Nota van wijziging : Derde nota van wijziging
36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)
Nr. 23 DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 14 oktober 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel XVI, onderdeel B, wordt «€ 106.671» vervangen door «het in deze onderdelen
hoogst vermelde bedrag».
2
Artikel XVII, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel a wordt «: of» vervangen door «; of».
2. Subonderdeel b komt te luiden:
b. Aan het slot van subonderdeel b vervalt «, of».
b. In subonderdeel 2 wordt «onderdeel 7°,» vervangen door «onderdeel 7°».
3
In artikel XXII, onderdeel L, wordt «eerde lid» vervangen door «eerste lid» en wordt
«op de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste volzin, artikel 9, tweede
lid, laatste volzin en op het bedrag, genoemd in artikel 9, derde lid, onderdeel c»
vervangen door «op de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste zin, artikel 9,
tweede lid, laatste zin, en artikel 9, derde lid, onderdeel c».
4
In artikel XXV, aanhef, wordt «Wet Milieubeheer» vervangen door «Wet milieubeheer».
5
Artikel XXVI wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
1. In onder 1, subonderdeel a, wordt «€ 0,39767» vervangen door «€ 0,46077».
2. In onder 2, subonderdeel a, wordt «€ 0,04792» vervangen door «€ 0,11852».
3. In onder 3 wordt «€ 0,39767» vervangen door «€ 0,46077».
b. In onderdeel B, onder 1, wordt «€ 0,06387» vervangen door «€ 0,07401».
c. In onderdeel C wordt «€ 777,66» vervangen door «€ 493,27».
6
Artikel XXVIII wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
1. In onder 1, subonderdeel a, wordt «€ 0,09776» vervangen door «€ 0,03069».
2. In onder 2, subonderdeel a, wordt «wordt verhoogd met € 0,05205» vervangen door
«wordt verlaagd met € 0,02299».
3. In onder 3 wordt «€ 0,09776» vervangen door «€ 0,03069».
b. In onderdeel B, onder 1, wordt «€ 0,01570» vervangen door «€ 0,00493».
c. In onderdeel C wordt «verlaagd met € 279,28» vervangen door «verhoogd met € 5,11».
7
Na artikel XLIXA, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «gewonnen aantal eenheden» vervangen door «gewonnen eenheden».
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Onder de omzet, bedoeld in het tweede lid, wordt mede verstaan het resultaat uit
een rechtshandeling die strekt tot het afdekken van een prijsrisico dat ter zake van
gewonnen of te winnen koolwaterstoffen wordt gelopen, tot ten hoogste het aantal in
het kalenderjaar in het vergunningsgebied gewonnen eenheden aardolie of aardgas dat
daadwerkelijk is verkocht. De eerste zin is niet van toepassing op rechtshandelingen
die zijn aangegaan met een aan de houder of medehouder verbonden lichaam als bedoeld
in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
I. Algemene toelichting
1. Aanpassen maatregelen energiebelasting in verband met de introductie van een prijsplafond
In de kamerbrief van 22 september 2022 heeft het kabinet aangekondigd een tijdelijk
prijsplafond energie te introduceren.1 In de kamerbrief van 4 oktober 2022 heeft het kabinet de Tweede Kamer nader geïnformeerd
over de uitwerking van het prijsplafond.2 Het prijsplafond komt in de plaats van de maatregelen in de energiebelasting die
erop waren gericht de kostenstijging van energie te dempen in 2023. Dit betekent dat
de eerder aangekondigde tijdelijke tariefverlaging in de eerste verbruiksschijf aardgas
en elektriciteit en de tijdelijke verhoging van de belastingvermindering geen doorgang
vinden.
2. Toepassing van de cijns in verband met hedgecontracten
Met de in deze nota van wijziging opgenomen wijziging van de Mijnbouwwet wordt bewerkstelligd
dat onder de voor de cijns relevante omzet eveneens wordt begrepen het resultaat uit
een rechtshandeling die strekt tot het afdekken van een prijsrisico dat ter zake van
gewonnen of te winnen koolwaterstoffen wordt gelopen (hedgecontracten). Hiermee wordt
verzekerd dat voor de toepassing van de cijns de daadwerkelijk door de vergunninghouders
gerealiseerde omzet wordt belast. Zonder toepassing van deze wijziging zou de cijns
worden berekend over de omzet die wordt behaald bij verkoop. Indien echter een vergunninghouder
een hedgecontract is aangegaan (bijvoorbeeld een zogenaamde prijsswap waarbij een
variabele prijs wordt geruild voor een vaste prijs), kan het voorkomen dat de omzet
die wordt behaald met de verkoop niet ook volledig aan de vergunninghouder toekomt,
maar voor een deel aan de partij met wie dit contract is gesloten. Dit kan ertoe leiden
dat de vergunninghouder cijns moet afdragen over een deel van de omzet dat op basis
van het hedgecontract toekomt aan een andere partij. Deze kwestie doet zich ook nu
al voor ten aanzien van het bepalen van de omzet voor de cijns, maar komt naar aanleiding
van de voorgestelde aanpassingen in de Mijnbouwwet versterkt naar voren, omdat als
gevolg van de voorgestelde verhoging van de cijns eveneens bij kleine volumes en ten
aanzien van de zeezijde (waar op dit moment een tarief van 0% voor geldt) cijns verschuldigd
is. Na signalen uit het bedrijfsleven en de Belastingdienst dat dit in voorkomende
gevallen tot een zeer onevenredige uitwerking zou kunnen leiden, wordt met deze nota
van wijziging geregeld dat het resultaat uit hedgecontracten wordt meegenomen bij
de berekening van de cijns. Hierbij gelden echter wel de voorwaarden dat het hedgecontract
is afgesloten tussen de vergunninghouder en een partij buiten het concern en dat het
resultaat alleen wordt meegenomen ten aanzien van het aantal gewonnen eenheden aardolie
of aardgas dat daadwerkelijk verkocht is.
Daarnaast worden met deze nota van wijziging een aantal omissies hersteld en een redactionele
aanpassing voorgesteld. Deze wijzigingen zijn toegelicht in de onderdeelsgewijze toelichting
van deze nota van wijziging.
3. Budgettaire aspecten
Aanpassen maatregelen energiebelasting in verband met de introductie van een prijsplafond
Het prijsplafond komt in de plaats van de maatregelen in de energiebelasting voor
2023. Daarom vinden de eerder aangekondigde tijdelijke tariefverlaging in de eerste
verbruiksschijf aardgas (–6,31 ct/m3 excl. btw) en elektriciteit (–7,06 ct/kWh excl. btw) en de tijdelijke verhoging van
de belastingvermindering (+ € 284,39 excl. btw) geen doorgang. Met deze nota van wijzing
wordt het wetsvoorstel Belastingplan 2023 op dit punt aangepast.
De budgettaire opbrengst van het schrappen van de verlaging van de energiebelasting
bedraagt € 4,76 miljard (inkomstenkant begroting). Ook de resterende reservering voor
gerichte steun via de energierekening van € 662 miljoen is vrijgevallen. Het kabinet
stelt voor om de vrijgekomen middelen van in totaal circa € 5,4 miljard in te zetten
ter gedeeltelijke dekking van het tijdelijke prijsplafond energie. Zie ook tabel 1.
Tabel 1: Budgettaire effecten schrappen incidentele verlaging energiebelasting (EB)
2023 (bedragen in € mln.)
Maatregel
Budgettair effect
Schrappen incidentele verlaging EB-tarief 1e schijf aardgas
€ 728
Schrappen incidentele verlaging EB-tarief 1e schijf elektriciteit
€ 1.689
Schrappen incidentele verhoging EB belastingvermindering
€ 2.342
Subtotaal – 2023 (inkomstenkant begroting)
€ 4.760
Vrijvallen reservering gerichte steun via energierekening
€ 662
Totaal – 2023
€ 5.422
Toepassing van de cijns in verband met hedgecontracten
Deze wijziging kan beperkte en daarmee niet relevante budgettaire effecten hebben.
Doordat hedgecontracten worden meegenomen zullen partijen die hun prijsrisico hebben
afgedekt toen er nog een lagere prijs voor koolwaterstoffen gold minder cijns hoeven
te betalen. Andersom zou bij een daling van de prijs van koolwaterstoffen door deze
wijziging de opbrengst kunnen toenemen.
Het merendeel van de productie van koolwaterstoffen is naar verwachting niet gehedged.
Voor dat deel heeft deze wijziging geen effect.
4. Uitvoeringsgevolgen
De wijzigingen in deze nota van wijziging zijn beoordeeld met de uitvoeringstoets.
Voor de wijzigingen in de energiebelasting zijn de uitvoeringsgevolgen beschreven
in de uitvoeringstoets die als bijlage bij deze nota is gevoegd.3 Voor de overige wijzigingen geldt dat de dienaangaande eerder opgestelde uitvoeringstoetsen4 onverkort van kracht zijn
5. Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
De wijziging van de maatregelen in de energiebelasting en de wijziging van de Mijnbouwwet
kennen geen of zeer beperkte gevolgen voor de administratieve lasten van burgers of
bedrijven.
II. Onderdeelsgewijze toelichting
Onderdeel 1
Artikel XVI, onderdeel B (artikel 33 van de Successiewet 1956)
In artikel XVI, onderdeel B, wordt voorgesteld de vrijstelling eigen woning (EW) in
artikel 33, onderdeel 5°, onder c, en onderdeel 7°, van de Successiewet 1956 (SW 1956)
per 1 januari 2023 te verlagen van € 106.671 tot € 28.947. Op grond van het voorgestelde
artikel LIX, onderdeel g, vindt deze wijziging van artikel 33, onderdeel 5°, onder
c, en onderdeel 7°, SW 1956 pas toepassing nadat artikel 35a SW 1956 bij het begin
van het kalenderjaar 2023 is toegepast. Na toepassing van de indexatie op grond van
artikel 35a SW 1956 komt «€ 106.671» echter niet meer voor in artikel 33, onderdeel 5°,
onder c, en onderdeel 7°, SW 1956 met als gevolg dat de wijzigingsopdracht niet kan
worden uitgevoerd. Deze technische onvolkomenheid wordt hersteld door in artikel XVI,
onderdeel B, niet te verwijzen naar het huidige bedrag van € 106.671 maar naar het
in genoemd artikel 33, onderdeel 5°, onder c, en onderdeel 7°, SW 1956 hoogst vermelde
bedrag.
Onderdeel 2
Artikel XVII, onderdeel B (artikel 33 van de Successiewet 1956)
Met de voorgestelde aanpassingen van artikel XVII, onderdeel B, worden enkele technische
onvolkomenheden hersteld.
Onderdelen 3 en 4
Artikelen XXII en XXV (artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto’s en
motorrijwielen 1992 en artikel 16b.17 van de Wet milieubeheer)
In de artikelen XXII en XXV wordt een redactionele omissie hersteld.
Onderdelen 5 en 6
Artikel XXVI en XXVIII (artikelen 59, 60 en 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag)
In de onderdelen 5 en 6 van deze nota van wijziging worden de wijzigingsopdrachten
per 1 januari 2023 respectievelijk 1 januari 2024 aangepast voor het tarief van de
eerste verbruiksschijf aardgas, aardgas voor blokverwarming, elektriciteit en aardgas
voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Tevens
wordt de wijziging van de belastingvermindering aangepast.
Onderdeel 7
Artikel XLIXA (artikel 62 van de Mijnbouwwet)
Het ingevolge deze nota van wijziging in het wetsvoorstel op te nemen artikel 62,
vierde lid (nieuw), van de Mijnbouwwet bewerkstelligt dat het resultaat van de in
het algemeen deel van deze toelichting genoemde hedgecontracten, positief of negatief,
bij de toepassing van genoemd artikel 62 wordt meegenomen in de berekening van de
omzet. Hierdoor sluit de heffing van de cijns aan bij de omzet die ook daadwerkelijk
aan de vergunninghouder toekomt. Dit alles geldt onder twee voorwaarden, namelijk
ten eerste dat het desbetreffende hedgecontract niet is afgesloten met een met de
vergunninghouder verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Zou een met een verbonden lichaam afgesloten
hedgecontract tevens worden meegenomen bij het bepalen van de omzet, dan doen de hiervoor
geconstateerde ongewenste gevolgen van de cijnsheffing zich op concernniveau niet
voor. Daarnaast wordt slechts het resultaat op hedgecontracten in aanmerking genomen
die betrekking hebben op ten hoogste het aantal in het kalenderjaar in het vergunningsgebied
gewonnen eenheden aardolie of aardgas dat daadwerkelijk is verkocht. Hiermee worden
eventuele speculatieve hedgecontracten buiten de voor de cijns relevante omzet gehouden.
De inwerkingtreding van deze wijziging van artikel 62 van de Mijnbouwwet vindt ingevolge
het wetsvoorstel plaats op 1 januari 2023.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën