Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Haverkort over de campagne 'Koop geen kortsnuit'
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) en het lid Haverkort (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de campagne «Koop geen kortsnuit» (ingezonden 9 september 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 255.
Vraag 1
Kent u de campagne «koop geen kortsnuit» van het samenwerkingsverband van de Caring
Vets, het Cluster Gezelschapsdieren van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Dierengeneeskunde, en de dierenwelzijnsorganisaties DierenLot, Sophia-Vereeniging
en Dier&Recht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u deze campagne?
Antwoord 2
Ik vind het een goede zaak dat consumenten bewust worden gemaakt van de welzijns-
en gezondheidsproblemen die een hond met een te korte snuit mogelijk ondervindt. Ook
mensen die al een kortsnuitige hond hebben, vinden via de campagne informatie over
de mogelijkheden om eventuele ongemakken bij hun hond te verlichten. Ik wil hier nog
wel bij aangeven dat niet álle kortsnuitige honden lijden onder hun uiterlijk. Desondanks
is het risico op welzijns- en gezondheidsproblemen groter dan bij niet-kortsnuitige
honden.
Vraag 3
Indien u de campagne «Koop geen kortsnuit» steunt, bent u bereid om hier ruchtbaarheid
en steun aan te geven? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is goed om te zien dat zoveel dierenartsen en organisaties zich achter deze campagne
scharen, zij hebben ook de mogelijkheden om diereigenaren nader te informeren. Ook
via de sociale media kanalen van RVO en NVWA is hier aandacht aan besteed. Daarnaast
heeft het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG) veel informatie beschikbaar,
die structureel te vinden is voor de consument. Ik steun het LICG hiervoor financieel.
Vraag 4
Wat is de voortgang van het ontwikkelen van criteria waarmee wel en niet gefokt mag
worden die uw ambtsvoorganger in het commissiedebat Dierenwelzijn van 20 april 2022
heeft aangekondigd?2
Antwoord 4
Het ministerie ondersteunt het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde (EGD, voorheen
ExpertiseCentrum Genetica Gezelschapsdieren/ECGG) financieel bij haar werkzaamheden.
Onderdeel van deze werkzaamheden is het ontwikkelen van nieuwe modules in het dierenartsensysteem
PetScan3. Het EGD werkt, voor de module die betrekking heeft op de fokkerij, momenteel aan
een inventarisatie van schadelijke kenmerken waarvoor mogelijk criteria ontwikkeld
kunnen worden. Dat is complex. Ik blijf met het EGD in gesprek om te kijken welke
uiterlijke kenmerken in aanmerking komen om criteria voor te ontwikkelen. Zodra hier
sprake van is zal ik de Kamer nader informeren.
Vraag 5
Kunt u de Kamer jaarlijks informeren over de voortgang en afspraken die gemaakt worden
in de «Voluntary initiative group health & welfare of pets in trade» onder het EU-platform
dierenwelzijn, voorgezeten door Nederland, zoals genoemd in de verzamelbrief dierenwelzijn
en diergezondheid van 6 juli 2022?4
Antwoord 5
Ja. De Voluntary initiative group is afgelopen mei gestart met het leveren van ondersteuning
aan de Europese Commissie waarmee de Commissie (wetgevings)instrumenten van de Unie
kan aanpassen ter verbetering van het welzijn van honden en katten. Ik zal de Tweede
Kamer informeren over de voortgang van de besprekingen in de groep zoals die later
dit jaar (in december) aan het EU-Platform zal worden gepresenteerd, en wederom in
2023.
Vraag 6
Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar een verplichte bedenktijd
voor de aanschaf van dieren om impulsaankopen te voorkomen tegemoet zien, waar de
Kamer in 2018 om vroeg middels de motie van het lid Wassenberg?5
Antwoord 6
Ik ben hiermee bezig. Ik verwacht de uitkomsten in het eerste kwartaal van 2023. Zodra
de uitkomsten bekend zijn, breng ik de Kamer hiervan op de hoogte.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland
(Raad van Beheer) dierenartsen oproept om zich te bekwamen in de zogenaamde Cambridgemethode
ter beoordeling van fokkerij van honden?
Antwoord 7
Ja. De Raad van Beheer voert een beleid om de gezondheid van de kortsnuitige rassen
te verbeteren. De Raad van Beheer heeft daartoe aan hun leden (rasverenigingen) een
onderzoeksprotocol verplicht voor kortsnuitige rassen. Daarin zijn meerdere screeningsonderzoeken
opgenomen, waaronder het Respiratory Function Grading Scheme (Cambridge methode).
Ter uitvoering hiervan roept de Raad dierenartsen op zich hierin te bekwamen. Dat
laat onverlet dat dat de NVWA en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)
de regels over het fokken van gezelschapsdieren (artikel 3.4 van het Besluit houders
van dieren) handhaven aan de hand van de zes handhavingscriteria uit het rapport «fokken
met kortsnuitige honden»6 dat ik heb laten opstellen door de UU. De Cambridge-methode is hier geen onderdeel
van.
Ik wil met de Raad van Beheer in gesprek om nader kennis te maken en zal dan ook het
onderwerp gezonde fokkerij en voorkomen van welzijns- en gezondheidsproblemen bij
kortsnuitige rassen met hen bespreken. Dit heb is ook toegezegd door mijn voorganger
tijdens het Commissiedebat van 20 april jongstleden.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat de Raad van Beheer weer/nog steeds stambomen afgeeft
aan kortsnuitige honden die niet volgens de wet zijn gefokt?
Antwoord 8
Ja, de Raad van Beheer geeft een stamboom (een afstammingsbewijs, waarbij ouderschapsverificatie
door middel van DNA-onderzoek wordt uitgevoerd en vastgelegd) af voor kortsnuitige
honden waarvan de ouderdieren mogelijk niet voldeden aan de handhavingscriteria die
in Nederland worden toegepast. Daarbij is relevant dat de Raad van Beheer één van
de zes handhavingscriteria uit het hierboven genoemde rapport, dat ik heb laten opstellen
door de Universiteit Utrecht (UU), niet heeft opgenomen het private onderzoeksprotocol.
Hierbij wil ik opmerken dat pas uitsluitsel gegeven kan worden over «honden die niet
volgens de wet zijn gefokt» als aangetoond kan worden dat ouderdieren niet voldeden
aan de handhavingscriteria voor de naleving van artikel 3.4 van het Besluit houders
van dieren. Een fokker die met ouderdieren fokt die niet voldoen aan de criteria is
in overtreding van voorgenoemd artikel. Het bezitten van een nakomeling uit een dergelijke
combinatie wordt niet als overtreding aangemerkt, omdat de wetgeving alleen betrekking
heeft op het fokken van gezelschapsdieren.
Vraag 9
Hoe gaat u de Raad van Beheer verbieden nog stambomen af te geven aan deze kortsnuitige
honden die niet volgens wet en regelgeving gefokt zijn?
Antwoord 9
Het afgeven van stambomen is een private aangelegenheid waarvoor geen wettelijke regeling
geldt. Ik kan de Raad van Beheer daarom niet verbieden om (bepaalde) stambomen af
te geven. Overigens geldt het verbod op fokken met ongeschikte gezelschapsdieren (artikel
3.4 van het Besluit houders van dieren) voor álle fokkers, en dus niet alleen voor
fokkers van rashonden. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van alle fokkers om
hieraan te voldoen. De Raad van Beheer wijst de fokkers van rashonden op de eigen
verantwoordelijkheid die zij als fokkers hebben in het kader van artikel 3.4 van het
Besluit houders van dieren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.