Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over het rapport ‘Meedoen zonder beperkingen’ van de Nationale ombudsman
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het rapport «Meedoen zonder beperkingen» van de Nationale ombudsman (ingezonden 15 september 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 13 oktober 2022).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het rapport «Meedoen zonder beperkingen» van de Nationale
ombudsman?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat wet- en regelgeving erop gericht zou moeten zijn dat financiële
zekerheid haalbaar is voor jongeren met een beperking, en werken zou moeten lonen?
Antwoord 2
Ik acht het van het grootste belang dat financiële zekerheid voor jongeren met een
beperking haalbaar is en dat werken moet lonen.
Vraag 3
Is bij de totstandkoming van de Wajong en de Participatiewet in uw ogen voldoende
onderzocht of het uitgangspunt van zelfredzaamheid en hulp uit de sociale omgeving
een realistische verwachting is? Erkent u met de Nationale ombudsman dat de overheid
te hoge verwachtingen heeft van de zelfredzaamheid van jongeren met een beperking?
Zo ja, welke stappen onderneemt het kabinet om dit recht te zetten?
Antwoord 3
Het uitgangspunt voor de Wajong en Participatiewet is dat mensen die dat nodig hebben
ondersteuning kunnen krijgen. Gemeenten en UWV begeleiden jongeren met een arbeidsbeperking
naar werk, zij kunnen hiervoor maatwerk en ondersteuning leveren met de hen ter beschikking
staande instrumenten. Dit vergt veel inspanningen van alle betrokkenen.
De Nationale ombudsman heeft met zijn rapport Meedoen zonder beperkingen een beeld
gegeven van de knelpunten die jongeren met een beperking in de Participatiewet en
de Wajong ervaren en daarnaast ook aanbevelingen gedaan tot verbetering. Ik ben hem
daarvoor zeer erkentelijk. Het rapport van de Nationale ombudsman kan bijdragen aan
een goed debat over wenselijke verbeteringen voor deze kwetsbare groep jongeren. De
Nationale ombudsman heeft gevraagd om binnen drie maanden met een reactie te komen
op het rapport. Uiteraard reageer ik op het rapport. Ik zal de Kamer een afschrift
van mijn reactie doen toekomen.
De vraag of de overheid te hoge verwachtingen heeft van de zelfredzaamheid van jongeren
met een beperking is lastig in algemene zin te beantwoorden, omdat de groep jongeren
met beperkingen heel divers is. Zo zijn er jongeren met een beperking die volledig
kunnen werken en jongeren die alleen gedeeltelijk kunnen werken. Verder zijn er jongeren
met een beperking die veel ondersteuningsbehoefte hebben en jongeren die met minder
ondersteuning toe kunnen.
Cruciaal is dat jongeren met een beperking de ondersteuning krijgen die zij gezien
hun mogelijkheden en omstandigheden nodig hebben om te voorzien in inkomen en te kunnen
werken naar vermogen. Dat is de opdracht waar wij voor staan. Dit is een opgave voor
alle partijen: Rijk, gemeenten en UWV, werkgevers en de jongeren zelf met hun sociale
omgeving.
Het kabinet zet zich daarvoor in met diverse maatregelen. Zo is het wetsvoorstel Breed
Offensief dat nu bij de Eerste Kamer ter behandeling ligt erop gericht om de kansen
op duurzaam werk voor mensen met een beperking in de Participatiewet te verbeteren.
Voorts heb ik bij brief van 21 juni jl. de Kamer geïnformeerd over het brede traject
Participatiewet in balans en de in dit verband voorgestelde maatregelen die ik naar
aanleiding van signalen over «hardheid» in de Participatiewet zal uitwerken. Deze
uitwerking vindt plaats in nauwe samenwerking met betrokken partijen: gemeenten, maar
ook vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties. Ik werk daarbij toe naar een Participatiewet
die eenvoudiger is en een toereikend bestaansminimum biedt, die mensen passende ondersteuning
biedt om mee te doen in de samenleving en met rechten en verplichtingen die zinvol
en begrijpelijk zijn en nageleefd kunnen worden. Onderdeel daarvan is het voornemen
tot verruiming van de bijverdiengrenzen in de Participatiewet, zodat werken lonender
wordt. Ik streef ernaar om de Kamer hierover binnenkort te informeren. Ook de banenafspraak
is een belangrijk instrument om meer banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
Ik werk toe naar een verbetering van de banenafspraak, over de stappen op dit punt
heb ik de Kamer geïnformeerd in mijn brief van 7 juli jl.2.
Samen met UWV werk ik verder aan een effectevaluatie van de Wajong-dienstverlening.
In 2023 informeer ik uw Kamer over de resultaten van verschillende onderzoeken naar
de ondersteuning van UWV in een syntheserapport. Onderdeel hiervan is een onderzoek
naar het willen, kunnen en doen van klanten in de dienstverlening bij UWV en de mogelijkheid op basis hiervan tot
concrete handelingsperspectieven te komen voor de uitvoering om betere dienstverlening
te bieden. Op basis van het syntheserapport ontwikkelen we de dienstverlening indien
nodig verder door.
Van groot belang is tot slot dat het kabinet heeft aangekondigd om het wettelijk minimumloon
en de daaraan gekoppelde uitkeringen met ingang van 1 januari 2023 met 10% te verhogen.
Dit komt tegemoet aan de roep om versterking van de koopkracht van mensen, ook van
jongeren met een beperking.
Vraag 4
Bent u het eens dat de huidige wet- en regelgeving knelt voor jongeren met een beperking
die willen gaan werken? Hoe beziet u de conclusies uit dit rapport met het oog op
de huidige krapte op de arbeidsmarkt? Wordt in de plannen aangaande de arbeidsmarktkrapte
ook gezocht naar mogelijkheden om jongeren met een beperking een kans te geven op
een passende baan?
Antwoord 4
Zoals ik in antwoord 3 heb aangegeven wordt thans naar aanleiding van signalen over
«hardheid» in de Participatiewet gewerkt aan de uitwerking van de maatregelen die
zijn benoemd in het traject Participatiewet in balans.
De huidige krapte op de arbeidsmarkt biedt kansen voor werkzoekenden die nu nog langs
de kant staan, en dus ook voor jongeren met een arbeidsbeperking, om aan het werk
te komen. Dat maakt het des te belangrijker om de drempels om aan het werk te komen
voor deze jongeren weg te nemen.
Voor de zomer ontving u de Kamerbrief Aanpak krapte op de arbeidsmarkt3 over de kabinetsbrede aanpak van de arbeidsmarktkrapte. Het kabinet zet zich actief
in voor mensen die aan de kant staan en dus ook voor het begeleiden van jongeren met
een beperking naar een passende baan.
Zo zetten we het Europees Sociaal Fonds (ESF+) tijdens de looptijd van het programma
(tot eind 2027) in voor mensen die een kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt.
Binnen ESF+ loopt een specifiek project voor jongeren uit het VSO/PRO-onderwijs voor
aansluiting op de arbeidsmarkt en gemeenten kunnen activiteiten aanbieden voor de
begeleiding van jongeren naar werk. Daarnaast, en aanvullend op de reguliere dienstverlening
van gemeenten en UWV, lanceerden de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en ik het korte termijn actieplan Dichterbij dan je denkt. Met dit plan intensiveren
wij de matching tussen werkgevers en werkzoekenden uit het zogenaamde onbenut arbeidspotentieel
(waaronder ook werkzoekende jongeren met een arbeidsbeperking). Via landelijke en
regionale communicatie willen we werkgevers ertoe aanzetten om mensen uit het onbenut
arbeidspotentieel een kans te geven en daarvoor gebruik te maken van wervingsmethoden
die deze doelgroep aan het werk kunnen helpen op passende banen. Bijvoorbeeld via
scholing en leerwerktrajecten kunnen gemeenten en UWV werkzoekende jongeren met een
beperking helpen aan een baan.
Tot slot verhogen we zoals gezegd structureel het minimumloon en hebben de Ministeries
van OCW, SZW, gemeenten, onderwijs, UWV, (jongeren)vakbonden, werkgevers en SBB een
gezamenlijke werkagenda vastgesteld voor een aanpak van de jeugdwerkloosheid, ook
voor jongeren met een beperking. Momenteel worden de tijdelijke maatregelen van de
Aanpak Jeugdwerkloosheid, onderdeel van het aanvullend sociaal pakket en het Nationaal
Programma Onderwijs, verankerd in wet- en regelgeving om zo een soepele overgang voor
jongeren met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt te waarborgen van school
naar werk en bij uitval weer terug. Het kabinet heeft hiervoor structureel middelen
uitgetrokken.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Nationale ombudsman om jongeren proactief
en in begrijpelijke taal te informeren over hun rechten en plichten, te zorgen voor
persoonlijke begeleiding, te zorgen dat werken van toegevoegde waarde is en te zorgen
voor financiële zekerheid? Worden deze aanbevelingen meegenomen in de plannen voor
de aanpassing van de Participatiewet en in ander kabinetsbeleid?
Antwoord 5
In algemene zin vind ik dit zinvolle aanbevelingen. Zoals hierboven aangegeven is
er al veel beleid op dit terrein ingezet. Ook heb ik aangegeven dat ik met een reactie
kom op het rapport. Daarin zal ik meer in detail ingaan op de aanbevelingen uit het
rapport. Ik wil daarbij kijken hoe de aanbevelingen praktisch zouden kunnen worden
vertaald en wat daarvoor nodig is. Ik zal de Kamer een afschrift van mijn reactie
doen toekomen.
Vraag 6
Constaterende dat er geregeld wordt gesteld – ook door de Nationale ombudsman – dat
jongeren met een beperking eigenlijk niet thuishoren in de Participatiewet, wat is
het kabinetsstandpunt hierover na bestudering van dit rapport? Is het kabinet het
eens met de stellingname dat er – volgens de Nationale ombudsman – een stelselverandering
zou moeten komen om recht de doen aan de kwetsbaarheden en behoeften van jongeren
met een beperking?
Antwoord 6
Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben jongeren met een beperking
die kunnen werken aanspraak op ondersteuning in het kader van de Participatiewet en
zo nodig recht op een uitkering. Jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
zijn kunnen een beroep doen op de Wajong 2015.
Het kabinet realiseert zich de kwetsbaarheden en behoeften van jongeren met een beperking.
Naar aanleiding van de evaluatie van de Participatiewet door het Sociaal en Cultureel
Planbureau heeft het vorige kabinet een aantal aandachtspunten benoemd voor toekomstig
beleid4. Deels zijn deze aandachtspunten vertaald in het wetsvoorstel Breed Offensief.
In het Coalitieakkoord van dit kabinet is niet voorzien in een stelselverandering
zoals bedoeld in vraag 6. Wel benoemt het Coalitieakkoord de ambitie dat iedereen
in Nederland een goed bestaan verdient en moet mee kunnen doen. Ook zijn in het Coalitieakkoord
verschillende maatregelen benoemd die relevant zijn voor jongeren met een beperking.
Het betreft onder meer de wijziging van de kostendelersnorm, het traject Participatiewet
in balans, verruiming van de vrijlatingsgrenzen in de Participatiewet, de ambitie
om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk begeleiden en de verruiming
van beschut werk. Ik houd u op de hoogte van de voortgang van deze maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.