Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen antwoorden
36 200 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2023
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 oktober 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 oktober 2022 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat. Bij brief van 20 oktober 2022 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1:
Hoe wordt er bij dijkversterking en kustbescherming rekening gehouden met natuurinclusief
bouwen (of «building with nature»)?
Antwoord:
In het rivierengebied wordt de waterveiligheid gewaarborgd door een samenspel van
dijkversterking en rivierverruiming. Met rivierverruiming kunnen natuurlijke processen
in het gebied worden versterkt én kan de waterveiligheid worden verbeterd. Dit speelt
op de schaal van individuele projecten en op de schaal van het hele rivierengebied.
Zo wordt bij het project Meanderende Maas Ravenstein – Lith de natuur versterkt en
de waterveiligheid verbeterd. Dit geldt ook voor projecten als rivierklimaatpark IJsselpoort,
Paddenpol en enkele systeemwerkingsmaatregelen langs de Maas.
Bij dijken langs de kust wordt onderzocht hoe nature based solutions toegepast kunnen
worden zodat de natuurlijke oplossing bijdraagt aan veiligheid. Dit wordt bijvoorbeeld
gedaan door te onderzoeken hoe slib uit het water kan worden hergebruikt in dijkversterking
bij de kleirijperij. Daarnaast is in Groningen een brede groene dijk aangelegd die
voornamelijk bestaat uit grasbekleding, wat natuurvriendelijker is dan de «traditionele»
dijk. Ook wordt lopend onderzoek van de Universiteit Twente gevolgd naar «levende
dijken», om natuurinclusiever te kunnen bouwen.
Het onderhoud van de kustlijn wordt al aangepakt door middel van een «nature based
solution». Dit wordt gedaan door zandsuppleties in de kustzone, waarbij voor verdere
verspreiding van het zand ook gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke krachten van
getij en wind. Daarnaast wordt veel aanvullend onderzoek gedaan naar nature based
solutions en natuurinclusief bouwen voor waterveiligheid aan de kust om de uitvoering
waar mogelijk te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn Dynamisch Kustbeheer, Natuurlijk
Veilig en de inmiddels afgeronde pilots Zandmotor en suppletie Amelander Zeegat.
Vraag 2:
Op welke wijze ondersteunt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
de realisatie van natuurlijke klimaatbuffers en andersoortige «nature based solutions»
die helpen tegen droogte en overstromingen?
Antwoord:
De maatregelen om de weerbaarheid tegen droogte en wateroverlast te vergroten kunnen
hand in hand gaan met nature based solutions. Dit geldt voor zowel landelijk als stedelijk
gebied. De investeringen vanuit het Rijk via zowel Deltaprogramma Zoetwater als Deltaprogramma
Ruimtelijke Adaptatie kunnen daarom voor een belangrijk deel ook bijdragen aan het
robuuster maken van natuur. Voor Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie gaat het bijvoorbeeld
om vergroening van de buitenruimte van stedelijk gebied.
Het Deltaprogramma Zoetwater bevat maatregelen t.b.v. de realisatie van natuurlijke
klimaatbuffers en andersoortige «nature based solutions» die helpen tegen droogte
en vaak ook tegen wateroverlast of overstromingen elders. Voorbeelden hiervan zijn
beekherstel, kreekherstel, verbeteren van de bodemstructuur, aanleg van natuurlijke
klimaatbuffers, water lokaal opvangen, aanpassen grondgebruik en het omzetten van
naaldbos in heide of loofbos.
Vraag 3:
Hoe wordt in de Nationale Klimaatadaptatiestrategie en het Deltaprogramma Ruimtelijke
Adaptatie rekening gehouden met opgaven op het vlak van natuur, klimaatmitigatie en
leefbaarheid en kansen die liggen op de synergie van de water- en klimaatadaptatieopgave?
Antwoord:
Dit gebeurt op verschillende manieren.
Begin 2021 zijn er «Actielijnen Klimaatadaptatie Natuur», opgesteld door het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Interprovinciaal Overleg, in samenwerking
met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat. De actielijnen hebben tot doel, acties op het gebied
van klimaatadaptatie zoveel mogelijk in lopende natuurprogramma’s onder te brengen.
Er liggen allerlei kansen om opgaves te verbinden bij het verbeteren van de kwaliteit
van de buitenruimte in bebouwd gebied. In de landelijke maatlat groene klimaatadaptieve
gebouwde omgeving wordt daarom vanuit BZK, IenW en LNV gewerkt aan landelijke doelen
en eisen voor klimaatadaptatie. Hierbij wordt nadrukkelijk de focus gelegd op een
integrale uitwerking op lokaal niveau, waar ook natuur, energie en leefbaarheid in
wordt meegenomen.
Verder wordt de publiekscampagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin» (waaronder
het NK Tegelwippen) in afstemming met BZK en VWS ingestoken op het bevorderen van
klimaatbestendigheid, biodiversiteit, gezondheid en het tegengaan van bestrijdingsmiddelen.
In de tijdelijke impulsregeling worden integrale klimaatadaptatie oplossingen die
ook een bijdrage leveren aan biodiversiteit en natuur aangemoedigd.
Zeker naarmate de energietransitie vordert, gaan mitigatie- en adaptatiebeleid elkaar
in toenemende mate raken. Daarom gaan IenW en EZK in 2023 gezamenlijk systematisch
verkennen op welke terreinen adaptatie en mitigatie elkaar kunnen versterken en welke
risico’s er zijn als ze niet in samenhang worden overwogen. De uitkomsten van deze
analyse zullen worden benut voor de herijking van het tweede Klimaatplan op basis
van de klimaatwet (2024) en de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (2025).
Vraag 4:
Welke inverdieneffecten zijn er bij het aanbrengen van synergie tussen de water- en
klimaatadaptatieopgave én de opgaven op het vlak van natuur, klimaatmitigatie en leefbaarheid
mogelijk?
Antwoord:
Eventuele inverdieneffecten zijn locatiegebonden en moeilijk te kwantificeren. Wel
kan in algemene zin gezegd worden dat natuur een belangrijke functie kan vervullen
in het water keren en vasthouden. Daarmee kan grote schade worden voorkomen of beperkt.
Vraag 5:
In welke hoedanigheid is het reduceren van zoetwaterverspilling bij datacenters meegenomen
in de ambities voor zoet water, gezien de ambitie die is uitgesproken dat alle watergebruikers,
waaronder landbouw, natuur, industrie en consumenten, zuiniger moeten omgaan met water
en datacenters veel zoet water verbruiken ter verkoeling?
Antwoord:
Het is niet wenselijk dat bedrijven drinkwater gebruiken om te koelen. Met de verwachte
bevolkingsgroei en de toenemende vraag naar drinkwater, en mede in het licht van de
klimaatverandering, is het belangrijk om het juiste water voor het juiste gebruik
te bestemmen. Laagwaardig gebruik van drinkwater van huidige en nieuwe gebruikers
past daar niet in. Daarom zal bij de uitwerking van water en bodem sturend voor de
ruimtelijke inrichting ingegaan worden op laagwaardig gebruik van drinkwater. Overigens
geldt de aansluit- en leveringsplicht uit de Drinkwaterwet alleen voor huishoudelijk
gebruik en niet voor toepassing in bedrijfsprocessen, zoals koeling en beregening
van gewassen. Dat betekent dat het gebruik van koelwater door datacenters onder categorie
4 van de verdringingsreeks valt. Deze categorie kan tijdens watertekorten als eerste
worden afgekoppeld. De initiatiefnemer zal dus afhankelijk van de lokale situatie
op zoek moeten gaan naar een alternatief. Dit kan industriewater, grijs water, regenwater
of een WKO-installatie zijn.
Vraag 6:
Waarom zal er komend jaar minder geld gestoken worden in de aanleg van zoetwatervoorzieningen
dan in 2022?
Antwoord:
Het Deltaprogramma Zoetwater kent twee fases voor de financiering van de aanleg van
zoetwatervoorzieningen.
• Fase 1: 2015–2021, totale bijdrage Deltafonds € 150 miljoen. Een aantal projecten
lopen nog steeds, wat maakt dat de uitgaven ook na 2021 plaatsvinden.
• Fase 2: 2022–2027, totale bijdrage Deltafonds € 250 miljoen. De uitgaven zijn gepland
voor ongeveer 41 miljoen per jaar. De subsidie-aanvragen zijn pas begonnen.
Er is geen sprake van minder geld voor zoetwatervoorzieningen, in tegendeel: het Rijk
investeert in deze tweede fase 100 miljoen extra t.o.v. de vorige periode. Wel kan
in de begroting sprake zijn van schommelingen in kasritme.
Vraag 7:
Wat is de onderbouwing van de beleidsreservering van 200 miljoen euro die in het Deltafonds
is opgenomen voor de Tijdelijke Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie?
Antwoord:
De genoemde beleidsreservering is in artikel 5.04 van het Deltafonds opgenomen naar
aanleiding van de afspraak in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie dat IenW een tijdelijke
impulsregeling klimaatadaptatie uitwerkt. In de begroting 2022 zijn de middelen overgebracht
naar het uitvoeringsartikel waar het (verwachte) tempo van de uitgaven wordt verantwoord
in tabel 17. De looptijd voor aanvragen vanuit de impulsregeling is van 2021–2023,
de uitvoering loopt door tot eind 2027.
De investering vanuit het Rijk is nadrukkelijk bedoeld als stimuleringsgeld, om verdere
ruimtelijke maatregelen aan te jagen op lokale en regionale schaal. Daarnaast bevordert
het de verbinding tussen de uitvoering van klimaatadaptatie met andere opgaves, zoals
die van voor biodiversiteit en de energietransitie. Bij de totstandkoming van de regeling
was van Rijkszijde een belangrijke voorwaarde dat de decentrale overheden bijdragen
aan de regeling. Er is met de medeoverheden een cofinanciering van 2/3 voor projecten
afgesproken.
Vraag 8:
Zijn er door de gelijktijdige uitvoering van de restopgave van tranche 2 en de volledige
tranche 3 van de uitvoering van het verbeterprogramma van de Kaderrichtlijn Water
ook extra uitvoeringsrisico's?
Antwoord:
De te realiseren opgave voor het verbeterprogramma KRW bestaat uit de restopgave van
de tweede tranche en de realisatie van het basispakket van de derde tranche (2022
– 2027). Met het uitvoeren van de restopgave van de tweede tranche en het basispakket
van de derde tranche wordt invulling gegeven aan de Europese resultaatsverplichting.
De realisatie van de restopgave van tranche 2 vindt grotendeels plaats in de jaren
2022–2025, de realisatie van het basispakket van tranche 3 vindt grotendeels plaats
in de jaren 2025–2027. Hiermee zal er beperkt sprake zijn van gelijktijdig uitvoeren.
Vooralsnog ziet IenW geen extra uitvoeringsrisico’s omdat de werkzaamheden zo veel
als mogelijk volgordelijk plaatsvinden. Momenteel wordt de planuitwerking voor de
derde tranche maatregelen opgepakt, waarbij meer en beter inzicht wordt verkregen
op mogelijke uitvoeringsrisico’s en hoe deze kunnen worden beheerst.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.