Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 200 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2023
Nr. 7 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 oktober 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 oktober 2022 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat. Bij brief van 20 oktober 2022 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp
Vraag 1:
Hoeveel Niet Actief Beveiligde Overwegen (NABO's) worden er gesloten in het volgende
parlementaire jaar en ligt het sluiten van deze gevaarlijke overwegen op schema?
Antwoord:
Het volgend parlementaire jaar (2022–2023) worden naar verwachting tussen de 20 en
30 openbare en openbaar toegankelijke Niet Actief Beveiligde Overwegen (NABO's) op
het reizigersnet aangepakt. Via de laatste kamerbrief Veiligheid van het railvervoer
(Kamerstuk 29 893, nr. 257) bent u geïnformeerd dat ProRail alles in het werk stelt om alle openbare en openbaar
toegankelijke NABO’s op het reizigersnet aan te pakken, maar daarbij afhankelijk blijft
van medewerking van derden. Bij negen NABO’s is mogelijk pas in 2024 een definitieve
oplossing gerealiseerd. Voorafgaand aan het commissiedebat Spoor van 15 december 2022
wordt u opnieuw geïnformeerd over de voortgang rondom de aanpak van overwegen.
Vraag 2:
Wat is de reden dat het areaal aan rijbanen (gemeten in aantal kilometers) zal gaan
dalen en niet gaat stijgen?
Antwoord:
Ten opzichte van 2022 is de prognose dat het aantal kilometers aan rijbanen in 2023
gelijk blijft (5.839 km), en zal dus niet dalen.
In 2023 is de prognose dat er geen realisatieprojecten zullen worden voltooid, waardoor
het areaal in lengte van het aantal kilometers rijbanen niet zal stijgen. De realisatieprojecten
die nu in uitvoering zijn (o.a. de A24 Blankenburgverbinding, A16 Rotterdam en A7
Zuidelijke Ringweg Groningen Fase 2) zullen naar verwachting namelijk in de periode
2024–2026 worden afgerond.
Vraag 3:
Verwacht u dat de begrote bedragen voor ProRail realistisch zijn of voorziet u nog
een tussentijdse begrotingswijziging in relatie tot de gestegen prijzen voor onder
andere materiaal en energie?
Antwoord:
In de begrote bedragen voor ProRail is rekening gehouden met een prijsstijging voor
2022 van 5% op basis van de index bruto overheidsinvesteringen. Het Centraal Bureau
voor de Statistiek verwacht momenteel een prijsstijging voor de exploitatie en het
onderhoud van spoorwegen (GWW 4212b) van 16% en voor de aanleg van spoorwegen van
11%. Voor de tweede helft van het jaar 2022 wordt het volgens ProRail steeds aannemelijker
dat de indexering voor 2022 (huidige indicatie is 10,8%) voor het uitbestede werk
forser uitpakt dan het kader door de IBOI (5,162%) wordt gecompenseerd. Dit is exclusief
de stijging van de energiekosten van ProRail zelf. Voor de periode vanaf 2023 worden
door ProRail grotere effecten verwacht. Hierbij speelt ook de ontwikkeling van de
index bruto overheidsinvesteringen een rol. De prijsontwikkelingen en de effecten
daarvan op de budgetten en de budgetbehoefte van ProRail zullen in de komende maanden
nauwgezet gevolgd worden.
Vraag 4:
Op welke wijze gaat deze begroting bijdragen aan het verminderen van files op onze
wegen?
Antwoord:
De begroting en het daarmee samenhangende beleid kent een groot aantal maatregelen
om files te bestrijden en de doorstroom te verbeteren. Bijvoorbeeld door de aanleg
en/of verbreding van wegen. Maar ook door investeringen in de kwaliteit van het wegennet
en verkeerssystemen (denk hierbij aan geleiderails of signalering boven de weg). Daarnaast
worden er regionale afspraken met werkgevers gemaakt over spreiden van mobiliteit
en thuiswerken. Verder zet het ministerie in op publiekscampagnes zoals VanAnaarBeter.
Verbeteringen in andere modaliteiten zoals spoor en fietsinfrastructuur kunnen ook
het wegennetwerk ontlasten en daarmee de filedruk verminderen.
Vraag 5:
Wat is de reden dat er, gezien de toename van het aantal files, geen additioneel budget
voor de kortetermijnaanpak files is vrijgespeeld?
Antwoord:
Om de filedruk te beperken en bereikbaarheid te bevorderen maakt het Ministerie van
IenW gebruik van een breed pakket aan maatregelen, zoals investeringen in het wegennet,
verkeersmanagementmaatregelen en publiekscampagnes. De korte termijn file-aanpak was
bedoeld als tijdelijke maatregel en liep aan het begin van dit jaar af. Dit pakket
betrof een impuls in aanvulling op de hierboven genoemde reguliere werkzaamheden van
Rijkswaterstaat. Er wordt, binnen het beschikbare budget, steeds gezocht naar een
optimale inzet van maatregelen en instrumenten. Dit vereist het maken van keuzes over
de besteding van middelen. Uiteraard worden de actuele ontwikkelingen ten aanzien
van files daarbij nauwgezet gevolg.
Vraag 6:
Waarom is het Regionaal Mobiliteitsfonds alleen voor Noord-Nederland opgericht en
niet voor andere regio’s?
Antwoord:
Het Regionaal Mobiliteitsfonds (Rmf) is alleen voor het Noorden opgericht, omdat het
fonds onderdeel is van het compensatiepakket voor het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn.
Het kabinet heeft in 2007 geconcludeerd dat de Zuiderzeelijn niet verantwoord te exploiteren
is. Ter compensatie heeft het kabinet besloten een alternatief samenhangend pakket
met het Noorden (Flevoland, Friesland, Groningen en Drenthe) af te spreken: het Regio
Specifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP ZZL). In het convenant voor het pakket zijn afspraken
vastgelegd voor een ruimtelijk-economisch programma en projecten ter verbetering van
de regionale bereikbaarheid. De afspraken over de regionale bereikbaarheid gaan over
een aantal concrete weg-, OV- en spoorprojecten en een Rmf om gedurende de looptijd
van het RSP aanvullende bereikbaarheidsprojecten uit te kunnen voeren. De inzet van
middelen uit het Rmf is een decentrale verantwoordelijkheid.
Vraag 7:
Kan er uitleg gegeven worden over waarom er in 2023 minder geïnvesteerd gaat worden
in het European Rail Traffic Management System (ERTMS) dan de jaren ervoor en erna?
Antwoord:
Het kabinet past bij ERTMS op programmaniveau het instrument «overprogrammering» toe
(zie uitleg pagina 13 van de Memorie van Toelichting van het Mobiliteitsfonds). Deze
louter administratief-technische boeking staat los van het gehanteerde kasritme voor
het programma ERTMS. In hoofdstuk 7 van de voortgangsrapportage (VGR) ERTMS wordt
halfjaarlijks gerapporteerd over het budget en de gerealiseerde en verwachte investeringen
in ERTMS. In bijlage 4 van de halfjaarlijkse VGR is te zien dat het programma ERTMS,
los van de overprogrammering, voor 2023 op ongeveer hetzelfde niveau zit als de verwachte
realisatie van dit jaar.
Vraag 8:
Kan er opheldering gegeven worden over wat er precies bedoeld wordt met het feit dat
»de scope» seinoptimalisatie Gouda-Woerden, gelet op efficiency, wordt uitgevoerd
binnen het project Saneren Oudewater?
Antwoord:
In de uitvoering blijkt het dikwijls makkelijker, sneller of goedkoper om verschillende
maatregelen tegelijk aan te besteden. In dit geval gaat het om het combineren van
werkzaamheden aan de seinen in verband met Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS)
en een saneringsproject binnen Exploitatie, Onderhoud en Vernieuwing (EOV). Beide
typen werkzaamheden vinden plaats op het traject tussen Gouda en Woerden. Hiertoe
is de PHS-bijdrage in begroting 2023 van artikel 17.10 verplaatst naar artikel 13.02.01.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier