast investeert het kabinet in onderzoek naar de bronnen en de effecten
van microplastic. Bijvoorbeeld investeren IenW en VWS tot en met de periode tot en
met 2024 € 600.000 in een onderzoeksprogramma naar gezondheidseffecten van microplastic.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de aanwezigheid van (resten van) verpakkingsmateriaal in diervoer
en -grondstoffen verboden is volgens Verordening (EG) 2014/217?
Antwoord 7
Verordening (EG) Nr. 767/2009, bijlage III, stelt vast dat het verboden is om diervoeder
in de handel te brengen dat «verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van
het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie» bevat.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) desondanks
pas maatregelen treft als het verpakkingsmateriaal in voedermiddelen meer dan 0,15%
(gewichtspercent) bedraagt?
Antwoord 8
Ja. De NVWA hanteert een Reference point of Action (actiegrens) van 0,15% w/w. Dit
is vergelijkbaar met verschillende andere Europese lidstaten.
Vraag 9
Waar is dit percentage op gebaseerd, met welke concentratie toelaatbare microplastics
is hierbij gerekend en op grond waarvan werd die concentratie als ongevaarlijk voor
de volksgezondheid beschouwd?
Antwoord 9
Het nationaal referentielaboratorium van Wageningen Food Safety Research (WFSR) heeft
een gevalideerde analysemethode voor het analyseren van verpakkingsmateriaal in diervoeders3. De actiegrens van 0,15% w/w is gerelateerd aan deze analysemethode en een risicobeoordeling
van het WFSR (voorheen RIKILT). Het is technisch niet mogelijk om met voldoende zekerheid
kleinere gehaltes dan 0,15% aan te kunnen tonen, noch om hierop te kunnen handhaven.
Deze concentratie wordt als ongevaarlijk voor de volksgezondheid beschouwd op basis
van het eerder genoemde RIKILT-rapport «A risk evaluation of traces of packaging materials
in former food products intended as feed materials»4.
Bovenstaande analysemethode en risico-evaluatie zijn gericht op allerlei soorten verpakkingsmateriaal
(niet alleen plastic, maar ook hout, papier en metaaldeeltjes) in diervoeders. Voor
microplastics is er geen norm en is er dus geen sprake van een «concentratie toelaatbare
microplastics».
Vraag 10
Op welke manier wordt er gecontroleerd op aanwezigheid van (resten van) verpakkingsmateriaal
in diervoer? Hoe vaak heeft de NVWA partijen voedselresten gecontroleerd of laten
controleren in de afgelopen vijf jaar? Hoe vaak werd een partij afgekeurd door overschrijding
en hoe vaak is daarvoor een boete opgelegd?
Antwoord 10
Het diervoederbedrijf is primair verantwoordelijk voor het voorkomen van de aanwezigheid
van verpakkingsmateriaal in diervoeder en moet hier ook op controleren.
De NVWA controleert jaarlijks op de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeders.
De controle op de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal gebeurt via inspectie op de
diervoederbedrijven, dus op het oog. Daarnaast worden monsters genomen van diervoeders.
De laboratoriumanalyse bestaat uit onderzoek op gewichtspercentage verpakkingsmateriaal
en microscopisch onderzoek. De resultaten van de afgelopen jaren zijn als volgt:
Jaar
Aantal monsters
Aantal negatief
Aantal positief
Opvolging
2017
44
44
0
2018
52
51
1
Schriftelijke waarschuwing
2019
46
46
0
2020
40
40
0
2021
43
42
1
Bestuurlijke boete opgelegd
In 2020 is het interventiebeleid aangepast en wordt er altijd een boete opgelegd bij
een overschrijding van 0,15% w/w. Daarvoor werd een schriftelijke waarschuwing afgeven
bij een overschrijding van 0,15% tot 0,3% w/w en een boete bij een overschrijding
> 0,3% w/w.
Vraag 11
Is het onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam voor u reden om opnieuw een risicobeoordeling
uit te laten voeren, waarin expliciet wordt meegenomen dat er microplastics worden
aangetroffen in vlees, bloed en melk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6 hebben IenW en VWS middelen beschikbaar
gemaakt voor nader onderzoek naar de mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastic.
Vraag 12
Is het onderzoek voor u reden om extra controles uit te laten voeren naar plastic
in veevoer en verderop in de keten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Zowel de NVWA als diervoederbedrijven controleren diervoeders op verpakkingsmateriaal.
Gezien de lage incidentie van positieven (zie antwoord op vraag 10) is het toezicht
dat wordt uitgevoerd op de aanwezigheid van resten van verpakkingsmateriaal in diervoeder
voldoende.
Vraag 13
Houdt u bij uw inzet op het verwerken van restromen uit de voedingsmiddelenindustrie
tot veevoer rekening met vervuiling door plastic verpakkingen? Zo ja, welke effecten
van de plasticvervuiling neemt u hierin mee en welke afwegingen maakt u hierbij?
Antwoord 13
Zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven ben ik mij ervan bewust dat het gebruik van
verpakte voormalige levensmiddelen kan leiden tot de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal
in diervoeder. Ook de bedrijven die verpakte voormalige levensmiddelen verwerken,
zijn zich daar van bewust en houden daar in hun verwerkingsproces rekening mee.
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat er een ondergrens wordt gehanteerd voor de plastic verontreiniging,
bijvoorbeeld 2 mm net als in compost en digestaat?
Antwoord 14
In de door WFSR ontwikkelde en gevalideerde methode voor detectie van de aanwezigheid
van restanten van verpakkingsmateriaal worden de deeltjes verpakkingsmateriaal door
middel van zeven verdeeld in drie fracties (groter dan 2 mm, 1–2 mm, kleiner dan 1
mm). Deze fracties worden vervolgens microscopisch onderzocht (vergroting 16x). Het
gaat hierbij om alle soorten verpakkingsmaterialen, dus niet alleen plastic, maar
ook papier, karton, metaal (sluitclips), etc. De som van het gewicht van de als verpakkingsmateriaal
herkende bestanddelen wordt gerapporteerd als percentage van het onderzochte monster.
Percentages boven 0,15% worden gerapporteerd als afwijkend. Er geldt dus geen ondergrens,
anders dan de grens van de zichtbaarheid onder een microscoop bij een vergroting van
16x. Dit is veel kleiner dan de genoemde 2 mm.
Vraag 15
Erkent u dat, vanwege die ondergrens, de vervuiling met microplastics kleiner dan
2 mm per definitie buiten beeld blijft, terwijl wetenschappers erop wijzen dat de
potentiële (gezondheids)gevaren van microplastics toenemen naarmate deze kleiner zijn?
Antwoord 15
Zoals in mijn antwoord op vraag 14 aangegeven worden ook deeltjes kleiner dan 2 mm
meegerekend. Niet onder de microscoop herkenbare deeltjes blijven inderdaad buiten
beeld. De mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastic zijn nog onzeker en worden
verder onderzocht zoals gesteld in de beantwoording van vraag 6.
Vraag 16
Welke maatregelen overweegt u om te voorkomen dat juist micro- en nanoplastics in
het veevoer terechtkomen?
Antwoord 16
Bovenop het eerdergenoemde Europese verbod om diervoeder op de markt te brengen dat
resten van verpakkingsmateriaal bevat, voert het kabinet actief beleid om te voorkomen
dat (micro)plastic in het milieu terechtkomt en via die weg ook in diervoeder terecht
kan komen. Het Ministerie van I&W en van VWS investeren in de kennisopbouw over de
effecten van microplastic op milieu, mens en ecosysteem. Het Ministerie van I&W treft
nationale maatregelen om microplastic terug te dringen en te voorkomen. Omdat microplastic
vanuit verschillende bronnen in het milieu terechtkomen, is het tegengaan van microplastic
deel van een bredere inspanning voor de afbouw van plastics in het milieu. Zwerfafval
is bijvoorbeeld een belangrijke bron van microplastic in het milieu. Eind maart heeft
het Ministerie I&W maatregelen gepresenteerd om plastic zwerfafval tegen te gaan.5 Deze maatregelen zijn dus ook belangrijk voor het voorkomen van microplastic in het
milieu. Ook de Europese Commissie werkt aan verschillende Europese maatregelen voor
het terugdringen en voorkomen van microplastics. Nederland bepleit in verschillende
Europese voorstellen een ambitieuze Europese aanpak om microplastic te voorkomen en
te reduceren.6
Vraag 17
Denkt u dat consumenten op de hoogte zijn van de aanwezigheid van plastic in dierlijke
producten die in de supermarkt worden aangeboden? Bent u bereid om consumenten daarover
actief te informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Over de aanwezigheid van microplastics in voedingsmiddelen en andere producten wordt
veel geschreven; de geïnteresseerde consument kan hiervan via de media kennis nemen.
De ministeries communiceren hierover zelf niet actief, maar laten dit over aan organisaties
als het Voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl voor microplastic in voedingsmiddelen) en het RIVM (www.waarzitwatin.nl, voor microplastics in andere consumentenproducten). De beheerders van deze informatiebanken
staan in nauw contact met de ministeries en de kennisinstituten en actualiseren de
informatie regelmatig.
Vraag 18
Bent u bereid om het Nederlandse beleid in overeenstemming te brengen met het Europese
verbod, zodat niet langer een percentage resten van verpakkingsmateriaal in veevoeder
wordt gedoogd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Het Nederlandse beleid met betrekking tot de aanwezigheid van resten van verpakkingsmateriaal
in diervoeder is reeds in overeenstemming met de Europese regelgeving hieromtrent.
Vraag 19
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 19
Dat heb ik bij deze gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.