Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1463
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 oktober 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 6 oktober 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
17-18 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1462) en over de brief van 5 oktober 2022 over de reactie op verzoek commissie over «Stand
van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn».
De vragen en opmerkingen zijn op 10 oktober 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inleiding
Met deze brief beantwoord ik de vragen van de VVD-, D66-, PVV-, CU- en BBB-fractie
van de Kamer die zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 10 oktober jl.
over de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022. Dit betreft de antwoorden
op vragen die betrekking hebben op de onderwerpen die op de agenda van de Raad van
17 en 18 oktober staan. Tevens zijn de vragen die gerelateerd zijn aan vogelgriep
meegenomen i.v.m. het Commissiedebat Zoönosen en Dierziekten op 13 oktober 2022. De
overige vragen zullen op korte termijn beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Heef het kabinet kennisgenomen van het meest recente rapport van de European Foods
Safety Authority over de vogelgriep in de Europese Unie, met aanbevelingen over onder
andere mitigatiestrategieën zoals bioveiligheidsmaatregelen, surveillancestrategieën
voor vroege detectie en preventiestrategieën? In hoeverre kunnen deze aanbevelingen
een aanvulling zijn op het huidige beleid in Nederland? Wat is de huidige stand van
zaken omtrent de vaccinatie tegen de vogelgriep?
Antwoord
EFSA (European Food Safety Authority) heeft in het laatste rapport een aantal aanbevelingen
gedaan. Ik ben van mening dat Nederland, houders, en overheden, al een goede invulling
geven aan deze aanbevelingen zij het dat al deze maatregelen niet alle uitbraken kan
voorkomen. Ik heb in de brief aan de Tweede Kamer van 11 oktober 2022 de verschillende
maatregelen, ingezette acties en mijn intensivering van de acties ter verdere preventie
van HPAI uiteengezet. In diezelfde brief licht ik ook de voortgang in het vaccinatietraject
toe.
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de derogatiebeschikking onder
de Nitraatrichtlijn. In de impactanalyse van deze beschikking geeft de Minister aan
dat de snelheid waarmee de hoogte van de derogatie wordt afgebouwd, en op het areaal
van Nederland dat te maken zal krijgen met de door de derogatiebeschikking voorgeschreven
verlaging van de algemene bemesting (zowel chemisch als organisch) met 20% vanaf 2025,
afhangt van de nog aan te wijzen verontreinigde gebieden. Deze leden zouden graag
van de Minister weten wat de precieze impact is van deze nog aan te wijzen gebieden
op de afbouwsnelheid van derogatie. Kan de Minister aangeven wat de verwachtingen
zijn omtrent de relatie tussen aan te wijzen gebieden en afbouwsnelheid? De Minister
heeft eerder een brief toegezegd, wanneer het college van commissarissen de definitieve
beschikking presenteert, met daarin de definitie van de verontreinigde gebieden. Wanneer
neemt het college het definitieve besluit en wanneer kan de Kamer de daarop toegezegde
brief verwachten?
Antwoord
De relatie tussen de nog aan te wijzen verontreinigde gebieden en de afbouwsnelheid
van de derogatie is zodanig dat in deze gebieden de derogatie sneller wordt afgebouwd,
volgens hetzelfde afbouwpad als voor de huidige gebieden waar een maximum van 230
kg N/ha geldt. Hoe groter het areaal aangewezen gebied, hoe sneller dus de nationale
plaatsingsruimte voor dierlijke mest afneemt. De definitieve beschikking is inmiddels
aangenomen door het college van commissarissen. Er wordt momenteel gewerkt aan de
aanwijzing van de door nutriënten verontreinigde gebieden. Ik zal u hier zo spoedig
mogelijk over informeren.
Deze leden vinden het een aderlating dat Nederland het recht op derogatie heeft verloren.
Het is een schrale troost dat onze agrariërs wel de tijd krijgen voor een geleidelijke
overgang met het afbouwpad tot 2026. Door het verlies van genoemde derogatie is de
VVD-fractie van mening dat het inzetten op, en het toestaan van kunstmestvervangers
belangrijker is dan ooit. Kan de regering beschrijven hoe het aankijkt tegen het gebruik
kunstmestvervangers als alternatief voor onze boeren nu ze te maken krijgen met het
verlies van derogatie? Is de Minister het met de VVD-fractie eens dat het ronduit
gek is dat Nederlandse boeren door het verlies van derogatie, kunstmest moeten aankopen
dat door de hoge gasprijzen veel extra kosten met zich meebrengt en daarna door de
aanwending van dit genoemde gas ook nog eens extra milieudruk met zich meebrengt?
Is dat volgens de Minister niet strijdig met het oorspronkelijke milieu doelen van
de Europese Commissie met het afnemen van derogatie? Daarom is de VVD-fractie benieuwd
naar de huidige stand van zaken omtrent toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke
mest. Waar staan we op dit moment in het proces van toelating van kunstmestvervangers
en hoe probeert de Minister dit proces in Brussel zo snel mogelijk te laten verlopen?
Is de Minister het met de VVD eens dat de reeds opgesteld eisen voor kunstmestvervangers
van het Joint Research Centre (JRC) toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke
mest voldoende moeten zijn, om bestaande middelen die reeds aan deze eisen voldoen
zo snel mogelijk toe te staan, zodat deze bij aanvang het aankomende mestseizoen ingezet
kunnen worden. Graag een reactie.
Antwoord
Ik heb de Kamer in het debat op 6 oktober jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 9, Tweeminutendebat Mestbeleid) aangegeven dat ik mij wil blijven inzetten voor kunstmestvervanging
door dierlijke mest in Europees verband en hierin optrekken met andere lidstaten.
Het inzetten van lokaal beschikbare grondstoffen, die door de afbouw van de derogatie
meer beschikbaar komen, door deze te verwerken tot hoogwaardige meststoffen en die
kunstmest kunnen vervangen is een route die dit kabinet graag zou willen inzetten,
omdat dit voordelen kan bieden op het gebied van water, klimaat en luchtkwaliteit.
Ik zal de Kamer voor het einde van het jaar informeren over mijn actieplan hiervoor,
waarbij ik het niet realistisch acht dat een derogatie voor kunstmestvervangers voor
de start van het komende mestseizoen gerealiseerd is.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van lidstaten om grotere
vangstmogelijkheden te realiseren voor sprot en Midden-Baltische haring. De leden
zien dat dergelijke grotere vangstmogelijkheden wel in lijn blijven met het ICES-advies.
De leden vragen dan ook wat de exacte positie is van Nederland inzake de grotere vangstmogelijkheden
in de Baltische zee. Daarnaast zijn de leden benieuwd wat de exacte gevolgen als de
vangstmogelijkheden van sprot en Midden-Baltische haring vergroot worden. De leden
hebben vernomen dat de genoemde grotere vangstmogelijkheden voor de Nederlandse vissers
geen effect hebben. Deze leden vragen zich wel af of de vangstmogelijkheden voor deze
vissoorten in andere gebieden op dezelfde gronden aangepast zou kunnen worden. Graag
een reflectie.
Antwoord
Het Nederlandse standpunt is dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld in lijn
met de wetenschappelijke adviezen van ICES en het meerjarenplan voor de Oostzee. Het
voorstel van de Europese Commissie voldoet aan beide criteria. Voor sprot in de Oostzee
betekent dit een afname van 20% in de vangstmogelijkheden. Voor de centrale haring
in de Oostzee betekent dit een toename van 14%. Nederland heeft geen visserijbelangen
in de Oostzee. Het wetenschappelijke advies van ICES wordt per bestand afgegeven.
Een bestand betreft de vissen van een bepaalde soort die zich in hetzelfde paaigebied
in dezelfde periode voortplanten. Zo zijn centrale haring in de Oostzee en haring
in de Botnische Golf onderscheiden biologische populaties waarvoor ICES afzonderlijke
wetenschappelijke adviezen afgeeft. De geadviseerde toename in het wetenschappelijke
advies van centrale haring is daarom niet van toepassing op andere gebieden.
De leden hebben kennisgenomen van het feit dat de lidstaten een nadere discussie wensen
ten aanzien van recreatieve visserij op zalm. Deze leden vragen zich af wat het exacte
standpunt van Nederland daarin is. Deze leden vragen zich tevens af of er contact
is geweest met Sportvisserij Nederland over recreatieve visserij op zalm. Graag een
reactie.
Antwoord
In Nederland vindt geen recreatieve visserij op zalm plaats. Zalm wordt slechts sporadisch
aangetroffen in de grote rivieren en in de kustzone. Indien desondanks toch een zalm
met de hengel, of anderszins in de recreatieve visserij, zou worden gevangen dan dient
deze op basis van de vigerende regelgeving onmiddellijk teruggeplaatst te worden in
het water. Een eventuele discussie over verdergaande restricties in EU-verband om
recreatief op zalm te kunnen vissen, raakt daarmee dus niet aan de Nederlandse praktijk
van de sportvisserij. Contact met de sportvisserij hierover heeft daarom tot dusver
niet plaatsgevonden.
De leden hebben kennisgenomen van de mogelijke uitzondering voor kleinschalige visserij
voor de vangst van West-Baltische kabeljauw. Wat is de reden dat deze uitzondering
er mogelijk komt? Zijn er andere vissoorten waar kleinschalige visserij momenteel
een uitzonderingspositie heeft? Wat wordt er precies verstaan onder kleinschalige
visserij?
Antwoord
Er zijn al meerdere jaren zorgen over de stand van het Westelijke Oostzee kabeljauwbestand.
Om ervoor te zorgen dat het bestand zich herstelt heeft de Raad in 2022, naast het
verbod op gerichte visserij op deze soort, besloten dat aanvullende maatregelen ter
bevordering van het herstel van het bestand genomen moeten worden. Hierbij zijn uitzonderingen
gemaakt voor o.a. visserij in het kader van wetenschappelijk onderzoek en voor kleinschalige
kustvisserij met passief vistuig. De Europese Commissie stelt voor om dezelfde aanpak
voor 2023 te continueren.
Wat betreft kleinschalige visserij wordt afhankelijk van de situatie een omschrijving
gegeven. Soms betreft het vaartuigen kleiner dan 12 meter, maar het is ook mogelijk
dat het vaartuigen die enkel passieve visserij (staande netten) uitoefenen betreft.
In specifieke gevallen kan hier een uitzondering voor gemaakt worden als dat naar
wetenschappelijk inzicht verantwoord is.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vangstmogelijkheden voor pelagische
bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de bijbehorende
voorstellen van de Europese Commissie. Deze leden van vragen zich af waarom de TAC
van de Atlanto-Scandische haring zo erg verschilt van de Midden-Baltische haring.
Graag een reflectie. De leden vragen zich af op welke exacte gronden de voorgestelde
TAC voor Blauwe wijting is gebaseerd?
Antwoord
De Atlanto Scandian haring is een andere haringsoort dan de Midden-Baltische haring;
deze soorten interacteren niet, ze komen in volledig andere zeeën voor. Daarmee hebben
beide soorten hun eigen TAC en kunnen deze dus van elkaar verschillen.
De TAC voor blauwe wijting is gebaseerd op diverse typen meerjarige surveys (vangstgegevens
en wetenschappelijke surveys), waaruit meerjarige schattingen van de aanwas (1-jarigen),
van de visserijsterfte (leeftijden 3–7) en paaibiomassa te herleiden zijn.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het kabinet om niet in te stemmen met de
voorgestelde TAC voor vangsten in de Noordzee die niet in lijn zijn met ICES-adviezen.
Deze leden vragen zich af hoe andere lidstaten omgaan met voorgestelde TAC die niet
in lijn zijn met ICES-adviezen. Graag een reflectie.
Antwoord
Doorgaans onderschrijven alle lidstaten de uitgangspunten van het Gemeenschappelijke
visserijbeleid (GVB). Lidstaten overwegen ten algemene de wetenschappelijke adviezen
te volgen, maar hebben ook oog voor de sociaaleconomische implicaties voor de van
de visserij afhankelijke kustgemeenschappen. Het meerjarenplan voor de Oostzee biedt
de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden af te wijken van het wetenschappelijke
advies. Hiermee wordt beoogd er voor te zorgen dat er stabiliteit is voor de visserijsector.
Waar dit verantwoord is, kan middels het meerjarenplan een toename of afname in het
wetenschappelijke advies worden begrenst, zodat grote fluctuaties door de jaren heen
worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
Landouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Vangstmogelijkheden 2023
De leden van de D66-fractie lezen dat er nog geen overeenstemming is over de verdeelsleutel
tussen de kuststaten. De leden zich af welke rol de Minister inneemt bij het vastleggen
van de verdeelsleutel tussen de kuststaten. Kan de Minister aangeven welk doel hij
wil bereiken met betrekking tot de verdeelsleutel?
Antwoord
Ik acht het ontbreken van een overeengekomen en nageleefde verdeelsleutel een risico
op overbevissing van een bestand. De Europese Commissie (EC) onderhandelt hierover
met de overige kuststaten. De EC coördineert de inzet met de lidstaten, waaronder
Nederland. Nederland en de EC (en ook de overige EU-lidstaten) zitten hierin volledig
op dezelfde lijn. Dit houdt in dat de verdeelsleutel gebaseerd moet zijn op historische
vangsten en vangstrechten en ten doel heeft om een meerjarig stabiele en duurzame
visserij te bereiken.
Voedselzekerheid
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat Eurocommissaris Wojciechowski
onderstreept heeft dat voedselzekerheid en het tegengaan van klimaatverandering geen
tegenpolen zijn, maar juist complementair. Het is jammer dat het voorstel om een gezamenlijke
Raad met de Ministers van Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking te organiseren geen
steun kreeg. Deze leden zijn van mening dat Nederland een voortrekkersrol kan nemen
met betrekking tot export van kennis en capaciteitsopbouw aan derde landen. Deelt
de Minister deze mening? Wat gaat de Minister nog meer doen om ervoor te zorgen dat
meer landen kunnen bijdragen aan de mondiale voedselzekerheid?
Antwoord
Ja, ook ik ben van mening dat Nederlandse kennis en kunde, zowel van het bedrijfsleven
als van kennisinstellingen, een prominente rol kan spelen in de omslag naar klimaat
slimme landbouw in derde landen. Ik zet mij daar ook vol voor in door middel van de
inzet van de Landbouw- en Visserijraden; handelsmissies met duurzaamheid als leidend
thema; en het bouwen van coalities rond deze thema’s in samenwerking met andere ministeries,
het Netherlands Food Partnership, bedrijven, ngo’s en kennisinstellingen.
Genomische technieken
De leden van de D66-fractie kijken net als het kabinet uit naar het Commissievoorstel
voor NGT’s. Deze leden hopen op een vooruitstrevend kader, zodat stappen gezet kunnen
worden op het gebied van genomische technieken. Om tot een goede regelgeving te komen
is het belangrijk dat burgers goed worden voorgelicht. Hoe zet de Minister stappen
hiertoe?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Ecoregelingen
De leden van de D66 fractie hebben begrepen dat het GLB-NSP is goedgekeurd en dat
hier nog een aantal wijzigingen in zijn gemaakt. Deze leden zijn verheugd dat een
overeenstemming hierover is bereikt. Zij hopen dat met dit GLB-NSP richting de benodigde
vergroening in de landbouw wordt gewerkt. Deze leden vroegen zich in die lijn af of
binnen de eco-regeling ook het gewas sorghum wordt gestimuleerd. Zo ja, hoe? Zo nee,
waarom niet en zijn er andere manieren waarop de groei van dit gewas kan worden gestimuleerd
binnen Europese of nationale regelingen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Vogelgriep
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Europa snel tot overeenstemming moet
komen over het inzetten van vaccins tegen de vogelgriep. Kan de Minister hierover
een laatste stand van zaken geven? Welke landen zijn terughoudend?
In de brief die ik op 11 oktober aan de Tweede Kamer heb gestuurd heb ik een toelichting
gegeven op het vaccinatietraject. In Europa wordt gewerkt aan de verordening waarin
onder andere voorwaarden zijn opgenomen waaronder een lidstaat kan overgaan tot vaccinatie.
De verordening heeft in de zomer voorgelegen voor consulatie en de Commissie zal nu
kijken of er aanpassingen van de verordening nodig of wenselijk zijn. Ik verwacht
dat die eind dit jaar van toepassing wordt.
In deze verordening staan bijvoorbeeld voorwaarden voor het type vaccin dat mag worden
gebruikt en voor het uitvoeren van een monitoringprogramma om aan te tonen dat koppels
gevaccineerd pluimvee vrij zijn van een besmetting met vogelgriep.
Ook gelden er eisen ten aanzien van het vervoer van gevaccineerde vogels en de producten
daarvan. In principe is handel in producten van gevaccineerde dieren in de Unie mogelijk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad 17 en 18 oktober 2022. Deze leden hebben daar enkele
vragen over.
Handelsgerelateerde landbouwzaken
De leden van de PVV-fractie lezen dat de Europese Commissie ernaar streeft handelsakkoorden
te sluiten, onder meer met India, Australië en Nieuw Zeeland. Deze leden hebben hierbij
de volgende vragen:
Hoe beschermt de Europese Commissie de concurrentiepositie van de Europese boeren
ten opzichte van de boeren in de landen waarmee handelsakkoorden worden gesloten?
Antwoord
Juist omdat producenten in Nederland en/of de EU soms extra duurzaamheidsinspanningen
moeten verrichten, en hun producten in sommige gevallen moeten concurreren met geïmporteerde
producten van producenten die niet altijd aan dergelijke hoge milieu, arbeid- of dierenwelzijnsregels
hoeven te voldoen, pleit ik voor aandacht voor dit onderwerp. Dat doet het kabinet
bijvoorbeeld door de inzet op het verhogen van internationale standaarden, en het
versterken van duurzaamheid in handelsakkoorden1.
De Europese Commissie kan onder andere sensitieve sectoren beschermen door deze uit
te sluiten van tariefliberalisatie, of door opname van een tariefcontingent. Het gaat
dan om de sectoren rundveevlees, pluimveevlees (incl. eieren en ei-producten), schapenvlees,
suiker en rijst. Het kabinet steunt dit. De Commissie en Nederland monitoren de markten
continue op eventuele verstoringen. Bij een bedreigende plotselinge toename van import,
kan de EU-handelsdefensieve maatregelen nemen, zoals vrijwaringsmaatregelen. Dergelijke
maatregelen kunnen onderdeel zijn van een handelsakkoord maar kunnen ook onder WTO-regels
worden getroffen. Verder wordt op Europees niveau flankerend beleid gevoerd om te
zorgen dat agrarische productieketens via innovatie en verduurzaming sterker en toekomstgericht
staan in de internationale markt.
Overigens is de concurrentiepositie van Europese en Nederlandse boeren van een groot
aantal andere factoren afhankelijk is, waaronder infrastructuur, scholing, innovatie,
arbeidsproductiviteit en natuurlijke omstandigheden.
Worden er veel landbouwproducten geïmporteerd door de Europese Unie die zijn geproduceerd
op een wijze die in de EU niet is toegestaan zoals bv «Roundup ready» tarwe uit Canada?
Antwoord
Alle producten die in de EU op de markt worden gebracht vanuit derde landen, moeten
aan de Europese regelgeving voldoen voor plant- en diergezondheid, voedselveiligheid
en etikettering. Het in de vraag genoemde voorbeeld betreft een genetisch gemodificeerde
organisme (ggo), dit moet aan de Europese wetgeving voor ggo’s voldoen. Dat betekent
dat ggo producten die in Europa niet zijn toegestaan, ook niet mogen worden geïmporteerd.
Als het gaat om productiestandaarden geldt dat ieder land op eigen wijze produceert,
in grote mate bepaald door lokale omstandigheden, mogelijkheden en comparatieve voordelen.
De Commissie heeft in onderzoek aangegeven dat het in specifieke, onder WTO-regels
omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome maatregelen te nemen die in overeenstemming
zijn met het WTO kader. Over een aantal van dergelijke autonome maatregelen wordt
momenteel onderhandeld (bv ontbossingsvoorstel, duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen).
Er zijn geen cijfers voorhanden van producten die geïmporteerd worden en die geproduceerd
zijn volgens andere productiestandaarden.
Is er onderzocht wat de gevolgen zijn voor Nederlandse boeren van de import van landbouwproducten
die zijn geproduceerd op een wijze die in de EU niet is toegestaan?
Antwoord
Alle producten die in de EU op de markt worden gebracht vanuit derde landen, moeten
aan de Europese regelgeving voor plant- en diergezondheid, voedselveiligheid, ggo’s
en etikettering voldoen.
Als het gaat om productiestandaarden geldt dat ieder land op eigen wijze produceert,
in grote mate bepaald door lokale omstandigheden, mogelijkheden en comparatieve voordelen.
De Commissie heeft in onderzoek aangegeven dat het in specifieke, onder WTO-regels
omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome maatregelen te nemen die in overeenstemming
zijn met het WTO kader. Over een aantal van dergelijke autonome maatregelen wordt
momenteel onderhandeld (bv ontbossingsvoorstel, duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen).
Er zijn geen cijfers voorhanden van producten die geïmporteerd worden en die geproduceerd
zijn volgens andere productiestandaarden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vangstmogelijkheden
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en maken zich zorgen
over de staat van de vispopulaties. Uit het advies van ICES, blijkt dat de vangst
van makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwe wijting in 2021 opnieuw de
wetenschappelijk geadviseerde grenzen fors heeft overschreden met respectievelijk
27 procent, 31 procent en 23 procent. De afgelopen jaren is in totaal meer dan 4,5 miljoen
ton vis (makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwer wijting) teveel gevist.
Als gevolg hiervan, is het haringbestand afgenomen met 32 procent. Doordat de quota
unilateraal door individuele naties worden vastgesteld is voortdurende overbevissing
het gevolg. Naast het feit dat lidstaten meer vissen dan wetenschappelijke geadviseerde
grenzen, is er ook sprake van grootschalige illegale visserij, door zowel Nederlandse
als Europese bedrijven. Recente onderzoeken van verschillende instanties, zoals de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)2, Universiteit van Tilburg3 en de Europese Rekenkamer4, tonen aan dat illegale visserij aan de orde van de dag is. Kan de Minister aangeven
wat zijn reactie is, uitgesplitst per onderzoek, op deze recente onderzoeken? Is de
Minister het eens met deze leden, dat het zeer zorgelijk is dat drie onafhankelijke
instellingen stellen dat illegale visserij door onder andere Nederlandse vissers aan
de orde van de dag is en dat toezichthouders geen grip op fraudeurs hebben? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te doen om illegale visserij tegen
te gaan? Herkent de Minister het beeld? Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen
wordt dit gebaseerd? Is de Minister het daarnaast eens met deze leden, dat illegale
visserij, zoals het verkleinen van visnetmazen door zogenaamde binnenkuilen te gebruiken,
een gevaar is voor het zeeleven? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke
bronnen wordt dit gebaseerd? Is de Minister het ermee eens dat als gevolg van illegale
visserij, het zeer onduidelijk is hoe het gesteld is met het zeeleven, zoals de vispopulaties
en de populaties die als bijvangst worden gevangen en overboord worden gezet? Zo nee,
waarom niet? Is de Minister het ermee eens dat, vanwege de grote omvang van de illegale
visserij en de impact op de tellingen, de vastgestelde vangstquota niet langer accuraat
zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is de Minister van plan de illegale visserij
mee te nemen in de vangstquota? Kan de Minister ook aangeven hoeveel fte voor het
toezicht op de visserijsector momenteel beschikbaar zijn bij de NVWA? Welke toezichts-
en handhavingstaken voeren deze mensen uit? Hoeveel fte zijn er extra bijgekomen sinds
de toezegging van toenmalig Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
tijdens de begrotingbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
van 2021? Hoeveel fte zou volgens het rapport van Deloitte minimaal nodig zijn voor
toezicht en handhaving op de visserij?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat, ondanks de recente gegevens over overbevissing
en illegale visserij, Nederland niet wil instemmen met een reducering van de vangst
op Noordzeeharing. Ook stelt Nederland een verhoging van het quotum voor de Noordzee
wijting voor. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en keuren dit af. Waarom stelt
Nederland een verhoging van het quotum voor, terwijl het ICES-advies aangeeft dat
de afgelopen jaren de wetenschappelijk geadviseerde limieten voor haring en wijting
is overschreden? Kan de Minister aangeven wat de voorstellen zijn van respectievelijk
de Europese Commissie, ICES en Nederland voor wat betreft Atlantisch-Scandinavische
haring en Blauwe wijting? Kan de Minister aangeven waarom Nederland niet wil instemmen
met de reducering voor haring? Voor welke andere bestanden heeft Nederland een hoger
quotum voorgesteld? Kan de Minister, per soort, aangeven welk quotum Nederland heeft
voorgesteld en wat de Europese Commissie en ICES voorstellen? Deze leden keuren de
inzet van Nederland af en roepen de Minister op om af te zien van hogere vangstmogelijkheden.
Is de Minister bereid om zorg te dragen voor het voortbestaan van vispopulaties, door
in te zetten op de laagste vangstmogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Paling
De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat er in de vorige Landbouw- en Visserijraad
gesproken is over mogelijk verdergaande maatregelen om de paling voor uitsterven te
behoeden. Nederland was niet aanwezig tijdens deze Raad en heeft niets ingebracht.
Kan de Minister aangeven welke landen voorstander zijn van een tijdelijk vangstverbod
op de paling?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie merken tevens op dat de Minister, in antwoord op eerdere
vragen (Kamerstuk 29 664, nr. 206), stelt dat Nederland een substantiële vermindering van met name de visserijsterfte
heeft gerealiseerd door haar eigen nationaal aalbeheerplan uit te voeren. Deze uitspraak
is niet correct. In de evaluatie van het nationaal aalbeheerplan door Wageningen University
(WUR), waar ook in bovengenoemd Kamerstuk naar wordt gerefereerd, staat namelijk dat
de sterfte vroeger (2009–2011) wel even afnam, maar dat deze tegenwoordig (2018–2020)
is toegenomen5. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij
(inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer. Wageningen spreekt momenteel
juist van een verontrustende aalstand, met een te lage hoeveelheid uittrekkende schieraal6. Erkent de Minister dat de vermindering van vissterfte gestopt is en dat sterfte
weer aan het toenemen is? Zo nee, waarom niet? Onderschrijft de Minister dat commerciële
visserij hiervan de oorzaak is? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat het nationaal
aalbeheerplan niet adequaat werkt, zoals Wageningen stelt? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat is de Minister van plan te ondernemen om de paling te redden van uitsterven?
Is de Minister bereid om in Europa te pleiten voor een tijdelijke stop op de commerciële
visserij?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Oceanen
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het Europees Parlement (EP) op 6 oktober
een resolutie heeft aangenomen, die de Europese Commissie en de EU-lidstaten verzoekt
om met urgentie de onderhandelingen over het Verdrag inzake de Volle Zee te hervatten
en zo snel mogelijk tot een ambitieus akkoord te komen en daarbij te pleiten voor
de doelstelling om ten minste 30 procent van de oceanen en zeeën wereldwijd te beschermen
tegen aantasting. Welke acties gaat Nederland ondernemen om onverwijld een akkoord
te sluiten over het Verdrag inzake bescherming van de Volle Zee? Is Nederland bereid
dit onderwerp aan te snijden tijdens de aankomende biodiversiteitstop van de Verenigde
Naties (VN COP 15) en de klimaattop (COP 27)?7 Zo nee, waarom niet? Steunt Nederland de Europese doelstelling om 30 procent van
de mariene gebieden in de EU te beschermen en 10 procent van de mariene gebieden strikt
te beschermen? Steunt Nederland de zienswijze van het EP dat in alle beschermde gebieden
een verbod moet gelden op alle industriële activiteiten, die het milieu schaden en
in strikt beschermde gebieden een verbod moet gelden op schadelijke visserijtechnieken,
zoals bodemberoerende visserij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Noorwegen dit jaar 580 walvissen heeft
gedood, Japan een quotum heeft afgegeven voor het doden van honderden walvissen en
IJsland 148 walvissen heeft gedood, in tegenspraak met het sinds 1986 geldende wereldwijde
moratorium op walvisjacht. Op 6 oktober heeft het EP een resolutie aangenomen waarin
het belang van de bescherming van walvissen wordt benadrukt, vanuit zowel het oogpunt
van biodiversiteit als klimaat. Deze leden constateren dat het EP in deze resolutie
een krachtige steun uitspreekt voor handhaving van het wereldwijde moratorium op de
walvisjacht en voor het internationale verbod op handel in walvisproducten en dat
het EP daarnaast rechtstreeks een oproep doet aan Noorwegen, IJsland en Japan om de
walvisjacht stop te zetten. Deelt Nederland het standpunt van het EP dat de bescherming
van walvissen grotere prioriteit moet krijgen in het internationale oceaanbeleid,
onder meer gezien de rol van walvissen in het opslaan van CO2 in oceanen? Is Nederland bereid om net als het EP een oproep te doen aan Noorwegen,
IJsland en Japan om de walvisjacht te stoppen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES)
– Conference of Parties (CoP 19)
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van Nederland voor
de aankomende CITES-top, waarin afspraken worden gemaakt over de handel en het (duurzaam)
gebruik van in het wild levende (bedreigde) dieren en planten, zoals tijgers en leeuwen.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Europese Commissie op 4 oktober, tijdens
het debat over CITES in het EP, heeft toegezegd een onderzoek in te stellen naar de
eventuele invoering van een Europese positieflijst voor huisdieren. Welke acties zal
Nederland ondernemen om de totstandkoming van een positieflijst voor huisdieren op
Europees niveau te bevorderen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het EP op 5 oktober een resolutie heeft
aangenomen met aanbevelingen aangaande de Europese inzet voor de CITES-top. Het EP
roept, namens de aanwezige onderhandelaars van de EU, onder meer op, om de Afrikaanse
olifant en het gewone nijlpaard op te nemen in bijlage I (hoogste beschermingsgraad)
van CITES. Deze leden constateren dat een aantal Afrikaanse landen voorstellen hebben
ingediend om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad op te nemen in
CITES bijlage I, wat onder meer leidt tot een strenger beschermingsregime en een verbod
op commerciële handel in deze bedreigde diersoorten. Deze leden constateren met grote
bezorgdheid dat de Europese Commissie geen harde toezegging wil doen over het steunen
van de voorstellen, namens Europa, om het gewone nijlpaard en de Afrikaanse olifant
te «uplisten» (van een lagere naar hogere beschermingsgraad). Steunt Nederland de
toepassing van het voorzorgsbeginsel inzake de bescherming van de Afrikaanse olifant
en het gewone nijlpaard? Steunt Nederland het «uplisten» van deze bedreigde soorten
en wat gaat Nederland doen om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad
in Bijlage I op te laten nemen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat een aanzienlijk deel van de legale en illegale
handel in wilde dieren ontstaat door de vraag vanuit een specifiek gedeelte van traditionele
medicijnen, gemaakt van wilde (bedreigde) dieren en/of planten. Door deze handel worden
vele diersoorten, zoals olifanten, neushoorns, pangolins en tijgers, bedreigd in hun
voortbestaan. Dat de link tussen vraag naar traditionele medicijnen en de bedreiging
van diersoorten wordt erkend, is te zien aan het aantal voorstellen voor het «uplisten»
van dieren, waaronder enkele haaiensoorten, de Holothuria (zeekomkommer) en Laotriton
laoensis (Laos wratsalamander). Deze voorstellen zijn onder andere (mede) ingediend
door de EU en gesteund door Nederland. Tegelijkertijd vormt de handel in wilde dieren
een belangrijke oorzaak voor de uitbraak van nieuwe infectieziekten onder mensen,
met COVID-19 als recent voorbeeld. In CITES working document 23
.2
8 (One Health and CITES: Human and animal health risks from wildlife trade) wordt de
link tussen (illegale) handel in wilde dieren en risico’s op virusuitbraken uitvoerig
benoemd, waarbij de link met de World Health Organisation (WHO) wordt onderstreept.
Deze leden merken daarbij op dat de WHO traditionele medicijnen vaak als enige medicijn
voor een groot deel van de wereldbevolking ziet. Wat vindt de Minister daarvan? Erkent
de Minister dat (illegale) handel, gedreven door een specifiek gedeelte van traditionele
medicijnen, belangrijke bedreigingen voor deze dieren is9,
10,
11? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat de WHO zich duidelijk uitspreekt
tegen het gebruik van wilde, bedreigde dieren en planten in traditionele medicijnen,
zoals zij eerder deed over wildlife markten? Ziet de Minister mogelijkheden om dit
punt te adresseren tijdens CITES CoP 19, bijvoorbeeld in het kader van bovengenoemd
working document 23.2? Zo nee, waarom niet? Ziet de Minister andere mogelijkheden
om dit punt te adresseren?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de PvdD-fractie merken verder op dat de WHO verzocht is door de EU-lidstaten
om een rapport op te stellen over de oorzaken en de preventie van zoönose uitbraken.
Dit onder andere naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Esch (Kamerstuk
25 295, nr. 88) over de handel in wilde dieren, als oorzaak van nieuwe infectieziektes als separaat
punt te agenderen tijdens de algemene vergadering van de WHO. Kan de Minister aangeven
wanneer dit rapport wordt verwacht?
Antwoord
De Quadripartite, bestaande uit de FAO, WHO, UNEP en WOAHIS, heeft een One Health
Joint Plan of Action 2022–2026 opgesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan een implementatieplan
dat medio 2023 gereed moet zijn. Op 18 oktober lanceert de Quadripartite het One Health
Joint Plan of Action.
De leden van de PvdD-fractie vernemen tot slot dat sommige landen met leeuwen binnen
hun landsgrenzen, stellen dat zij een gezonde en stabiele populatie leeuwen hebben,
terwijl vanuit het werkveld alarmerende signalen komen over sterk afnemende leeuwen
aantallen. Onderzoekers stellen dat er inmiddels minder dan 20.000 leeuwen zijn. Deze
leden ondersteunen het voornemen van Nederland om het CITES-onderzoek «comparative
study of African lion population trends and conservation and management practices,
such as lion hunting, within and between countries, including the role, if any, of
international trade» te financieren (besluit 19.AA b) CoP19 Doc. 72). Daarbij merken
deze leden op dat, ondanks de afwezigheid van (recente/wetenschappelijke) data, er
nog steeds quota worden opgesteld voor de trofeejacht op onder andere leeuwen. Is
de Minister het ermee eens dat bij een gebrek aan (recente/wetenschappelijke) kennis
over de staat van dierenpopulaties, het (tijdelijk) niet mogelijk is om quota op te
stellen voor het duurzaam gebruik van die dierenpopulaties? Zo nee, waarom niet? Is
de Minister bereid dit aan te kaarten tijdens de CITES CoP? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 17 tot 18 oktober, het verslag van de informele Landbouw-
en Visserijraad van 14 tot 16 september en de reactie van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit op de definitieve derogatiebeschikking op de Nitraatrichtlijn.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CU-fractie hebben recent, op 3 oktober 2022, schriftelijke vragen
aan de Minister gesteld over de grote onduidelijkheid voor akkerbouwers rondom het
7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP) en addendum met daarbij de aanvullende
voorwaarden uit de derogatiebeschikking, het nieuwe GLB en het Agrarisch Natuur- en
Landschapsbeheer (ANLb), samen met het lid Boswijk (CDA) (Kamerstuk 2022Z18376). Het antwoord op deze vragen is van belang voor deze leden om te kunnen bepalen
of zij nog een oproep tot verdere actie van de Minister willen doen richting de Landbouw-
en Visserijraad van 17 tot 18 oktober. Is de Minister bereid om de antwoorden op deze
vragen te sturen alvorens er een, eventueel, tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad
17 tot 18 oktober, plaatsvindt?
Antwoord
Ik zal deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden. Deze antwoorden zullen in een separate
brief naar de Kamer worden gestuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie zijn heel bezorgd over de toekomst van visserijbedrijven.
Veel kotters liggen aan de kant. Perspectief ontbreekt. De Kamer heeft aangedrongen
op liquiditeitssteun en een overbruggingsregeling. Deze leden horen graag waar deze
steunregeling blijft.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot
de saneringsregeling voor de kottervisserij. In hoeverre is in beeld of visserijbedrijven
afhaken, omdat het innemen van quota niet vergoed wordt, zo vragen deze leden.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de SGP-fractie merken bij agrarische ondernemers veel onzekerheid en
onduidelijkheid over welke regels volgend jaar gelden naar aanleiding van het actieprogramma
Nitraatrichtlijn, het Nationaal Strategisch Programma GLB en de derogatiebeschikking.
Een deel daarvan moet nog uitgewerkt worden. Ondernemers moeten nu echter al teeltkeuzes
maken, of hebben dat al gedaan. Hoe gaat de Minister voorkomen dat zij afgestraft
worden op keuzes die later verkeerd uit blijken te pakken? De Kamer heeft gevraagd
om een reactie op het pleidooi van de sector voor een overgangsregeling. Kan de Minister
hier op korte termijn op reageren, zo vragen deze leden.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de ecoregeling in het kader
van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Zij constateren dat in de ecoregeling de
vergoeding voor vezelgewassen in regio 2 ruim een keer zo hoog is als in regio 1,
terwijl vezelgewassen nu met name in regio 1 geteeld worden. Deze leden ontvangen
graag een nadere onderbouwing van dit verschil. Het verschil zou terug te voeren moeten
zijn op verschil in opbrengsten of gederfde inkomsten, maar deze leden hebben begrepen
dat dit door de sector niet herkend wordt. Kan de Minister een nadere duiding geven
en zo nodig hierover in overleg met de sector treden, zo vragen deze leden.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op de website van RVO wordt aangegeven
dat bij onderzaai van vanggewas voor de ecoregeling het vanggewas minimaal tot 1 december
moet blijven staan. Zij krijgen signalen vanuit de sector dat dit voor kleigronden
te lang duurt, omdat grondbewerking na deze datum voor structuurschade kan zorgen.
Zij willen erop wijzen dat in het Nationaal Strategisch Plan, zoals aan Brussel is
voorgelegd, wordt aangegeven dat het moet gaan om bedekking tot de winter. Zij willen
er ook op wijzen dat elders in het NSP verschil wordt gemaakt tussen lichte en zware
kleigrond, waarbij grondbewerking op zware kleigrond na 1 november niet meer verantwoord
wordt geacht. Deze leden vragen de Minister om in overleg met de sector de genoemde
datum voor onderzaai van vanggewas op kleigronden aan te passen met voldoende flexibiliteit
voor telers om structuurschade te voorkomen, bijvoorbeeld 15 oktober in plaats van
1 december. Zonder aanpassing zullen telers op kleigronden waarschijnlijk geen gebruik
maken van de optie onderzaai vanggewassen in de ecoregeling.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda Landbouw-
en Visserijraad 17-18 oktober en heeft hierover nog enkele vragen.
Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de gepubliceerde korte termijn-vooruitzichten
voor het najaar 2022. Hierin is weergeven dat de voedsel inflatie in augustus 14%
bereikte, dit is erg zorgelijk volgens dit lid. Door de hoge kosten van boeren zullen
consumentenprijzen ook stijgen. Het lid van de BBB is van mening dat de voedselprijzen
betaalbaar moeten blijven voor de consument, maar dat er ook een goed verdienmodel
overblijft voor de boeren. Het lid vraagt zich daarom af in hoeverre er voor uit wordt
gekeken in de veranderende situaties in de markt en in hoeverre er wordt gekeken hoelang
boeren steun nodig zullen moeten hebben om een goed verdienmodel te hebben en dat
de voedselprijzen voor de consument niet de pan uit rijzen? Kan de Minister een toelichting
geven hoe er op bovenstaande vragen op nationaal- en op Europees niveau naar gekeken
wordt?
Het lid van de BBB-fractie maakt zich ook zorgen over de verwachte afnames van de
productie van bepaalde gewassen. Het lid wil graag weten wat de verwachtingen zijn
van de productie van deze gewassen voor de aankomende jaren, met welke factoren hierbij
rekening is gehouden en of er is gekeken naar verschillende scenario’s. Ook wil het
lid graag weten wat eraan gedaan gaat worden om ervoor te zorgen dat deze afname van
productie niet doorzet of gelijk blijft in de aankomende jaren, in welke mate deze
gevolgen van de afname van productie invloed hebben op de voedsel zekerheid. Kan de
Minister antwoord geven op bovenstaande vragen, zo nee gaat hi deze vragen dan voorleggen
aan de Europese Commissie?
Antwoord
Met het uitgangspunt van marktoriëntatie van het EU Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
is het als eerste aan de landbouwers binnen de EU om als ondernemers de (prijs)ontwikkelingen
op de markten te beoordelen en een goede keuze en afweging te maken ten aanzien van
de teelt en productie op hun bedrijf. Niet alleen binnen de EU, maar ook mondiaal
spelen agrariërs in op deze vraag ten aanzien van teelt- en productiekeuzes om de
consumenten te kunnen voorzien van goed voedsel voor een betaalbare prijs. Verwachtingen
ten aanzien van hoge opbrengstprijzen, zoals nu het geval is in veel sectoren, vormen
daarbij mede een belangrijke overweging, waarbij een afweging wordt gemaakt met de
kostprijs. Het is daartoe van belang dat agrariërs goed inzicht hebben in de marktontwikkelingen.
Om deze reden richten zowel de Europese Commissie als internationale organisaties
als FAO en OECD op transparantie inzake prijs- en productieontwikkelingen, zoals met
het mondiale AMIS informatiesysteem voor de landbouwmarkten, markttransparantie over
productie en prijsontwikkeling binnen de EU en het uitbrengen van de analyse en vooruitzicht
rapporten door de Europese Commissie. Voedselzekerheid binnen de EU is nu niet in
het geding en de EU is en blijft één van de grootste voedselproducenten en exporteurs
ter wereld waarmee mede wordt bijgedragen aan de voedselzekerheid wereldwijd.
Kunstmestvervangers
Het lid van de BBB-fractie heeft vernomen in het schriftelijk overleg over de geannoteerde
agenda landbouw- en visserijraad dat Nederland de toelating van kunstmestvervangers
gezamenlijk met gelijkgestemde lidstaten opnieuw onder de aandacht van de Europese
Commissie zou brengen. En hierbij wetenschappelijke informatie aandragen, afkomstig
van de pilots en onderzoeksprojecten die in Nederland gelopen hebben, die aantoont
dat kunstmestvervangers uit dierlijke mest even veilig en effectief zijn als kunstmestproducten.
Kan de Minister een toelichting geven op de reactie van de Europese Commissie over
dit onderwerp en wat de verwachtingen zijn over de mogelijkheden van kunstmest vervangers
zoals REcovered Nitrogen from manURE (RENURE) en op welke termijn dit mogelijk gemaakt
wordt?
Antwoord
De Europese Commissie is niet specifiek ingegaan op het verzoek dat Nederland gedaan
heeft om RENURE-meststoffen toe te laten als kunstmestvervanger. Wel heeft de Europese
Commissie in een debat met het Europees Parlement op 6 oktober aangekondigd om in
oktober te komen met een mededeling over Meststoffen. De mededeling zal zich richten
op het minder afhankelijk maken van de meststoffenindustrie van buitenaf, terwijl
tegelijkertijd wordt gezocht naar manieren om EU-landbouwers minder afhankelijk te
maken van meststoffen. Ook het stimuleren van biologische en andere alternatieven
voor traditionele meststoffen zal aan bod komen. Nederland zet zich in om RENURE-meststoffen
te kunnen gebruiken boven de gebruiksnorm voor dierlijke mest. Ik zal u voor het einde
van het jaar informeren over mijn actieplan hiervoor.
Reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie
op de Nitraatrichtlijn»
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de reactie van het verzoek van
de commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn».
De geeft de Minister aan dat het afbouwen van de mogelijkheid tot derogatie grote
gevolgen zal hebben voor de Nederlandse mestmarkt. Hij geeft hierbij aan dat het gebruik
van kunstmest in de Nederlandse landbouw fors zal gaan toenemen. Dit effect zal enigszins
gedempt worden door de 20% afname in totale bemesting die vanaf 2025 gerealiseerd
moet zijn in door nutriënten verontreinigde gebieden, welke tevens tot gevolg zal
hebben dat de opbrengst en mogelijk ook de kwaliteit van gewassen zal teruglopen.
Hierdoor zullen ook akkerbouwers en melkveehouders mogelijk negatieve financiële consequenties
ervaren door deze maatregelen. Het lid heeft bij dit gevolg verschillende zorgen:
doordat er mogelijk een afname is van de opbrengst van gewassen en de kwaliteit hiervan,
heeft dit grote invloed op de inkomens van boeren. De afname van opbrengst per hectare
heeft ook lichte invloed op voedselzekerheid. Is de Minister het eens met deze punten
en de gaat de Minister deze punten voorleggen aan de Europese Commissie om ervoor
te gaan zorgen dat voorkomen wordt dat verlies van derogatie hierop invloed gaat hebben?
En is de Minister bereid om te kijken of er opnieuw onderhandeld kan worden over derogatievoorwaarden?
Het uit productie nemen van zoveel hectares landbouwgrond door bufferzones valt niet
te verantwoorden. Bovendien zet het lid van de BBB fractie vraagtekens bij de wetenschappelijke
onderbouwing er van, kan de Minister deze discussie opnieuw aan gaan met de Europese
Commissie? Hoe ziet de Minister de autonomie van Nederland zelf, nu er vanuit Europa
op zulk detailniveau wordt ingegrepen?
Antwoord
Ik ben het met het lid van de BBB-fractie eens dat een mogelijke afname in opbrengst
en kwaliteit van gewassen door verminderde bemesting van grote invloed kan zijn op
het inkomen van boeren. Of er sprake is van invloed op de voedselzekerheid is niet
met een dergelijke zekerheid te stellen omdat de opbrengst per hectare van meer factoren
afhankelijk is dan alleen bemesting. Zoals in het Tweeminutendebat Mest van 6 oktober
jl. ook door mij is aangegeven zijn nieuwe onderhandelingen niet aan de orde. De beschikking
is inmiddels vastgesteld en Nederland is als zodanig gebonden aan de uitvoering hiervan.
Het lid van de BBB-fractie heeft ook zorgen over de gevolgen op de mestmarkt zoals
aangegeven is in de reactie. Er wordt hierbij gezegd dat de overige mest van melkveehouders
de mest uit de varkenshouderij weg zou kunnen concurreren op de mestmarkt, waardoor
de kosten voor varkenshouders zullen stijgen. Door de nationale plaatsingsruimte voor
stikstof uit dierlijke mest zal door het wegvallen van de derogatie afnemen. Hierdoor
zal de druk op de mestmarkt gaan toenemen. Dit kan mogelijk ook voor pluimveehouders
enige nadelige financiële consequenties hebben. Het lid van de BBB-fractie is van
mening dat deze financiële consequenties niet ten koste moeten komen van de Nederlandse
boeren. Is de Minister het hiermee eens en gaat de Minister kijken welke mogelijkheden
er Europees zijn om deze boeren te ondersteunen.
Antwoord
Door de afbouw van de derogatie zal de mestmarkt in Nederland krapper worden. De verwachting
is dat akkerbouwers eerder rundermest zullen afnemen, waardoor er voor varkensmest
minder ruimte op de mestmarkt zal ontstaan. Deze mest zal meer verwerkt moeten worden,
waardoor het als kunstmestvervanger in Nederland, of op een Europese mestmarkt gebracht
kan worden. Er zal dus meer varkensmest verwerkt dienen te worden. Pluimveemest wordt
reeds op grote schaal verwerkt, de verwachting is pluimveehouders dus minder effect
zullen ondervinden van de afbouw van de derogatie. Ik zet mij in om de hoogwaardige
mestverwerkingscapaciteit uit te breiden en zal op korte termijn hier een subsidieregeling
voor openen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier