Schriftelijke vragen : De voorgestelde wijzigingen inzake het nabestaandenpensioen en over berekeningen hoe het nieuwe stelsel dit jaar gewerkt zou hebben
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de voorgestelde wijzigingen inzake het nabestaandenpensioen en over berekeningen hoe het nieuwe stelsel dit jaar gewerkt zou hebben (ingezonden 24 oktober 2022).
Vraag 1
            
Bent u bekend met het rapport van Netspar «Uitkeringseffecten en kostendekkende premies
               in het nieuwe nabestaandenpensioen»?1
Vraag 2
            
Klopt het dat de Wet toekomst pensioenen, op reeds opgebouwd nabestaandenpensioen
               na, enkel nog nabestaandenpensioen op risicobasis toestaat voor het risico van overlijden
               voor de pensioendatum?
            
Vraag 3
            
Klopt het dat – vanwege die voorgestelde verplichte risicodekking – deelnemers die
               na einde deelname en de drie maanden uitloopperiode of Werkloosheidswet (WW-)periode
               hun (risico)dekking voor nabestaandenpensioen willen behouden, dit enkel kunnen bewerkstelligen
               door over te gaan op uitruil van hun (kapitaalgedekte) ouderdomspensioen in risicogedekt
               nabestaandenpensioen?
            
Vraag 4
            
Bent u bekend met de berekeningen uit het bovengenoemde rapport waaruit blijkt dat
               een deelnemer met een inkomen van 20.000 euro per jaar, die heel zijn werkzame leven
               ouderdomspensioen heeft opgebouwd, maar na einde deelname vanaf 55 jaar vrijwillig
               het fiscaal maximale nabestaandenpensioen wil voortzetten tot pensioendatum (middels
               de genoemde uitruil) 37,5% van zijn ouderdomspensioen verliest?
            
Vraag 5
            
Klopt het dat voor bovenstaande gewezen deelnemer in het voorgestelde nieuwe stelsel,
               na de uitloopperiodes, in beginsel geen enkele dekking van nabestaandenpensioen voor
               het risico van overlijden voor de pensioendatum in de tweede pijler resteert, indien
               hij niet kiest voor de uitruil?
            
Vraag 6
            
Vindt u dat deze uitruilmogelijkheid een realistische optie is voor iemand met een
               laag inkomen, gezien de grote impact op het ouderdomspensioen?
            
Vraag 7
            
Bent u ook bekend met de berekeningen uit dit rapport waaruit blijkt dat de individuele
               kostendekkende premie van het voorgestelde (fiscaal maximale) nabestaandenpensioen
               voor een 65-jarige met een laag inkomen (20.000 euro per jaar) bijna zeven keer hoger
               is dan de individuele kostendekkende premie voor huidige regelingen (te weten: 29,8%
               in plaats van 4,3%)?
            
Vraag 8
            
Klopt het dat dit in een fors hogere uniforme premie zal resulteren voor bedrijfstakpensioenfondsen
               waarvan een groot deel van de populatie een lager inkomen heeft en/of ouder is?
            
Vraag 9
            
Klopt het dat in het algemeen de kostendekkende premies voor het voorgestelde fiscaal
               maximale nabestaandenpensioen significant hoger zullen zijn dan die van de huidige
               aangeboden regelingen en dit dus zal resulteren in ofwel hogere individuele premies/een
               hogere uniforme premie, ofwel in een (veel) lagere dekking dan maximaal fiscaal mogelijk
               is?
            
Vraag 10
            
Kunt u een indicatie geven van wat een realistische dekking voor het nabestaandenpensioen
               voor overlijden voor de pensioendatum zal zijn, gegeven de huidige premiebudgetten?
            
Vraag 11
            
Bent u bekend met de berekeningen uit dit rapport waaruit blijkt dat in de voorgestelde
               regeling de nabestaande van een deelnemer met een inkomen van 20.000 euro per jaar
               bij een fiscaal maximaal nabestaandenpensioen een vier keer hogere nabestaandenpensioen
               (NP-)uitkering krijgt op het moment dat de deelnemer één dag voor de pensioendatum
               overlijdt, in vergelijking met het geval hij op de pensioendatum overlijdt (te weten:
               10.000 euro per jaar in plaats van 2.500 euro per jaar)?
            
Vraag 12
            
Acht u dit verschil in uitkeringshoogte nog uitlegbaar? Zo ja, wilt u dit uitleggen
               en zo nee, wilt u het wetsvoorstel aanpassen?
            
Vraag 13
            
Deelt u de mening dat het restitutie bij overlijden voor pensioendatum het stelsel
               meer in balans kan brengen, omdat dan extreme verschillen wegegenomen kunnen worden?
            
Vraag 14
            
Bent u bereid om aan een weduwe uit te leggen, dat zij geen nabestaandenpensioen krijgt,
               omdat haar man (bijvoorbeeld als zelfstandige of op andere wijze zonder dekking) niet
               verzekerd was in de maand voor het bereiken van de Algemene Ouderdomswet (AOW-)leeftijd,
               dat de pensioenpot van 300.000 euro aan het collectief vervalt en dat wanneer hij
               een maand langer geleefd zou hebben, die pot beschikbaar geweest zou zijn voor de
               aankoop van een levenslang nabestaandenpensioen voor de weduwe?
            
Vraag 15
            
Kunt u ook aangeven wat de kosten zullen zijn van de dubbele administratie van het
               oude nabestaandenpensioen (dat volgens het overgangsrecht beschikbaar zal blijven
               in het nieuwe stelsel) en het nieuwe nabestaandenpensioen?
            
Vraag 16
            
Constaterende dat in het huidige stelsel sprake kan zijn van restitutie bij overlijden
               voor de pensioendatum en dit in het nieuwe stelsel niet meer mogelijk is, opdat opgebouwde
               nabestaandenpensioenen of -kapitalen bij het invaren moeten worden omgezet in rechten
               conform de nieuwe Pensioenwet, aldus het wetsvoorstel en constaterende dat dit bij
               een regeling met restitutie opgebouwd bij een Premie Pensioen Instelling (PPI) echter
               technisch niet mogelijk is omdat als ingevaren wordt, het recht op restitutie en de
               daaruit voortvloeiende (hogere) uitkering namelijk zal komen te vervallen, en er dan
               dus een hoger (actuarieel gelijkwaardig) kapitaal meegegeven zal moeten worden voor
               het nabestaandenpensioen en aangezien het geld niet bij de uitvoerder aanwezig is,
               een andere partij dat zal moeten financieren, kunt u aangeven welke partij dit bedrag
               zal moeten bijleggen?
            
Vraag 17
            
Voor de uitruil van ouderdomspensioen in risicogedekt nabestaandenpensioen komt een
               jaarlijks keuzemoment (de opt-in), kunt u aangeven of een deelnemer die in enig jaar
               geen gebruik (meer) heeft gemaakt van de opt-in, bijvoorbeeld omdat hij niet in staat
               was om tijdig te reageren, het volgende jaar alsnog voor een opt-in kan gaan?
            
Vraag 18
            
Stel dat deelnemers in Nederland massaal gebruik gaan maken van de (jaarlijkse) opt-in,
               dan komt het er de facto op neer dat grote groepen mensen deelnemer zijn in een pensioenfonds
               waar zij niet meer onder vallen op grond van hun feitelijke werkzaamheden, maar op
               grond van wat zij ooit gedaan hebben, zal dit naar uw oordeel extra druk kunnen leggen
               op de houdbaarheid van de verplichtstelling, aangezien daarmee een vrije marktwerking
               wordt verhinderd?
            
Vraag 19
            
Als bij vraag 17 het antwoord is dat een opt-in niet vervalt als het niet gebruikt
               is, dan betekent dit dat iemand na een paar jaar zichzelf alsnog kan aansluiten bij
               een bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) waar iemand ooit heeft gewerkt, zal dit dan naar
               uw oordeel extra druk kunnen leggen op de houdbaarheid van de verplichtstelling, aangezien
               daarmee een vrije marktwerking wordt verhinderd?
            
Vraag 20
            
Heeft u kennis genomen van het de berekeningen van het actuarieel adviesbureau Confident
               B.V. over hoe het pensioenakkoord gefunctioneerd zou hebben in de eerste helft van
               2022?2
Vraag 21
            
Klopt het dat uit het nieuwe contract volgt dat de rendementen van jongere werknemers,
               oudere werknemers en gepensioneerden dit jaar respectievelijk -11,0% -20,8% en -16,0%
               kunnen bedragen?
            
Vraag 22
            
Acht u die verdeling een redelijke verdeling en acht u het een redelijke uitkomst
               dat het effect op de toekomstige uitkering voor de drie groepen respectievelijk 43,9%
               6,2% en -3,5% zou zijn?
            
Vraag 23
            
Werkt het beschermingsrendement zoals aangegeven in de notitie en is dit de door het
               kabinet beoogde werking van het beschermingsrendement?
            
Vraag 24
            
Indien deze cijfers niet mogelijk zijn, wilt u dan zelf een voorbeeld geven hoe het
               pensioencontract zou uitwerken in de eerste helft van 2022?
            
Vraag 25
            
Indien u niet in staat bent aan te geven hoe de nieuwe contracten zouden uitwerken
               in de eerste helft van 2022, is de Staten-Generaal dan wel in staat een weloverwogen
               keuze te maken of het nieuwe stelsel ingevoerd moet worden?
            
Vraag 26
            
Wilt u deze vragen een voor een en voor het plenaire debat behandelen?
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen - 
              
                  Indiener
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.