Advies Afdeling advisering Raad van State en Reactie van de initiatiefnemer(s) : Advies Afdeling advisering Raad van State en Reactie van de initiatiefnemer
36 160 Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 4
ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INITIATIEFNEMER
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 21 september 2022 W01.00.0122 en de reactie van de initiatiefnemer d.d. 13 oktober
2022, aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het advies
van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juli 2022
heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat
er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet,
strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, met memorie
van toelichting.
Dit wetsvoorstel komt grotendeels overeen met het voorstel inzake het correctief referendum
dat toenmalig initiatiefnemer Van Raak in eerste lezing aanhangig maakte.1 De initiatiefnemer heeft het voorstel aanhangig gemaakt op de dag dat het eerdere,
nagenoeg gelijkluidende wetsvoorstel in tweede lezing door de Tweede Kamer is verworpen.2 De tekst van de Grondwet verbiedt dat als zodanig niet. Wel wijst de Afdeling advisering
van de Raad van State op het bijzondere karakter van de procedure tot grondwetsherziening.
Een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet moet na aanvaarding in eerste lezing
vervolgens, na tussentijdse ontbinding en verkiezing van de Tweede Kamer, in tweede
lezing met een tweederdemeerderheid door Tweede en Eerste Kamer worden aanvaard.3Deze verzwaarde procedure beoogt de stabiliteit en continuïteit van de hoofdregels
van het staatsbestel te waarborgen. Een grondwetswijziging kan daarom alleen tot stand
komen als daarvoor brede steun bestaat.
Deze steun moet bestaan in beide kamers der Staten-Generaal gedurende twee opeenvolgende
parlementaire periodes.4
Zeer recent is gebleken dat die brede en langdurige parlementaire steun voor de wijziging
die nu opnieuw aanhangig wordt gemaakt, op dit moment ontbreekt. Er zijn sinds de
korte periode die sindsdien is verstreken, geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd op
grond waarvan moet worden aangenomen dat de parlementaire stemming thans anders zou
uitvallen. Gelet op de grondgedachte van de verzwaarde herzieningsprocedure – waarborging
van de stabiliteit en continuïteit van het staatsbestel – is het daarom minder passend
om reeds op dit moment een nagenoeg gelijkluidende grondwetswijziging opnieuw aanhangig
te maken.
De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande het thans opnieuw indienen van
het voorstel dragend te motiveren.
Over het voorstel inzake het correctief referendum van toenmalig initiatiefnemer van
Raak heeft de Afdeling eerder geadviseerd.5 Zij ziet in het wetsvoorstel zoals het nu luidt geen aanleiding om haar eerdere beoordeling
aan te passen. Zij voegt het eerdere advies daarom als bijlage toe. Omdat het daarmee
integraal deel uitmaakt van het thans uitgebrachte advies kan het worden betrokken
in de reactie van de initiatiefnemer en in de eventuele verdere parlementaire behandeling.
Bijlage: Advies van de Afdeling advisering van 18 september 2019 over het voorstel
van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel
in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van
bepalingen inzake het correctief referendum (Kamerstukken II 2019/20, 35 129, nr. 4).
De Vice-President van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Initiatiefnemer heeft kennisgenomen van het advies van de Raad van State en hecht
er aan om te wijzen op de lange geschiedenis van pogingen om een correctief referendum
in de Grondwet te zetten, laten zien dat de Grondwet niet lichtzinnig te wijzigen
is, zeker als in tweede lezing de twee derde meerderheid ontbreekt na aanneming in
eerste lezing.
Terecht wijst de Raad van State erop dat er grondwettelijk geen bezwaar is om een
grondwetswijziging opnieuw in eerste lezing aan het parlement aan te bieden nadat
een eerdere poging nét geen twee derde meerderheid behaalde. Initiatiefnemer stelt
dat de Raad van State onvoldoende meeweegt dat het na de verkiezingen duidelijk wordt
of er nieuwe gezichtspunten of nieuwe stemverhoudingen zullen zijn. Dan moet echter
wel de keuze voorliggen voor de partijen bij het vaststellen van het verkiezingsprogramma,
het voeren van campagne en bij de keuze van de kiezers bij de verkiezingen. Juist
het opnieuw doorlopen van de eerste lezing van het wetsvoorstel voor de in 2025 voorziene
reguliere verkiezingen, maakt mogelijk dat de kiezers van Nederland zich bij verkiezingen
uitspreken over een daadwerkelijke grondwetswijziging. Initiatiefnemer acht het haar
democratische plicht de optie te stemmen voor een partij die een grondwettelijk correctiereferendum
mee te laten weten in de stem, mede in het licht dat bij de verkiezingen van 2021
dit onvoldoende of geen rol van betekenis heeft gespeeld.
Initiatiefnemer wijst er ook op dat het voorliggende wetsvoorstel wel degelijk verschilt
van de twee wetten die in tweede lezing in stemming zijn gekomen op 6 juli 2022.
De initiatiefnemer, Leijten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
R.M. Leijten, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.