Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over de ongekende droogte en de rol van de landbouw
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor Natuur en Stikstof en van Infrastructuur en Waterstaat over de ongekende droogte en de rol van de landbouw (ingezonden 15 augustus 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Natuur en Stikstof (ontvangen 26 oktober
2022).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat er door deskundigen gewaarschuwd wordt voor onomkeerbare schade
aan de natuur, zeker tijdens de hittegolf?1
Antwoord 1
Ja, terreinbeheerders rapporteren waarnemingen o.a. over sterfte van bomen en van
heide, waarbij zij grote zorgen uitspreken over wat die natuurschade betekent voor
de hele biotoop daar omheen. Zichtbare schade is er in de kwetsbare (hoog)veengebieden,
vennen en beeksystemen2(1), evenals in natuurtypen die kenmerkend zijn voor natte en vochtige, voedselarme
standplaatsen. Op droge zandgronden legden veel bomen het loodje, met name de fijnspar,
en stierf op sommige plekken struikheide massaal af. In hoeverre schade onherstelbaar
is, is op korte termijn zelden met absolute zekerheid te zeggen. Abiotische schade,
zoals bijvoorbeeld aan het veen, is heel vaak onherstelbaar. Het verdwijnen van een
organisme uit een gebied maakt herstel moeilijk en zal dan sowieso lang duren.
Vraag 2
Klopt het dat in de verdringingsreeks (die de prioriteitsvolgorde van watergebruiksfuncties
aangeeft) bij een watertekort het voorkomen van onomkeerbare droogteschade in natuurgebieden
in categorie 1 zit, wat betekent dat het de hoogste prioriteit heeft?
Antwoord 2
De verdringingsreeks geeft de hoogste prioriteit bij het verdelen van het nog beschikbare
water aan categorie 1 functies. Binnen categorie 1 wordt ook een volgorde gehanteerd.
Hoogste prioriteit wordt gegeven aan het instandhouden van de waterkeringen ten behoeve
van de waterveiligheid, daarna komen de gebieden met klink en zettingen (veen en hoogveen)
en ten slotte de natuurgebieden gebonden aan bodemgesteldheid, waar onomkeerbare schade
kan plaatsvinden bij watertekort.
Niet alle natuurgebieden vallen onder categorie 1. Voor de verdringingsreeks zijn
de gebieden die horen bij categorie 1 aangemerkt in de navolgende kaart. Deze gebieden
kunnen bij droogte worden voorzien van water uit het hoofdwatersysteem. Er zijn andere
natuurgebieden die wellicht ook onomkeerbare schade kunnen lijden, maar waar er geen
externe water aanvoer mogelijk is; deze gebieden zijn volledig afhankelijk van neerslag
en zijn niet opgenomen in de kaart. Verder zijn er natuurgebieden die na watertekort
zich natuurlijk herstellen: deze gebieden horen bij categorie 4 en kunnen te maken
krijgen met beperkingen in de wateraanvoer.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom onomkeerbare schade aan de natuur desondanks dreigt? Zijn
alle stappen om watergebruik in de landbouw en de industrie te minimaliseren (lagere
categorieën in de verdringingsreeks) reeds ingezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke
stappen heeft u wanneer genomen?
Antwoord 3
De verdringingsreeks wordt door alle waterbeheerders in Nederland toegepast. Er is
in 2022 tot dit moment geen sprake van kortingen op de wateraanvoer naar natuur aangemerkt
als categorie 1.
Tot heden zijn de effecten van (dreigend) watertekort tijdens de droogteperiode 2022
neergekomen bij de watergebruikers in categorie 3 (alleen tijdelijke beregening van
kapitaalintensieve gewassen) en 4 van de verdringingsreeks. Voor de natuur blijft
de situatie door het neerslagtekort en uitzonderlijk lage grondwaterstanden zorgelijk.
Voor zowel de planten- en de dierenwereld is er grootschalig sprake van schade als
gevolg van de droogte. In de regionale systemen is er nog altijd sprake van droogvallende
waterlopen en verder verslechterde waterkwaliteit en vissterfte. De situatie en de
effecten zijn per regio verschillend. Regio’s waar er geen zoetwater aangevoerd kan
worden, lijden het meeste onder de huidige droogte. Juist daar speelt de onomkeerbare
schade aan natuur die waargenomen wordt. Herstel van de natuur na zo’n grote droogte
kost tijd; de regen begin september heeft verlichting gebracht, maar betekent nog
geen einde van de droogte 2022 in de natuur.
Vraag 4
Klopt het dat in het waterschap Brabantse Delta momenteel een beregeningsverbod voor
boeren geldt tussen 7:00 en 19:00 uur, om oppervlaktewater te besparen?3
Antwoord 4
Waterschap Brabantse Delta heeft voor een aantal gebieden een totaal verbod voor beregening
uit oppervlaktewater gesteld. Naast de onttrekkingsverboden geldt vanaf 9 augustus
2022 een urenverbod voor het gebruik van oppervlaktewater (bijvoorbeeld water uit
sloten, beken en rivieren). Deze uitzonderlijke maatregel geldt van 09.00 tot 21.00
uur in het hele werkgebied van Brabantse Delta. Uitzondering op het verbod is het
koelen van fruitboomgaarden en het gebruik van oppervlaktewater als drinkwater voor
vee. Ook in andere gebieden zijn begin september op grote schaal onttrekkingsverboden
uit oppervlaktewater ingevoerd, vooral in het zuiden en oosten van Nederland. In toenemende
mate zijn onttrekkingsverboden uit grondwater ingesteld of in voorbereiding. Deze
maatregel is ingesteld om verdere daling van het grondwaterpeil en onherstelbare schade
aan de natuur te voorkomen.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat op warme dagen beregening in de avond en nacht sowieso veel
efficiënter is, omdat er dan tijdens het beregenen minder water verdampt, waardoor
er minder sproeiwater nodig is?
Antwoord 5
De efficiency van beregening hangt samen met verschillende factoren. In de eerste
plaats van de methode van watergeven. Om die reden wordt er in Nederland in steeds
meer teelten geëxperimenteerd met druppelirrigatie-methoden. Voor de in de akker-
en weidebouw veel toegepaste spuithaspel is onderzocht dat de wind de belangrijkste
factor is die de effectiviteit van beregening bepaalt. Mede daarom zijn de omstandigheden
voor beregening ’s avonds en ’s nachts vaak gunstiger dan overdag. Waterbeheerders
wegen dit mee bij hun besluitvorming over onttrekkingsverboden voor beregening.
Vraag 6
Kunt u uitleggen waarom het beregeningsverbod voor overdag gedurende deze droogteperiode
niet landelijk geldt, aangezien de droogte landelijk speelt? Kunt u hierop specifiek
ingaan op uw eigen eindverantwoordelijkheid voor de waterkwantiteit (inclusief drinkwater),
waterkwaliteit en de natuurkwaliteit, en hiervoor niet verwijzen naar waterschappen
en provincies?
Antwoord 6
Een onttrekkingsverbod moet zo beperkt mogelijk worden ingezet, alleen daar waar nodig
(proportionaliteit). De waterschappen en provincies zijn verantwoordelijk voor het
waterbeheer in de regionale wateren. Ook voor het stellen van onttrekkingsverboden.
De effecten van de droogte tonen regionale verschillen. Ook verschilt per regio of/hoeveel
zoetwater uit het hoofdwatersysteem kan worden ingelaten om het tekort te mitigeren.
Daarom vergt het instellen van onttrekkingsverboden een bestuurlijke afweging op regionaal
niveau. Een landelijk verbod is daarmee niet zinvol.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat u op eerdere Kamervragen van de leden Vestering en Van Esch
antwoordde: «We hebben van Nederland een vergiet gemaakt dat water snel kan draineren.
Het zal tijd kosten om van Nederland weer een spons te maken, waarbij we zoveel mogelijk
water vasthouden en opslaan om droge periodes te overbruggen»?4 Welke maatregelen zijn er in 2021 en 2022 getroffen om van Nederland weer een «spons»
te maken? Welke maatregelen gaat u nog treffen?
Antwoord 7
Ja. In de rapportage «Werken aan zoet water in de Delta» wordt de voortgang van alle
maatregelen in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater beschreven. Deze voortgangsrapportage
wordt elk jaar uitgebracht als bijlage bij het Deltaprogramma. In de eerste fase van
het Deltaprogramma Zoetwater (2015–2021) zijn maatregelen uitgevoerd gericht op het
beter vasthouden van water, zoals beekherstelprojecten op de hoge zandgronden. Voorbeelden
zijn beekherstel van de Leuvenumse beek op de Veluwe en de Oude Strijper Aa in Noord-Brabant.
Een ander voorbeeld is het project «Zoete Toekomst», waarbij de Texelse boeren regenwater
in de grond opslaan. Het doel is zelfvoorzienendheid op het gebied van zoetwater voor
de landbouw en natuur. Het maatregelenprogramma voor de 2e fase van het Deltaprogramma Zoetwater is opgenomen in het Deltaplan Zoetwater 2022–2027,
dat in september 2021 is uitgebracht als bijlage bij het Deltaprogramma 2022. Voor
dit maatregelenpakket is 800 miljoen euro van Rijk en regio beschikbaar. Dit pakket
is gericht op het aanpassen van de ruimtelijke inrichting, het vasthouden van water,
zuiniger omgaan met water en het slimmer verdelen van water.
In het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) is bodem en water naast stikstof,
klimaat en biodiversiteit een van de vier hoofdopgavengebieden. In de gebiedsprogramma’s
en -plannen die de provincies in de eerste helft van 2023 zullen opstellen zal ook
het veel meer vasthouden van water voor droogteperiodes in gebieden een concrete uitwerking
gaan krijgen.
Vraag 8
Deelt u de zorg dat met dergelijke maatregelen, waaronder het verhogen van grondwaterstanden
in agrarische gebieden naar een natuurlijker niveau, niet langer gewacht kan worden,
omdat de effecten van de klimaatcrisis in rap tempo heftiger worden, waaronder frequentere
periodes van extreme droogte? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Antwoord 8
Het frequent optreden van droogte in het voorjaar en de zomer in de laatste jaren
laat zien dat de druk op het beschikbare water, zowel het oppervlaktewater als het
grondwater, toeneemt. Door de sponswerking van bodem en landschap te verbeteren kan
het grondwater weer aangevuld worden. Daarom wordt het in balans brengen van (grond)watersystemen
integraal onderdeel van de NPLG-gebiedsprogramma’s en -plannen die de provincies in
juli 2023 indienen. Vanuit het beleidsprogramma Water en Bodem Sturend wordt op dit
moment gewerkt aan de kaders die, o.a. voor het (grond)water, meegegeven worden aan
deze gebiedsplannen. Deze kaders worden dit najaar aan de Kamer gepresenteerd.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat u op eerdere Kamervragen van de leden Vestering en Van Esch
antwoordde dat er een toename is van het aantal waterputten en de hoeveelheid onttrokken
grondwater door boeren, maar dat dit géén consequenties heeft voor de verdringingsreeks,
omdat deze gekoppeld is aan oppervlaktewater?5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het aantal waterputten en de
hoeveelheid onttrokken grondwater toeneemt in de landbouw, die de laagste prioriteit
in de verdringingsreeks kent? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 9
De verdringingsreeks heeft betrekking op de verdeling van het beschikbare oppervlaktewater.
Als gevolg van de droogte van de afgelopen jaren is er een toename in het aantal onttrekkingen
ten behoeve van de landbouw en tevens een toename in de onttrokken hoeveelheden.
De waterschappen en de provincies zijn bevoegd gezag voor grondwateronttrekkingen.
Zij maken bij een aanvraag of melding een afweging of een onttrekking (nog) mogelijk
is in een bepaald gebied, op basis van het beschikbare grondwater. Daarbij hebben
zij de verantwoordelijkheid om te zorgen dat er cumulatief niet zoveel onttrokken
wordt, dat dit tot schade leidt bij andere sectoren zoals bijvoorbeeld grondwaterafhankelijke
natuurgebieden. Zij kunnen een onttrekkingsverbod instellen voor grondwater, op het
moment dat de grondwaterstand te ver daalt. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 is
aangegeven, hebben veel waterschappen onttrekkingsverboden ingesteld, zowel vanuit
oppervlaktewater als uit grondwater.
Vraag 10
Welke consequenties kan de verlaging van de grondwaterstand door waterputten in agrarisch
gebied hebben voor de drinkwatervoorziening, de natuur en voor verzilting?
Antwoord 10
Grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening in de landbouw vinden veelal plaats
uit het bovenste watervoerend pakket. Bovendien zijn deze onttrekking veelal van tijdelijke
aard. De effecten van deze onttrekkingen op de drinkwaterwinning zijn gering, omdat
drinkwater voornamelijk uit diepere watervoerende pakketten wordt onttrokken.
De meeste beregening uit grondwater vindt plaats op de hoge zandgronden waar verzilting
geen rol van betekenis speelt. In gebieden waar verzilting een rol van betekenis speelt,
zoals Zeeland, zijn agrariërs zich juist heel erg bewust van de beschikbaarheid van
zoet (grond)water. Zij nemen veel maatregelen om dat vast te houden. Agrariërs hebben
immers ook geen baat bij het oppompen van brak grondwater.
Het droogte-onderzoek in de zandgrondgebieden dat eind 2021 is afgerond6, geeft inzicht in de effecten van onttrekkingen en de effectiviteit van maatregelen.
Uit dit onderzoek blijkt o.a. dat veel kleine onttrekkingen een cumulatief effect
kunnen hebben op grondwaterafhankelijke natuurgebieden en bij kunnen dragen aan verdroging.
Om eventuele cumulatieve effecten in de toekomst tegen te gaan, hebben provincies
en waterschappen hun ambities en doelen voor het grondwaterbeleid in het afgelopen
jaar herijkt en vastgelegd in provinciale regionale waterprogramma’s en de Waterbeheerprogramma’s
van waterschappen. Regionaal zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de grondwateraanpak,
bijvoorbeeld het Grondwaterconvenant in Noord-Brabant, de Grondwater-agenda in Oost-Nederland
en de Blauwe Agenda voor de Utrechtse Heuvelrug.
Regionaal worden er ook maatregelen genomen, zoals recentelijk in De Peel. De provincies
Noord-Brabant en Limburg hebben een nieuw aangepast Natura 2000-beheerplan opgesteld
voor de Peelvenen. In het nieuwe beheerplan staat dat er géén vrijstelling van de
vergunningplicht meer is voor bufferzones rond de Natura 2000-gebieden op grond van
de Wet natuurbeheer (Wnb) om grondwater te gebruiken om open agrarische teelten te
beregenen. Hierover bent u ook eerder ingelicht7.
Landelijk wordt ook onderzocht of het cumulatief effect van meerdere grondwateronttrekkingen
knelpunten oplevert voor de uitvoering van de Wet Natuurbescherming en de Kaderrichtlijn
Water. Dit onderzoek bevindt zich in de afrondende fase, hiervan wordt u op de hoogte
gebracht middels de eerstvolgende Verzamelbrief Water.
Vraag 11
Bestaat er een equivalent van de verdringingsreeks die gekoppeld is aan het grondwater?
Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
De provincies kunnen, via een provinciale verordening, een verdringingsreeks voor
grondwater instellen (artikel 2.9 Waterwet). Dit heeft nog geen enkele provincie gedaan.
Een verdringingsreeks treedt echter pas in werking als er al een tekort is aan water.
Dan wordt gekeken hoe het beschikbare water verdeeld kan worden. Ten tijde van droogte
als gevolg van neerslagtekort wordt het grondwater echter niet of nauwelijks aangevuld
en zullen beperkingen voor grondwateronttrekkingen nog niet leiden tot herstel van
de grondwaterstanden. Herstel moet juist plaatsvinden door tijdens perioden van neerslagoverschot
water vast te houden en te laten infiltreren naar het grondwater. Tevens hebben waterschappen
en provincies nu al de mogelijkheid om onttrekkingsverboden in te stellen voor bepaalde
gebieden.
In het kader van de Studiegroep Grondwater wordt wel nagedacht over de mogelijkheid
van een voorkeursvolgorde grondwater. De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd
over het eindadvies van de Studiegroep Grondwater.
Vraag 12
Klopt het dat het momenteel code rood is voor risico op natuurbranden voor de Veiligheidsregio
Kennemerland, waarbij boswachters spreken van een «extreme situatie»?8
Antwoord 12
Nee, dit klopt niet.
De kleurcodes worden niet meer gehanteerd als term om het risico aan te geven. Tot
het voorjaar van 2018 werd het gevaar voor uitbreiding van natuurbrand uitgedrukt
in vijf kleuren. In overleg met Brandweer Nederland, de veiligheidsregio’s en de natuurbeheerders
en recreatieondernemers, is besloten om over de stappen op twee fases. Dit om verwarring
met de weeralarmen te voorkomen en aan te geven dat toegang tot de natuurgebieden
is toegestaan, ook al is er gevaar voor natuurbrand. Een aantal regio’s en terreinbeheerders
gebruikt de kleurcodes echter nog vanuit het verleden. Alle bij de natuurbrandrisico.nl
aangesloten veiligheidsregio’s, waaronder Veiligheidsregio Kennemerland, zitten op
het moment van de beantwoording van deze vraag in fase 2.
Ter achtergrond: alle regio’s zitten in fase 2 met uitzondering van Rotterdam-Rijnmond,
Zaanstreek Waterland, Amsterdam e.o en Zuid-Holland Zuid, die tot op heden nog geen
gebruik maken van natuurbrandrisico.nl.
Vraag 13
Klopt het dat Nederland code rood niet hanteert als waarschuwingscode, maar dat Nederland
wel in een «verhoogde waakzaamheid» voor natuurbranden is, de zogenaamde «fase twee»?
Wat houdt «fase twee» in en wat is het verschil met «fase een» en met een code rood?
Antwoord 13
Het antwoord op deze vraag is erg technisch van aard.
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen twee zaken:
1e Het publieksrisico via natuurbrandrisico.nl. Deze site, met de fasen 1 en 2 om het
natuurbrandrisico te classificeren, is bedoeld als publieksinformatie. Op de site
staat uitgelegd wat het verschil tussen de verschillende fases is.9
Met name de laatste zin onder fase 2 is ook interessant:
«Vergunning
Sommige – gemeentelijke of provinciale – vergunningverleners gebruiken de fase-indeling
om een vergunning te weigeren of in te trekken.»
2e De operationele uitruksterkte van de brandweer op basis van het uitbreidingsrisico.
De brandweer gebruikt een aantal «stappen» om te bepalen wat het risico is op een
snel uitbreidende natuurbrand. In vrijwel alle veiligheidsregio’s worden, afhankelijk
van het uitbreidingsrisico, meer of minder brandweervoertuigen gealarmeerd.
De onderscheiden stappen binnen het uitbreidingsrisico zijn: laag (groen), normaal
(geel), hoog (oranje) en zeer hoog (rood). Tussen haakjes staan de stappen die vroeger
gehanteerd werden toen er nog met de al genoemde kleurcodes gewerkt werd.
Iedere veiligheidsregio beoordeelt bij een brand zelf het uitbreidingsrisico, dus
welke stap van toepassing is. Daarbij is er geen één op één relatie met de geldende
fase op natuurbrandrisico.nl. Zo kan het fase 2 zijn, maar kan het uitbreidingsrisico
op «laag» of «normaal» staan, omdat er bijvoorbeeld bijna geen wind staat of er net
regen is gevallen. Ook die omstandigheden tellen mee voor het risico op het moment
van een brand.
De veiligheidsregio’s bepalen ook zelf welk inzetvoorstel zij koppelen aan een bepaald
uitbreidingsrisico. In de ene regio worden er zodoende bij een «hoog uitbreidingsrisico»
twee tankautospuiten gealarmeerd, in een andere regio zouden dat vier tankautospuiten
en twee watertankwagens kunnen zijn.
Vraag 14
Klopt het dat voor de meeste duingebieden in Nederland code rood is? Zo ja, welke
conclusies trekt u hieruit?
Antwoord 14
Code rood wordt normaliter niet meer gehanteerd als term. Alle veiligheidsregio’s
zitten op het moment van de beantwoording van deze vragen in fase 2 op natuurbrandrisico.nl
(met uitzondering van de in antwoord 12 genoemde regio’s die tot op heden nog geen
gebruik maakt van natuurbrandrisico.nl)
Vraag 15
Hoeveel grondwater en oppervlaktewater wordt er onttrokken of afgevloeid door de industrie,
landbouw en voor drinkwater rondom de duinen, bijvoorbeeld rondom Nationaal Park Zuid-Kennemerland?
Antwoord 15
In het duingebied in het Nationaal Park Zuid Kennemerland wordt regulier geen water
(meer) onttrokken door PWN. De reguliere winning is gestopt in 2002. Er is nog wel
een winning voor noodsituaties10, die sinds het stopzetten van de reguliere winning niet is gebruikt. Bij waterschap
Holland Rijnland zijn in totaal 11 onttrekkingen binnen een straal van 100 m vanaf
het Nationaal Park Kennemerland bekend. Daarvan zijn 3 tijdelijke onttrekkingen voor
bouwwerkzaamheden (hierbij wordt in al deze gevallen het onttrokken water in de bodem
geretourneerd) en acht onttrekkingen voor beregening van sportvelden en tuinen en
voor veedrenking.
PWN zet het duingebied (bijvoorbeeld in het Noord-Hollands Duinreservaat) wel in om
water te zuiveren. Hierbij wordt nooit méér water onttrokken dan dat er door PWN ook
in het duin geïnfiltreerd wordt (dit is gezuiverd rivier- of IJsselmeerwater). Hetzelfde
is het geval in het duingebied bij Den Haag dat door Dunea voor waterwinning wordt
gebruikt.
Vraag 16
Hebben deze onttrekkingen of afvloeiingen bijgedragen aan de huidige situatie?
Antwoord 16
In het licht van antwoord 15; de huidige droogtesituatie is geen één op één gevolg
van wateronttrekkingen in het gebied, maar van het grote neerslagtekort dat op zandgronden
het meest tot uiting komt in de natuur. Zie verder het antwoord op vraag 17.
Vraag 17
Had de huidige extreme droogte in Nationaal Park Zuid-Kennemerland voorkomen kunnen
worden wanneer voldoende water was vastgehouden? Zo ja, welke maatregelen zullen genomen
worden om extreme droogte en mogelijke grote risico’s op natuurbranden te voorkomen?
Antwoord 17
De grondwaterstanden in de duinen in de gebieden die PWN beheert, zijn de afgelopen
jaren relatief hoog, doordat als gevolg van klimaatverandering op jaarbasis meer neerslag
valt. In het duin blijft dit water lang in de bodem zitten, in tegenstelling tot in
de polders. De toplaag van de bodem waar planten in wortelen, droogt in deze droge
tijden wel verder uit dan in normale jaren, omdat deze laag afhankelijk is van neerslag.
Omdat de huidige droogte in het duin niet wordt veroorzaakt door lage grondwaterstanden,
maar door het ontbreken van neerslag, helpt het vasthouden van water niet in deze
specifieke situatie in het duin.
PWN als waterbedrijf en als terreinbeheerder roept klanten en bezoekers op om zorgvuldig
om te gaan met water en natuur en geeft tips om brandgevaar in het duin te voorkomen.
Zowel via haar website11 als bij de ingangen van onze duingebieden.
Vraag 18
Had de huidige extreme droogte in de natuur en met name de duinen voorkomen kunnen
worden wanneer voldoende water was vastgehouden?
Antwoord 18
In duingebieden leidt vasthouden van water niet tot het voorkomen van een droge toplaag
als het lange tijd niet regent. Dit heeft ook te maken met de grondsoort: zand laat
zeer gemakkelijk water door. Voor andere functies dan natuur is het zinvol om water
vast te houden in tijden van overschot om later te kunnen gebruiken. Vasthouden van
water in de binnenduinrand en in de aansluitend gelegen polders is voor de daar aanwezige
functies wel nuttig, maar dus niet om de zichtbare droogte in de duinen zelf te voorkomen.
Vraag 19
Hoeveel natuurbranden hebben plaatsgevonden dit jaar? Wat zijn de verwachtingen voor
de rest van het jaar?
Antwoord 19
Tot en met 21 augustus 2022 zijn er 532 natuurbranden geregistreerd. De verwachtingen
voor de rest van het jaar zijn mede afhankelijk van de weersomstandigheden. Door de
begin september gevallen neerslag alsook de meer normale weersomstandigheden voor
de tijd van het jaar lijkt het niet nog droger en nog gevaarlijker ten aanzien van
natuurbranden te worden. Tegelijk is het gevaar niet geweken. Een concreet antwoord
op het tweede gedeelte van deze vraag is dus niet te geven.
In de statistieken zijn overigens de branden op de schietterreinen van Defensie (ASK
en ISK) nog niet meegenomen, omdat die aan het einde van het jaar worden verwerkt.
Het daadwerkelijke aantal natuurbranden zal zodoende ruim hoger uitkomen dan het huidige
aantal.
In perspectief: het aantal natuurbranden in de afgelopen jaren:
2017: 319
2018: 949
2019: 548
2020: 724
2021: 212
Vanwege klimaatverandering is het de verwachting dat het aantal natuurbranden de komende
jaren zal gaan stijgen. Het NIPV, KNMI, WUR, VU en Deltares doen in het najaar van
2022 onderzoek naar de ontwikkeling van het natuurbrandrisico, zodat veiligheidsregio’s,
terreinbeheerders, waterschappen en landelijke overheden zich gerichter kunnen voorbereiden
op het voorkomen en beheersen van natuurbranden.
Vraag 20
Kunt u aan het einde van het jaar een overzicht delen met de Kamer over de hoeveelheid
natuurbranden en hun impact op natuur, economie en mensen in vergelijking met voorafgaande
jaren?
Antwoord 20
Het NIPV heeft begin 2023 de statistieken t/m 2022 bijgewerkt. Dan kan ik de cijfers
in het antwoord op vraag 19 aanvullen. Er zijn geen methoden bekend om de impact van
natuurbranden op natuur, economie en mensen te classificeren; op die vraag kan ik
u dus geen antwoord geven.
Vraag 21
Deelt u de zorg dat met maatregelen, waaronder het verhogen van grondwaterstanden
rondom natuurgebieden die in categorie 1 zitten niet langer gewacht kan worden? Zo
ja, bent u bereid om dit binnen een jaar te bewerkstelligen?
Antwoord 21
Voor hydrologisch herstel van alle natuurgebieden (niet alleen rondom natuurgebieden
in categorie 1 van de verdringingsreeks) worden kaders opgesteld binnen het beleidsprogramma
Water en Bodem Sturend (zie vraag 8). Deze kaders zullen vervolgens worden uitgewerkt
in de regionale gebiedsplannen voor het NPLG, die in juli 2023 gereed moeten zijn.
Omdat natuurgebieden in categorie 1 van de verdringingsreeks tijdens watertekorten
zo lang als mogelijk water aangevoerd krijgen, kunnen terreinbeheerder en waterschap
die gebieden lang nat houden en is het droogteprobleem voor deze gebieden meestal
minder urgent dan voor natuur in hoog gelegen gebieden, waar geen wateraanvoer vanuit
de rivieren mogelijk is. De terreinbeheerder maakt dan een afweging tussen de verwachte
schade door droogte versus schade door de inlaat van water met een andere kwaliteit
dan het gebiedseigen water.
Overigens is de regelgeving met betrekking tot het peilbeheer van oppervlaktewater
en de vergunningverlening voor grondwateronttrekking een decentrale bevoegdheid van
respectievelijk de waterschappen en de provincies.
Vraag 22
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden?
Antwoord 22
De departementen hebben zich ingespannen om u deze antwoorden op korte termijn te
doen toekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.