Antwoord schriftelijke vragen (nader) : Nader antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van der Plas over stikstof
Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Van der Plas (BBB) aan de Ministers van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof en de Minister-President over stikstof (ingezonden 25 juli 2022).
Nader antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen
14 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3632. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3881.
Vraag 1
Herinnert u zich de 300 pagina’s aan memo’s die de Minister van Financiën op 15 juli
naar de Kamer stuurde, waarin helder werd dat de emissiereductiedoelstelling van 39
kiloton die in het programma landelijk gebied staat, veel hoger is dan nodig om de
nieuwe hogere doelen te bereiken?
Vraag 2
Herinnert u – de Minister van Financiën – zich dat u op 22 mei 2022 – dus voordat
de stikstofbrieven naar de Kamer werden gestuurd – een memo kreeg, waarin stond:
«Deze doelstelling [een uitstootreductie van 30 tot 40 kton (bandbreedte)] is om meerdere
redenen onwenselijk. Als meer dan 30 kton wordt gevraagd:
– Ligt dat waarschijnlijk boven wat nodig is om aan het wettelijke doel te voldoen.
Bij 30 kton emissiereductie komt 77% van de stikstofgevoelige natuurlijk onder de
kdw, bij 40 kton is dat zelfs 82%.
– De gekozen opgave van LNV past waarschijnlijk niet binnen het budget, alleen 30 kton
past misschien niet binnen het budget, alleen kton past misschien net. Aangenomen
dat compensatie voor boeren politiek en/of juridisch nodig is, laat een grove inschatting
zien dat het 40-kton-scenario met € 34 miljard bijlange na niet binnen het budget
past. Het 30 kton-scenario zou met € 24 miljard net kunnen passen, al laat dat geen
ruimte voor ondersteuning, innovatie, etc.
– Worden meer bedrijven geraakt dan nodig. Fors meer veehouderijen moeten stoppen of
extensiveren om het doel te overshooten, terwijl dat niet strikt noodzakelijk is.
Dat is politiek kwetsbaar en lijkt materieel onnodig.
– Wordt ondoelmatigheid ingebouwd. De overshooting wordt vooral gerealiseerd bij bedrijven
waarvan relatief weinig stikstof deponeert op stikstofgevoelige natuur.
– En er worden keuzes gemaakt in de pakketten (veel extensiveren, geen reductiedoelstelling
voor anderen sectoren en breed generiek beleid) waarbij het onduidelijk is of dit
de beste mix is.
LNV lijkt ook een politiek doel na te streven met een 40kton doel. Door hoog in te
zetten worden bijna alle boeren geraakt en deelt iedereen in de pijn, waar bij een
lager doel een kleiner aantal boeren zeer hard geraakt wordt (stoppen). Dit kan worden
gemotiveerd uit een visie op de landbouwsector na 2030, waarbij veel ingrijpender
en breder wordt verbouwd dan nu strikt genomen vanuit de depositiedoelstelling noodzakelijk
zou zijn.
Een meer evenredige verdeling van de pijn is mogelijk makkelijker te verkopen dan
een gerichte aanpak. Dit is een politiek vraagstuk dat in de het licht van de CA afspraken
en het bijbehorende budgettaire kader op basis van de huidige invulling niet past.»?
Vraag 3
Herinnert u zich ook de volgende tabel in dat memo:
Emissiereductie
23,5 kton
30 kton
40 kton
Ruimtelijke verdeling
Maximaal gericht
Gecombineerde aanpak:
i. ABCD-gebieden
ii. generiek
iii. gericht
iv. ringen rond N2000
Gecombineerde aanpak:
i. ABCD-gebieden
ii. generiek
iii. gericht
iv. ringen rond N2000
Aannames andere sectoren
50% emissiereductie cf. Commissie Remkes
PBL basispad volgens KEV 2021
PBL basispad volgens KEV 2021
Uitkomsten
Doelbereik: % onder kdw
74%
77%
82%
Aantal veehouderijen dat moet stoppen
5.300
11.200
11.200
Aantal veehouderijen dat moet extensiveren
Nvt
200
17.600
Kosten in mld EUR [bandbreedte]
10,4
23,5
[17,6 – 29,7]
34,2
[26,1 – 42,7]
Vraag 4
Deelt u de mening dat het essentieel voor het parlement is om over deze berekeningen
te beschikken voor het nemen van een besluit over het programma landelijk gebied?
Vraag 5
Waarom verklaarde u in de antwoorden op Kamervragen dat: «Het kabinet acht het openbaar
maken van niet-gevalideerde berekeningen die nog onderdeel zijn van de beleidsvoorbereiding
niet in het belang van goede en democratische bestuursvoering.», terwijl het kabinet
juist al zeer expliciet een keuze heeft gemaakt?
Vraag 6
Is het de normale gang van zaken om eerst besluiten te nemen – die nu weer zijn teruggedraaid
tot voorgenomen beleid – en dan pas berekeningen te valideren om ze achteraf met de
Kamer en de samenleving te delen?
Vraag 7
Is het mogelijk dat de plannen fors worden gewijzigd wanneer de berekeningen zijn
gevalideerd?
Vraag 8
Welke ministers waren ervan op de hoogte dat het Ministerie van Financien van mening
was dat een reductie van 30 kiloton ruim voldoende is om de doelen te behalen?
Vraag 9
Welke ministers waren ervan op de hoogte dat een reductie van 40 kiloton zou leiden
tot 11200 boeren die moeten stoppen en 17600 veehouderijen die moeten extensiveren?
Vraag 10
Kunt u alle memo’s, notities en berekeningen over stikstof en aanverwante zaken die
de Minister van Landbouw, de Minister voor Stikstof en de Minister van Algemene Zaken
sinds maart 2021 hebben ontvangen, aan de Kamer doen toekomen op dezelfde manier waarop
alle memo’s van de Minister van Financiën naar de Kamer zijn gestuurd?
Vraag 11
Kunt u ervoor zorgdragen dat alle memo’s, notities en berekeningen over stikstof,
maar ook over aanverwante zaken zoals de relatie met de bouw(plannen) die de Ministers
van Binnenlandse Zaken, de Minister voor Wonen en de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat hebben ontvangen hebben sinds 2021, aan de Kamer worden gestuurd?
Vraag 12
Hoe verhoudt de zin «Bij de ruimtelijke vertaling van de stikstofreductie wordt uitgegaan
van richtinggevend 39 kton NH3 reductie. Naar verwachting is 39kton emissiereductie van NH3 nodig om ten minste de wettelijke omgevingswaarde van 74% onder de KDW te behalen.»
die in de startnotitie landelijk gebied staat, zich tot de berekeningen van het Ministerie
van Financiën die een totaal ander beeld geven? Deelt u de mening dat deze zin misleidend
is?
Vraag 13
Heeft de Minister van Financiën (of haar woordvoerder namens haar) aan de Telegraaf
laten weten: «Kaag wist tot maandag helemaal niet van de berekening»1?
Vraag 14
Klopt het dat zij helemaal niets wist van de berekeningen of wenst zij dat beeld bij
deze te nuanceren?
Vraag 15
Herinnert u zich dat het kabinet een aantal maatregelen genomen heeft tot stikstofbeperking
de afgelopen jaren en dat er dus een groot verschil zit of er wordt uitgegaan van
de stikstofberekeningen in de KEV 2020 of de KEV 2021 (Klimaat en Energieverkenning)?
Vraag 16
Klopt het dat er grote verschillen zijn tussen de KEV 2020 en de KEV 2021 en dat de
laatste de volgende zaken wel meeneemt:
– het Schone Luchtakkoord;
– het Klimaatakkoord;
– het 7e Actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn;
– het volledige bronmaatregelenpakket in het kader van de structurele aanpak stikstof
van 24 april 2020; en
– een reductie in andere stikstofbronnen van 15 procent (dat was nul procent voor de
KEV2020)?
Vraag 17
Klopt het dat de veestapel tussen april 2018 en 2022 is afgenomen met ongeveer 1,5
miljoen varkens, 0,2 miljoen runderen en miljoenen kippen?
Vraag 18
Waarom is het RIVM bij de doorrekening van het akkoord uitgegaan van de (hogere) veestapel
van 2018 in plaats van 2021 of 2022 en van de KEV2020 in plaats van de KEV2021? Is
dat een keuze van het RIVM zelf geweest en is het mogelijk om de berekening te ontvangen
gebaseerd op de laatste cijfers en de laatste KEV? Zo nee, waarom niet?
Vraag 19
Waarom is het RIVM bij de doorrekening van het akkoord uitgegaan van de totale depositie
volgens het NEMA-model ZONDER correctie voor reeds toegepaste stalsystemen en andere
volgens de RAV-lijst door de overheid goedgekeurde maatregelen waarin veehouders hebben
geïnvesteerd om de emissies te verlagen? Is dat een keuze van het RIVM zelf geweest
en is het mogelijk om de berekening te ontvangen gebaseerd op de laatste cijfers en
de laatste KEV en de reducties via systemen op de RAV-lijst? Zo nee, waarom niet?
Vraag 20
Kan het kabinet inzage verlenen in wat de verwachte gevolgen zijn van de startnotitie
landelijk gebied en 39 kiloton reductie en dan specifiek het aantal boeren dat moet
stoppen, het aantal boeren dat moet extensiveren en de totale kosten voor de schatkist?
Vraag 21
Kunt u aangeven op welke termijn hoeveel PAS-melders gelegaliseerd zullen worden?
Kunt u dat per maand aangeven: dus binnen twee maanden x melders, binnen drie maanden
y melders etcetera?
Vraag 22
Blijft de kritische depositowaarde (KDW) in de wet staan of wordt de KDW uit de wet
verwijderd en wordt er overgestapt op een andere set indicatoren? Kunt u aangeven
wanneer dat gebeurt en van welke omstandigheden dat afhankelijk is?
Vraag 23
Wilt u per Natura-2000 gebied in de bijlage van de RIVM-notitie aangeven hoe groot
het is (in hectare) en hoeveel procent van het Natura-2000 areaal in Nederland het
beslaat?
Vraag 24
Wat, en welke gebieden, is het kleinste aantal Natura-2000 gebieden dat samen 50 procent
en 74 procent van de oppervlakte van het Natura-2000 gebieden vormt?
Vraag 25
Is het juridisch mogelijk om boeren te onteigenen op basis van de KDW die maar een
aspect van de natuurkwaliteit weergeven en op basis van het AERIUS-model en dus niet
van metingen? Kunt u alle adviezen die daarover beschikbaar zijn aan de Kamer doen
toekomen?
Vraag 26
Klopt het dat het kabinet geen enkele juridische basis heeft om provincies te dwingen
mee te werken aan het uitwerken van plannen in de startnotitie nationaal programma
landelijk gebied nu duidelijk is dat daaronder geen wettelijke basis ligt? Zo nee,
welke dwangmiddelen heeft het kabinet dan wel?
Vraag 27
Wilt u deze vragen een voor een en voor 15 augustus beantwoorden?
Nader antwoord
In reactie op vraag 10 uit de genoemde schriftelijke vragen verwijs ik naar de stukken
in de bijgaande bundels «AZ» en «LNV» met de bijhorende inventarislijsten. De reactie
op vraag 11 met de bijbehorende stukken en inventarislijsten komt u zo spoedig mogelijk
toe op een later moment.
In de bijlagen zijn alle beleids- en besluitvormingsstukken gevoegd die sinds maart
2021 tot juli 2022 aan de betreffende bewindspersonen zijn gestuurd en betrekking
hebben op de verdere aanpak stikstof, het NPLG en de stikstofreductiedoelen, en alle
advisering daaromtrent. Het gaat om memo’s, notities, annotaties en berekeningen ten
behoeve van stafoverleggen, bewindsliedenoverleggen, onderraden en de ministerraad.
Dit is conform de oproep om hierbij de reikwijdte te hanteren die het Ministerie van
Financiën heeft toegepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.