Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bouchallikh over het bericht 'Verpleeghuizen Curaçao in geldnood, ouderen moeten maaltijd delen'
Vragen van het lid Bouchallikh (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Verpleeghuizen Curaçao in geldnood, ouderen moeten maaltijd delen» (ingezonden 10 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 21 oktober
2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Verpleeghuizen Curaçao in geldnood, ouderen moeten maaltijd delen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de huidige stand van zaken? Zijn er inmiddels oplossingen gevonden voor de
tekorten aan voedsel in de verpleeghuizen en voor de financiële tekorten?
Antwoord 2
Het Ministerie VWS heeft naar aanleiding van berichtgevingen omtrent dit onderwerp
contact gehad met het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) van Curaçao.
Dit ministerie geeft aan op de hoogte te zijn van de ernst van de situatie en reeds
enige tijd bezig te zijn met verschillende stappen om te komen tot een integrale en
structurele aanpak van de diverse uitdagingen in de zorg op Curaçao.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat in het Koninkrijk der Nederlanden bewoners
van verpleeghuizen door geldgebrek maaltijden moeten delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is geen goede zaak dat mensen binnen het Koninkrijk onder dergelijke omstandigheden
in verpleeghuizen leven. Dat wordt ook in Curaçao erkend en trek ik mij ook aan. Het
Ministerie van GMN heeft aangegeven sinds een paar maanden met de verpleeghuizen in
gesprek te zijn om door middel van evaluatie en analyse van de beschikbaar gestelde/te
stellen financiële data inzicht te krijgen in de problematiek. Op basis daarvan kan
het Ministerie van GMN beoordelen hoe de financiële knelpunten integraal en structureel
aan te pakken en de zorg ten bate van alle betrokkenen tot een aanvaardbaar en acceptabel
niveau te brengen.
Vraag 4
Klopt het dat door de verpleeghuizen en/of de overheid van Curaçao om financiële steun
is gevraagd bij de regering van het land Nederland en dat er geen steun kon worden
gegeven vanwege het ontbreken van een gezonde financiële verantwoording?
Antwoord 4
Dat klopt niet. Er is bij de regering van het land Nederland niet om financiële steun
gevraagd voor dit specifieke probleem.
Vraag 5
Deelt u de mening dat voldoende voedsel een eerste levensbehoefte en daarmee een fundamenteel
recht van iedere inwoner van ons Koninkrijk is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, die mening deel ik.
Vraag 6
Hoe verhoudt de situatie waarbij in een van de landen in het Koninkrijk onvoldoende
voedsel beschikbaar is voor bewoners van verpleeghuizen zich tot de onderlinge waarborgfunctie
uit artikel 43 lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk?
Antwoord 6
Uitgangspunt in artikel 43 Statuut is dat elk van de landen in het Koninkrijk zelf
zorgdraagt voor de verwezenlijking van fundamentele menselijke rechten. De waarborgfunctie
van het Koninkrijk, neergelegd in artikel 43, tweede lid, komt pas in beeld als in
een land geen redres meer mogelijk blijkt door de organen van dat land. Dat is, zoals
hierboven beschreven, in casu niet het geval.
Vraag 7
Wat doet de regering van Curaçao om te waarborgen dat iedere bewoner van een verpleeghuis
voldoende voedsel krijgt? Op welke wijze helpt het Koninkrijk het land Curaçao hierbij?
Antwoord 7
In het kader van het Landspakket Curaçao hebben Nederland en Curaçao afgesproken om
te komen tot een traject om de duurzame betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit
van het gehele zorgstelsel te realiseren. Daartoe wordt eind 2022 een rapport opgeleverd
over mogelijke stelselwijzigingen. De Tijdelijke Werkorganisatie heeft expliciet aandacht
gevraagd bij Curaçao voor de derdelijnszorg, waar de verpleeghuiszorg een onderdeel
van is, zodat deze sector wordt meegenomen in dat traject.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van alle relevante fundamentele menselijke rechten en vrijheden
die in het gehele Koninkrijk gelden en die voor iedere inwoner van het Koninkrijk
moeten worden gewaarborgd? Kunt u hierbij ook aangeven op welke wijze de Koninkrijksregering
de naleving van deze fundamentele menselijke rechten en vrijheden concreet waarborgt?
Antwoord 8
Een uitputtend overzicht van alle relevante fundamentele menselijke rechten en vrijheden
die in het gehele Koninkrijk gelden en die voor iedere inwoner van het Koninkrijk
moeten worden gewaarborgd valt niet te geven. Op het niveau van het Koninkrijk bestaat
geen grondrechtencatalogus. Aan de basis van artikel 43 Statuut ligt het uitgangspunt
dat besluitvorming en beleidsvorming omtrent mensenrechten een landsaangelegenheid
vormen. Tussen de landen bestaan dan ook verschillen wat betreft de mensenrechten
die worden beschermd. Wel is het zo dat het totaal aan mensenrechten dat in elk land
geldt grote gelijkenissen vertoont. Dat is allereerst het geval omdat de grondrechten
die zijn neergelegd in elk van de vier constituties (Grondwet en Staatsregelingen)
sterk overeenkomen. Daarnaast gelden belangrijke mensenrechtenverdragen, zoals het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake
economische, sociale en culturele rechten, in het gehele Koninkrijk. Mensenrechten
die in elk van deze constituties en/of deze verdragen worden beschermd, zijn rechten
die in het gehele Koninkrijk gelden en die derhalve voor iedere inwoner van het Koninkrijk
moeten worden gewaarborgd.
Ingrijpen door de Koninkrijksregering op grond van de waarborgfunctie is een laatste
redmiddel. Zulk ingrijpen wordt alleen overwogen als er sprake is van een evidente
schending van een mensenrecht en, zoals gezegd, geen redres van deze schending in
een land zelf mogelijk blijkt. Het constitutionele recht van het Koninkrijk opent
de weg voor de uitoefening van de waarborgfunctie in een aantal procedures (artikel
50 en 51 Statuut; artikel 15, 21 en 22 Reglement Gouverneur). Signalen dat van een
ontoelaatbare toestand sprake is in een Caribisch land, die ingrijpen zou kunnen rechtvaardigen,
kunnen de Koninkrijksregering op verschillende manieren bereiken. Zie uitvoeriger
hierover Kamerstuk Eerste Kamer, 2019–2020, 29 653, I, p. 5–6. Een belangrijke rol in dit verband is in ieder geval weggelegd voor de Gouverneurs
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Vraag 9
Kunt u, mede in het licht van de aanbevelingen van het College voor de Rechten van
de Mens en de Adviesraad Internationale Vraagstukken, een stand van zaken geven van
de implementatie van mensenrechtenverdragen in zowel Caribisch Nederland als in de
landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Welke internationale verdragen moeten voor
welke delen van het Koninkrijk nog worden geïmplementeerd en wat is hiervoor het concrete
tijdpad?
Antwoord 9
Door het Koninkrijk zijn in de loop der tijd verschillende mensenrechtenverdragen
aangegaan die niet in het gehele Koninkrijk verbindend zijn. Dit kan worden verklaard
door het hierboven beschreven uitgangspunt achter artikel 43 Statuut van autonomie.
Of zulke binding er moet komen in een land, is in beginsel aan henzelf om te beslissen.
Vanwege de bijzondere aard van mensenrechten en de waarborgfunctie in artikel 43,
tweede lid, Statuut wordt door de vier landen niettemin zoveel mogelijk gestreefd
naar gelding van mensenrechtenverdragen in het gehele Koninkrijk. Dit is recentelijk
nog eens onderstreept in het nader rapport van de Koninkrijksregering op het ongevraagd
advies van de Raad van State over het Koninkrijk, verdragen en het Unierecht (d.d.
1 september 2022, nog geen Kamerstuknr). Ter bevordering van dit streven hebben de
landen in 2021 een commissie ingesteld waarin zij samenwerken om de implementatie
van mensenrechtenverdragen in een of meerdere landen van het Koninkrijk (incl. Caribisch
Nederland) te bespoedigen. Op de werklijst van deze commissie staan op dit moment
de volgende verdragen:
– Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie
bij het Verdrag inzake de rechten van het kind
– Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke
of onterende behandeling of bestraffing
– Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
– Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
– Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning
– Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld
– Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van
kinderen
De commissie is nog niet zover dat voor de implementatie van elk van deze verdragen
een tijdpad kan worden gegeven. De totstandkoming van de benodigde uitvoeringsregelgeving
is een verantwoordelijkheid van de landen zelf en kan tijd en geld vergen. De commissie
onderzoekt modaliteiten voor samenwerking tussen de Caribische landen en Nederland
die dit proces kunnen ondersteunen. De aandacht van de commissie gaat op dit moment
vooral uit naar de implementatie van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het
voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van
Istanbul). Voor Caribisch Nederland is de ratificatie van dit verdrag voorzien in
2025. Ook Curaçao streeft ernaar voor dit verdrag deze planning aan te houden. Verder
wordt voor Curaçao op korte termijn de ratificatie verwacht van het Facultatief Protocol
inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag
inzake de rechten van het kind. Dit verdrag is reeds in werking in beide delen van
Nederland en in Aruba.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.