Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen pas in actie komt na een rechterlijke uitspraak
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretarissen van Financiën over dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen pas in actie komt na een rechterlijke uitspraak (ingezonden 12 juli 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
en van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris van
Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 21 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3941.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 juni
jl. over het tijdig beslissen van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel
Toeslagen (UHT)? Wat is daarop uw reactie?1
Antwoord 1
Ja. In de uitspraak wordt een andere uitleg gegeven aan de woorden dan bedoeld door
de directeur van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), zie ook de beantwoording
van vraag 6.
Uitgangspunt bij de integrale beoordeling is dat behandeling op volgorde van aanmelding
plaatsvindt. De ruimte daarvoor is afhankelijk van de besliscapaciteit, van de ouders
in urgente situaties die voorrang krijgen en de capaciteit die is gemoeid met het
beslissen op ingediende beroepen niet tijdig beslissen. Vooruitlopend op een rechterlijke
uitspraak gaat UHT al met deze beroepszaken aan de slag.
Er is geen rechtsmiddel aangewend tegen de uitspraak omdat er inmiddels al een inhoudelijke
beslissing was genomen op de aanvraag. Daarmee was het instellen van hoger beroep
niet meer aan de orde.
Wel is het verweer zoals dat in andere procedures wordt gevoerd verduidelijkt in reactie
op deze uitspraak, zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 2
Hoeveel procedures zijn momenteel bij de rechter ingediend over het niet tijdig verstrekken
van het dossier door de Belastingdienst/UHT?
Antwoord 2
Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Het komt voor dat advocaten een beroep niet-tijdig
beslissen indienen en zich dan tevens beroepen op het niet tijdig verstrekken van
een dossier. Hiervoor gelden echter geen beslistermijnen, zodat er tegen het niet
verstrekken van een dossier geen zelfstandig rechtsmiddel openstaat, zie ook het antwoord
op vraag 3. Er vindt geen registratie plaats van hoe vaak de rechter wordt gevraagd
om binnen een termijn een dossier te verstrekken.
Vraag 3
Wat is de heersende lijn in de uitspraken van rechters ten aanzien van het niet tijdig
beslissen?
Antwoord 3
De lijn in de jurisprudentie is dat de meeste beroepen die zich richten tegen het
niet tijdig beslissen op een aanvraag gegrond worden verklaard, omdat in de regel
de toepasselijke beslistermijn is overschreden.2 In dat geval wordt er door de rechter een termijn opgelegd binnen welke UHT een beslissing
dient te nemen. In de meeste gevallen houdt de rechter daarbij veelal rekening met
die termijn waarvan UHT aangeeft dat die nodig is om een beslissing te nemen. Dat
is op dit moment circa 12 weken. In voorkomende gevallen verdisconteren rechters de
behandelduur om tot een uitspraak te komen in die termijn.
Vraag 4
Wat is de heersende lijn in de uitspraken van rechters ten aanzien van het niet tijdig
verstrekken van het dossier?
Antwoord 4
Zoals kan worden opgemaakt uit de beantwoording van eerdere Kamervragen3 gelden er bij het verstrekken van dossiers geen beslistermijnen in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een verzoek om een dossier te verstrekken is namelijk
geen aanvraag, maar is gekoppeld aan de procedure waarin die stukken nodig zijn.
Voor de integrale beoordeling geldt een wettelijke verplichting om (uiterlijk) bij
de verzending van de direct aan de beschikking grondslag liggende documenten te verstrekken.
Het verstrekken van het informatie- en beoordelingsformulier geeft daar invulling
aan. Voor de bezwaarprocedures geldt op grond van artikel 7:4, derde lid, Awb dat
dossierstukken voorafgaand aan de hoorzitting in bezwaar beschikbaar dienen te zijn.
De rechter kan in de onderliggende procedure toetsen of de uiteindelijke beslissing
voldoet aan de relevante wettelijke verplichtingen, waaronder ook de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur.
Beeld van de jurisprudentie is dat rechters wel beslistermijnen opleggen als niet
tijdig op een aanvraag of bezwaar is beslist, maar een dergelijke termijn niet toekennen
als binnen een bepaalde termijn een dossier wordt gevraagd.
Het onderstreept het belang om te kijken waar knelpunten weggenomen kunnen worden
en verbetering en versnelling aangebracht kan worden, zowel ten aanzien van het verstrekken
van dossiers als ten aanzien van de procedures waarin die dossiers op zien.
Vraag 5
Zijn er ook bij de civiele rechter procedures aanhangig? Hoeveel procedures lopen
via de civiele weg en hoeveel procedures lopen via de bestuursrechtelijke weg?
Antwoord 5
Op dit moment zijn er geen civiele procedures aanhangig die betrekking hebben op het
in actie doen komen van UHT. Wel is er een zestal dagvaardingen uitgebracht waarin
eisers om een verklaring voor recht verzoeken (door de civiele rechter) dat de Staat
jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. In totaal zijn er op peildatum 30 september
2022 1.899 beroepen niet tijdig beslissen ingediend.
Vraag 6
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van de UHT dat de UHT als beleid heeft
dossiers pas te behandelen als er een rechterlijke uitspraak daartoe ligt? Wat vindt
u ervan dat de rechter deze uitspraak mee heeft genomen in het vonnis?
Antwoord 6
Er wordt in de uitspraak een andere uitleg toegekend dan bedoeld aan de woorden van
directeur UHT. Dat er voorrang wordt gegeven aan beroepen niet tijdig, betekent namelijk
niet dat het beleid is om pas in actie te komen op het moment dat er een rechterlijke
uitspraak ligt. Uitgangspunt bij de integrale beoordeling is dat behandeling op volgorde
van aanmelding plaatsvindt.
In verweerschriften wordt hier ook aandacht aan besteed. UHT hanteert geen beleid
om aanvragen of bezwaarschriften pas te behandelen als er een rechterlijke uitspraak
ligt. Wel is UHT gehouden om rechterlijke uitspraken op te volgen. Hierdoor doorkruisen
de beroepen niet tijdig de behandelvolgorde op basis van volgorde van aanmelding.
In verweerschriften, vooruitlopend op een uitspraak van de rechter, geeft UHT aan
hoeveel tijd er nodig is om een beslissing op een ingediende aanvraag te nemen en
de stappen die daarvoor in gang zijn gezet.
In urgente (schrijnende) situaties blijven ouders voorrang krijgen, zo nodig door
voorrang te geven boven uitspraken van de rechter. De woorden van de directeur van
UHT onderstrepen dat en zijn in lijn met de uitgangspunten zoals die in de meest recente
voortgangsrapportages met uw Kamer zijn gedeeld.4
De inzet van UHT is en blijft onveranderd zo spoedig mogelijk een beslissing op aanvragen
te nemen en daarvoor zoveel als mogelijk is de besliscapaciteit in te zetten.
Vraag 7
Waarom dwingt de Belastingdienst/UHT gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal
om eerst naar de rechter te stappen voordat hun dossiers in behandeling worden genomen?
Is dit ook uw beleid? Hoe past dit beleid van de Belastingdienst/UHT in uw beleid
om het aantal bestuurszaken terug te dringen?
Antwoord 7
Uitgangspunt is dat de integrale beoordeling op volgorde van aanmelding plaatsvindt,
streven is dat zo snel mogelijk te doen. Gelet op het grote aantal aanmeldingen lukt
dat helaas niet binnen de wettelijke termijnen. In urgente (schrijnende) situaties
krijgt een ouder voorrang. Daarnaast is UHT gehouden om rechterlijke uitspraken op
te volgen. Hierdoor doorkruizen de beroepen niet tijdig de behandelvolgorde op basis
van volgorde van aanmelding.
Waar het UHT wel lukt om ouders tijdig uitsluitsel te geven over de Catshuisregeling
(eerste toets, aanspraak op € 30.000,-) lukt het bij de daarop volgende integrale
beoordeling (IB) veelal niet om aanvragen binnen de termijn af te handelen. Iedere
aanvrager die binnen de wettelijke termijn geen beslissing op een ingediende aanvraag
heeft ontvangen, heeft het recht om een beroep niet-tijdig bij de rechter in te dienen.
Voorwaarde daarbij is dat eerst bij het bestuursorgaan een ingebrekestelling is ingediend
waarop niet binnen twee weken een beslissing wordt genomen.
Vraag 8
Legt u zich bij het beleid neer dat gedupeerden eerst naar de rechter moeten, terwijl
dat tot veel extra kosten voor de overheid leidt, namelijk de procedures bij de rechtbank
en de dwangsommen?
Antwoord 8
Nee. Uitgangspunt is om ouders op volgorde van aanmelding te behandelen. Zoals volgt
uit de beantwoording van vraag 7, is de prioritering van beroepen niet tijdig een
gevolg van het stelsel van de Awb, het is geen bewust beleid. Tot op heden kunnen
dwangsommen bij de rechter in de meerderheid van de gevallen worden voorkomen. Er
is op peilmoment 30 september 2022 inmiddels voor € 150.000 aan dwangsommen bij de
rechter verschuldigd.
Het heeft vanzelfsprekend de voorkeur om schaarse menskracht bij UHT in te zetten
voor de inhoudelijke beoordeling van aanvragen en bezwaren en niet voor het afhandelen
van juridische procedures over het niet tijdig nemen van een besluit. De inzet is
en blijft ook om ouders zo snel en zo goed mogelijk te helpen zonder dat ze daarvoor
naar de rechter hoeven.
Vraag 9
Beseft u dat uw verklaring in de brief van 8 juli jl., waarin u aangeeft dat operationele
problemen ten grondslag liggen aan het probleem, niet de strijdigheid met de wet opheft?2
Antwoord 9
Het voldoen aan wettelijke verplichtingen is van het grootste belang. De in de brief
van 8 juni jl geschetste problemen laten die wettelijke verplichtingen onverlet. Het
streven blijft zo snel en zo zorgvuldig mogelijk beslissingen te nemen en zo ouders
de duidelijkheid te bieden waar zij recht op hebben.
Realiteit is dat veel beslistermijnen zijn verstreken en strijd met de wet om die
reden ook niet meer kan worden voorkomen. Wel probeert UHT er alles aan te doen om
waar mogelijk versnelling en verbetering te realiseren, in de 12e Voortgangsrapportage zal daar nader op in worden gegaan.
Vraag 10
Valt de bijstand door een schade-expert ook onder de rechtshulp aan gedupeerden van
het kinderopvangtoeslagenschandaal? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals ook in het wetgevingsoverleg van 27 september jl. is toegezegd zal ik in de
12e Voortgangsrapportage informatie geven over schade-experts.
Vraag 11
Wat gaat u doen indien duidelijk wordt dat de Belastingdienst/UHT vonnissen door de
operationele problemen niet naleeft?
Antwoord 11
Beslistermijnen die door de rechter worden opgelegd, worden in de meerderheid van
de gevallen gehaald door prioriteit te geven aan ingediende beroepen niet tijdig.
Het is inherent aan het stelsel van beroepen niet tijdig dat andere ouders daardoor
langer moeten wachten.
Bij een verdere stijging van het aantal beroepen niet-tijdig valt niet uit te sluiten
dat de termijnen zoals die nu worden opgelegd niet meer volstaan. Zo kan er tot op
heden snel na het indienen van een beroep niet-tijdig een persoonlijk zaakbehandelaar
worden toegewezen, maar bij een verdere stijging is het denkbaar dat ook daar een
wachttermijn ontstaat. Dat is afhankelijk van ontwikkelingen in het aantal beroepen
niet-tijdig, het aantal urgente zaken en de besliscapaciteit bij UHT, die zich eveneens
ontwikkelt.
Beeld van de rechtspraak is dat in zijn algemeenheid rekening wordt gehouden met het
bieden van realistische termijnen om een besluit te nemen, in dat licht zal dan bij
de rechter een ruimere en voor UHT haalbare termijn worden gevraagd als de ontwikkelingen
daar aanleiding toe geven.
Daarnaast blijft onveranderd het streven om te komen tot versnellingen en verbeteringen
die er voor zorgen dat ouders sneller en beter worden geholpen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.