Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het artikel ´Academische tirades tegen conservatieven; Studenten Erasmus komen in het geweer: ´We willen dat de universiteit een neutrale instelling is´
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Academische tirades tegen conservatieven; Studenten Erasmus komen in het geweer: «We willen dat de universiteit een neutrale instelling is»» (ingezonden 16 september 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 oktober
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Academische tirades tegen conservatieven; Studenten
Erasmus komen in het geweer: «We willen dat de universiteit een neutrale instelling
is»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe duidt u dit zoveelste signaal dat studenten en docenten met een mening die afwijkt
van de heersende «norm» zich niet vrij kunnen uiten in hun eigen onderwijsinstelling?
Antwoord 2
De publicatie in De Telegraaf waarnaar verwezen wordt, betreft het relaas van twee
studenten bestuurskunde en sociologie, die ook actief zijn in de centrale studentenraad.
Zo sprak een van hen zich uit tegen een regenboogzebrapad op de campus en kreeg hier
vervolgens kritiek via een appgroep. Een ander voorbeeld dat zij aandroegen is dat
de Europese Unie als instituut in een studieboek kritiekloos zou worden aangeprezen.
De student had het gevoel dat het geen zin heeft om hier tijdens college vragen over
te stellen.
Ik zie in deze voorbeelden geen bedreiging van de academische vrijheid, de vrijheid
van meningsuiting of de kwaliteit van het onderwijs. De studenten zijn het niet eens
met bepaalde uitingen, en de universiteit weerhoudt hen er niet van om zich daarover
uit te spreken binnen de universiteit. De berichtgeving hierover geeft daar ook geen
concrete signalen over. Deze studenten kunnen het gesprek aangaan met betrokken docenten
en bestuurders, zo nodig een klacht indienen bij de instelling of bezwaar maken tegen
beslissingen. Ook kunnen zij kwesties agenderen in de studentenraad. Ik hecht daarbij
te verwijzen naar de reactie van het College van Bestuur die ook in het bericht van
De Telegraaf is opgenomen: «Als instituut bieden wij ruimte en faciliteiten voor discussie
over een veelheid van gevoelige onderwerpen en politieke meningen. Iedereen in onze
gemeenschap mag zich uitspreken en zijn/haar mening hebben over deze onderwerpen op
een respectvolle manier. Ook als het schuurt».
Vraag 3
Deelt u de mening dat de universiteit bij uitstek de plek moet zijn waar maatschappelijk
debat gevoerd wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 3
Debatten over maatschappelijke kwesties moeten gevoerd kunnen worden in de publieke
sfeer, in het onderwijs, de kunsten, in het parlement, in de media, op het internet,
op straat en in cafés. En ja, zeker ook op de universiteiten. Op de universiteiten
is het goed gebruik dat die debatten voldoen aan de eisen die aan het academische
debat worden gesteld. Daarbij zijn onder andere weerlegbaarheid, argumentatie, kritiek,
nieuwsgierigheid en respect belangrijke uitgangspunten. Het academische debat vindt
ook plaats onder deskundige begeleiding en is een cruciaal onderdeel van het academische
onderwijs.
Vraag 4
Herkent u het herhaaldelijk terugkerend signaal dat docenten hun persoonlijke politiek
ideologische opvattingen onderdeel maken van hun colleges? Zo nee, hoe beoordeelt
u deze berichten?
Antwoord 4
Instellingen hebben de taak om het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van
hun studenten te bevorderen. Het bespreekbaar maken van politieke, sociale en ethische
kwesties kan daar onderdeel van zijn. Het komt wel eens voor dat een student of docent
zich beklaagt over ideologische opvattingen die binnen de universitaire gemeenschap
bestaan, zoals de student in het bericht van De Telegraaf die vindt dat de Europese
Unie als instituut kritischer benaderd zou moeten worden tijdens het college.
Vraag 5
Deelt u de mening dat docenten vrij zijn elke partijpolitieke voorkeur te hebben en
ook vrij mogen uiten dat ze die hebben, maar studenten niet het gevoel mogen geven
dat een andere opvatting dan die van de docent niet de «juiste» is? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Zeker. Docenten zijn vrij om politieke opvattingen te uiten maar dienen zich altijd
bewust te zijn van de academische omgeving en hun positie daarin. Een goede docent
nodigt studenten daarbij uit tot dialoog.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de relatie tussen student en docent geen gelijkwaardige is,
omdat de student door de docent wordt beoordeeld en de student zich dus altijd ingekaderd
zal voelen door de ruimte die hij van de docent krijgt? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
wat wilt u doen om de politieke neutraliteit terug te brengen in de collegezalen?
Antwoord 6
Studenten en hun docenten staan inderdaad niet op gelijke voet, om tal van redenen.
Er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie mede doordat de docent de voortgang en
leerresultaten van de student beoordeelt. Docenten hebben daarbij echter geen carte blanche. Opleidingen hanteren een systeem van toetsing en examinering, waardoor beoordelingen
valide, betrouwbaar en voldoende onafhankelijk zijn. Dan nog kunnen sommige studenten
zich geremd voelen in het openlijk bevragen of delen van politieke opvattingen. Politieke
neutraliteit biedt daar geen oplossing voor, maar wel een veilige en inclusieve leeromgeving
die ruimte geeft aan een diversiteit van perspectieven. Over de bevordering daarvan
heb ik met Universiteiten van Nederland en de Vereniging Hogescholen afspraken gemaakt
in het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap.
Vraag 7
Klopt het dat studenten en docenten op de Erasmus Universiteit worden gevraagd hun
pronouns te vermelden? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling
is, omdat mensen zelf moeten weten of zij het belangrijk vinden om zich zo te presenteren?
Antwoord 7
De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft aangegeven dat er geen centraal beleid bestaat
voor docenten of studenten om hun voornaamwoorden te vermelden. Faculteiten, medewerkers
en studenten mogen dit zelf bepalen. De universiteit gaf wel aan dat binnen de betreffende
afdeling docenten de tip kregen dat het drempelverlagend kan werken om tijdens een
introductieronde de te verkiezen pronouns te noemen. Deze tip komt voort uit het advies
vanuit de studentengeleding binnen de faculteitsraad. Het betreft hier dus een suggestie,
geen verplichting. Dit vind ik overigens geen onwenselijke ontwikkeling, juist omdat
mensen hierdoor worden uitgenodigd om zich te presenteren zoals zij zelf wensen.
Vraag 8
Hoe ver is het vervolgonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs gevorderd, nadat
zij eerder heeft geconstateerd, zoals vermeld in de Staat van het Onderwijs 2022,
dat 30% van de studenten geen volmondig ja kan zeggen op de vraag of zij zich vrij
voelen zich uit te spreken, en eveneens dat 30% van de studenten meent dat docenten
actuele maatschappelijke onderwerpen die voor spanningen zorgen niet durven te bespreken?
Antwoord 8
Van de ondervraagde studenten zegt 7% zich niet vrij te voelen om hun mening te geven.
Zo’n 12% van de ondervraagde studenten geeft aan dat docenten actuele maatschappelijke
onderwerpen niet bespreekbaar maken wanneer deze zorgen voor spanningen in het onderwijs.
De Inspectie van het Onderwijs bevraagt studenten hier nu verder op en zal de resultaten
meenemen in de Staat van het Onderwijs 2023.
Vraag 9
Is er al een begin gemaakt met gesprekken met Universiteiten van Nederland (UNL) en
de Vereniging Hogescholen die u heeft toegezegd in het antwoord op eerdere schriftelijke
vragen over docenten die racistisch en homofoob genoemd worden?2
Antwoord 9
Ja. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit kalenderjaar op de hoogte stellen van de
uitkomsten.
Vraag 10
In bovengenoemd artikel stelt UNL met zoveel woorden dat er niet zoveel aan de hand
is; blijkt ook uit uw gesprekken met UNL dat zij dit standpunt innemen? Zo ja, hoe
gaan gesprekken met UNL dan bijdragen aan een zuivere analyse van en oplossing voor
het probleem? Gaat u desnoods andere partijen daarbij betrekken om deze kwalijke ontwikkeling
het hoofd te bieden?
Antwoord 10
In het artikel wordt de suggestie gewekt dat sommige studenten op de Erasmus Universiteit
Rotterdam niet de ruimte krijgen om zich uit te spreken. Zoals aangegeven heeft de
Inspectie van het Onderwijs eerder in kaart gebracht in hoeverre studenten van alle
instellingen zich vrij voelen om zich te uiten. Ik ben in gesprek met UNL en de Vereniging
Hogescholen omdat ik wil weten hoe zij de cijfers van de inspectie duiden.
UNL heeft mij laten weten zich niet te herkennen in het beeld dat in de HJ Schoo-lezing
geschetst is en benadrukt dat universiteiten bij uitstek de plek bieden voor open
debat waarbij aandacht moet zijn voor de sociale veiligheid van studenten en medewerkers.
UNL wijst erop dat het soms hoort te schuren binnen universiteiten – en dat dit ook
onderdeel van de academische vorming van studenten is. Het boycotten van mensen hoort
daar niet bij, aldus UNL. Vanzelfsprekend zullen ook de studentenorganisaties geconsulteerd
worden. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit kalenderjaar op de hoogte stellen van
mijn bevindingen.
Vraag 11
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.