Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Erkens en Grinwis over 'Eneco schroeft vergoeding voor terugleveren zonnestroom flink terug'
Vragen van de leden Erkens (VVD) en Grinwis (CU) aan de Minister voor Klimaat en Energie over «Eneco schroeft vergoeding voor terugleveren zonnestroom flink terug» (ingezonden 25 augustus 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 21 oktober 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4043.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat Eneco de vergoeding voor teruggeleverde zonnestroom
niet meer koppelt aan de stroomprijs en de vergoeding abrupt terugbrengt van soms
wel meer dan 50 cent naar een (schamele) 9 cent per kWh?1
Antwoord 1
Ja. Inmiddels heeft Eneco aangegeven de verlaging van de terugleververgoeding bij
vaste contracten terug te zullen draaien en de betreffende klanten hierover te informeren.
Vraag 2
Wat betekent dit voor een huishouden met acht, twaalf of zestien zonnepanelen op jaarbasis?
Hoe apprecieert u deze plotselinge beslissing in deze tijden van astronomische energieprijzen?
Antwoord 2
In algemene zin zal, wanneer er sprake is van meer invoeding dan gesaldeerd kan worden,
de terugverdientijd toenemen als er sprake is van een lagere terugleververgoeding.
Echter, voor consumenten die al hun opgewekte elektriciteit kunnen salderen, is de
terugleververgoeding op dit moment niet van toepassing. De vergoeding voor teruggeleverde
elektriciteit is alleen van toepassing op het deel van de op het net ingevoede elektriciteit
dat niet gesaldeerd kan worden.
Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 dient de leverancier
een redelijke vergoeding aan de afnemer te betalen voor deze elektriciteit. Op zonnige
dagen is de elektriciteitsprijs laag, doordat veel wordt ingevoed. Het levert een
leverancier weinig op als hij overdag deze elektriciteit moet verkopen op de beurs.
Daardoor ontstaat een prikkel voor leveranciers om de terugleververgoeding te verlagen.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Vraag 3
Waarom is het mogelijk voor Eneco om zo abrupt en eenzijdig de voorwaarden voor teruggeleverde
stroom aan te passen? Vind u dat dit moet kunnen binnen lopende contracten of zou
hier sprake moeten zijn van (betere) consumentenbescherming? Bent u bereid om Eneco
hierover aan te spreken?
Antwoord 3
De bepalingen in het afgesloten contract zijn leidend. Bij een vast contract is het
niet mogelijk om de terugleververgoeding te wijzigen, tenzij in de voorwaarden uitzonderingen
zijn opgenomen. Consumenten kunnen bij ACM ConsuWijzer terecht met de vraag hoe om
te gaan met geschillen.
Vraag 4
Verwacht u dat Eneco dit besluit nu neemt omdat consumenten geen kant op kunnen gezien
de onmogelijkheid tot overstappen in de huidige energiemarkt? Als dat het geval is,
denkt u dat er dan wellicht sprake is van gebruik of zelfs misbruik van marktmacht?
Zijn er andere leveranciers die dezelfde praktijken hanteren? Bent u bereid de Autoriteit
Consument & Markt (ACM) te verzoeken een extra onderzoek te laten uitvoeren naar deze
praktijken?
Antwoord 4
Ik heb geen inzicht in de beweegredenen van Eneco om de terugleververgoeding te verlagen.
Leveranciers mogen zelf de hoogte van de terugleververgoeding bepalen, zolang afnemers
tijdig op de hoogte gesteld worden en de terugleververgoeding redelijk en niet in
strijd met de algemene voorwaarden of het bepaalde in het afgesloten contract met
de consument is.
Mijn voornemen is om, uit het oog van consumentenbescherming, het wettelijk minimum
van de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw
van de salderingsregeling (2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief.
Tot die tijd sta ik in nauw contact met de ACM over de terugleververgoeding en houden
de ACM en ik ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Vraag 5 en 6
Waarom mogen energiebedrijven – niet alleen Eneco maar ook andere leveranciers zoals
Essent – lage tarieven hanteren voor teruggeleverde stroom zonder dat er op die momenten
ook lagere tarieven gelden voor de stroom die consumenten afnemen bij een energiebedrijf?
Moet de consumentenbescherming niet fors versterkt worden zodat zogenaamde marktconforme
tarieven niet alleen voor de klant gelden, maar ook voor het energiebedrijf?
Hoe kan het dat, zoals aangetoond door de consumentenbond, de tarieven voor teruggeleverde
stroom zo ver uit elkaar liggen? Wat vindt u een redelijk tarief dan wel bandbreedte
in dezen?
Antwoord 5 en 6
Een leverancier moet een redelijke vergoeding betalen voor het deel van de op het
net ingevoede hoeveelheid elektriciteit dat groter is dan de hoeveelheid die in mindering
wordt gebracht op de aan het net onttrokken elektriciteit. Dat is bepaald in artikel
31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998. Het staat leveranciers vrij te concurreren
op basis van de terugleververgoeding, mits de vergoeding redelijk is. Het kan daarom
zo zijn dat de ene leverancier een (veel) hogere vergoeding dan een andere aanbiedt.
De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de terugleververgoeding voor een steeds
groter deel van de teruggeleverde elektriciteit relevant. Daarom is mijn voornemen
om, uit het oogpunt van consumentenbescherming, het wettelijk minimum van de redelijke
vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw van de salderingsregeling
(2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief. Een minimum vergoeding
van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een goede balans tussen de
werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van
zonnepanelenbezitters anderzijds. Tevens wil ik de redelijke vergoeding van een absoluut
maximum voorzien. Dit houdt verband met de sterk fluctuerende waarde van zonnestroom
en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit door de geopolitieke
ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte stroom op een zonnige dag
rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding beschermt
energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen een aanzienlijk
hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie. De meerkosten die
leveranciers verplicht moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen zonder
zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een te hoge minimumvergoeding zullen
leiden tot hogere elektriciteitstarieven voor alle klanten, dus ook die zonder zonnepanelen.
Vraag 7
Zou het niet beter zijn, om verdere misstanden te voorkomen, om versneld een redelijk
minimumtarief te gaan vastleggen vanuit de overheid?
Is het mogelijk om dit, in plaats van in 2025, al vanaf 1 januari 2023 in te voeren
via een algemene maatregel van bestuur?
Antwoord 7
Mocht er sprake zijn van misstanden, dan kan de ACM hier op basis van de huidige regelgeving
al tegen optreden. Desalniettemin is het mogelijk om eerder dan per 2025 in een algemene
maatregel van bestuur een minimum voor de redelijke vergoeding vast te leggen. Wel
moet het wetsvoorstel daarvoor zijn aangenomen door beide Kamers en inwerking zijn
getreden. Op dat moment kunnen hiervoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
regels aan worden gesteld.
Vraag 8
Wat zijn de voordelen van minimumtarieven? Ziet u ook in dat het logischer is om de
prikkel te beleggen bij grote energiebedrijven om overschotten van teveel opgewekte
stroom goed te benutten, dan bij huishoudens?
Antwoord 8
In de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 35 239, nr. 363) heb ik aangegeven dat met het oog op consumentenbescherming een grondslag in het
wetsvoorstel is opgenomen die het mogelijk maakt regels te stellen aan de redelijke
vergoeding. De onderhandelingspositie van kleinverbruikers is immers relatief zwak
tegenover grote bedrijven, terwijl een redelijke vergoeding belangrijk is voor de
terugverdientijd van hun investering in zonnepanelen.
Op termijn is het wenselijk dat meer marktwerking ontstaat en dat een kleinverbruiker
zelf kan bepalen aan wie en tegen welke prijs diegene de zelf geproduceerde en ingevoede
elektriciteit wil verkopen. Vaststelling van het minimumtarief bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur biedt de mogelijkheid om geleidelijk meer marktwerking in de
tarieven voor ingevoede elektriciteit te introduceren. Daardoor krijgen de energieleveranciers
de gelegenheid om concurrentiemodellen te ontwikkelen voor invoeding zonder dat dat
voor grote schokeffecten zorgt in de consumententarieven en de businessmodellen voor
investeringen in zonnepanelen. Ik ben voornemens de minimumvergoeding geleidelijk
te verlagen om marktwerking te bevorderen. Daarbij houd ik de terugverdientijden in
het oog.
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat ook huishoudens de prikkel hebben om zelf
opgewekte elektriciteit goed te benutten. Om het voordeel tijdens en na afbouw van
de salderingsregeling zo groot mogelijk te houden, kunnen huishoudens inzetten op
zoveel mogelijk gelijktijdige opwekking en verbruik van de opgewekte elektriciteit,
bijvoorbeeld door de (af)wasmachine overdag te laten draaien.
Vraag 9
Hoe ziet u de relatie tussen minimumtarieven en de rol van thuis- en buurtbatterijen?
Antwoord 9
De afbouw van de salderingsregeling zorgt voor een prikkel om het eigen verbruik achter
de meter te verhogen, wat de markt voor thuis- en buurtbatterijen ten goede komt.
Wanneer het minimum van de redelijke vergoeding vastgelegd is op 80 procent van het
kale leveringstarief, geeft dit een kleinere prikkel om thuis- en buurtbatterijen
aan te schaffen dan wanneer het minimum van de redelijke vergoeding lager ligt. Om
deze reden ben ik voornemens de minimumvergoeding op termijn geleidelijk te verlagen,
waarbij ik de terugverdientijden in het oog zal houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.