Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de tuchtuitspraak van een huisarts die een patiënt niet doorstuurde ondanks een zeer sterk verhoogde D-dimeerwaarde wegens magnetisme en een Pfizer-vaccinatie
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de tuchtuitspraak van een huisarts die een patiënt niet doorstuurde ondanks een zeer sterk verhoogde D-dimeerwaarde wegens magnetisme en een Pfizer-vaccinatie (ingezonden 5 augustus 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 14 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3764.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Amsterdam van 10 juni 2022, aangaande een huisarts uit Noord-Holland die een patiënt
niet verwezen heeft naar het ziekenhuis ondanks een zeer sterk verhoogde D-dimeerwaarde?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vind u van de uitspraak en bent u van mening dat een berisping als sanctie hierbij
voldoende is?
Antwoord 2
Laat ik in zijn algemeenheid vooropstellen dat patiënten erop moeten kunnen vertrouwen
dat zij kwalitatief goede zorg krijgen volgens de stand van de wetenschap en de praktijk.
Als dat niet het geval is, betreur ik dat zeer. Uit de onderhavige uitspraak blijkt
dat een tuchtklacht is ingediend door een patiënt tegen een beklaagde (huisarts) omdat
de beklaagde de patiënt niet heeft verwezen voor specialistisch onderzoek nadat bij
haar afwijkende bloedwaarden waren vastgesteld. De klacht is behandeld door het Regionaal
Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Amsterdam. Het college heeft de klacht gegrond
verklaard, een berisping opgelegd en om redenen aan het algemeen belang ontleend,
de beslissing bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant en aangeboden aan het
tijdschrift Medisch Contact.
De tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend door onafhankelijke rechtsprekende tuchtcolleges,
volgens de regels die zijn gesteld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG). Dat brengt met zich mee dat ik mij niet kan mengen in het oordeel van de
tuchtcolleges en dus niet in kan gaan op de hoogte van de opgelegde maatregel. Ik
heb vertrouwen in de tuchtrechtspraak en dat de tuchtcolleges een gedegen, onafhankelijk
oordeel kunnen geven. Wanneer een van de partijen het niet eens is met de uitspraak
kan beroep worden aangetekend bij het Centraal Tuchtcollege. Op grond van artikel
72 wet BIG ontvangt de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de eindbeslissing
in elke zaak. De IGJ kan ook beroep in stellen tegen een uitspraak.
Vraag 3
Begrijpt u dat artsen en anderen het tegenstrijdig vinden dat het College voor een
berisping kiest omdat het een op zichzelf staande klacht betreft en omdat de huisarts
niet bekend is met eerdere tuchtzaken? Weet u dat er in casu aanwijzingen zijn dat
de gedraging niet op zichzelf staan en verweerder bekend staat als een huisarts die
heel kritisch is tegenover corona-vaccinaties (grote delen van zijn consulten besteedt
hij, ongeacht welke klachten de aanleiding zijn tot het consult, aan discussies over
corona en met name over de risico’s van vaccinatie)?2
Antwoord 3
Het feit dat een arts als kritisch bekend staat tegenover coronavaccinaties, betekent
niet zonder meer dat hij heeft gehandeld in strijd met de tuchtnormen. Onderzoek naar
feiten en omstandigheden waarbij een vermoeden is dat de patiëntveiligheid in het
geding is geweest, is een taak van de IGJ. Het tuchtcollege heeft de taak om een oordeel
te geven over de ingediende klacht.
Vraag 4
Bent u het eens dat in dergelijke gevallen zoals bij deze casus, in achtnemende de
doelen van het tuchtrecht, het beter zou zijn als het College een breder onderzoek
zou uitvoeren naar het handelen van de arts in kwestie, zoals een breder dossieronderzoek
waarbij ook andere patiëntcontacten worden meegenomen, als ook door het onderzoeken
van gedraging die mogelijk in strijd kunnen zijn met de tweede tuchtnorm?
Antwoord 4
Aanvullend op het antwoord in vraag 2 en 3 kan ik aangeven dat de IGJ de bevoegdheid
heeft om zelfstandig onderzoek in te stellen wanneer zij van mening is dat de patiëntveiligheid
in het geding is geweest. In vervolg hierop kan de IGJ een nieuwe klacht indienen
bij het regionale tuchtcollege. Wanneer de IGJ zich niet kan vinden in een eerder
gedane uitspraak kan zij in beroep gaan bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
in Den Haag.
Gezien de rolverdeling tussen de IGJ en de tuchtcolleges, waarbij de IGJ optreedt
als toezichthouder en de tuchtcolleges oordelen en rechtspreken, vind ik het niet
wenselijk om de bevoegdheden van de tuchtcolleges uit te breiden zodat de tuchtcolleges
breder onderzoek kunnen doen, omdat daarmee de onafhankelijke rechtspraak in het geding
kan komen.
Vraag 5
Kunt u zich uw Kamerbrief van 29 april 2022 herinneren aangaande bevindingen verkenning
toekomstbestendigheid Wet BIG, waarin u heeft aangegeven van plan te zijn in 2024
een grondige evaluatie uit te laten voeren naar het tuchtrecht van de Wet BIG? Weet
u dat in reactie hierop vele artsen en ook de KNMG hebben opgeroepen om deze evaluatie
meer verdiepend en meer principieel te laten zijn en om deze veel eerder al uit te
laten voeren? Begrijpt u dit verzoek? Bent u bereid om deze evaluatie eerder te laten
starten en om hierbij speciale aandacht te laten besteden aan de rol van tuchtrecht
bij het beschermen van patiënten alsmede ook de algemene populatie tegen deze groep
artsen (die corona ontkennen, bagatelliseren, nepnieuws verspreiden of bewust medicatie/behandelingen
voorschrijven die wetenschappelijk bewezen ineffectief zijn) en naar manieren om sneller
en beter op te kunnen treden tegen artsen die desinformatie verspreiden en hiermee
een gevaar vormen voor de volksgezondheid, zeker gezien deze en andere (tucht-)uitspraken
en de eerder door de indiener gestelde Kamervragen hierover?3
Antwoord 5
In de Kamerbrief van 29 april 20224 heb ik aangegeven dat er in 2024 een evaluatie van de Wet BIG zal worden uitgevoerd,
omdat dat 5 jaar na inwerkingtreding van de vernieuwde Wet BIG is, waarbij een aantal
grotere wijzigingen is doorgevoerd. Het is niet gebruikelijk wetsevaluaties uit te
voeren na een wetswijziging, een nieuwe wet wordt wel standaard na 5 jaar geëvalueerd.
Desalniettemin vond ik het wenselijk om het tuchtrecht dan te evalueren omdat tegen
die tijd voldoende informatie beschikbaar is over de effecten van de aangepaste regels
over een langere periode.
De KNMG en andere partijen hebben in het traject van Toekomstbestendigheid BIG al
aangegeven welke punten zij graag betrokken zouden zien in de evaluatie. Daar zal
tegen die tijd rekening mee worden gehouden.
Het tuchtrecht functioneert onafhankelijk van doelgroepen of actuele vraagstukken.
In het tuchtrecht wordt dan ook niet voorzien in specifieke normen wat betreft desinformatie.
Binnen de algemener geformuleerde normen voor goede zorgverlening kan desinformatie
verspreiden wel een schending van de goede zorgplicht zijn en dus laakbaar. Het is
altijd aan het tuchtcollege om te beoordelen of daar in specifieke gevallen sprake
van is. De IGJ heeft daarnaast de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen zorgverleners
die in strijd met de richtlijnen handelen, door het verstrekken van onjuiste informatie.
Zie verder het antwoord onder de vragen 6 en 7.
Vraag 6
Is de IGJ volgens u in voldoende mate in staat haar taak als toezichthouder goed uit
te voeren, in achtnemende dat een voor juiste naleving van de Wet BIG is een sterke
toezichthouder nodig? Is er bijvoorbeeld voldoende capaciteit beschikbaar om genoeg
onderzoek te doen naar artsen die desinformatie verspreiden en slechte zorg leveren,
zoals het geval was in deze casus, zeker gezien het feit dat artsen die actief desinformatie
verspreiden een relatief nieuwe ontwikkeling is die voor een additionele werklast
zorgt bij de IGJ?
Antwoord 6
De IGJ is voldoende in staat haar taak als toezichthouder uit te voeren. Gelet op
de capaciteit aan inspecteurs, het grote veld aan onder toezicht staanden en de daaruit
voortvloeiende veelheid van meldingen, thema’s en trajecten, moet de IGJ keuzes maken
en prioriteren. Dat doet zij risico-gestuurd. Een aantal inspecteurs is op dit moment
belast met onderzoek naar aanleiding van meldingen over zorgverleners die handelen
in strijd met de richtlijnen, waaronder het verstrekken van onjuiste informatie, hetgeen
mogelijk een risico voor de volksgezondheid inhoudt. Door deze uitingen kan er immers
verwarring ontstaan voor patiënten, wat risico’s kan opleveren voor de patiëntveiligheid.
Ook kan dit het vertrouwen in de zorgverlener of de geneeskundige zorg schaden. Dit
heeft geleid tot het opleggen van een aantal maatregelen in gevallen waarbij BIG-geregistreerde
beroepsbeoefenaren handelden in strijd met de richtlijnen en professionele normen.
Ook via haar website heeft de IGJ hier aandacht voor gevraagd.
Vraag 7
Wat is de laatste stand van zaken van de IGJ ten aanzien van het aantal aanwijzingen,
bevelen, boetes of voorlegde zaken bij de tuchtrechter tegen zorgverleners die corona
ontkennen, bagatelliseren, nepnieuws verspreiden of bewust medicatie/behandelingen
voorschrijven die wetenschappelijk bewezen ineffectief zijn sinds het laatste bericht
op 24 januari jl.? Kunt u per type maatregel aangeven hoeveel er zijn uitgedeeld?
Antwoord 7
Naast de in mijn antwoorden van 24 januari jl. genoemde opgelegde boete5 heeft de IGJ twee tuchtklachten ingediend. Verder heeft zij een aantal zaken in onderzoek
waar zij geen inhoudelijke mededelingen over kan doen. Ook heeft de IGJ boetes opgelegd
voor het aanprijzen van behandelingen voor het voorkomen en/of genezen van COVID-19,
maar dat betrof in die gevallen geen BIG-geregistreerde zorgverleners.
Vraag 8
Bent u, in het licht van het bestaan van een groep medische professionals die corona
ontkennen, bagatelliseren, nepnieuws verspreiden of bewust medicatie/behandelingen
voorschrijven die wetenschappelijk bewezen ineffectief zijn, van mening dat er binnen
de huidige medische curricula voldoende aandacht is voor zaken als desinformatie en
bent bereid eventueel te pleiten bij de Nederlandse Federatie van Universitair Medische
Centra (NFU) voor meer aandacht voor desinformatie in de Geneeskunde curricula?
Antwoord 8
Artsen dienen zorg te verlenen zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt, oftewel
volgens de eigen beroepsnormen. Ook na de opleiding tot arts zullen artsen gedurende
hun carrière de laatste informatie tot zich moeten nemen over ziektes en behandelingen
om te voldoen aan dit criterium en zorg te verlenen volgens de laatste stand van de
wetenschap en de praktijk. Een belangrijke indicatie hiervoor zijn de richtlijnen
van de beroepsorganisaties, zoals de KNMG. De KNMG heeft in december 2021 in nauwe
samenwerking met medisch-wetenschappelijke verenigingen het COVID-19 platform gelanceerd.
Deze website brengt alle wetenschappelijke informatie over corona van en voor artsen
bij elkaar. Daarnaast heeft de KNMG op 27 mei 2022 een geactualiseerde versie van
de Gedragscode voor artsen gepubliceerd, waarin onder andere grenzen worden gesteld
aan uitingen van artsen in de spreekkamer, de media en het publieke debat.
Ik zie dat er in de praktijk veel gedaan wordt om artsen te informeren over de laatste
stand van zaken rondom corona en zie op dit moment geen aanleiding om dit nogmaals
onder de aandacht te brengen.
Vraag 9
Wat vindt u ervan dat deze arts momenteel (nog) niet in het overzicht zorgverleners
met een maatregel van het BIG-register staat en de patiëntenpopulatie van deze huisarts
dus niet kan weten dat deze huisarts berispt is – dit terwijl het College grote zorgen
over het functioneren van de huisarts heeft? Bent u het met de indiener eens dat het
belang van patiënten bij goede zorg hierin zwaarder zou moeten wegen dan het belang
van de huisarts, ook in volgende casussen?6
Antwoord 9
Sinds 1 april 2019 worden berispingen en geldboetes – maatregelen die niet bevoegdheidsbeperkend
zijn – alleen aangetekend in het BIG-register, wanneer het tuchtcollege hiertoe beslist
op grond van artikel 48, elfde lid Wet BIG. Dit om de lerende functie van het tuchtrecht
te benadrukken. Als een van deze maatregelen wordt opgelegd, mag de beroepsbeoefenaar
zijn beroep nog uitoefenen en heeft het tuchtcollege bepaald dat de patiëntveiligheid
niet in het geding is. Bij een besluit tot openbaarmaking behoort de proportionaliteit
van de overtreding te worden meegewogen. Openbaarmaking van deze maatregelen is in
veel gevallen niet proportioneel, mede in verband met het effect hiervan op de beroepsbeoefenaar.
Gevallen waarin de betrokken beroepsbeoefenaar geen of gebrekkige zelfreflectie toont
of als dat in het algemene belang van de individuele gezondheidszorg is, kunnen aanleiding
zijn om de maatregel openbaar te maken. Het tuchtcollege kan bepalen dat de maatregel
met voldoende toelichting openbaar wordt gemaakt, waardoor voor patiënten de context
van de maatregel helder wordt gemaakt. In onderhavige uitspraak is ervoor gekozen
om de maatregel niet te laten aantekenen in het BIG-register. Zie verder mijn antwoord
op vraag 2.
Vraag 10
Is overwogen om een openbaar gemaakte sanctie ook verplicht te laten vermelden naast
het BIG-nummer, in achtnemende dat alle artsen sinds kort hun BIG-nummer vermelden
op hun website en in e-mails? Bent u bereid dit te laten onderzoeken, of heeft u andere
ideeën om patiënten beter te helpen met het ontdekken van openbaar gemaakte sancties,
gezien het feit dat slechts een klein deel van de zorggebruikers actief het BIG-register
checkt?
Antwoord 10
Als in het register op grond van de wet of een beslissing van het tuchtcollege een
aantekening wordt gemaakt van een opgelegde maatregel, dan is die informatie openbaar
en voor eenieder inzichtelijk. Een verplichting richting zorgverleners om de aan hun
opgelegde sanctie in alle communicatie inzichtelijk te maken lijkt mij niet wenselijk,
wegens onnodige administratieve lasten. Daarbij acht ik het ook niet proportioneel,
omdat er al een openbaar register is.
Vraag 11
Waar kunnen artsen en andere medische professionals heen als zij zich bedreigd of
geïntimideerd voelen, gelet op het feit dat Minister Dijkgraaf later dit jaar voor
wetenschappers het meldpunt voor bedreigde wetenschappers lanceert en ook artsen steeds
vaker het slachtoffer zijn van (online) bedreigingen en intimidatie?
Antwoord 11
Agressief gedrag richting mensen met een publieke taak is te allen tijde onacceptabel.
Dat geldt dus ook voor artsen en andere medewerkers in zorg en welzijn. Aandacht voor
preventie is essentieel bij de aanpak van agressie tegen zorgpersoneel. Veel werkgevers
zijn hier ook actief mee bezig. Mochten zorgverleners te maken krijgen met agressie
dan kunnen zij gelukkig vaak terecht bij hun werkgever voor opvang en nazorg. Ik vind
het echter ook van groot belang dat zorgprofessionals die in aanraking komen met bedreiging
of intimidatie, hiervan aangifte doen. Door politie en OM is in het kader van het
programma Veilige Publieke Taak afspraken gemaakt omtrent vervolging van agressie
tegen mensen met een publieke taak. Deze Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) zijn
er om medewerkers met een publieke taak – zoals medewerkers in zorg en welzijn – optimaal
te beschermen. Tegelijkertijd weten we dat de stap om aangifte te doen in zorg en
welzijn vaak groot is. Ik ben daarom in gesprek met de sector en het Ministerie van
J&V om te bezien hoe we drempels in de uitvoering van de ELA rond afhandeling van
aangiftes in zorg en welzijn kunnen wegnemen.
Vraag 12
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.