Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht dat Eneco snoeit in de vergoeding voor teruglevering van stroom
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht dat Eneco snoeit in de vergoeding voor teruglevering van stroom (ingezonden 24 augustus 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 21 oktober 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4044.
Vraag 1
Erkent u dat de verlaging voor de teruglevering van stroom opgewekt door zonnepanelen
een klap in het gezicht is van huishoudens die klant zijn van Eneco?1
Antwoord 1
Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 dient de leverancier
een redelijke vergoeding aan de afnemer te betalen voor het deel van de op het net
ingevoede hoeveelheid elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden. De Autoriteit
Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Momenteel geldt deze bepaling voor een beperkt aantal kleinverbruikers die elektriciteit
opwekken met zonnepanelen. De meeste kleinverbruikers met zonnepanelen voeden per
verbruiksperiode minder elektriciteit in op een net dan zij van dat net afnemen. Wanneer
bij een kleinverbruiker alle invoeding tegen zijn afname mag worden gesaldeerd, dan
is de terugleververgoeding voor diegene niet van toepassing. Bij kleinverbruikers
die meer elektriciteit op het net invoeden dan zij afnemen, geldt deze redelijke vergoeding
alleen voor het deel van de op het net ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd
kan worden.
Inmiddels heeft Eneco aangegeven de verlaging van de terugleververgoeding bij vaste
contracten terug te zullen draaien en de betreffende klanten hierover te informeren.
Vraag 2
Vindt u – net als de consumentenbond – dat Eneco hier een slaatje uit de mogelijkheid
dat zij nu verlagen omdat de afspraak dat er tenminste 70% van de energieprijs wordt
betaald bij teruglevering is verlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Energieleveranciers zijn vrij de terugleververgoeding zelf vast te stellen, maar deze
vergoeding dient wel redelijk te zijn. Het kan daarom zo zijn dat de ene leverancier
een hogere vergoeding dan een andere aanbiedt. De redelijke vergoeding voor teruggeleverde
elektriciteit geldt op dit moment voor een beperkt aantal kleinverbruikers (zie ook
het antwoord op vraag 1).
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de redelijke vergoeding voor een steeds
groter deel van de teruggeleverde elektriciteit relevant. Daarom is mijn voornemen
om, uit het oogpunt van consumentenbescherming, het wettelijk minimum van de redelijke
vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw van de salderingsregeling
(2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief. Uiteraard staat
het leveranciers vrij om meer te betalen dan het wettelijke minimum voor de redelijke
vergoeding.
Een minimum vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een
goede balans tussen de werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming
en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds. Tevens wil ik de redelijke vergoeding
van een absoluut maximum in eurocenten voorzien. Dit houdt verband met de sterk fluctuerende
waarde van zonnestroom en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit
door de geopolitieke ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte stroom
op een zonnige dag rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding
beschermt energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen
een aanzienlijk hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie. De
meerkosten die leveranciers verplicht moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen
zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een te hoge minimumvergoeding
zullen leiden tot hogere elektriciteitstarieven voor alle klanten, dus ook die zonder
zonnepanelen.
Vraag 3
Bent u bereid om de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te vragen snel nieuwe afspraken
te maken met energiebedrijven over een fatsoenlijk teruglevertarief om te voorkomen
dat mensen af gaan zien van het aanleggen van zonnepanelen?
Antwoord 3
Op dit moment moeten leveranciers al een redelijke vergoeding betalen voor de ingevoede
elektriciteit die niet gesaldeerd kan worden. De ACM is de toezichthouder voor de
redelijke vergoeding.
Uit onderzoek van TNO2 blijkt dat de terugverdientijden van zonnepanelen tot en met 2030 bij de voorgenomen
afbouw van de salderingsregeling naar verwachting niet hoger zullen zijn dan zeven
jaar. Dit maakt zonnepanelen voor huishoudens een zeer aantrekkelijke investering.
Vraag 4
Erkent u dat het stimuleren van het opwekken van groene stroom op deze manier lucratief
wordt voor private energiebedrijven terwijl de maatschappelijke investering minder
rendeert?
Antwoord 4
Nee. Zoals bij het antwoord op vraag 3 al aangegeven, is het voor huishoudens zeer
interessant om te investeren in zonnepanelen, gezien de verwachting dat de terugverdientijden
tot en met 2030 niet hoger zullen worden dan zeven jaar.
Vraag 5
Wilt u stimuleren dat mensen makkelijker een energie-coöperatie kunnen opzetten om
beter opgewekte stroom te kunnen delen en niet afhankelijk te hoeven zijn van de energiebedrijven?
Wilt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Ja, ik vind de coöperatieve energietransitie een belangrijke ontwikkeling die ik ondersteun.
Coöperatieve elektriciteitsproductie stimuleer ik hoofdzakelijk via de Subsidieregeling
Coöperatieve Energieopwekking (SCE). Deze subsidieregeling maakt het voor coöperaties
en VvE’s mogelijk om subsidie aan te vragen om gedurende 15 jaar de onrendabele top
van een project met zonnepanelen, windturbine(s) of waterkracht te dekken. Aan de
subsidie zitten voorwaarden verbonden, die ik ieder jaar evalueer en waar nodig en
mogelijk wijzig. Hierbij draag ik er zorg voor dat coöperaties op redelijke wijze
aan de voorwaarden kunnen voldoen. Coöperaties die zelf elektriciteit produceren zijn
inderdaad minder afhankelijk van de internationale energiemarkt en dit brengt voordelen
met zich mee. De SCE opent jaarlijks en ik nodig coöperaties uit een aanvraag in te
dienen.
Vraag 6
Bent u bereid om met gemeenten te onderzoeken hoe zij kunnen stimuleren dat gemeenschappen
makkelijker eigen coöperaties kunnen opzetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Er is al veel kennis en ervaring opgedaan rond lokale energie-initiatieven. Het mede
vanuit de rijksoverheid gefinancierde «HIER opgewekt» is het hiertoe opgerichte kennisplatform
en verstrekt hierover o.a. via haar website kennis aan zowel lokale energie-initiatieven
zelf als aan samenwerkingspartners van energie-initiatieven: gemeenten, provincies,
woningcorporaties en serviceverleners. Gemeenten spelen op verschillende manier een
rol in de coöperatieve energietransitie. Gemeenten kunnen zelf invulling geven aan
hoe zij de coöperatieve initiatieven in hun gemeenten willen ondersteunen. Het opzetten
van een coöperatie is uiteindelijk aan de (groep) burgers en of lokale ondernemers
zelf. Ik zie daarom geen directe meerwaarde van een dergelijk onderzoek.
Vraag 7
Hoe gaat u voorkomen dat andere energiebedrijven dit slechte voorbeeld van Eneco volgen
en ook het teruglevertarief fors verlagen?
Antwoord 7
Het staat leveranciers vrij om de terugleververgoeding te verlagen, mits afnemers
tijdig op de hoogte gesteld worden en de terugleververgoeding redelijk en niet in
strijd met de algemene voorwaarden of het bepaalde in het afgesloten contract met
de consument is. De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding. Zie ook
het antwoord op de vragen 2 en 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.