Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Personeelsrapportage midden 2022
36 200 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023
Nr. 10
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 oktober 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 20 september 2022 inzake Personeelsrapportage midden
2022 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 4).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 oktober 2022. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
1.
Hoe staat de afname van de instroom van militairen in verhouding tot de toegenomen
belangstelling en toename van aanmeldingen in maart na de inval in Oekraïne?
Na de inval in Oekraïne is er kortstondig meer belangstelling voor Defensie geweest,
maar dit heeft niet geleid tot meer sollicitaties; wel was er een piek in het aantal
sollicitanten in januari 2022. Er is weliswaar meer interesse in een baan in het veiligheidsdomein
en ook bij Defensie, maar het aantal kandidaten dat daadwerkelijk bij Defensie wordt
aangesteld ligt lager dan in 2021. Een stijging van het aantal sollicitanten vertaalt
zich bij de huidige krappe arbeidsmarkt niet vanzelfsprekend in een groter aantal
aanstelbaren (en hogere instroom). Aspecten als arbeidsvoorwaarden, werk dicht bij
huis, maar ook de wachttijd tussen de keuring en de daadwerkelijke start van de initiële
militaire opleiding, spelen een rol bij de uiteindelijke keuze van de kandidaat voor
een militaire dan wel civiele loopbaan.
2.
Zijn er ten tijde van de toegenomen belangstelling voor Defensie in maart vacatures
(op maat) bij gekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel?
Nee, er zijn destijds geen vacatures (op maat) bijgekomen. Er is geen verband tussen
belangstelling en vacatures. Vacatures ontstaan door de door- en uitstroom van personeel.
Wel behoeft het matchen van een sollicitant met het aanbod van functies verbetering.
Indien een sollicitant voor een specifieke vacature is afgewezen, moet direct worden
gekeken voor welke vacature de kandidaat wel geschikt is of geschikt gemaakt kan worden.
Dit proces van «aanbod gestuurd werven en selecteren» wordt de komende periode verbeterd.
3.
Zijn er indicatoren die aangeven waardoor de afname van de instroom en de toename
van de uitstroom tot stand zijn gekomen? Zo ja, welke? Zo nee, wordt dit nog onderzocht?
De verklaring voor de afname van de instroom ligt voor een belangrijk deel in de huidige
krappe arbeidsmarkt. Het banenaanbod in Nederland is historisch groot – 11,5 miljoen
banen − terwijl het aantal beschikbare arbeidskrachten stabiel blijft of zelfs afneemt
(met name de schaarstecategorieën). De vijver waaruit ook Defensie als werkgever vist,
wordt niet alleen kleiner, maar de behoefte aan werknemers met specifieke opleidingen
en vaardigheden groeit. Dit geldt met name voor specifieke functies in de ICT en techniek.
Daarnaast heeft Defensie veel functies op mbo-niveau, terwijl het gemiddelde opleidingsniveau
in Nederland stijgt (meer hogeropgeleiden).
De toename van de uitstroom hangt ook samen met de krappe arbeidsmarkt. Daarnaast
is de baanzekerheid die Defensie bood tijdens de COVID-19-pandemie niet langer een
reden om bij Defensie te blijven, met een hogere uitstroom tot gevolg. Tenslotte is
er sprake van een toename van de uitstroom als gevolg van de vergrijzing van het defensiepersoneel.
De indicator «vertrekintentie» is voor deze Personeelsrapportage gemeten en onderzocht. Intenties zijn behoorlijk
betrouwbare cijfers, maar worden niet altijd omgezet in daadwerkelijk gedrag. De vertrekintenties
die in deze Personeelsrapportage naar voren zijn gekomen, zijn: arbeidsvoorwaarden/salaris,
wijze waarop de organisatie wordt bestuurd, combinatie tussen werk en thuis, funtietoewijzingssysteem
en gebrek aan loopbaan/ontwikkelmogelijkheden. Ook worden de vertrekredenen gemeten en onderzocht, maar die zijn nu nog niet opgenomen in de Personeelsrapportage
vanwege de overgang naar een andere meetmethode.
4.
Klopt het dat er op dit moment geen gebruik gemaakt wordt van automatisering om taken
van personeel over te nemen?
Nee, dat klopt niet. Verhoging van operationele effectiviteit en de verbetering van
de efficiency in de bedrijfsvoering van Defensie was en is altijd gekoppeld aan innovaties
en automatisering. Ook de komende jaren blijft Defensie inzetten op arbeidsextensieve
en technologisch hoogwaardige oplossingen, niet alleen door gebruik van nieuwe technieken
en IT maar ook door bijvoorbeeld in te zetten op automatisering. Een voorbeeld is
de verdere automatisering van processen bij het Dienstencentrum Human Resources.
5.
Wat verklaart de aanzienlijke daling van militairen in opleiding (-8.3%)?
De daling van militairen in opleiding hangt direct samen met een lagere instroom van
militairen. Een lagere instroom resulteert in minder militairen in opleiding.
6.
Wat zijn de inschattingen qua personeelsbeleid met betrekking tot vergrijzing, aangezien
een heel groot deel van het burgerpersoneel van Defensie ouder is dan 55 jaar?
De verwachting is dat in de komende vier jaar 2.800 militairen met leeftijdsontslag
gaan. Voor het burgerpersoneel is de verwachting dat er in diezelfde periode in totaal
1.750 burgers met (pre-)pensioen gaan.
Uitgangspunt van het personeelsbeleid is dat werknemers vitaal en gezond hun pensioenleeftijd
halen. Defensie hanteert hierbij een aantal «ontziemaatregelen» (de PAS-regeling,
bescherming 55+ voor nachtdienst en extra verlof-aanspraak op basis van leeftijd)
en «stimuleringsmaatregelen» (loopbaangesprekken, taakverbreding of taakversmalling
en deelname aan cursus/opleiding).
7.
Hoe verhouden de vertrekintenties van midden 2022 zich tot de vertrekintenties van
de afgelopen drie jaar?
We zien in de eerste helft van 2022 dat meer defensiemedewerkers «arbeidsvoorwaarden»
als vertrekintentie aangeven en daarmee is het de belangrijkste vertrekintentie over
deze periode. We zien dit beeld vaker ontstaan ten tijde van het tot stand komen van
een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord. In de eerste helft van 2019 was dit tevens het
geval. In de eerste helft van 2020 en 2021 speelt de reden «arbeidsvoorwaarden» een
minder belangrijke rol en stond deze laag of kwam geheel niet voor in de top 5 vertrekintenties.
De reden «wijze waarop de organisatie wordt bestuurd» ligt de afgelopen drie jaar
op een constant niveau en vormt samen met «arbeidsvoorwaarden» de belangrijkste vertrekintentie.
Verder is de werk/privébalans een belangrijke vertrekintentie van defensiemedewerkers
door de jaren heen. Tenslotte komen ook het «functietoewijzingssysteem» en het «gebrek
aan loopbaan-/ontwikkelingsmogelijkheden» vaak in de top 5 vertrekintenties voor.
8.
Hoe verklaart u het sinds mei 2022 sterk gestegen ziektepercentage, waar dat de jaren
ervoor – midden in coronatijd – stabiel bleef?
De stijging van het ziekteverzuim bij Defensie in 2022 volgt de landelijke trend (cijfers
afkomstig van CBS, ziekteverzuim eerste helft 2022). Tijdens de coronapandemie (ten
tijde van de landelijke maatregelen) meldden defensiemedewerkers zich minder snel
ziek omdat er meer mogelijkheden waren om vanuit huis te werken. De stijging van het
ziekteverzuim is deels veroorzaakt door COVID-19. Met het afschalen van de preventie-
en testregels en de grotere aanwezigheid op de werkvloer blijft personeel bij klachten
sneller (ziek) thuis dan voor de COVID-19-pandemie. Deze trend is ook zichtbaar buiten
Defensie en het sterkst waarneembaar bij grote bedrijven en in bedrijfstakken die
personeelsintensief zijn, zoals de zorg en de horeca.
9.
Hoe verhoudt de uitspraak «Dit streefcijfer is erop gericht eerder talent te detecteren»
zich tot het aantrekken van mannelijk talent?
Defensie zet in op het binden, boeien en inspireren van alle talenten op de arbeidsmarkt,
vrouwen en mannen. Het streefcijfer is een van de maatregelen die door de in- en doorstroom
van vrouwen te bevorderen zal bijdragen aan een grotere diversiteit van het personeelsbestand.
Dit is een belangrijk aspect van aantrekkelijk werkgeverschap en is tevens van belang
voor de verbetering van de personele vulling. Het streefcijfer staat het aantrekken
van mannelijk talent niet in de weg.
10.
Hoe verklaart u dat er 93 mannen en maar 4 vrouwen in de militaire toplaag zitten?
Instroom en doorstroom van vrouwen binnen Defensie behoort al sinds jaar en dag tot
een van de grote uitdagingen binnen Defensie. Daarom is dit ook een belangrijk aandachtspunt
in de maatregelen zoals gepresenteerd in de kamerbrief Diversiteit en Inclusiviteit
(Kamerstuknummer 35925-X-71); ook zijn er voor de top streefcijfers vastgesteld. Het
aantal vrouwelijke militaire topfunctionarissen zal voor zover nu bekend in 2022 stijgen
van vier naar zeven en dat is een belangrijke en positieve stap vooruit.
11.
Hoeveel mannen zijn het afgelopen jaar bevorderd binnen de generaalsrangen?
Van het huidige bestand zoals opgenomen in de Personeelsrapportage midden 2022 zijn
dat er zeven (gerekend vanaf 1 januari 2022).
12.
Welk percentage rekruten zijn er in het eerste halfjaar van 2022 uitgevallen tijdens
de Algemene Militaire Opleiding (AMO)?
De initiële opleiding van militairen is opgebouwd uit een Algemene Militaire Opleiding
(AMO) en een functieopleiding (FO). In welke fase van de opleiding een initiële leerling
Defensie verlaat, wordt niet dusdanig geregistreerd. De AMO duurt gemiddeld 18 weken voor militairen (dit verschilt namelijk per DO). Van de militairen die in
het eerste halfjaar van 2022 aan hun initiële opleiding zijn begonnen, is 20% binnen
18 weken uitgevallen en heeft Defensie verlaten.
13.
Hoe verklaart u de verhoogde uitstroom onder reservisten?
De voornaamste redenen van uitstroom bij reservisten zijn volgens de HR-monitor 2021:
1. De moeite die reservisten hebben om hun civiele werkzaamheden te combineren met de
inzet als reservist;
2. De balans tussen de functie als reservist, de civiele functie en thuis;
3. Onvoldoende nuttig en zinvol werk.
Voor het combineren van civiele werkzaamheden met de inzet als reservist is steun
van de civiele werkgever een vereiste. Defensie maakt daarom veel werk van het vergroten
van draagvlak voor reservisten bij civiele werkgevers.
Een andere prominente reden voor uitstroom is de balans tussen werk en privé. Wanneer
reservisten bij hun civiele werkgever vakantiedagen moeten opnemen om als reservist
ingezet te kunnen worden, dan blijft er onvoldoende ruimte over voor een vakantie
met het gezin.
Er zijn ook reservisten die vertrekken bij Defensie, omdat zij onvoldoende nuttig
en zinvol werk krijgen opgedragen. Hier zien we nog de effecten van de COVID-19-pandemie.
In 2020 en 2021 zijn meerdere oefeningen/opleidingen/inzetten vanwege COVID-19 geannuleerd,
waardoor het werk als reservist in deze periode minder aantrekkelijk was.
14.
Hoe verklaart u de sterk stijgende inhuur bij DMO/DOSCO, terwijl de overige krijgsmachtdelen
gelijk blijven?
Defensie investeert de komende jaren fors in haar IT, onder andere middels investeringen
die gedaan worden vanuit de Defensienota, in het bijzonder het programma Grensverleggende
IT (GrIT). Voor dit programma is Defensie een prestatiecontract met een consortium
overeengekomen. De medewerkers van het consortium voor GrIT staan in deze rapportage
geregistreerd als inhuurmedewerkers bij DMO. Dit verklaart de stijgende inhuur bij
DMO.
Bij DOSCO is er sprake van een lichte stijging van de inhuur om het grote aantal vacatures
bij ondersteunende bedrijven op te kunnen vullen.
15.
Wordt er werk gemaakt van een Defensity College locatie in Noordoost-Nederland?
Het Defensity College valt onder het Dienstencentrum Personeelslogistiek dat in Amsterdam
is gevestigd. De wo/hbo-werkstudenten van het Defensity College worden 1 à 2 dagen
per week tewerkgesteld op diverse defensielocaties door heel Nederland. Het Defensity
College is dan ook niet gebonden aan een specifieke plaats of regio.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier