Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over het bericht ‘Het stikstofbeleid in Nederland en andere lidstaten’
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het stikstofbeleid in Nederland en andere lidstaten (ingezonden 31 augustus 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 20 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 4.
Vraag 1
Kunt u een overzicht sturen van de grenswaarden voor een vergunning (stikstofnorm)
per lidstaat in de Europese Unie (of ten minste van België, Duitsland, Denemarken,
Frankrijk, Ierland, Spanje en Italië) in gram stikstof per hectare per jaar?
Antwoord 1
Ik kan u geen overzicht sturen van de grenswaarden stikstof voor alle EU-lidstaten,
omdat deze op dit moment niet voorhanden is. Mede als gevolg van de ruimte die lidstaten
hebben om de verplichtingen volgend uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zelfstandig
vorm te geven in nationale wet- en regelgeving, alsook de verschillen in onder andere
juridische en ecologische omstandigheden, zijn er verschillen (ontstaan) in beleid
om aan deze internationale verplichtingen te voldoen. Voor de Nederlandse situatie
geldt dat deze nationale ecologische en juridische omstandigheden op dit moment geen
ruimte laten om een drempelwaarde toe te staan.
Ten aanzien van de buurlanden Vlaanderen en Duitsland kan ik u het volgende laten
weten. Voor Vlaanderen geldt dat zeer beperkt ruimte bestaat voor vergunningverlening.
Vlaanderen hanteert op basis van een (tijdelijke) ministeriele instructie een drempelwaarde
voor NOx van maximaal 1% (met een maximum van 0,3 kg N/ha/jr) van de KDW voor Natura 2000-gebieden
waar deze wordt overschreden. Indien sprake is van een overschrijding van deze drempelwaarde
dient een passende beoordeling plaats te vinden over de impact op de natuurlijke kenmerken
van het desbetreffende natuurgebied. Voor ammoniak wordt een drempelwaarde van 0,1%
van de KDW gehanteerd. Voor ammoniak veroorzaakt door veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties
moet altijd een passende beoordeling worden opgemaakt. Deze tijdelijke instructie
zal vervangen worden door een nieuwe beoordelingssystematiek die onderdeel is van
de definitieve Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Waarschijnlijk zal deze PAS
begin volgend jaar worden vastgesteld door de Vlaamse regering.
In Duitsland, in de «Technische Anleitung zur Reinhaltung der Luft« (TA Luft), is
voorgeschreven dat zodra er een kans is dat een vergunningsplichtige activiteit een
negatief effect kan hebben op een Natura 2000-gebied, een zogenaamde «verdraagzaamheidsstudie»
naar federale natuurbeschermingswetgeving verplicht is. Daarin moet worden aangetoond
dat er geen negatief effect zal zijn op Natura 2000-gebieden. In de TA Luft wordt
voor stikstofdeposities in natuurgebieden een grens aan de wetenschappelijke meetbaarheid
van stikstofdepositie in natuur gehanteerd. Valt de verwachte toename van de stikstofdepositie
als gevolg van de geplande activiteit onder die grenswaarde voor meetbaarheid, dan
hoeft er geen extra procedure gevolgd te worden. Als in het betreffende natuurgebied
de KDW al overschreden wordt, mag de toename niet meer dan 3% van de KDW zijn (de
zogenoemde «Bagatellschwelle»). Ook bouwvoornemens die deze waarden niet overschrijden
moeten aan aanvullende bouwtechnische eisen aan stallen en mestopslag voldoen, zoals
luchtzuivering en luchtdichte mestopslag.
Vraag 2
Welk rekenmodel wordt in andere lidstaten gebruikt voor het berekenen van landelijke
en regionale stikstofdepositie op natuurgebieden?
Antwoord 2
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van modellen en het toepassingsbereik
ervan in Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België en Denemarken1. De aanpak verschilt per onderzocht land tussen een modelmatige grenzen en beleidsmatig
gekozen waardes. In Nederland wordt met het rekenmodel OPS gerekend (met uitzondering
van projectberekeningen voor wegverkeer, daarvoor wordt het rekenmodel SRM2 gehanteerd).
Uit dit onderzoek blijkt dat in de onderzochte landen gebruikt wordt gemaakt van het
model VLOPS (Vlaanderen), het SCAIL-model (Verenigd Koninkrijk) en OML-DEP model (Denemarken).
Vraag 3
Worden in andere lidstaten bodems van natuurgebieden frequenter gemeten dan in Nederland?
Antwoord 3
Nee, voor zover bekend zijn er geen lidstaten die frequenter de concentratie en depositie
van stikstof in de natuurgebieden meet dan Nederland.
Vraag 4
Wordt er in andere lidstaten bij nieuwe activiteiten een rekenmodel gebruikt voor
het becijferen van de stikstofdepositie op natuurgebieden? Zo ja, op wat voor «grid»
wordt de depositie berekend (per hectare, per vierkante meter, per natuurgebied et
cetera)?
Antwoord 4
Alle lidstaten hebben de verplichting om te voldoen aan de verplichtingen volgend
uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag
1, verschilt de implementatie per lidstaat. Dit heeft ook invloed op het gehanteerde
detailniveau van berekeningen (ook wel het «grid» genoemd). Op dit moment wordt onderzocht
of een internationale vergelijkingsstudie van de gehanteerde modellen van toegevoegde
waarde kan zijn voor de Nederlandse systematiek.
Vraag 5
Kunt u verklaren waarom er in Italië, waar de stikstofuitstoot vergelijkbaar is met
die van Nederland, geen stikstofcrisis is?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in vraag 1 moet elke lidstaat voldoen aan de verplichtingen volgend
uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het samenstel van (eigenschappen van)
Natura 2000-gebieden, mate van uitstoot van stikstof en nationale wet- en regelgeving
die daar direct of indirect op stuurt, maakt vergelijkingen zeer ingewikkeld. Voor
Nederland geldt dat het is geconfronteerd met de zogenaamde PAS-uitspraak van de Raad
van State vanwege de overmatige stikstofdepositie op het grootste gedeelte van de
Nederlandse Natura 2000-gebieden. De uitspraak van de Raad van State en betekenis
daarvoor voor beleid, wet- en regelgeving is specifiek van toepassing voor Nederland
en de Nederlandse omstandigheden ten aanzien van stikstofuitstoot en de staat van
de N2000-gebieden hier.
Vraag 6
Kunt u een vertaling of uiteenzetting sturen van de Italiaanse wetgeving omtrent stikstof
met bronvermeldingen erbij?
Antwoord 6
Voor zover mij bekend, komt stikstof in Italiaanse wetgeving voornamelijk voor in
regelgeving met betrekking tot nitraat, water- en luchtkwaliteit. Hier wordt dan ook
vaak verwezen naar Europese wetgeving, zoals de NEC- of nitraatrichtlijnen. In het
«National Air Pollution Control Programme (NAPCP)» geven de lidstaten aan hoe zij
de emissiereductieverplichtingen van de NEC-richtlijn willen nakomen. In de NAPCP
van Italië van maart 2019 zijn regionale ammoniakreductiedoelstellingen voor 2030
voorgesteld voor onder andere de Regio’s in de Po-vlakte: Lombardije -19.7%, Piemonte
-17%, Emilia Romagna -18,4% en Veneto -15,4%.2 Aanvullend geldt dat veel relevante (landbouw)regelgeving, met bijvoorbeeld betrekking
tot nitraat door regionale overheden wordt vormgegeven en uitgevoerd, waaronder bijvoorbeeld
regionale actieprogramma’s gericht op ammoniak, nitraat en waterkwaliteit.
Vraag 7
Kunt u verklaren waarom andere lidstaten (zoals Italië) minder streng naar de Europese
Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn kijken dan Nederland?
Antwoord 7
Alle lidstaten, waaronder Italië, hebben de plicht om de implementatie van richtlijnen
op terreinen als natuur, klimaat en water eigenstandig vorm te geven om zo aan de
internationale verplichtingen te voldoen. De monitoring in hoeverre wordt voldaan
aan de invulling van deze verplichtingen is aan de nationale instanties van de lidstaten
en de Europese Commissie. Ook wil ik benadrukken dat de wijze waarop andere lidstaten
invulling geven aan hun internationale verplichtingen niets afdoen aan de verantwoordelijkheid
van het Nederlandse kabinet deze na te komen.
Vraag 8
Hoeveel dagen had AERIUS dit jaar storing?
Antwoord 8
Het eerst half jaar van 2022 zijn onderdelen van AERIUS vijf keer kortstondig niet
beschikbaar geweest vanwege een storing. In alle gevallen is de oorzaak snel achterhaald
en waren alle functionaliteiten na ongeveer een uur beschikbaar.
Vraag 9
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken
beantwoorden?
Antwoord 9
Gegeven de aard van de vragen, en omdat ik hecht aan een gedegen beantwoording, heeft
beantwoording van deze vragen niet binnen drie weken plaatsgevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.