Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over het bericht dat vier van de tien zorgmedewerkers de zorg dreigen te verlaten
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Ministers voor Langdurige Zorg en Sport en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat vier van de tien zorgmedewerkers de zorg dreigen te verlaten (ingezonden 20 september 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport), mede namens de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 13 oktober 2022).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat vier van de tien zorgmedewerkers de zorg dreigen
te verlaten?1
Antwoord 1
Het betreffende bericht verwijst naar de uitkomsten van de Monitor Gezond
Werken in de Zorg 2022 van Stichting IZZ. In het desbetreffende rapport wordt geconstateerd dat bijna vier
op de tien zorgmedewerkers (40%) er wel eens over denkt om buiten de zorg te gaan
werken (p. 4). Slechts een deel (9%) van de zorgmedewerkers is dit daadwerkelijk van
plan. Dit beeld sluit aan op het jaarlijkse landelijke uitstroomonderzoek van RegioPlus2 waaruit blijkt dat in 2021 een klein deel (tien procent) van het vertrekkende personeel
van de deelnemende zorg- en welzijnsorganisaties een functie heeft gevonden buiten
de zorgsector. Voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt in zorg en welzijn is het
essentieel dat zorg- en welzijnsmedewerkers niet onnodig de zorg verlaten. Daarom
is het belangrijk om in te zetten op het behoud van zorg- en welzijnsmedewerkers.
Werkgevers moeten hier serieus werk van maken. Het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) ondersteunt werkgevers bij deze opgave binnen het programma
Toekomstbestendige Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn (TAZ). Onder andere door de mogelijkheden
te verkennen naar het ontsluiten en het gebruik van (gecombineerde) data rond verzuim,
verloop en functiekenmerken op branche-, regionaal-, en organisatieniveau. Deze inzichten
kunnen benut worden voor het maken van regioplannen door werkgeversorganisaties gericht
op een gezonde en veilige werkomgeving.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de stijging van 29 procent van de vraag naar psychische zorg
onder zorgverleners?
Antwoord 2
Zorg- en welzijnsmedewerkers moeten gezond en veilig hun werk kunnen doen. Het is
belangrijk dat werkgevers aandacht geven aan de mentale gezondheid van zorg- en welzijnsmedewerkers.
Het verhogen van het werkgeluk en welbevinden draagt hieraan bij, onder andere door
goed werkgeverschap en het vergroten van zeggenschap. Hierop wordt ingezet met Programma
TAZ. In de beantwoording op vraag 6 en 8 ga ik hier nader op in. Daarnaast wordt de
actielijn «Mentaal gezond aan het werk» van de aanpak «Mentale gezondheid: van ons
allemaal» van de ministeries VWS, OCW en SZW vertaald naar een set aandachtspunten
voor de sector zorg en welzijn door de overheid, brancheorganisaties en vakbonden.
Ook stimuleren we met het Programma TAZ dat zorgorganisaties meer gaan samenwerken
op gezamenlijk werkgeverschap, waaronder het gezamenlijk aanpakken van psychosociale
arbeidsbelasting.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat zorgverleners door de stijgende kosten steeds vaker kiezen voor
een zorgverzekering met een verhoogd eigen risico? Bent u het ermee eens dat dit onwenselijke
zorgmijding en langer ziekteverzuim kan stimuleren?
Antwoord 3
Het vrijwillig eigen risico biedt keuzevrijheid aan verzekerden. Deze keuzemogelijkheid
is belangrijk voor het draagvlak van jonge en gezonde verzekerden voor het solidaire
zorgstelsel. Verder maakt het vrijwillig eigen risico mensen bewust van de kosten
van zorg. Zorgverzekeraars zijn niet verplicht om een vrijwillig eigen risico aan
te bieden en verzekerden hebben de keuze om wel of geen vrijwillig eigen risico te
kiezen.
Het verplichte eigen risico bedraagt 385 euro. 13,0% van de verzekerden kiest in 2022
voor een vrijwillig eigen risico in ruil voor een premiekorting. Het aantal verzekerden
dat kiest voor een vrijwillig eigen risico is al een aantal jaar vrijwel gelijk. Zo
koos in 2016 12% van de verzekerden voor een vrijwillig eigen risico en in 2019 13,1%
van de verzekerden. Verzekerden kunnen kiezen voor een vrijwillig eigen risico tussen
de 100 en 500 euro. Van de mensen met een vrijwillig eigen risico kiest 75,2% voor
het hoogste bedrag. Zorgverleners kunnen, net als alle andere verzekerden, tijdens
het overstapseizoen een keuze maken uit het polis aanbod van de verschillende zorgverzekeraars
en zoeken naar de meest passende zorgverzekering.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat zorgverleners hierdoor een hogere
drempel hebben tot de zorg, zeker gezien het feit dat zij zelf de zorg draaiend houden?
Antwoord 4
We hebben geen inzicht in de keuze van zorgverleners voor het type zorgverzekering
en of zij vaker dan gemiddeld kiezen voor het vrijwillig eigen risico. Wel wil ik
graag benadrukken dat voor alle verzekerden geldt dat het ongewenst is als zij vanwege
de kosten afzien van noodzakelijke zorg. Zorgverleners hebben geen hogere drempel
tot zorg dan andere verzekerden. Het kiezen voor het vrijwillig eigen risico is een
individuele keuze. Zowel op landelijk als gemeentelijk niveau zijn maatregelen genomen
om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen tegen te gaan:
• Huishoudens met een laag inkomen ontvangen zorgtoeslag als tegemoetkoming voor de
zorgpremie én het eigen risico;
• Verschillende zorgvormen (zoals huisartsenzorg, wijkverpleging, zorg voor 18-minners,
kraamzorg, verloskundige zorg en zorg bij bepaalde chronische ziekten) zijn uitgezonderd
van het eigen risico;
• Zorgverzekeraars bieden de mogelijkheid het eigen risico gespreid te betalen.
• Bevriezen van de hoogte van het eigen risico tot en met 2025 op 385.
• Daarnaast beschikken gemeenten over de instrumenten én de financiële middelen om te
komen tot financieel maatwerk voor de cliënt. Voorbeelden hiervan zijn:
○ een gemeentepolis
○ een financiële tegemoetkoming voor mensen die vanwege een ziekte en/of een beperking
aannemelijke meerkosten hebben
○ individuele bijzondere bijstand
○ verlagen eigen bijdrage voor de Wmo.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat het logischer zou zijn om zorgverleners beter te belonen,
zodat zij gewoon een fatsoenlijke zorgverzekering kunnen afsluiten, in plaats van
hen ertoe te drijven om geld te besparen via een slechtere zorgverzekering?
Antwoord 5
Zorgprofessionals dienen een goed salaris te ontvangen voor het belangrijke werk dat
zij doen. Voor een concurrerende salarisontwikkeling wordt jaarlijks de overheidsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling (ova) beschikbaar gesteld. Voor 2022 bedraagt de ova
2,2 miljard euro en voor 2023 3 miljard euro. Het is aan sociale partners om met deze
extra middelen goede caos af te sluiten. En dat lukt ook goed. De afgelopen jaren
zijn de salarissen in de zorg meegestegen met de ontwikkeling in de markt en zelfs
veelal daar wat boven.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat er dringend stappen moeten worden gezet om werken in de
zorg aantrekkelijk te houden? Zo ja, waarom laat u dit soort verontrustende ontwikkelingen
opstapelen zonder de problemen echt aan te pakken?
Antwoord 6
Zorgmedewerkers moeten de tijd en ruimte krijgen om het werk anders te organiseren,
zodat het werk leuk, uitdagend en aantrekkelijk blijft. Ze moeten zich kunnen richten
op waar het daadwerkelijk om draait, namelijk met passie en plezier goede zorg leveren
aan patiënten en cliënten. Het is belangrijk dat de medewerker méér centraal komt
te staan met goed werkgeverschap. Dat werkgevers werk maken van goed werkgeverschap
en dat we als sector meer inzetten op het toepassen van effectieve vormen van sociale
en technische innovatie. Met het Programma TAZ wil ik het werken in de zorg anders
organiseren om de arbeidsmarkt in de zorg toekomstbestendig te maken. Met een minder
sterke groei van het aantal zorgmedewerkers moet goede persoonlijke zorg en ondersteuning
geboden worden. Zodat zorgmedewerkers met plezier werken in de zorg en het werken
in de zorg aantrekkelijk is en blijft. Het nieuwe programma is de opvolger van het
actieprogramma Werken in de Zorg. Binnen het programma wordt voorgebouwd op de goede
resultaten die zijn geboekt.
Vraag 7
Waarom kiest u er ondanks de grote ontevredenheid onder zorgpersoneel alsnog voor
om de zorgsalarissen flink achter te laten lopen op de marktsector en de rest van
de publieke sector?
Antwoord 7
De werktevredenheid onder zorgpersoneel is hoog. 77% van de zorgverleners geeft aan
(zeer) tevreden te zijn met hun werk. Ook blijkt uit landelijke uitstroomonderzoek
van RegioPlus dat het salaris geen belangrijke reden is om de zorg te verlaten. Waardering
en de aantrekkelijkheid van werken in de zorg is van veel meer afhankelijk is dan
salaris. Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden
zijn minstens zo belangrijk. Dat laat onverlet dat zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 5 zorgprofessionals een goed salaris dienen te ontvangen voor het belangrijke
werk dat zij doen. Via de ova scheppen we daar ook de mogelijkheden voor. Specifiek
voor de middengroep in de zorg is voor dit jaar daar bovenop extra geld (675 miljoen
euro structureel) beschikbaar gesteld, waardoor sociale partners deze groep er extra
op vooruit kunnen laten gaan. We zien dat in nagenoeg alle caos daar ook afspraken
over zijn gemaakt.
Vraag 8
Ziet u na het zien van deze verontrustende cijfers ook de noodzaak van het geven van
echt zeggenschap aan zorgverleners over hun eigen werk? Zo ja, welke stappen gaat
u zetten om dit te bewerkstelligen?
Antwoord 8
Ik vind het belangrijk dat zeggenschap wordt bevorderd om werkplezier te vergroten
en uitstroom terug te dringen. Ik zie het bevorderen van zeggenschap primair als opgaaf
voor werkgevers in het kader van goed werkgeverschap, al erken ik dat het als werkgever
in een krappe arbeidsmarkt uitdagend is om de benodigde ruimte voor zeggenschap te
creëren. Om werkgevers te ondersteunen zet ik met het arbeidsmarktprogramma TAZ beleidsmatig
in op zeggenschap. Onder meer met de Subsidieregeling Veerkracht en Zeggenschap, waarmee
in totaal 12,75 miljoen euro subsidie beschikbaar is om op instellingsniveau met dit
thema aan de slag te gaan. Parallel hieraan organiseert de projectorganisatie «Landelijk
Actieplan Zeggenschap» zeggenschapsactiviteiten, zoals netwerk- en leerbijeenkomsten.
In de verdere uitwerking van de TAZ zal worden bezien hoe invulling gegeven kan worden
aan de langer termijn aanpak. Tot slot is ook een klankbordgroep ingesteld onder leiding
van de Chief Nursing Officer, prof. dr. Evelyn Finnema. Hiermee wordt geborgd dat
zorgmedewerkers inbreng hebben in het programma en de manier waarop goede ideeën in
de praktijk kunnen worden gebracht.
Vraag 9
Bent u zich ervan bewust dat de uitlatingen die u heeft gedaan over het niet verder
laten toenemen van het aantal zorgverleners3 de wanhoop onder zorgverleners over de werkdruk verder kunnen versterken? Zo ja,
bent u van plan om zorgverleners op dit punt echt perspectief te geven in lijn met
de aangenomen motie Hijink4, in plaats van u neer te leggen bij de personeelstekorten?
Antwoord 9
Op dit moment werkt ongeveer een op de zes werknemers in Nederland in de zorg. Om
aan de stijgende zorgvraag te kunnen blijven voldoen zou in 2040 een op de vier werknemers
in de zorg werkzaam moeten zijn. Het is irreëel te veronderstellen dat het aandeel
van de zorg op de Nederlandse arbeidsmarkt of in de collectieve middelen in een dergelijke
mate kan oplopen. We staan als samenleving immers ook nog voor andere grote uitdagingen
op het gebied van bijvoorbeeld klimaat, veiligheid, onderwijs en wonen. Daarom zetten
we in op beleid waarbij het huidige aandeel werknemers als uitgangspunt geldt. Wat
overigens niet betekent dat er de komende jaren geen enkele personeelsgroei meer mogelijk
is. Omdat de beroepsbevolking de komende jaren nog stijgt is er nog een beperkte personeelsgroei
mogelijk. De uitdaging om met een gelijkblijvend aandeel werknemers in de zorg aan
de zorgvraag te kunnen voldoen vraagt om een brede arbeidsmarktaanpak langs meerdere
sporen. Dit doen we in en via meerdere programmas zoals TAZ, Integraal Zorg Akkoord
(IZA), Wonen, Ondersteuning en Zorg voor ouderen (WOZO), Gezond en Actief Leven Akkoord
(GALA), maar ook langs de lijn van de kabinetsbrede aanpak arbeidsmarktkrapte.
Daarbij willen we erop wijzen dat de aantrekkelijkheid van werken in de zorg van veel
meer afhankelijk is dan van salaris. Zaken als professionele autonomie, zeggenschap
en ontwikkelmogelijkheden zijn zeker zo belangrijk voor een keuze om wel of niet in
de zorg te blijven werken. Dat bevestigt ook de SER en daarop ligt dus ook de focus
in het arbeidsmarktbeleid van VWS. De inzet gericht op arbeidsmarkt in de VWS-programmas
zal zich focussen op beperken van de groei van de zorgvraag, op behoud en duurzame
ontwikkeling van personeel en op arbeidsbesparende innovaties in combinatie met slimmer
organiseren van de zorg. Voor de zorgverleners moet deze inzet leiden tot meer zeggenschap,
meer werkplezier en minder werkdruk waarbij met minder meer zorgverleners aan de zorgvraag
voldaan kan worden. De voortgang van de programmas volgen we in de monitoring op
de verschillende programmas. In het in de komende tijd in te richten bestuurlijk
overleg arbeidsmarkt worden de voortgang en samenhang van deze programmas bewaakt.
Specifiek gericht op het inlopen van salarisachterstand van de zorgmedewerkers in
de middengroepen van de loongebouwen van zorg en welzijn heeft het vorige kabinet
in reactie op het SER-advies en de motie Hijink bovenop de ova nog eens 675 miljoen
euro beschikbaar gesteld. CAO-partijen kunnen de komende tijd verdere stappen zetten
bij het inlopen van de salarisachterstand van de middengroepen door een relatief groter
deel van de beschikbare middelen voor deze groep in te zetten.
Vraag 10
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel van IZZ om arbeidsrisicos financieel af te dekken
voor zorgmedewerkers?
Antwoord 10
In Nederland zijn werknemers al verzekerd voor (de financiële effecten) van ziekte
of arbeidsongeschiktheid. Dat geldt ongeacht of zij ziek of arbeidsongeschikt zijn
geraakt door een risico bij de arbeid die zij verrichten of anderszins.
Of een specifieke groep werknemers (zoals in dit geval medewerkers in de zorg) in
aanmerking moet (kunnen) komen voor een bovenwettelijke uitkering, wordt normaliter
aan de cao-tafel behandeld. Daar worden eventuele afspraken gemaakt over een collectieve
WIA-verzekering of over collectief aangeboden mogelijkheden om je individueel bij
te verzekeren.
In de zorg zien we dat hier al initiatief toe is genomen. In de CAO voor sector Verpleging,
verzorging en thuiszorg (VVT) was afgesproken dat werkgevers en vakbonden medewerkers
wilden beschermen tegen verlies aan inkomsten na arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.
Recent is hieraan invulling gegeven door een mantelovereenkomst waarbij zorgorganisaties
een verzekering afsluiten voor het opvangen van een terugval in inkomsten van zorgmedewerkers
die ziek of arbeidsongeschikt worden. Meer specifiek gaat het om uitbreiding van de
dekking voor het derde WW-jaar en WGA-hiaat.5
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.