Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Helder en Agema over het bericht ‘Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen’
Vragen van de leden Helder en Agema (beiden PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen» (ingezonden 2 september 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) en van Minister Helder
(Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 13 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 43.
Vraag 1
Kent u het bericht «Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan
verwarde personen»?1
Antwoord 1
Ja, wij hebben kennisgenomen van het bericht.
Vraag 2, 3 en 4
Erkent u dat het aantal van 130.177 incidenten met verwarde personen waar de politie
in 2021 moest optreden aantoont dat er nog steeds sprake is van een stijging van het
aantal incidenten?
Beseft u dat dit aantal incidenten betekent dat elke agent gemiddeld twee uur per
dag van zijn dienst moet besteden aan de problematiek van verwarde personen?
Bent u het eens met de stelling dat de toch al zeer schaarse politiecapaciteit hierdoor
nog verder wordt aangetast?
Antwoord 2, 3 en 4
De politie treedt op wanneer er een melding bij de politie (en dus niet bij de zorg
of een meldpunt) binnenkomt. Het is dan meestal niet duidelijk wat de aard van de
situatie is en of en welke inzet van politie nodig is, of dat iemand eigenlijk hulp
of ondersteuning vanuit de zorg of het sociaal domein nodig heeft. Indien de politie
ter plaatse vaststelt dat dit laatste het geval is, wordt de zorg ingeschakeld of
kan er een zorgmelding worden gedaan.
In het jaar 2020 registreerde de politie 102.253 en in 2021 130.184 meldingen van
incidenten van personen met verward gedrag.2 De systematiek van de E33-meldingen is in de eerste plaats bedoeld voor de ondersteuning
van de dagelijkse uitvoerende werkprocessen van de politie. Zij is niet bedoeld voor,
en ook niet zonder meer geschikt voor, het opleveren van stuur- of verantwoordingsinformatie.
Een E33-melding is een melding van overlast door een persoon met verward gedrag en
wordt door de politie met de code E33 geregistreerd in het registratiesysteem Basisvoorziening
Handhaving. De E33-meldingen gaan over een breed scala aan voorvallen, waarbij niet
bekend is in welk aandeel van de gevallen politie-inzet noodzakelijk was. Het aantal
meldingen geeft geen beeld van de aard of omvang van de problemen van mensen met verward
gedrag. Eén persoon kan ook zorgen voor meerdere meldingen, zelfs bij een enkel incident.
De stijging van het aantal geregistreerde meldingen wil niet per definitie zeggen
dat de groep mensen met verward gedrag groeit. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek,
werken JenV en de politie momenteel samen aan een analyse van de E-33-meldingen. Hierover
zullen wij uw Kamer nader informeren middels de eerstvolgende voortgangsbrief personen
met verward gedrag.
Wij zijn bezig met de uitwerking van de afspraak in het coalitieakkoord over de problematiek
van personen met verward gedrag. We zetten onze jarenlange, gezamenlijke aanpak voort
en stimuleren daarnaast dat de politie, de ggz en het sociaal domein intensiever gaan
samenwerken en ervoor zorgen dat personen met verward gedrag tijdig zorg of ondersteuning
krijgen en niet onnodig worden opgepakt. Hiermee wordt de politie ontlast. In de voortgangsbrief
van 15 juli jl. hebben wij uw Kamer hierover geïnformeerd.3
Vraag 5
Bent u het eens met de stelling dat de problematiek van de verwarde personen primair
de taak is van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en het sociale domein en niet
van de politie? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Antwoord 5
Bij meldingen over personen met verward gedrag die door de politie worden beoordeeld
is vooraf vaak onduidelijk of inzet van de politie noodzakelijk is. Het is de taak
van politie om zorg te dragen voor de handhaving van de rechtsorde en openbare orde
en om hulp te verlenen aan hen die dit behoeven. Waar het deze kerntaken betreft is
inzet van de politie dan ook terecht. Ditzelfde geldt voor inzet van justitie daar
waar het misdrijven betreft. Echter, de zorgtaak voor deze mensen ligt niet bij de
politie. De personen uit de doelgroep hebben dikwijls niet (alleen) behoefte aan inzet
van de zorg, maar vragen ook om inzet van het sociaal domein in de vorm van begeleiding,
schuldhulpverlening, huisvesting, werk en dagbesteding. De aanpak van het kabinet
is er daarom op gericht om de samenwerking tussen ggz, politie en sociaal domein te
verbeteren zodat de personen uit deze doelgroep tijdig worden toegeleid naar passende
zorg en ondersteuning. Dit moet er ook toe leiden dat deze mensen niet meer onnodig
in aanraking komen met politie en justitie.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat deze jaarlijkse stijging van het aantal incidenten
rondom verwarde personen betekent dat de aanpak zoals u, samen met uw collega voor
Langdurige Zorg en Sport (LZS), op touw hebt gezet, niet (voldoende) resultaat levert?
Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Antwoord 6
Er komen verschillende complexe problemen samen in de aanpak van personen met verward
gedrag, wat het een taai maatschappelijk probleem maakt dat blijvend onze aandacht
vraagt. De afgelopen jaren hebben we goede stappen gezet in een werkende aanpak voor
personen met verward gedrag en we blijven erop inzetten om de aanpak in iedere regio
te versterken. Daarbij intensiveren we onze inzet op het bevorderen van de samenwerking
tussen politie, ggz en het sociaal domein. Een betere samenwerking tussen deze partijen
moet erin resulteren dat personen met verward gedrag zo snel mogelijk passende zorg
en ondersteuning krijgen en niet onnodig in aanraking komen met politie en justitie.
Professionals uit de praktijk weten wat werkt. Er bestaan goede voorbeelden uit de
praktijk die hun vruchten afwerpen. Deze voorbeelden zijn op basis van eerdere pilots
in kaart gebracht. We vragen daarom politie, ggz en gemeenten om inspiratie te putten
uit deze voorbeelden en om een van deze samenwerkingsvormen duurzaam te implementeren.
Voor de uitvoering van dit beleid worden middelen uit de preventieparagraaf van het
coalitieakkoord ingezet. Er is structureel 39 miljoen euro extra gereserveerd voor
de aanpak van personen met verward gedrag. Om zicht te hebben op de voortgang van
de vorderingen per regio wordt er een dashboard vormgegeven. Deze zullen wij ook gebruiken
als basis voor de informatievoorziening aan uw Kamer.
Vraag 7
Bent u bereid om in dat kader ervoor te zorgen dat vanaf het begin van een melding
rondom een verward persoon de politie samen met iemand van de zorgverlening/GGZ naar zo’n melding toe kan gaan, zodat mensen
meteen op de goede plek terecht komen en niet in een politiecel belanden?
Antwoord 7
De maatregel die u in vraag 7 aanhaalt wordt ook wel «straattriage» genoemd. Afhankelijk
van de lokale/regionale context kan straattriage een succesvol middel zijn om te voorkomen
dat personen met verward gedrag onnodig in aanraking komen met justitie en toegeleid
worden naar de juiste zorg of ondersteuning. Zo heeft men in Twente goede ervaringen
met deze maatregel en is Amsterdam deze maatregel momenteel aan het ontwikkelen. Het
is van belang dat politie, zorg en het sociaal domein op een goede manier samenwerken
en elkaar weten te vinden wanneer nodig. Dit kan, afhankelijk van de lokale context,
ook op een andere wijze worden georganiseerd. De partners in de uitvoeringspraktijk
weten het best hoe dat ingevuld kan worden. Het Rijk deelt daarnaast, onder andere
binnen het Actieprogramma Grip op Onbegrip en met de regioadviseurs Zorg en veiligheid,
voorbeelden uit de praktijk zoals straattriage met gemeenten en regio’s. Tijdens werkconferenties
die per 2023 door het land worden georganiseerd zal uitgebreid worden stilgestaan
bij manieren om de samenwerking in te richten, zoals geschetst in de voortgangsbrief.
Het is aan regio’s zelf om hier (op basis van de voorbeelden uit de praktijk) mee
aan de slag te gaan en hier gezamenlijk op goede wijze vorm aan te geven.
Vraag 8
Bent u bereid om de succesvolle pilot in de gemeente Eindhoven als voorbeeld te nemen/landelijk
uit te rollen?
Antwoord 8
Ervaring vanuit de werkplek en vanuit de praktijk leert dat een blauwdruk niet werkt.
Daarom zal het Rijk aansluiten op de behoeftes van de lokale uitvoeringspartners en
stimuleren dat regio’s van elkaar leren.
Vraag 9 en 10
Aangezien zelfs het aantal meldingen waarvoor een arrestatieteam (AT) van de Dienst
Speciale Interventies (DSI) van de politie moest worden ingezet, in 2021 is verdubbeld
en dit jaar het aantal waarschijnlijk nog hoger zal liggen, deelt u dan de mening
dat dit een volstrekt onwenselijke situatie is, zowel voor de betreffende politieagenten
als de verwarde personen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Bent u het het eens met de stelling dat de dure en specialistische politiecapaciteit
van de arrestatieteams voor andere taken moet worden ingezet, zeker gezien het feit
dat u van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit een topprioriteit hebt
gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9 en 10
De politie zal optreden op een wijze die zij passend acht. Zoals al aangegeven is
het verlenen van zorg geen kerntaak van de politie. Indien er gevaar is voor de betrokkene
zelf of zijn omgeving, of er sprake is van een strafbaar feit, kan dit de inzet van
specialistische politiecapaciteit inhouden. Vanzelfsprekend wordt deze specialistische
politiecapaciteit niet ingezet wanneer er geen veiligheidsrisico is. Het is echter
bij een melding niet altijd vooraf duidelijk wat er aan de hand is. Waar sprake is
van een zorg- of ondersteuningsbehoefte van de betrokkene, is ook van belang dat iemand
zo snel mogelijk wordt toegeleid naar passende zorg of ondersteuning en dat politie
en de hiervoor verantwoordelijke partijen elkaar goed weten te vinden. Zoals eerder
aangegeven, is de verwachting dat deze samenwerking er ook toe leidt dat personen
met verward gedrag niet meer onnodig in aanraking komen met de politie.
Vraag 11
Bent u het eens met politiechef de heer Sitalsing dat veel eerder en preventief moet
worden ingegrepen, ofwel dat er eerder lokaal voor deze zorg budget beschikbaar moet
zijn (voordat iemand als psychiatrisch wordt aangeduid)? Zo ja, bent u bereid dit
met uw collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en/of van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te bespreken?
Antwoord 11
Wij zijn het met dhr. Sitalsing eens dat betrokken partijen elkaar moeten weten te
vinden, alsook dat het voorkomen van (escalatie van) problematiek van belang is. De
in de vraag genoemde departementen werken al jaren samen aan de aanpak van personen
met verward gedrag waarbij de insteek is om zo snel mogelijk passende zorg en ondersteuning
te bieden. We zetten de komende periode extra in op het intensiveren van de lokale
en regionale samenwerking tussen partijen om toeleiding naar de zorg en ondersteuning
te versterken. In dezen wijzen wij u ook de bovengenoemde brief van 15 juli 2022.
Vraag 12 en 13
Zo ja, vindt u niet dat ook de vraag moet worden gesteld of de zogenoemde «ambulantizering»
(het buiten de kliniek laten verblijven van verwarde personen/psychiatrische patiënten)
niet te ver is doorgeschoten en sommige patiënten beter in een (gesloten) kliniek
dienen te verblijven dan «zelfstandig» te wonen? Zo ja, wat gaat u in dat kader, samen
met uw collega van VWS, doen?
Heeft de regering inmiddels spijt van het sluiten van de verzorgingshuizen en het
laten verdwijnen van eenderde van de intramurale GGZ-plekken door Rutte 2?
Antwoord 12 en 13
Uit onderzoek van het Trimbos Instituut4 en de Rapportage verkenning verward gedrag5 blijkt dat er geen relatie is tussen de afbouw van het aantal klinische opnameplekken
(ambulantisering) en het aantal (E33-)meldingen van personen met verward gedrag bij
de politie.
Wij willen graag benadrukken dat personen met verward gedrag niet één op één gelijk
zijn te stellen met personen met psychische problematiek. Het betreft een bredere
groep personen die kampt met veelal een combinatie van verslavings- en psychische
problematiek, dementie, een (licht) verstandelijke beperking en/of levensproblemen
zoals schulden of het verlies van een naaste. Daarnaast is de inzet om deze personen
zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te behandelen en ondersteuning te bieden als
dat nodig is, ingegeven vanuit het oogpunt dat dit beter bijdraagt aan herstel en
kwaliteit van leven. Het is aan de behandelaar om te beslissen over de meest passende
zorg of ondersteuning. Dit kan zowel ambulant als klinisch zijn, afhankelijk van de
problematiek van de persoon.
Vraag 14
Hoeveel extra plekken zijn er nu nodig om het probleem structureel op te lossen?
Antwoord 14
Zoals eerder genoemd, is de groep personen met verward gedrag niet één op één gelijk
te stellen aan de groep personen met een psychische aandoening. Nog minder is deze
groep gelijk te stellen aan personen die baat hebben bij een klinische opname. De
groep personen met verward gedrag is divers van aard en individuen binnen deze groep
hebben ieder een eigen zorg- of ondersteuningsvraag. Wij zetten ons ervoor in om te
zorgen dat professionals in de praktijk goed en domeinoverstijgend samenwerken om
hen de juiste (combinatie van) zorg of ondersteuning te bieden. Wanneer er hiervoor
extra klinische capaciteit nodig is, gaan wij hierover met partijen in gesprek.
Vraag 15
Kunt u aangeven welk percentage van de verwarde personen dementerend is?
Antwoord 15
Nee, daartoe zijn wij niet in staat. De politie stelt bij een melding van verward
gedrag geen diagnoses, de politie beschikt niet over de daarvoor vereiste medische
expertise. Hierdoor is niet inzichtelijk bij welk percentage van de meldingen over
verward gedrag het gaat om een persoon met dementie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.